44 | NIET ZWAAR, WEL LASTIG

Hoe geraak je als profwielrenner in vorm? Trainen in de rustige winterperiode voor een goede basis. Maar het jaar is nog maar net begonnen of de eerste wedstrijden zijn er al. In de jaren 80 toen Jos Lammertink beroepswielrenner was, waren het vooral wat losse wedstrijdjes in Italië, Frankrijk en Spanje, waar de renners zich als een soort warming up van het nieuwe seizoen, los konden rijden. In het begin is het aantal kilometers nog niet hoog en zo reden ze zich langzaam maar zeker in vorm. En al gauw verschenen de eerste etappekoersen op de agenda, zoals de Ruta del Sol en de Ronde van de Middellandse Zee. Deze laatste koers heeft Jos vier keer aan de start gehad. “Mooie koers om aan een goed seizoen te werken”, vertelt Jos. “Je bereidt je voor op de voorjaarsklassiekers. Hoge bergen zitten er niet in. Je rijdt rond de Middellandse Zee. Het is niet al te zwaar, maar lastig is ie wel. Natuurlijk wordt er hard gereden. Ik kwam er in mijn eerste deelname in 1980 al meteen achter dat er scherp gekoerst werd.”

Jos reed voor de HB-ploeg en toonde meteen zijn reputatie als tijdrijder. In de proloog werd hij vierde achter Gerrie Knetemann, Jean-Luc Vandenbroucke en Jan Raas. “Vandenbroucke had ik als amateur al een paar keer geklopt. Ik bewees dat ik van hetzelfde niveau was en dat mijn overwinning als amateur in de Ster van Bessèges in ‘78 geen toevalstreffer was.”
In 1980 was er ook nog een tijdrit op de Mont Faron. Jos: “Dat zou niet mijn cup of tea zijn. Maar ik werd niet uit het klassement gereden en werd zesde in de eindstand  op een dikke minuut van winnaar Knetemann.” Als broekie finishte hij tussen vijf renners van de TI Raleigh ploeg bij de eerste tien. Niet gek.
In 1984 werd Jos vierde in de proloog met Knetemann als winnaar. In 1987 eindigde Jos twee keer bij de eerste vijf en in ’88 won hij namens TVM de eerste etappe in de Ronde van de Middellandse Zee. Hij klopte zijn voormalige ploegmaat Eddy Planckaert in de sprint en veroverde hij daarmee de leiderstrui. Hij verliet echter de koers vanwege de ziekenhuisopname van zijn vrouw Annette, waarover we in deze serie al eerder schreven.

Jos  startte in het voorjaar ook een paar keer in Parijs-Nice. “Dat is een koers met meer aanzien”, vertelt hij. “Hij levert voor de ranking meer punten op en is vooral van belang voor de renners die zich voorbereiden op Luik-Bastenaken-Lui en de Waalse Pijl.”
In 1980 startte de HB-formatie in Parijs voor de zogenaamde Rit naar de Zon. Op weg naar de Mont Ventoux sneeuwde het. Stamsnijder, Thaler en Jos hadden na de lange afdaling over de spekgladde weg een enorme voorsprong, maar hadden de pech dat de koers geneutraliseerd werd. Het veld lag te ver uit elkaar, vond de jury. De organisatie achtte doorrijden onverantwoord en stopte de koers. Pech voor Jos die grote kans maakte op de etappezege. Parijs-Nice werd dat jaar gewonnen door Gilbert Duclos-Lasalle. Jos werd 21ste, maar was niet de beste Nederlander. Dat was Knetemann die derde werd. Hennie Kuiper eindigde als dertiende, Hennie Stamsnijder als veertigste.
In 1984 was hij als lid van de Panasonic-ploeg van de partij. “Ik reed voor de broers Walter en Eddy Planckaert. We wonnen de ploegentijdrit. Bert Oosterbosch was er als supertijdrijder ook bij. Hij had de proloog ook al gewonnen voor Jean-Luc Vandenbroucke, Alain Bondue en Bernard Hinault. De Kneet werd vijfde, Jos zevende en Vanderaerden elfde. De ploeg van Peter Post was ook succesvol in de eerste etappe naar ChalonsurSaône. Eddy Planckaert won. Vanderaerden werd tweede en Jos die de sprint aangetrokken had, finishte zelf als vierde. Na de ploegentijdrit mocht Jos de leiderstrui aantrekken. Oosterbosch was de dag ervoor op grote afstand binnengekomen. In de derde etappe wist hij de trui te behouden, maar daarna namen anderen de leiding over. “Ik kijk daar heel goed op terug. Het was wel Parijs-Nice, een koers met aanzien”, zegt Jos, “en als je dan na je carrière de dozen met krantenknipsels en foto’s nog eens bekijkt, besef je pas dat Monsieur Chrono Jacques Anquetil me in de leiderstrui heeft gehesen, ga je het nog meer waarderen”. Parijs-Nice werd dat jaar gewonnen door Sean Kelly voor Stephen Roche en Hinault. Steven Rooks was op de negende plek de beste Nederlander. Henk Lubberding werd dertiende. Jos eindigde als 37ste.

In 1985 waren Kelly en Roche weer de beste twee in Parijs-Nice. Jos eindigde als 52ste. Hij was wel deelnemer èn Panasonic won wel de ploegentijdrit maar ditmaal was zijn bijdrage minimaal. In de week na Parijs-Nice kwam de reden van het mindere presteren aan het licht en kon hij door de eerder beschreven schildklierproblemen dat jaar niet meer meedoen aan wedstrijden.
Daarna reed Jos deze koers niet meer, ook al omdat TVM er niet startte.

Foto boven. Jos wordt gehuldigd als klassemenstleider in Parijs-Nice met naast hem oud-Tourwinnaar Jacques Anquetil


1980 Parijs-Nice. Barre omstandigheden.


1984 Parijs – Nice. Ploegentijdrit. Jos in tweede positie achter Henk Lubberding. 



43 | STAMSNIJDERTJE SPELEN

De nationale titelstrijd bij het veldrijden staat op de rol. Komend weekend gaan de crossers in Hoogeveen op jacht naar de roodwitblauwe trui. Mooi moment om de cross-avonturen van Jos nog eens onder de loep te nemen. Want, zoals de iets jongere Rob Kleinsman mij onlangs vertelde, in de tijd toen Jos nog volop croste, kon niemand van hem winnen. “Als hij als amateur en prof ook volop was gaan crossen, had ik het willen zien”, aldus Kleinsman. “Dan hadden Stammie en Herman Snoeijink er een enorm grote concurrent bij gehad.”

We gaan even terug naar de tienertijd van Jos. Hij was adspirant en na de nieuwe indeling was hij nieuweling en junior voor hij amateur zou worden in 1977. Hij werd één keer Nederlands kampioen bij de adspiranten, één keer bij de nieuwelingen en twee keer bij de junioren. In die fase van zijn loopbaan verloor hij slechts één keer een cross en dat was op het EK voor junioren in 1977 in het Poolse Jelenia Góra toen de Duitser Wicke er met de titel vandoor ging, omdat Jos niet in de gaten had dat hij de finish naderde. Jos: “Wicke stak de handen in de lucht. Ik dacht: waarom doet hij dat? Toen kon ik niks anders doen dan vreselijk balen. Bondscoach Cees Zoontjes had me moeten waarschuwen. Het EK was voor mij de belangrijkste wedstrijd en dan gebeurt dat. Ik heb op weg naar huis niet veel meer gezegd.”

Revanche nemen op het WK kon niet, want er bestond destijds nog geen WK voor junioren.

Het begon allemaal in de buurt van Jos’ ouderhuis in Hoge Hexel. Daar crosten Jos, broer Herman en neef Jonny erop los. “Ik heb daar speciale herinneringen aan”, vertelt Jos. “Daar speelden we Stamsnijdertje. Hennie was onze neef, een jaar of vier ouder en toen al een gerenommeerd veldrijder. Dat wilden wij ook.”

Jos’ eerste NK – in 1974 in Valkenswaard – was meteen een gouden medaille. 1. Jos Lammertink, 2. Rinie van Dijk, 3. Wim de Laat. “Mijn vader was er altijd bij, maar had die week enorm last van zijn rug. Hij kon niet mee, moest plat liggen. Dat was heel jammer. Ik herinner me dat we thuiskwamen met de roodwitteblauwe trui en een grote bos bloemen. Mijn vader lag in bed.” (zie foto boven)

In 1975 in Helvoirt werd het erepodium gekaapt door AWV De Zwaluwen uit Almelo (foto). Goud voor Jos, zilver voor broer Herman, brons voor Hans Boom. Het NK was typerend voor het hele seizoen. De Zwaluwen beheersten alle wedstrijden waaraan ze deelnamen.
Jos werd junior en ging door met winnen. Hij reed met zijn vader doordeweeks al naar Cadier en Keer waar het NK gehouden zou worden. “Daar nam hij vrij voor”, zegt Jos. “We probeerden een tandwiel uit, waarmee ik daar met de lichtste versnelling op de steilste bult naar boven kon rijden. We hadden ons optimaal voorbereid, terwijl ik toentertijd elke wedstrijd heer en meester was. Maar wat wil het geval, het regende die dag. Ik moest veel lopen en weinig fietsen. Mijn voordeel was weg.”
Althans dat leek zo. Jos had bij de finish even goed minuten voorsprong op de nummer 2 Jos van Gerwen en de nummer 3 Peter Winnen.

Een jaar verder was het NK dichter bij huis. In Berg en Dal bij Apeldoorn op 16 januari 1977 ging de titelstrijd andermaal van een leien dakje. 1. Jos, 2. Berry Zoontjes, 3. Peter Damen.

Eenmaal amateur was het gedaan met crossen. Op voorspraak van Amstel-ploegleider Herman Krott focuste Jos zich op de wegwedstrijden. De liefde voor het veldrijden bloedde dood. Maar Kleinsmans stelling dat Jos bij de amateurs en profs ook een sterke veldrijder geweest zou zijn, werd een enkele keer wel bewezen. Want soms pakte Jos in de winter een wegfiets en ging ermee het veld in. Bij een crossfiets zitten de commandeurs (versnellingshendels) aan het stuur, dan hoef je het stuur niet los te laten. Bij een wegfiets zit de versnellingen op de schuine buis. “Dat is een nadeel”, zegt Jos, “want je moet met dat gehobbel bij elke verandering van versnelling met je hand van het stuur en het is ook irritant, omdat die hendels in de weg zitten als je de fiets op de nek draagt.”
In het Oldenzaalse Hulsbeek reed de landelijke top mee. Jos kwam net terug van een 14-daagse zonvakantie in Torremolinos. “Ik zag eruit als een neger, maar aangezien ik in Oldenzaal woonde, besloot ik toch maar mee te doen. Hij schreef zich in en won daar geheel onvoorbereid de wedstrijd voor mannen als Scheffer, Stamsnijder en Snoeijink. Scheffer werd enkele weken later derde op het wereldkampioenschap”, glimlacht de oud-kampioen.

