41 | TELEFOON UIT DE KOEPEL

Het werd januari 1990. Het contract met TVM was ten einde. Beroepswielrenner Jos Lammertink was definitief gefinisht. Hoe vervelend en betreurenswaardig dat in zijn laatste jaar is gegaan, met een negatieve hoofdrol van ploegleider Cees Priem, hebben we al eerder besproken. Het was op 1 januari 1990 de hoogste tijd geworden om vooruit te denken, om aan een nieuwe job te beginnen, om het volgende hoofdstuk van zijn werkzame leven aan te vangen. Harry Löwik, opperhoofd van een immense meubelzaak, maar bovenal een enthousiast wielerman, bood hem een baan aan en daar zei Jos geen nee tegen. Om uiteindelijk als deskundig verkoper te kunnen werken moest hij wel eerst in alle disciplines ervaring opdoen. Hij kwam te werken op de afdeling meubel bezorging en klachtenafhandeling en liep met collega Ronny mee om het vak te leren. “Ineens sleepte ik met zware meubels. Vrachtauto’s in en uit, kasten en bedden monteren,  flats in en uit. Pfff”, verzucht Jos 33 jaar later.

Löwik was ook sponsor van de Almelose Wielervereniging De Zwaluwen die in de promotiecompetitie koerste. Omdat de winnende vereniging promoveerde naar de topcompetitie, zou de 33-jarige Jos daarin nog een voorname rol kunnen spelen, zagen Löwik en de zijnen. Ach en Jos moest aftrainen. Zo maar stoppen en niks meer doen, is niet goed. Dus reed hij mee in de klassiekers  van die competitie. “Daarnaast reed ik regionaal wat criteriums en soms een wedstrijd in Duitsland.  Regelmatig won ik dat soort koersen op ervaring. Soms schoot in de slotfase van een klassieker de kramp in mijn benen. ‘Als ik won zei men: ja logisch, jij bent tien jaar prof geweest. En als ik niet won, zei men: hoe kon je verliezen als je zoveel ervaring hebt.”
De Zwaluwen promoveerde naar de topcompetitie. Jos kreeg aanbiedingen van andere verenigingen die ook dezelfde stap wilden maken. Hij kon dan duizend gulden per deelname aan een klassieker verdienen. Hij bleef echter de club uit Almelo trouw. Het was een overzichtelijk bestaan voor de oud-prof. Werken bij Löwik en er nog wat pegels bijverdienen bij de amateurs. Zo verkocht hij in 1992 een klassieker aan Nico Wolthuis, geboren Almeloër die koerste bij de Meteoor, een club uit het noorden des lands. Wolthuis wilde ook wel eens een wedstrijd winnen en waarachtig lukte hem dat in de bekende Drentse Dorpenomloop, een wedstrijd die zijn sponsor veel publiciteit opleverde. Jos: “Hij bood me 750 gulden. Mijn ploegleider Dick van Egmond, aan wie ik het na de wedstrijd maar gewoon had opgebiecht- had daar weinig vertrouwen in. ‘Dat betaalt hij nooit Jos’, zei Dick. Maar ’s avonds om half 7 ging de bel en kwam Wolthuis met het afgesproken bedrag. Ik heb het vervolgens verdeeld onder mijn ploegmaats. Ze kregen de man 125 gulden. Sommigen hadden nog nooit zo’n groot bedrag aan een koers overgehouden.”
De Drentse wielerjournalist Dick Heuvelman schreef die dag een fijne column over de afspraak tussen Wolthuis en Lammertink. In juli 1993 stopte Jos definitief als wielrenner.