Wat leuk is: tientallen jaren later zat Jos na een veldtoertocht in Beltrum gezellig met een bokbiertje aan de bar. Gerrit Scheffer was er ook en ze spraken over het verleden. “Dat jij eigenlijk nooit gecrost hebt”, zei Gerrit. Jos herinnerde hem aan die nationale cross in het Hulsbeek. “Ik heb je daar zelfs geklopt, zei ik. En niet eens op een crossfiets, maar gewoon op mijn wegfiets”. Scheffer ontkende dat. Ik heb hem toen het verslag van die wedstrijd, dat destijds in de Twentsche Courant stond, gefaxt. Het was waar.”

Eens te meer is duidelijk dat Rob Kleinsman het gelijk aan zijn zijde had. Stel dat Jos ook als amateur en prof was blijven veldrijden…

Jos wint het NK in Helvoirt met voorsprong 


Jos en zijn clubgenoten broer Herman (links) en Hans Boom bezetten namens De Zwaluwen het erepodium in Helvoirt.

Jos snelt naar de finish van het NK in Apeldoorn (januari 1977).

 

42 | AFGEKEURD, MAAR NOOIT ZIEK

In juli 1995 liet Jos de Orthopedagogische Instelling De Marke in Rekken achter zich. Hij solliciteerde bij de Van Dam Groep en werd aangenomen. In principe was dat niet zo moeilijk. Hij kon zich gratis aanbieden voor het Rijssense installatiebedrijf. Dat vraagt om uitleg. “Ik was arbeidsongeschikt als groepsleider door de reuma en ontving daarvoor een uitkering van het UWV. Ik volgde de opleiding HBO-P&O op kosten van Rekken en mocht daar op P&O werken. Van het UWV kreeg ik de gelegenheid om vóór juli 1997 ergens definitief een passende functie te vinden. Dan kon ik de opleiding afgerond hebben. Een extra stok achter de deur dus”, vertelt Jos.

Zijn vraag of hij bij Van Dam op personeelszaken kon werken, kwam op een goed moment. Jos: “Zij hadden tweehonderd werknemers, maar geen afdeling P&O. Het aanbod om dat kosteloos voor hen op te zetten, kon doorgaan, zo zei de financieel directeur als ik daarnaast ook Arbo-coördinator ging worden en oh ja, de salarisverwerking hoorde eigenlijk ook bij P&O. Ik ging akkoord en kon de uitdaging aangaan.”
Van Dam had veel werk dus was het zaak om te zorgen capabele mensen binnen te halen. Jos vervoegde zich bij middelbare scholen om zich te presenteren, om stagiaires werven van Apeldoorn, Zwolle tot Enschede. Op open dagen stond hij met een stand het installatie-vak te promoten. Hij gaf voorlichting aan ouders. Lange dagen, tien uur was eerder regel dan uitzondering. Daarnaast ging hij één dag naar school in Enschede en ’s avonds en in het weekend moest hij aan de studie.

Jos vertelt dat het na anderhalf jaar bij Van Dam de hoogste tijd werd om het over de toekomst te hebben. “We hadden wel gesproken over de gratis opstart, maar niet over een eventueel vervolg. Want ze konden in feite volstaan om mij na twee jaar te bedanken voor de bewezen diensten en gewoon afscheid te nemen. Ik had inmiddels wel een alternatief, maar ik had het toch ook wel naar mijn zin bij Van Dam. Leuke collega’s. Ik had wel iets met die bouwvakkers die het in weer en wind moesten verdienen. Ondanks dat ik nooit ziek was geweest, vond de financiële man het toch wel een risico om een reumaklant in dienst te nemen. Dat deed hij natuurlijk ook om het salaris nog wat te drukken, maar daar schopte hij mij wel even behoorlijk mee tegen de schenen. Wat dacht hij wel niet? Bovendien zou het bedrijf door het UWV de eerste vier jaar elk eventueel ziekteverzuim vergoed krijgen. Uiteindelijk kwamen we eruit en sloten een arbeidsovereenkomst met uitgestelde betaalplicht. Daardoor hadden Van Dam en ikzelf de zekerheid te blijven.”
Jos had een betaalde baan en was er blij mee.
Het bedrijf groeide gestaag. Tientallen werknemers per jaar erbij, veel jeugd. In 2000 waren er 375 werknemers in dienst, daarnaast regelmatig tientallen ingeleende werknemers en uitzendkrachten. Er werd ook een bedrijf in Duitsland gestart. De afdeling P&O kreeg zowaar het groene licht om het personeel op die afdeling te verdubbelen. Naast het bestaande gebouw aan de Fahrenheitstraat werd een drie verdiepingen tellend kantoorgebouw.

Jos’ naamsbekendheid had zo zijn voordelen. ‘Weet je wel dat ik nog een achter- achter- achterneef van jou ben? Hier heb je mijn rechtstreekse- en mobiele nummer’. Of: ‘Vroeger ging ik altijd naar die profkoersen kijken, daar reed ook een Lammertink mee’. “Ja dat ben ik toevallig bla bla. Deuren die anders voor je gesloten bleven, gingen open. Een half uur in de wacht of vijf keer doorverbinden, was er niet meer bij. Gepast misbruik maken heet zoiets.”
De reuma stond ondertussen niet stil en veroorzaakte meer pijn en ongemak. Jos somt op: “Elke morgen om 06.00 uur eruit, lang onder de douche om de pijnlijke gewrichten op te warmen. De ontstekingsremmers, pijnstillers en maagzuurtabletten waren al standaard en daarnaast kwam er in de loop der jaren heftige medicatie bij. Een paar voorbeelden. De reumatoloog schrijft pillen voor en je krijgt er een verwijzing voor de oogarts bij mee, omdat als bijwerking het netvlies van de ogen los kan laten. Jarenlang aan de prednison, gewone kuren, stootkuren prednison, afgewisseld door maandenlang zogenaamde onderhoudsdoses. Een opgeblazen hoofd en ruim twintig kilo gewichtstoename tot gevolg die je er nooit meer af kunt krijgen. Het heftigste was de jarenlange chemo als medicijn voor de reuma. De theorie hierachter: je geeft iemand een bepaalde dosis vergif (mtx) waardoor je immuunsysteem dusdanig in de war raakt en dan stopt om jezelf ten gronde te richten. Het heeft maar enkele bijwerkingen zoals misselijkheid, braken, verminderde eetlust, diarree, ‘grieperig’ gevoel, zoals spierpijnklachten, hoofdpijn, slaperigheid, ontsteking van het mondslijmvlies, huiduitslag en jeuk. De lever, nieren en longen moeten daarom zeer regelmatig gecontroleerd worden. Een injectie ’s avonds voor het slapen gaan en de volgende ochtend kotsend voor de WC is gangbaar, maar het gaat wennen. Ook ben je na enkele maanden niet meer de hele week misselijk. Je krijgt voor drie maanden injecties mee die je 1 x per week moet injecteren. Even voor het idee wat voor een troep het is, in 2016 werd bekend dat in een periode van tien jaar dertien personen overleden zijn aan de gevolgen van het gebruik van dat medicijn. In alle dertien gevallen ontstaan door verwisseling van de frequentie, eenmaal per dag in plaats van eenmaal per week. Na een weekje ging je dan de pijp uit.”

Het motorrijden moest Jos tot zijn spijt ook vaarwel zeggen. Een crossmotor aantrappen lukte hem niet meer bij en enige spierkracht is ook wel handig bij een wegmotor. In de weekends werd er nog wel gefietst, maar dat begon steeds meer een strijd te worden. “Als ik met vrienden op pad ging, werd ik als eerste gelost. Ik kon niet meer gaan staan op de pedalen en het minste of geringste hoogteverschil voelde aan als een col van eerste categorie. In de jaarlijkse relatietocht van Jan Bakker reed ik naast Rob Kleinsman van Rijssen naar Markelo. Op de eerste glooiingen van het fietspad moest ik weer maximaal gaan, terwijl iedereen gezellig met elkaar aan het keuvelen was. Ik informeerde naar Robs hartslag, die was 95 bpm, terwijl ik 180 had. Verderop in die tocht ben ik volledig kapot bij Bert Boom in de bezemwagen gestapt.”
Op het werk in Rijssen werden de verschillende verdiepingen met de trap bedwongen. Dat ging eerst vlotjes, lekker op de power met twee à drie treden tegelijk maar kostte me geleidelijk steeds meer moeite. De oorzaak leek hem aanvankelijk een gebrek aan conditie. Geen tijd meer om te trainen, dan zal dit wel het gevolg zijn. “Op een gegeven moment kreeg ik steeds vroeger ’s middags het gevoel een ‘hongerklop’ te hebben. Even naar de snoepautomaat in de kantine voor een stuk Mars of Nuts bleek dan ook geen oplossing. Thuisgekomen viel ik op de bank in slaap. Annette zei opbeurend ‘nu zit je op kantoor de hele dag alleen maar een beetje aan een potlood te likken en dan val je hier nog op de bank in slaap ook’. Onverklaarbaar.”

De kracht in zijn armen was ook al jarenlang afgenomen, de spierballen minimaliseerden. Een multomap optillen was er niet meer bij. Een kopje koffie optillen, gewoon zwaaien of de hand opsteken in het verkeer evenmin. Zijn vingers gingen steeds krommer staan. Irritant met al die sollicitatiegesprekken, een fatsoenlijke hand geven was er niet bij. De reumatoloog vermoedde dat zijn pezen aangetast waren door de reuma, dat kwam wel vaker voor. En omdat de vingers nog wel enigszins gebogen konden worden, zou een operatie uitkomst kunnen bieden. Bij nader onderzoek bleken de pezen intact en werd hij door een neuroloog doorverwezen naar Nijmegen.

Na onderzoek in Nijmegen in 2003 bleek het een spierziekte te zijn. Jos: “Als de diagnose gesteld wordt, heb je het vaak al vijf jaar. Het eerst merk je dat met traplopen en fietsen, vertelde men mij.” Het was de spierziekte die hem anno 2024 nog altijd, maar veel ernstiger, kwelt. Het UWV kwam ook weer in beeld. Hij richtte thuis een kantoor in, zodat hij niet meer zo vaak naar Rijssen hoefde te reizen en de bedrijfsarts schreef hem in een afbouwschema eerst drie halve dagen rust voor. “Die ziekmeldingen deed ik zelf bij de Arbodienst maar ik werkte thuis gewoon door”, vertelt Jos. “Janine, een collega van mij, had dat wel in de gaten en toen het de spuigaten uit begon te lopen, waarschuwde zij op een gegeven moment de bedrijfsarts. ‘Ga maar eens thuis bij hem kijken wat hij doet als hij rust moet houden’, luidde Janines advies. Willen is kunnen. Ik ging gewoon door net als tijdens mijn loopbaan als beroepswielrenner en in Rekken.”

Tegenwoordig is hij nog steeds in dienst bij Van Dam en werkt vanuit huis met hulpmiddelen zoals spraakherkenning en oogbesturing. “Ik doe onder andere de salarisverwerking en wat daar zoal bij komt kijken en de mutaties richting pensioenfonds. Dat gebeurt in samenspraak met de UWV. Ik ben in 2010 volledig afgekeurd, maar mag nog wel een paar uurtjes per week werken. Sommigen verklaren mij voor gek, maar ik doe het, omdat ik me nog nuttig kan maken. Als ik ’s morgens de krant uit heb, lees je die niet voor de tweede keer en dan is een dag lang in op die vierkante meter in de hoek van de kamer. Ook ben ik blij dat van Dam mij de gelegenheid biedt, zo heb nog iets omhanden. Het gaat niet zo snel, maar ik heb tijd genoeg. In deze verstelbare stoel kan ik de armen nog bij het toetsenbord krijgen. Zo wil ik hier per se mijn pensioen halen in 2025. Willen is kunnen. Tien jaar geleden zei men al dat het een ongeloofwaardig doel was van mij, maar ik wil me niet ziek melden. Dat heb ik nooit gedaan.”

Foto bovenaan: Jos en Annette arriveren in oktober 2022 bij het Rijssense Brodshuis voor de viering van het 25-jarige dienstverband van Jos bij de Van Dam Groep.
Foto midden: Van Dam bestaat 75 jaar. Jos poseert.

Directeur Gerrit van Dam reikt Annette een ruiker aan tgv het zilveren jubileum van Jos. Links Gerrit van Dam sr.

 

 

Alle jubilarissen poseren

41 | TELEFOON UIT DE KOEPEL

Het werd januari 1990. Het contract met TVM was ten einde. Beroepswielrenner Jos Lammertink was definitief gefinisht. Hoe vervelend en betreurenswaardig dat in zijn laatste jaar is gegaan, met een negatieve hoofdrol van ploegleider Cees Priem, hebben we al eerder besproken. Het was op 1 januari 1990 de hoogste tijd geworden om vooruit te denken, om aan een nieuwe job te beginnen, om het volgende hoofdstuk van zijn werkzame leven aan te vangen. Harry Löwik, opperhoofd van een immense meubelzaak, maar bovenal een enthousiast wielerman, bood hem een baan aan en daar zei Jos geen nee tegen. Om uiteindelijk als deskundig verkoper te kunnen werken moest hij wel eerst in alle disciplines ervaring opdoen. Hij kwam te werken op de afdeling meubel bezorging en klachtenafhandeling en liep met collega Ronny mee om het vak te leren. “Ineens sleepte ik met zware meubels. Vrachtauto’s in en uit, kasten en bedden monteren,  flats in en uit. Pfff”, verzucht Jos 33 jaar later.

Löwik was ook sponsor van de Almelose Wielervereniging De Zwaluwen die in de promotiecompetitie koerste. Omdat de winnende vereniging promoveerde naar de topcompetitie, zou de 33-jarige Jos daarin nog een voorname rol kunnen spelen, zagen Löwik en de zijnen. Ach en Jos moest aftrainen. Zo maar stoppen en niks meer doen, is niet goed. Dus reed hij mee in de klassiekers  van die competitie. “Daarnaast reed ik regionaal wat criteriums en soms een wedstrijd in Duitsland.  Regelmatig won ik dat soort koersen op ervaring. Soms schoot in de slotfase van een klassieker de kramp in mijn benen. ‘Als ik won zei men: ja logisch, jij bent tien jaar prof geweest. En als ik niet won, zei men: hoe kon je verliezen als je zoveel ervaring hebt.”
De Zwaluwen promoveerde naar de topcompetitie. Jos kreeg aanbiedingen van andere verenigingen die ook dezelfde stap wilden maken. Hij kon dan duizend gulden per deelname aan een klassieker verdienen. Hij bleef echter de club uit Almelo trouw. Het was een overzichtelijk bestaan voor de oud-prof. Werken bij Löwik en er nog wat pegels bijverdienen bij de amateurs. Zo verkocht hij in 1992 een klassieker aan Nico Wolthuis, geboren Almeloër die koerste bij de Meteoor, een club uit het noorden des lands. Wolthuis wilde ook wel eens een wedstrijd winnen en waarachtig lukte hem dat in de bekende Drentse Dorpenomloop, een wedstrijd die zijn sponsor veel publiciteit opleverde. Jos: “Hij bood me 750 gulden. Mijn ploegleider Dick van Egmond, aan wie ik het na de wedstrijd maar gewoon had opgebiecht- had daar weinig vertrouwen in. ‘Dat betaalt hij nooit Jos’, zei Dick. Maar ’s avonds om half 7 ging de bel en kwam Wolthuis met het afgesproken bedrag. Ik heb het vervolgens verdeeld onder mijn ploegmaats. Ze kregen de man 125 gulden. Sommigen hadden nog nooit zo’n groot bedrag aan een koers overgehouden.”
De Drentse wielerjournalist Dick Heuvelman schreef die dag een fijne column over de afspraak tussen Wolthuis en Lammertink. In juli 1993 stopte Jos definitief als wielrenner.

Het werk bij de firma Löwik was van tijdelijke aard. Arjan, een zwager van Jos, werkte in Rekken op de Rekkense Inrichtingen, zoals die toentertijd in de volksmond genoemd werden. “Met verjaardagen was Rekken altijd een boeiend onderwerp. Ik luisterde naar zijn verhalen over de streken die de baldadige jeugd daar uithaalde. Zelf was ik vroeger de braafste niet maar dat gedrag overtrof alles. Ik solliciteerde en werd aangenomen als groepsleider op de Orthopedagogische Instelling De Marke in Rekken, zoals de officiële naam luidde en gaf daarbij aan dat ik graag ook direct zou willen starten met de opleiding voor inrichtingswerk. Dat was voor mij als uitzendkracht niet mogelijk. Bovendien zou ik wel genoeg hebben aan de vele indrukken die ik te verwerken zou krijgen, gaven ze aan.
Dan doe ik het zelf, zei ik en volgde de driejarige opleiding MBO-IW in Hengelo naast een fulltime job. Rekken betaalde de kosten ervan terug zodra ik de vaste aanstelling kreeg. Sympathiek. Ik had er ook zeker geen spijt van en heb er veel geleerd over de achtergronden van kinderen tussen de 12 en 18. In Rekken gaven we leiding aan jongens en meisjes die vaak geen liefde en aandacht hadden gehad in hun jeugd. Aangenomen kinderen, van sommigen waren de ouders onbekend of zaten in de gevangenis. Anderen waren ontspoord omdat hun ouders een zaak hadden die ze veel belangrijker vonden.”
Jos leerde er met conflicten om te gaan of met onverwachte situaties. “Ik ben 1 meter 93, maar de leider van de groep was nog een kop groter. Ik pakte ze altijd eerlijk aan. Je moet die kinderen geen kunstjes flikken”, zegt hij en geeft een voorbeeld van de eerste aanvaring die hij meemaakte. “Peter, een jongen van een jaar of 16 zat op tafel. Ik zei: Peter een tafel is niet om op te zitten, ga op de bank zitten. Hij deed net of hij het niet hoorde. Ik pakte hem bij de schouder om hem naar de bank te begeleiden. Hij stribbelde tegen en riep dat ik met mijn poten van hem af moest blijven. ‘Of moet ik je een schroevendraaier in de strot duwen.’ Ik liet hem weten dat ik zijn gedrag niet pikte en zette hem op de bank. Hij had laten weten dat hij tegen de nieuwe groepsleider wat durfde te zeggen en ik had bewezen dat ik de situatie aan kon.”

De jeugd in Rekken kreeg alle kans om wat te maken van hun toekomst. Op het complex was een school van waaruit ook stages werden geregeld. Jos: “Dat was strak geregisseerd en volgens de regels. Ook vakanties op de camping, skiën in Oostenrijk of op het zeilschip De Tukker met de jongeren aan de slag, zijn me bijgebleven. Maar de reden dat ze in Rekken woonden, was dat ze er al overal een potje van hadden gemaakt en onhandelbaar waren weggestuurd. Rekken was dan de laatste kans voordat ze ‘gesloten’ gingen. Er waren positieve uitzonderingen, maar die werden dan door groepsgenoten snel op andere gedachten gebracht, ging dat niet goedschiks, dan maar kwaadschiks.”

Dat leidt dan regelmatig tot conflicten bij de bewoners, zowel onderling als tegen de leiding. “Daar kun je tegen of niet’, vertelt Jos. “En dat vele collega’s er niet tegen konden, bleek wel uit het verloop onder het personeel dat erg groot was. Ik heb collega’s gezien die er helemaal op stuk liepen. Ook had je groepsleiders die zich om de haverklap ziek meldden of andere smoesjes bedachten om niet te hoeven werken. Die hadden dan een vast dienstverband en liepen de kantjes eraf. Ze gingen er regelmatig een paar weekjes of langer tussenuit. Een bloedhekel had ik aan dat gesimuleerde ziek zijn.”

Jos was in Rekken goed op zijn plek. Als de groepen kleiner waren, nam hij zijn pupillen mee om te gaan mountainbiken. Dan kregen ze van hem iets uitdagends voorgeschoteld, bijv.  om van een steile helling af te gaan of te springen. “Ik ben ook met hen gaan motorcrossen. Met dank aan Henk Seppenwoolde en Henk Poorte huurden we het circuit af in Lichtenvoorde. Vonden ze geweldig natuurlijk .”Hij herinnert zich ook nog een jongen, waarvan de twee oudere broers in het Huis van Bewaring zaten. “Toen hij achttien was, mocht hij op eigen benen staan. Een paar maanden later hoorde ik dat hij in een zorgcentrum een bejaarde man had vermoord. Toen zat hij ook in de bajes. Het is een van de vele voorbeelden van pupillen die later aan lager wal geraakt zijn.”

Nog een anekdote uit de vorige eeuw. Jos kreeg op een dag een telefoontje vanuit de Koepel in Breda. “Ik werd doorverbonden naar een ex-pupil van Rekken, een zekere Saul, een jongen van Costa-Ricaanse afkomst. Hij had aan een medegedetineerde die vroeger wielrenner was geweest, verteld dat zijn voormalige groepsleider in Rekken de Tour de France had gereden. ‘Wie was dat dan’, had zijn maat gevraagd. ‘Jos Lammertink’, had Saul geantwoord. ‘Die ken ik’, zei de medegevangene. ‘Ik zal hem eens even bellen.’ Via de receptie werd ik hier in Wierden gebeld. Zo kreeg ik ze beiden aan de telefoon. Saul en Johan van der Velde die daar destijds een straf uitzat voor een misstap die hij gepleegd had.”
Na de succesvol voltooide MBO-opleiding was de HBO-opleiding SPH (sociaalpedagogische hulpverlening) op de Saxion Hogeschool het logische vervolg. Hij deed een toelatingstoets en mocht in het tweede jaar instromen. Na een jaartje kreeg hij echter steeds meer last van zijn gewrichten, onverklaarbaar en steeds pijnlijker. Afwisselend, dan weer in de heup, knie, schouder of enkel en soms dagen niet en dan weer extreem pijnlijk. Alsof ze met een priem (hij weer!) in je gewrichten staken. Jos: “Probleem was dat je de bewoners niet moest laten zien dat je pijn had. Dan werd daar onherroepelijk misbruik van gemaakt. Dus pijnstillers, één uur voordat ik tijdens mijn nachtdienst op moest staan om de groep te wekken, op de nuchtere maag. Dan kon ik tenminste lopen alsof mij niets mankeerde, maar ondertussen verrekte ik wel van de pijn. Uiteindelijk kwam ik  maanden daarna voor een tweejaarlijkse controle bij de bedrijfsarts in Winterswijk. Ik vertelde over de gewrichtsklachten en hoe ik dat oploste met de diclofenacs en naproxen. ‘Maar hoe kom jij aan die medicatie en dan in die hoeveelheden?’ vroeg ze mij verbaasd. Ik kon haar zo drie sportartsen en de huisarts opnoemen die mij allemaal, onafhankelijk van elkaar, de recepten voorschreven. ‘Als jij nog geen maagzweer of maagbloeding hebt dan krijg je er wel een. Daar moet je acuut mee stoppen.’ Dat kan niet, reageerde ik, dan kan ik niet meer lopen en ik moet zo om 14.00 uur beginnen”.
De reactie was logisch. ‘Jij begint helemaal niet. We gaan een bloedonderzoek doen’, kreeg Jos te horen. Een paar dagen later meldde de uitslag RA oftewel reumatoïde artritis. Dat is een chronische ziekte en het adequaat begeleiden van jongeren als groepsleider was daarmee uitgesloten. “Ik was per direct ziek als groepsleider.”

Diezelfde week nog had hij een gesprek met de directeur. Die prees hem als voorbeeldige collega, die nooit te beroerd was om voor en ander in te vallen. Wat zou je willen, vroeg hij. Jos antwoordde dat hij op het Saxion de opleiding HBO-P&A (Personeel en Arbeid) zou willen volgen. “Dan kan ik het in de toekomst met de mond verdienen”, zei hij. Hij mocht overstappen. “Ik had al aangetoond dat ik goed met de computer die toen in opkomst was, kon omgaan. De directeur plaatste mij op kantoor als medewerker P&O. Ik wisselde de geitenwollen sokken voor een colbert.”
In 1995 stopte Jos in Rekken en stapte over naar De Van Dam Groep in Rijssen. Daarover gaat volgende week deel 2 van Jos’ carrière na het wielrennen.
(foto boven: Jos Lammertink aan de leiding in de Ronde van Nijverdal met in zijn kielzog Dick Dekker en Erwin Kistemaker)



40 | SLAPELOZE NACHT

Op de palmares van Jos is de overwinning van de klassieker Kuurne-Brussel-Kuurne in 1984 zeker een van de pareltjes. Vooral als je kijkt naar de overige namen op de lijst van winnaars. Stuk voor stuk zijn het topcoureurs die eind februari / begin maart in het West-Vlaamse Kuurne juichend over de meet geflitst zijn. En hoeveel Nederlanders staan er tussen? Weinig. Want de concurrentie is groot. De renners die aan de start staan, zijn na een uitgebreide voorbereiding in de winter, gebrand op de zege. Ze hebben zich nog nauwelijks met elkaar kunnen meten en staan te trappelen om het nieuwe seizoen van meet af glans te geven, om te laten zien dat ze klaar zijn voor een fraai wielerjaar. Kortom, ze willen allemaal winnen in het stadje aan de Leie.

Jos, debutant in de Panasonic-ploeg, had de Ster der Beloften al in de benen, waarin hij tweede was geworden achter ploeggenoot Eddy Planckaert (foto links). Daags voor Kuurne-Brussel-Kuurne reed hij de Omloop het Volk waar – zoals ook de bedoeling was van Panasonic – Eddy Planckaert andermaal won. Panasonic had ten opzichte van de Kwantum-ploeg de eerste klap uitgedeeld na de opsplitsing van TI Raleigh. Ze zaten maar met liefst zes renners bij de eerste negen. Jos werd zevende.
Daags erna waren er twee koersen, Kuurne-Brussel-Kuurne en de Ronde van Belgisch Limburg. De ploeg werd opgesplitst. Jos kreeg die zaterdagavond op zijn hotelkamer in Gent bezoek van tweede ploegleider Jules de Wever, die hem zei: ‘Awel Jos, we gaan morgen op weg naar Kuurne uw kaart spelen.’ Jos was verheugd, maar kreeg ook de zenuwen. “Ik heb de hele nacht niet geslapen”, vertelt hij. “Ik voelde ineens een enorme verantwoording. Vanderaerden en de broers Planckaert zouden in zo’n situatie meteen aan het ouwehoeren slaan. Die konden de boel op scherp zetten en dan toch zelf nog winnen. Ik trok het me aan. De Wever had een snaar geraakt. De druk stond op de ketel.”

Jos had de Ster der Beloften bijna gewonnen, maar ploegleider Peter Post maakte hem daar wel de spelregels duidelijk. Nu werd hij gepromoveerd tot kopman en was hij nerveus. De wedstrijd verliep aanvankelijk niet zo best voor de lange Tukker. In een van de krantenverslagen staat zijn reactie na afloop. ‘In het begin van de koers had ik verschrikkelijk dikke benen. Ik was niet vooruit te branden, maar blijkbaar tobde de rest ook met de naweeën van de koude, slechte weersomstandigheden in Het Volk.’
Later ging het beter, maar reed hij ook nog een keer lek. Walter Planckaert – tien jaar ouder dan Jos – wachtte op hem en bracht hem terug naar het peloton. Uiteindelijk ontstond er een kopgroep van acht man. “In de spurt liep het gesmeerd”, herinnert Jos zich nog goed. “Walter was een kei als het gaat om het aantrekken van een sprint. Hij was mijn derny in de finale, loodste me overal tussendoor en zo kon ik het keurig afmaken.”
Het was de eerste overwinning van Jos in het shirt van Panasonic. Walter Planckaert werd zelf nog tweede en diens landgenoot Marc Dierickx finishte als derde. Hij was destijds de meesterknecht van Adrie van der Poel en thans de eerste verzorger van diens beroemde zoon Mathieu.
Na Dierickx finishten de andere renners van de kopgroep, achtereenvolgens Marc Madiot, Dirk Heirweg, Stephen Roche, Hans Langerijs en neoprof Gert-Jan Theunisse.

Het mag dan een semiklassieker zijn, de koers naar Kuurne staat mooi op je erelijst. De Telegraaf meldde destijds dat het een grote overwinning was. Jos vertelt dat het later nog vaak vermeld werd. ‘Lammertink, voormalig Nederlandse kampioen en oud-winnaar van Kuurne-Brussel-Kuurne’, staat er dan. “Best mooi. Het is een wedstrijd die je niet zomaar wint”, besluit hij zijn terugblik op die mooie eerste zondag van maart in 1984.

39 | SCHILDKLIER

Jos was in 1980 nog maar een paar maanden prof toen het sukkelen begon. Zoals we eerder al schreven zat de Ziekte van Pfeiffer hem dwars. Op enig moment werd hij daarvan genezen verklaard, maar het was niet over. Dat wil zeggen, Jos voelde in de volgende jaren gaandeweg dat hij minder goed werd. “Dan moest ik na een etappekoers eerst een paar dagen rustig aan doen. De gevolgen van de Ziekte van Pfeiffer waren nooit weg. “Ik werd niet meer de oude”, vertelt hij en niemand wist destijds wat er aan de hand was. ‘Probleem’ was dat hij jaarlijks toch nog af en toe een koers won waardoor zijn ‘geklaag’ minder snel als serieus werd geïnterpreteerd. In 1985, in dienst van Panasonic, reed Jos vanaf het begin van het seizoen slecht, zoals hij zelf zegt.

Jos’ geluk was dat Post in dat jaar bij de Universiteit Maastricht als eerste profploeg een traject was ingeslagen waarbij de ploeg medisch werd begeleid. Harm Kuipers -de oud-wereldkampioen schaatsen- was daaraan als arts en hoogleraar bewegingswetenschappen verbonden en deed de testen. Jos legt uit: “Een veelgebruikte sporttest is het meten van de hoeveelheid creatinekinase in het bloed tijdens een maximaaltest. Dit stofje, kortweg ck genoemd, speelt een rol in de energievoorziening van de spier. Pas als de spiercellen kapot gaan, komt de creatinekinase in relatief grote hoeveelheden in het bloed. Een hoge ck-waarde duidt dus op schade aan de spier. Wie kent niet de extreme spierpijn bij ongebruikelijke inspanningen? Toch herstelt de spierschade in een gezond lichaam zich vanzelf. Een goede nachtrust, even uitfietsen of een massage doen al wonderen.”

Bij de uitslag van die maximaaltest van de Panasonics bleek dat van de zeventien renners er vijftien een ck-waarde onder de 100 hadden. Vanderaerden had 130, omdat hij nog nauwelijks had kunnen trainen. Lammertink had meer dan 1200. Alle alarmbellen gingen af, wat een gigantisch verschil en Post vroeg aan Jos wat hij had uitgespookt. “Nou gewoon, fietsen. Terwijl mij dat al jaren op sommige momenten heel veel moeite kost. Hij had connecties in het Dijkzicht Ziekenhuis in Rotterdam. De dokters ontdekten dat mijn schildklierfunctie nog maar 5% was. Bij 0 ben je dood. De schildklier regelt de stofwisseling voor alle organen en maakt schildklierhormoon aan die de energiebalans in het lichaam reguleert. Niet onbelangrijk. Het afbreken van de afvalstoffen in de spier werkte dus ook naar rato. De spierschade kreeg bij mij geen tijd om te herstellen, maar dat stapelde zich juist steeds meer op in de spier”, legt Jos uit. De hypothyreoïdie c.q. uitgeschakelde schildklier is een auto-immuunziekte en is niet te genezen. Het was te wijten aan het Epstein-Barrvirus (die de veroorzaker is van de Ziekte van Pfeiffer). De klacht dat Jos sinds Pfeiffer in 1980 niet meer de oude was waren te wijten aan de geleidelijke afname van de schildklierfunctie en kwam uiteindelijk in zijn zesde jaar als beroepsrenner aan het licht.

Jos: “Achteraf bezien waren de resultaten in het voorseizoen best wel acceptabel, al zeg ik het zelf. De wintertraining in het veld en op de weg waren niet extreem lang, maar super effectief. Per weekend een of twee klassiekers op het programma met daarbij veel gelegenheid tot herstel was geen probleem, dan was ik sterk kon niet kapot. Regelmatig was ik qua niveau gelijk aan de kopman, maar schikte ik me in een dienende rol. Vanaf de etappekoersen Parijs-Nice, Tirreno-Adriatico en anderen waarbij de inspanning zich dagelijks opvolgen, voelde ik de teruggang in prestatie jaar na jaar meer opkomen, niet wetende waaraan dat lag. Etappekoersen zoals de Ronde van Spanje 1981 en 1984 kon ik niet uitrijden. Geen selectie voor een wereldkampioenschap. In het naseizoen was ik steeds uit vorm. In Rotterdam vonden ze dus de oorzaak.”

Het jaar 1985 was verloren. In de uitslagenlijsten van Jos kwam dat jaar niet voor. Een van de dokters van het Dijkzicht die betrokken was bij het onderzoek van Jos’ schildklierproblemen, was internist-intensivist Arend Jan Woittiez die puur toevallig ook in 1985 in dienst kwam van het Streekziekenhuis Almelo. Hij is dertig jaar zijn behandelend internist geweest. Jos: “Drie jaar geleden sprak ik hem in een sportcafé in Wierden in verband met de naderende Ronde van Overijssel. Hij was intussen al gepensioneerd en was daar te gast als verrassing voor mij. Hij vertelde toen dat ik de spierziekte waaraan ik al jaren lijdt, achteraf bezien ook al in 1985 onder de leden had. Dat was nieuw voor mij, maar hij kon het toelichten. Om de niet werkende schildklierfunctie te compenseren, dien je dagelijks een bepaalde dosis schildklierhormoon te nemen, zoveel microgram per kilo lichaamsgewicht. Die dosering luistert heel nauw, een te lage of te hoge schildklierwaarde is niet aangenaam. Bij mij bleek de normale dosering niet te volstaan en was het niet duidelijk waarom. Totdat in 2003 bij mij de spierziekte IBM werd ontdekt. Deze ziekte breekt de spier af en de spiermassa wordt omgezet in bindweefsel en vet. En kun je dat dan bij een bloedonderzoek zien? Ja. En waaraan dan? Aan dezelfde creatinekinase ck waarde zoals ik eerder uitlegde. De schildklierhormonen neem je oraal in en worden onder andere door de spieren opgenomen in het lichaam. En aangezien mijn spieren meer en meer worden aangetast, heeft dat gevolgen voor de opname van de medicatie in het lichaam. En er was vanaf ’85 een veel hogere dosering nodig, waaruit zonder twijfel geconcludeerd kan worden dat het proces van spierafbraak toen al was gestart. Helaas is het lichaam niet in staat om de spier bij deze nieuwe auto-immuunziekte te herstellen. De spierafbraak gaat onafgebroken door totdat er niets meer af te breken valt.”

Niettemin heeft Jos als prof 38 overwinningen geboekt, waaronder het Nederlands Kampioenschap op de weg in 1986. Een week eerder was hij afgepeigerd terug gekomen uit de Ronde van Zwitserland, zou op het NK een controlerende rol vervullen, maar kwam in de beslissende kopgroep terecht en won. Hij is van mening dat er meer ingezeten had, als hij in die jaren fit was geweest. Door de goede resultaten in het voorjaar verdiende hij dat jaar een goed contract bij TVM. “Maar ik moest er steeds weer maximaal voor gaan. Ik reed altijd door tot ik niet meer kon. Willen is kunnen, zei ik altijd. Dat was voor mij tientallen jaren een succesvol motto.”

Jos sluit het droevige relaas af: ”Tegenwoordig is ‘luisteren naar je lichaam’ een belangrijk credo. Had ik dat maar veel eerder gedaan, dan was ik er misschien niet zo beroerd aan toe geweest als nu.”

38 | GEROEZEMOES IN HET HOTEL

Als beroepsrenner diende Jos vijf broodheren: HB-Alarmsystemen, B&S Wegenbouw-Elro Snacks, Vivi-Benotto, Panasonic en TVM. Het shirt van Vivi-Benotto droeg hij slechts één jaar, in 1983. Zoals zo vaak staan je netwerk en/of toevallige ontmoetingen aan de basis van een dienstverband waaraan je een week eerder nooit gedacht zou hebben. Toeval bestaat niet. Jos was op een dag even langs gewipt bij de fietsenwinkel van Bert Boom in Enter. Daar zat een vertegenwoordiger van Vivi, een Italiaans kinderfietsmerk. Die vertelde dat zijn baas het jaar nadien sponsor zou worden van een wielerploeg Vivi-Benotto. En geen amateurploegje, maar een team voor beroepsrenners. Jos kwam met de beste man in gesprek. Je kunt nooit weten. Hij wilde eigenlijk wel weg bij Elro. “Die ploeg was niet professioneel genoeg”, vertelt hij. “Ik maakte toen via die vertegenwoordiger een afspraak met die Italianen. Gregor Braun, destijds een bekende renner die ik in het peloton al regelmatig tegenkwam, had er ook getekend.”
De deal kwam tot stand. Jos glimlacht. “Ik sloot een tweejarig contract af en ging miljonair worden in Italië. Miljonair in lires wel te verstaan -een miljoen lire was 1700 gulden- en het vooruitzicht was zo riant dat ik al stiekem durfde te kijken naar de prijzen van de 4-deurs Maserati’s aldaar.”

Het eerste trainingskamp in Bormio begon al met een huzarenstuk van Jos, die als chauffeur van gemotoriseerde voertuigen nogal onverschrokken was in die tijd. Daarover hebben we al eerder geschreven. De vrouwen mochten ook mee. Jos en Annette gingen op pad met hun Opel Senator en moesten uiteraard ook de Alpen over. Op enig moment stonden ze voor een pas die hen naar de Italiaanse grens moest voeren. Maar die was gesloten. Overvloedige sneeuwval. Wat nu? Doorrijden, dacht Jos en zonder sneeuwkettingen ging hij glibberend de berg over. Hoe vaak schreeuwde Annette ‘Jos, Jos, Jos’? Hoe vaak sloeg ze de handen voor de ogen? Hoe vaak dacht ze een diepe afgrond binnen te glijden. Maar de stoïcijnse chauffeur slibberde door langs ravijnen en rotswanden en kwam waarachtig ’s avonds laat heelhuids bij de grenspost aan. Maar die was gesloten. Niet onlogisch. Het paar moest wachten tot 6 uur in de ochtend en probeerde in de Senator te slapen.

Het trainingskamp liep goed. “Ik heb er goed kunnen trainen. Er zaten naast onze ploeg nog meer renners die zich op het seizoen voorbereidden. Annette speelde spelletjes jokeren met onder andere Guido Bontempi en ik legde contacten”, herinnert hij zich.
Zo maakte Jos kennis met de Italiaanse ploeggenoot Graziano Salvietti, wiens schoonvader een hotel runde in zijn woonplaats in Toscane. “En daar kon ik in januari met hem als gids al terecht om lekker te trainen in aanmerkelijke betere weersomstandigheden dan hier”, vertelt hij.

Goed op de reis voorbereid ging Jos op pad, bevoorrading bij de hand, de wegenkaarten gesorteerd, de verschillende valuta marken, schilling en lires in aparte envelopjes en zo verliepen de ruim 1300 kilometer voorspoedig. Vol moraal in één ruk naar het zuiden. De reis werd alleen onderbroken door een paar tankbeurten. De start van zijn privé trainingskamp verliep niet geheel voorspoedig.
Jos: “Na de eerste nacht op de bestemming heerste er een opgewonden sfeertje in de ontbijtzaal met veel gepraat en geroezemoes in het hotel. Daar bleek dat iedereen die zijn hotelkamerdeur niet had afgesloten, ongewenst bezoek had gehad en was bestolen. In mijn beste Duits, Frans en Italiaans legde ik aan medegasten uit dat ik daar helemaal niets van snapte. Je hoort het toch als er iemand binnenkomt. Ik doe mijn deur nooit op slot en ben toch altijd direct wakker, zei ik. Onderwijl begon ik me toch wat minder zeker te voelen en ging toch maar eens kijken op mijn kamer. Ik had op verschillende plaatsen geld, in die broekzak, die binnenzak, in die jas en de polstas. En wat bleek? Ik was ook bezocht. Ik had helemaal niks meer. En ik had niks gemerkt. Op hangende poten ging ik terug naar beneden. De boeven spoten een bepaald soort gas onder de deur door de kamer in, waardoor de gast in een diepe slaap terecht kwam. Daardoor konden ze ongestoord hun gang gaan. Ik miste mijn paspoort, rijbewijs, girobetaalkaarten en 4000 gulden.”

Zo zag zijn eerste trainingstocht met Graziano in Toscane er door dit voorval heel anders uit dan hij zich had voorgesteld. Toch was er bij terugkomst nog wat positiefs te melden. De schoonmaaksters hadden in een badkuip van een niet verhuurde kamer alle buitgemaakte spullen teruggevonden. ‘Alleen’ het contante geld was verdwenen. Een zorg minder voor Jos en de andere gedupeerden.

Verder verliep het trainingskamp voorspoedig. Onder gunstige weersomstandigheden konden flink wat kilometers gemaakt worden. In goede conditie en vol zelfvertrouwen reed Jos terug naar huis om eind februari samen met Gregor Braun af te reizen naar de Ronde van Sardinië. Braun won de etappekoers. Terug in Wierden bleek dat het salaris van de maand januari nog niet overgemaakt was. Jos: “Ik had in ’82 het huis gekocht waar we nu nog steeds in wonen. Een derde deel van de hypotheek moest in vijf jaar extra afbetaald worden. Ik stopte maar met het bekijken van de advertenties voor de nieuwste Maserati. Lang verhaal kort, in mei kregen we het salaris van januari. Het was allemaal slecht geregeld bij Vivi-Benotto. Onze ploegleider Franco Montanelli had een liefje in Tsjechië. Hadden wij ergens een wedstrijd, dan zat hij bij haar en liet hij een stroman de koers doen. Bovendien was hij vooral geïnteresseerd in de resultaten van Franco Chioccioli. Dat was overigens een goeie renner. Die kreeg waarschijnlijk wel zijn salaris en hoorde dan ook niet bij de klagers.”

Jos was de enige Nederlander bij de ploeg. Dat was een natuurlijk een nadeel: “Ze spraken alleen Italiaans. Aan tafel verstond ik bijna niks van de gesprekken, hoewel ik in de auto Italiaanse lessen volgde. Dat was leerzaam. Ik vond het een mooie taal.” Er schiet hem een anekdote te binnen. “We kwamen een keer van de training. Een collega kwam net van het toilet en zei Pff, stanco. Ik dacht, ja ja, hè, hè. Daar hoef je je niet voor te verontschuldigen. Wie ruikt er nou lekker als je van de WC komt, dus ik maakte maar een beweging van het is je vergeven. Maar toen ik later leerde wat stanco betekende, kon ik een lach niet onderdrukken. Moe. Hij was moe.”

De conclusie was duidelijk. Jos’ Italiaanse avontuur was een mislukt jaar. “Ik stond op de bank in het rood, kreeg geen salaris en ook geen reiskostenvergoeding. De ploegen moeten bij de UCI een borgsom betalen voordat ze als ploeg een licentie kunnen krijgen. Dat is bedoeld voor calamiteiten, maar daar waren ze blijkbaar ook onderuit gekomen. De KNWU zou het regelen met de UCI. Ik heb wel wat teruggekregen, maar dat was niet meer dan de reiskosten. Het netto resultaat bleef onder nul.”
Het jaar 1983 was voor Jos dan ook geen succesjaar. “Ik was de meesterknecht van Braun. De Italiaanse renners zelf waren niet zo gecharmeerd van de voorjaarsklassiekers in het noorden. Te koud, nat en al dat gehobbel op de kasseien. Toch lieten we ons in de koers nog regelmatig van voren zien. Steeds weer liet ik me overhalen om weer voor een koers naar Italië te komen, dan zou ook het achterstallige loon betaald worden. Evenzovele malen bleek dat een loze belofte. Ik kreeg gaandeweg een enorme hekel aan ploegleider Montanelli. Altijd beloven en niks doen. Domani zei hij dan. Morgen. Hij kwam nooit iets na.”

Eind augustus nam Jos deel aan de Ronde van Nederland met een mixploeg van landgenoten die in andere buitenlandse ploegen reden. Hij werd tweede in de proloog en eindigde op de negende plaats, pal achter Henk Lubberding die hem – zoals we al eerder beschreven – bij Peter Post voordroeg voor het jaar 1984. Gelukkig voor hem lukte dat en kon hij afscheid nemen van het vermaledijde Vivi-Benotto.

De ploeg 


1983. Parijs-Roubaix, Jos rijdt Bernard Hinault uit het wiel


1983. Amstel Goldrace, Jos op kop met links van hem Jan Raas en rechts Steven Rooks.

37 | DE NIEUWE MERCKX?

Altijd belangrijk in vroegere wielertijden: Olympia’s Ronde, de etappekoers van iets meer dan een volle week. Die wilde een amateur graag winnen, want dan was de kans om beroepswielrenner te worden groter, een doel dat de meeste topamateurs nastreefden. Dat gold zeker ook voor Jos Lammertink. Op 24 mei 1979 startte hij als 21-jarige renner van de Amstel ploeg voor de derde keer in deze koers. De twee vorige rondes door Nederland was al duidelijk geworden dat een concollega van goeden huize moest komen, wilde hij Jos voor blijven.

De concurrentie voor de eindzege beziend kwam Jos allereerst uit bij tweevoudig winnaar Arie Hassink, trainings-, streek-en ploeggenoot. Hij stond in 1979 voor de elfde keer aan de start. Verder had je destijds sterke coureurs als Theo de Rooij, Jacques van Meer, Henk Mutsaars, Adrie van der Poel, Guus Bierings en Jos’ ploegmaat Adje Wijnands. “Arie en ik golden binnen de Amstel ploeg als gerenommeerde renners, dat wist ik zelf ook”, vertelt Jos ruim 44 jaar na dato. “Na de voor Amstel succesvol verlopen ronde van 1978 hoopte ik te winnen. Ik heb me toen uit de naad gefietst voor Arie. Ik heb hem die twee keer enorm goed geholpen. Ik was zijn superknecht. Hij had vrij veel aan mij te danken. Dus verwachtte ik dat hij in ’79 wat terug zou doen. Maar onze ploegleider Herman Krott gaf al aan dat Arie ook deze keer een beschermde renner zou zijn. Arie zei zelf ook dat ik hem maar moest proberen te kloppen.” Krott sprak zich bij voorbaat in een van de dagbladen nog eens duidelijk uit. ‘Ik ben de baas. Ik bepaal de tactiek. Heus, Arie krijgt zijn kans. In Limburg mag hij laten zien wat hij kan. Dan moet Jos maar proberen te volgen. Zo is de afspraak. Niet anders.’

Jos herinnert zich nog goed dat hij niet tot de oogappels van Krott behoorde. Hij moest zijn ambities geheel op eigen kracht zien waar te maken. Dat bleek in Bladel ook bij de proloog voor koppels over negen kilometer. Arie reed met Wijnands, Krott zette Gerrit Möhlmann naast Jos en zei erbij: ‘Er wel even aan denken Jos dat je aan de meet Gerrit voor laat gaan. Anders rijd jij misschien de hele Ronde in de oranje leiderstrui.’ Of dat raar is? Ja, dat is het wel. Wellicht wilde hij Möhlmann als trouwe knecht iets gunnen. Wij wonnen en hadden vanzelfsprekend dezelfde tijd. Eigenlijk had ik toen ook al de oranje trui.” Het duo Hassink/Wijnands werd derde meteen al een halve minuut. Achter hen eindigden De Rooij en Ad Prinsen als vierde op veertig seconden.

De volgende dag was het al raak. “Het was slecht weer. Gerrit was al snel gelost. Hij was op de kasseistroken rond Bladel bang in de regen. Ik zat erbij in Schijndel en mocht de oranje trui aantrekken”, zegt Jos. Hans Plugers won de etappe voor Johnny Broers en Jos’ plaatsgenoot Wim Albersen.
Meteen daarna volgde de eerste graadmeter, een tijdrit over ruim 20 kilometer. Jos vloog over de Brabantse wegen en won glansrijk. Op 21 seconden volgde Adrie van de Poel, de volgende renners hadden al bijna een minuut achterstand. Het tweede deel van de etappe bracht de renners naar Zuid-Limburg. In Hulsberg won Damen. Jos moest na materiaalpech hard werken, maar hield stand.

Daarna volgde weer een krachtmeting met de pittige etappe van Hulsberg naar Hulsberg. Er gebeurde veel, de klimmers deden hun best, maar Jos reageerde op grootse wijze. De verslaggevers van de diverse kranten waren lyrisch. Een citaat: ‘Vijftien kilometer voor Hulsberg — de koplopers bezaten toen nog een voorsprong van bijna twee minuten op een achtervolgende groep van zeven renners onder wie Lammertink — vond de Wierdenaar het welletjes. Hij kromde de rug, zette aan, en knabbelde zonder enige hulp van het gezelschap waarin hij verkeerde, vijftig seconden van de achterstand op de koplopers af.
Lammertink fietste zo hard, dat Theo de Rooij, Frits Schür en Ad van Peer, toch geen kleine jongens in het amateurwielerkorps, moesten afhaken. Alleen Van de Poel en Von Löffelholz (foto links) konden, zij het met moeite, het moordende tempo van Lammertink volgen. De winst in de tijdrit in Schijndel en zijn grandioos gereden finale van gisteren, ontlokte bij Krott de uitspraak: Jos reed die laatste kilometers reed à la Merckx.’
Dagblad Trouw reageerde met: ‘Wanneer Lammertink een nieuwe Merckx wordt genoemd, is dat vooral als voorbeeld bedoeld. En eerlijk is eerlijk. De Wierdenaar straalt tot nu in Olympia’s Ronde van Nederland een klasse uit, die Merckx in de overeenkomstige fase van zijn fietsleven ook etaleerde. „Dat kon je op de Fromberg zien,” draaide bondscoach Rini Wagtmans de film nogmaals af. „Hij kwam als eerste boven en loste zonder om te kijken drie renners. Hij sloeg op niemand acht. Zoiets zag je vroeger alleen Eddie Merckx doen’, aldus Johan Woldendorp in Trouw.
Een dag later stond de zg koninginnenrit op de rol. Veel schermutselingen met onder andere Jacques van Meer, Ad Wijnands, Adrie van der Poel en Jos’ neef Hennie Stamsnijder als uitblinkers, maar Jos was andermaal alert.
Jos: “Ik koos voor 13-18 achter en 42-53 voor. In die tijd hadden we nog maar een 6-pion. De andere renners kozen voor lichtere versnellingen om over al die bulten te kunnen rijden. Ik moest de steile Keuteberg dan wel als eerste opgaan, want als je af moest stappen, kwam je daar met ‘een 18’ niet meer op gang. Dus draaide ik als eerste de Keuteberg op,  zo gezegd, zo gedaan”, aldus de grijnzende Jos.
Uitslag: 1. A. Wijnands (Amstel) 152 km in 3.51.29 (m. bon.), 2. J. van Meer (Gazelle) 3.51.34 (m. bon.), 3. H. Stamsnijder (Uitkomst) 3.51.48 (m. bon.), 4. Jos Lammertink (Amstel) 3.52.49, 5. A. v. d. Poel (Van Erp), 6. F. von Löffelholz (W.Dld.), 7. F. Schür (Elite) 3.54.15, 8. Theo de Rooij (Gazelle) 3.54.17, 9. P. Kuys (Elite) 3.54.22, 10. A. Hassink (Amstel) zt
Klassement na Limburg: 1. Jos Lammertink (Amstel) 10.27.56, 2. A. Wijnands (Amstel) 10.29.46, 3. A. v. d. Poel (Van Erp) 10.29.47, 4. H. Stamsnijder (De Uitkomst) 10.29.53, 5. G. Bierings (Van Erp) 10.30.38, 6. J. van Meer (Gazelle) 10.30.58.

In de volgende etappe gebeurde veel. Adje Wijnands zat in de goeie ontsnapping en reed ploegmaat Jos bijna uit de trui. Hun ploegmakker Theo Peeters won in Sint Willebrord de rit voor Wijnands en De Rooij.
Jos kwam na afloop met een ontboezeming. Dat lezen we in de dagbladen van toen. Hij had aan den lijve ondervonden wat het betekent om als leider rond te fietsen in een etappekoers. ‘Ik heb ervaren dat het niet niets is om vanaf het begin de trui te dragen, je rijdt je rot. Niemand doet meer iets voor je en ze proberen je aan alle kanten te flikken’, aldus Jos.  Een jaar eerder klaagde Hassink dagelijks steen en been over het zware lot van een koploper. De Needenaar kon toen echter wel te allen tijde terugvallen op zijn ploeg, waarin ook Lammertink zijn steentje bijdroeg. Nu de rollen omgedraaid zijn, loopt het allemaal niet zo soepeltjes. Hassink is zijn kopman nauwelijks van nut geweest in de laatste twee ritten. Oorzaak: een knieblessure. Ploegleider Krott zei daarover: ‘Nu Lammertink Hassink nodig heeft is hij er niet. Dat is precies waar ik altijd zo bang voor ben geweest.’ De Amsterdammer is er wel van overtuigd dat Hassink buiten zijn eigen schuld verstek moet laten gaan. Hij gelooft dat de knieblessure niet gesimuleerd is en dat Hassink wel wil, maar gewoon niet kan.

Op naar Dieren, de thuisbasis van Gazelle. Henk Mutsaars won met De Rooij als tweede en Van der Poel als derde. De strijdbare Jos werd vijfde op geringe achterstand en bleef leider.
Een citaat van Van der Poel uit een van de kranten: ‘lk geloofde echt zelf in de ritzege. Meer zat er voor mij niet in. Want Jos reed weer geweldig. Zo krijgt niemand een kans om hem weg te rijden. Alleen moet-ie er toch in de finale wel door hebben gezeten. Want normaal spurt-ie toch erg goed mee. Maar nu bleven De Rooij en ik hem makkelijk voor.’ Die illusie ontzenuwde Lammertink een paar meter verderop, schrijft de krant vervolgens. Jos reageerde: ‘Mijn voetriem was gebroken. Ik kon dus nooit voluit sprinten. Echt waar, anders win ik waarschijnlijk de etappe ook nog. Ik ben nergens nog bang voor.’

Een kort ritje naar Neede, de woonplaats van Arie Hassink en Jos Alberts (ook van Amstel), werd gewonnen door de Rus Jarkin. Jan Jonkers (Union) nestelde zich op de derde plaats van het klassement.
Op de Needse berg was vervolgens een tijdrit over ruim 22 km gepland.  Jos was weer de sterkste. Het was weer een signaal dat hij klaar was om met een gerust gevoel de overstap naar de profs te gaan maken. Eerste vijf tijdrit: 1. Jos 29.01, 2. G. Bierings (Van Erp) 29.25 (m. bon.), 3. J. Jonkers (Union) 29.33 (m. bon.), 4. G. Schipper (Batavus) 29.57, 5. A. v. d. Poel (Van Erp) 30.00
Na afloop meldde Jonkers zich bij Jos met de vraag hoe hard hij de Needse berg opgereden was. Jos: “Hij was er zelf met een snelheid van 70 km per uur tegenop gereden, zei hij. Hangend aan de ploegleidersauto. Hij vroeg het mij en suggereerde dat ik ook aan een auto had gehangen, gezien mijn snelle tijd over die 22 km.”
Van der Poel had het hoofd al in de schoot gelegd, zo meldde hij een dag later in een van de kranten:  ‘Lammertink is toch de sterkste.’

Een dag later won Versluis in Veenendaal de massasprint van het eerste deel van de zevende etappe. Deel 2 leverde een zege op voor Bert Wekema die in Kijkduin zijn medevluchters (twee Russen) klopte.
Jos had in 1978 de laatste etappe naar Amsterdam gewonnen en zou dat als klassementsleider weer gaan doen, maar tot verbazing van velen werd hij door medevluchter Prinsen geklopt. Jos: “Mijn voet schoot uit de toeclip, gaf ik als oorzaak aan. Maar Krott heb ik direct het eerlijke verhaal verteld. Ad Prinsen bood me duizend gulden als ik hem liet winnen. En aangezien ik in Oldenzaal met Annette net was gaan samenwonen, kon ik dat bod niet laten lopen. Via Prinsens ploegleider Ben van Erp ontving ik die duizend gulden en was er blij mee. Zelfs Krott had er begrip voor.”

Eindstand Olympia’s Ronde 1979
1. Jos Lammertink (Amstel/foto)) 29.58.02, 2. A. Wijnands (Amstel) op 2.27, 3. J. Jonkers (Union) op 2.33, 4. A. v. d. Poel (Van Erp) op 3.05, 5. A. Prinsen (Gazelle) op 3.19, 6. G. Bierings (Van Erp) op 3.55, 7. H. Stamsnijder (Uitkomst) op 4.41, 8. H. Mutsaars (Driessen) op 5.15, 9. Bas van Lamoen (Batavus) op 5. 5.59, 10. J. Broers (Van Erp) op 6.17, 11. F. Schür (Elite) op 6.27, 12. A. Hassink (Amstel) op 6. 51.
In het klassement zien we nog enkele streekgenoten van Jos. Op 19.22 eindigde Dick van Egmond (Nijverdal) als 34ste. Op 20.43 werd Nico Hilberink (Den Ham) 37ste en op 26.39 werd Han Vaanhold uit Haaksbergen als 49ste geklasseerd. Kort daarachter is Wim Albersen (Wierden) 51ste op 28.46.
En verder nog: 61. Jos Alberts (Neede), 71. Jan Posthuma (Weerselo), 75. Henk Boom (Markelo), 77. Peter Steyn (Wierden), 87. Gerard Veldscholten (Oldenzaal).

Gerrit Möhlmann (rechts) en Jos, winnaars van de proloog en de huldiging van de rondemiss.


Eindwinnaar Jos straalt, de rondemiss straalt. Wat wil je nog meer?


 

Eind goed, al goed. Jos met zijn zeer tevreden ploegleider Herman Krott.

 

36 | PFEIFFER

De wielrenner Jos Lammertink barstte van het talent. Als adspirant won hij vrijwel alles, als nieuweling ook, als junior eveneens. Als amateur won hij vaak, maar had zich als lid van de semiprofessionele Amstelwielerploeg te schikken aan de belangen van het team. Anders was het aantal podiumplaatsen in die categorie veel groter geweest.

In 1980 trad Jos toe tot het profpeloton. En toen was het gedaan met de vanzelfsprekendheid dat hij in elke wedstrijd tot de favorieten behoorde. We hebben in deze serie al regelmatig beschreven hoe de ploegdiscipline hem noopte tot ‘knechtenwerk’ of hoe hij op geraffineerde wijze in zijn dadendrang beknot werd, zoals bij TVM het geval was. Hij kwam als beroepsrenner echter ook nog een ander obstakel tegen, een lastige dwarsligger, een onzichtbare opponent. Noem deze pechduivel Pfeiffer.

Het begon al meteen in 1980. Jos was prof geworden bij de kersverse HB-Alarmsystemen-ploeg en was direct kopman. De eerste wedstrijd was subiet een voltreffer: de Grand Prix de Saint-Raphaël. In de voorjaarsklassiekers reed hij in de voorste gelederen en in de Ronde van Spanje won Jos een etappe. Perfecte start van de nieuwe episode in zijn leven, zou je zeggen. Maar het liep anders. Gaandeweg het seizoen ging Jos minder goed rijden. “Ik begon te sukkelen”, vertelt hij, “kwam niet meer vooruit. Voor de Ronde van Spanje heb een periode gehad met 39 à 40° koorts en een keelontsteking en hoofdpijn. Tot de dag voor de proloog heb ik in bed gelegen. De rittenkoers verliep moeizaam, logisch, het was mijn eerste grote ronde. Dat zal dan wel het afzien zijn, dat is dan blijkbaar het bestaan van een beroepsrenner, niet piepen, dacht ik. Onder mijn ‘motto willen is kunnen’ heb ik steeds dieper in de reserves getast.  Luisteren naar je lichaam is heel belangrijk maar ik ging daar dwars tegenin. Mijn hartslag in rust was 28 maar steeg van week op week tot boven de 60. Ik klaagde erover, maar de collega’s zeiden ‘Lampekap niet zeiken. Je wint nog koersen.’ Dat klopte, want ik won in juli de zesdaagse koers Rijn&Gouwe. Maar het gekke was dat ik het ene been haast niet meer voor het andere kreeg. We woonden twee hoog in Oldenzaal, maar de trap naar boven was een lijdensweg.”

Zijn ploeggenoot Herman Ponsteen met wie Jos vaak een hotelkamer deelde, suggereerde dat het wel eens de Ziekte van Pfeiffer zou kunnen zijn. ‘Laat je eens prikken’, zei hij. Jos liet zijn bloed onderzoeken, in juli, na de mooie eindzege van Rijn&Gouwe. Het was inderdaad de Ziekte van Pfeiffer. Jos: “Ik had het idee dat Herman mij besmet had, maar hij liet dat in het midden. Hij zou het ook van mij gekregen kunnen hebben, we lagen in hotels wel bij elkaar en dronken uit dezelfde fles. Hij was er in ieder geval niet  beter van gaan rijden daarna. Maar hij was ook vijf jaar ouder en geen jongvolwassene meer. En Herman reed ook geen Rondes van Spanje of Zwitserland, koersen waar ik mezelf volledig uit elkaar trok.”

Pfeiffer dus. Het bekendste symptoom van deze ziekte is langdurige zware vermoeidheid. Vooral tieners en jongvolwassenen ervaren klachten bij Pfeiffer die besmettelijk is bij direct contact met besmet speeksel. Het delen van een waterflesje kan al funest zijn. Pfeiffer gaat in principe vanzelf weer over. Voldoende rust is belangrijk voor het herstel.

Maar ploegleider Henk Koopmans had andere adviezen. Strikte geheimhouding over Pfeiffer omdat ik geselecteerd was voor het WK. “Ga met je vrouw naar Zwitserland, neem de ploegleiderswagen maar mee en ga trainen in de schone lucht.”

Jos kreeg op 9 september te horen dat hij het virus niet meer zichtbaar was in het bloed. Het naseizoen was van de baan. Het wielerjaar 1980 zat erop voor hem. Op naar ’81.

In het nieuwe jaar zou Lampekap voor nieuwe kansen gaan. Hij snakte naar de topvorm van vroeger toen hij iedereen erop legde. “Maar ik voelde me ook in het voorseizoen van dat jaar niet goed. We gingen in februari naar de Ronde van Andalusië. Daar ging het me niet gemakkelijk af, ik moest er veel voor doen, voor het eerst moest ik enorm afzien”, zegt Jos. Tot slot reden de mannen daar een tijdrit van ruim 4 kilometer. Jos ging over de streep, maar was behoorlijk ontevreden. Voor zijn gevoel was hij niet echt op gang gekomen en was gefrustreerd naar zijn hotel gereden. Maar opeens meldde Henk Koopmans zich bij hem. ‘Ik kom je ophalen’, zei de ploegleider. “Wat bleek”, glimlacht Jos, “ik had die tijdrit gewonnen. Een vedette als Freddy Maertens was derde. Ik mocht niet klagen, maar snapte er niks van. Ik voelde me slecht, want ik was niet meer de oude Lammertink. Ik had niet de overdrive die ik vroeger had.”

 

De klachten hielden aan. Jos besloot rekening te houden met deze lastige situatie. Hij trainde anders, nam meer rust. “Ik trainde in het voorseizoen vaak met Stammie in het bos of trainde achter de motor. Dat was kort, intensief en heel effectief. Ik reed in het voorseizoen altijd goed. De eerste wedstrijden liepen lekker, maar in de etappekoersen voelde het met de dag per dag minder. Voor zover ik dat zelf kon beslissen, hield ik rekening met rust en training. De toestand was te wijten aan de Ziekte van Pfeiffer. Uiteindelijk had het er zodanig ingehakt, dat ik nooit meer de oude ben geworden.”

PS. In 1985 lag Jos er een jaar uit wegens een groot probleem met de schildklier. Daarover later meer.

Foto boven: Jos zit er gezellig bij tijdens de Zesdaagse van Rijn & Gouwe, maar is intussen besmet geraakt met het virus dat de Ziekte van Pfeiffer veroorzaakte.

Jos, Herman Posteen en Jos Schipper tijdens een onderonsje met sponsor Rody Hoogenboom (1980)


1980. Jos wint de negende etappe van de Ronde van Spanje.

 

 

 

 

35 | SCHOENENDOOS VOL HOMEOPATISCHE MIDDELEN

Ze kenden elkaar al wel. Twee jongens uit het oosten nietwaar. Ze zagen elkaar bij koersen, maakten een praatje en een geintje en bekeken elkaars uitslagen. Toen Henk in 1977 beroepsrenner werd, stapte Jos over naar de amateurs. “Maar als nieuweling en junior zag ik hem vaak koersen bij de amateurs, omdat Nico Hilberink en ik meestal samen naar de koers gingen. Nico was amateur. We moesten altijd wachten tot hij klaar was.”

Toen Jos in 1980 beroepsrenner werd, reed de vijf jaar oudere Henk Lubberding in de wereldberoemde TI-Raleighploeg van Peter Post. En nog steeds spraken ze elkaar af en toe. Niet vaak, want Jos reed in een andere ploeg en had vaak andere programma’s. In 1983 reed hij voor de Italiaanse formatie Vivi-Benotto. Dat beviel hem niet, vooral ook, omdat de ploegbaas hem niet betaalde. Maar eind augustus was de redding nabij. Jos reed de Ronde van Nederland. Hij was opgenomen in een samengestelde ploeg met landgenoten die net als hij voor een buitenlandse formatie reden.

“Henk benaderde mij tijdens een etappe in de Ronde van Nederland”, vertelt Jos. ”Of ik ervoor voelde om over te stappen naar de ploeg van Post.” Op dat aanzoek zat de lange man uit Wierden stiekem al een tijdje te vlassen. De zaak kwam rond. 1 januari 1984: Jos reed eindelijk voor Post.

Henk en hij lagen elkaar, dat bleek gauw genoeg. In de aanloop naar het seizoen kwamen ze al een paar keer bij elkaar. Tijdens een trainingskamp in Limburg begon het pas echt. De mannen kregen een programma voorgeschoteld met onder andere langlaufen erin. Een sporthal diende als geschikte locatie voor het doen van oefeningen. Voor Jos was het nieuw, maar steeds was Henk daar om hem te ondersteunen en adviseren. “Dat deed hij ook met andere renners uit de ploeg. Hij had al een boel ervaring en was sowieso begaan met het proces en met de vorderingen van de collega’s”, herinnert Jos zich.

Vaak reden de beide coureurs vanuit Voorst, de woonplaats van Henk, naar de klassiekers. “Annette en ons zoontje Nick waren er vaak bij net als Henks vrouw Carla en hun dochtertje. Die vrouwen bleven dan samen in Voorst met de kinderen, gingen niet mee naar klassiekers.”
Jos vertelt met een glimlach hoe ze altijd plankgas naar de plek reden waar de start was van een koers. “Dat was noodzakelijk, want Henk had de eigenschap dat hij altijd te laat was.”
Hij herinnert zich de Ronde van Pijnacker. “We hadden ons al warm gereden en stonden klaar om te starten toen Henk eraan kwam. Nog in zijn gewone kleren. We hebben wel op hem gewacht. Henk was een man van naam. Die willen de organisatoren coûte que coûte aan de start hebben.”

De renners hadden af en toe een akkefietje met Peter Post, de grote baas. Zo was er eens een weekendje in een Utrechts hotel gepland om foto’s te maken in verband met publicitaire aangelegenheden. Jos: “Daar kwamen we op het idee om even naar Amsterdam te gaan. Genoeg te beleven daar. We reden op de A2 allemaal achter elkaar aan met een vaartje van 200 kilometer per uur. Tja, de politie hield ons aan. Gelukkig herkenden ze Lub aan zijn lange haar en mochten we doorrijden. Mits we ons aan de toegestane snelheid hielden.”

In 1984 ging Henk naar de Tour. Jos niet. “Ik was slechts een helpertje in de ploeg”, bagatelliseert hij zijn rol.
In ’85 fietste Jos geen meter in de officiële tenue van Panasonic. Hij was ziek, had schildklierproblemen. “Post sleepte me van de ene kliniek naar de andere. Stammie adviseerde me een cursus marketing te gaan volgen”. Zat de veelbelovende wielercarrière van Lampekap uit Wierden erop? De problemen werden gelukkig opgelost, maar kon hij naar een jaar non-activiteit nog doorgaan als prof?

‘Natuurlijk wel’, zei Henk Lubberding die de capaciteiten van Jos nog altijd hoog inschatte. Hij toog naar de grote baas en maakte zich hard voor hem. “Dat vergeet ik nooit”, zegt Jos. “Ik tekende bij voor twee jaar.”

Henk Lubberding is intussen 70 jaar. Heel wielerminnend Nederland kent hem. Nog steeds analyseert hij belangrijke wielerwedstrijden voor radio en tv. Jos leerde hem in zijn tijd bij Post goed kennen en nog altijd zijn ze bevriend. Regelmatig komen Henk en zijn vrouw Corina in Wierden op bezoek. “Henk werd destijds ook besmet door motoritis. We gingen regelmatig samen toeren met onze motoren.”

Jos vertelt dat Henk altijd fanatiek bezig is geweest met voeding of alternatieve geneeswijzen, zoals acupunctuur. “Hij ging altijd met een schoenendoos vol met homeopathische middeltjes naar de Tour. Niet alleen tijdens de Tour! Ik ging daar helemaal in mee. Bietensap, onbespoten linzen, wortelsap et cetera.”

Na hun carrières hebben beide coureurs altijd contact gehouden. “We waren dus beiden geïnteresseerd in motoren, soms gingen we samen uit eten. Ook na de scheiding van Carla en daarna met zijn huidige vrouw ex-wielrenster Corina Griep. Na zijn carrière is hij gestart met Teambuilding met Lubberding. In de wielersport is samenwerking belangrijk en dat is in het bedrijfsleven niet anders. Hij heeft daar een op maat gemaakt programma voor gemaakt, ook voor groepen, verenigingen, toerrijders en noem maar op. Trainingen op elektrische fietsen is tegenwoordig hot. Toen ik vorig jaar mijn elektrische rolstoel kreeg, moest hij dat direct proberen. Na een paar minuten kreeg ik al ‘bochten tips’. Hij geeft ook clinics. Dat doen ze aan huis of op locatie zoals op Lanzarote. Dat kan zijn voor recreanten tot mensen die serieus wielrennen. Corina ondersteunt hem. Soms nemen de deelnemers hun partner mee en daar heeft zij dan een programma voor. Henk zal altijd bezig blijven met de wielersport. Hij zit er vol van.”


Foto Cor Vos