Het werk bij de firma Löwik was van tijdelijke aard. Arjan, een zwager van Jos, werkte in Rekken op de Rekkense Inrichtingen, zoals die toentertijd in de volksmond genoemd werden. “Met verjaardagen was Rekken altijd een boeiend onderwerp. Ik luisterde naar zijn verhalen over de streken die de baldadige jeugd daar uithaalde. Zelf was ik vroeger de braafste niet maar dat gedrag overtrof alles. Ik solliciteerde en werd aangenomen als groepsleider op de Orthopedagogische Instelling De Marke in Rekken, zoals de officiële naam luidde en gaf daarbij aan dat ik graag ook direct zou willen starten met de opleiding voor inrichtingswerk. Dat was voor mij als uitzendkracht niet mogelijk. Bovendien zou ik wel genoeg hebben aan de vele indrukken die ik te verwerken zou krijgen, gaven ze aan.
Dan doe ik het zelf, zei ik en volgde de driejarige opleiding MBO-IW in Hengelo naast een fulltime job. Rekken betaalde de kosten ervan terug zodra ik de vaste aanstelling kreeg. Sympathiek. Ik had er ook zeker geen spijt van en heb er veel geleerd over de achtergronden van kinderen tussen de 12 en 18. In Rekken gaven we leiding aan jongens en meisjes die vaak geen liefde en aandacht hadden gehad in hun jeugd. Aangenomen kinderen, van sommigen waren de ouders onbekend of zaten in de gevangenis. Anderen waren ontspoord omdat hun ouders een zaak hadden die ze veel belangrijker vonden.”
Jos leerde er met conflicten om te gaan of met onverwachte situaties. “Ik ben 1 meter 93, maar de leider van de groep was nog een kop groter. Ik pakte ze altijd eerlijk aan. Je moet die kinderen geen kunstjes flikken”, zegt hij en geeft een voorbeeld van de eerste aanvaring die hij meemaakte. “Peter, een jongen van een jaar of 16 zat op tafel. Ik zei: Peter een tafel is niet om op te zitten, ga op de bank zitten. Hij deed net of hij het niet hoorde. Ik pakte hem bij de schouder om hem naar de bank te begeleiden. Hij stribbelde tegen en riep dat ik met mijn poten van hem af moest blijven. ‘Of moet ik je een schroevendraaier in de strot duwen.’ Ik liet hem weten dat ik zijn gedrag niet pikte en zette hem op de bank. Hij had laten weten dat hij tegen de nieuwe groepsleider wat durfde te zeggen en ik had bewezen dat ik de situatie aan kon.”

De jeugd in Rekken kreeg alle kans om wat te maken van hun toekomst. Op het complex was een school van waaruit ook stages werden geregeld. Jos: “Dat was strak geregisseerd en volgens de regels. Ook vakanties op de camping, skiën in Oostenrijk of op het zeilschip De Tukker met de jongeren aan de slag, zijn me bijgebleven. Maar de reden dat ze in Rekken woonden, was dat ze er al overal een potje van hadden gemaakt en onhandelbaar waren weggestuurd. Rekken was dan de laatste kans voordat ze ‘gesloten’ gingen. Er waren positieve uitzonderingen, maar die werden dan door groepsgenoten snel op andere gedachten gebracht, ging dat niet goedschiks, dan maar kwaadschiks.”

Dat leidt dan regelmatig tot conflicten bij de bewoners, zowel onderling als tegen de leiding. “Daar kun je tegen of niet’, vertelt Jos. “En dat vele collega’s er niet tegen konden, bleek wel uit het verloop onder het personeel dat erg groot was. Ik heb collega’s gezien die er helemaal op stuk liepen. Ook had je groepsleiders die zich om de haverklap ziek meldden of andere smoesjes bedachten om niet te hoeven werken. Die hadden dan een vast dienstverband en liepen de kantjes eraf. Ze gingen er regelmatig een paar weekjes of langer tussenuit. Een bloedhekel had ik aan dat gesimuleerde ziek zijn.”

Jos was in Rekken goed op zijn plek. Als de groepen kleiner waren, nam hij zijn pupillen mee om te gaan mountainbiken. Dan kregen ze van hem iets uitdagends voorgeschoteld, bijv.  om van een steile helling af te gaan of te springen. “Ik ben ook met hen gaan motorcrossen. Met dank aan Henk Seppenwoolde en Henk Poorte huurden we het circuit af in Lichtenvoorde. Vonden ze geweldig natuurlijk .”Hij herinnert zich ook nog een jongen, waarvan de twee oudere broers in het Huis van Bewaring zaten. “Toen hij achttien was, mocht hij op eigen benen staan. Een paar maanden later hoorde ik dat hij in een zorgcentrum een bejaarde man had vermoord. Toen zat hij ook in de bajes. Het is een van de vele voorbeelden van pupillen die later aan lager wal geraakt zijn.”

Nog een anekdote uit de vorige eeuw. Jos kreeg op een dag een telefoontje vanuit de Koepel in Breda. “Ik werd doorverbonden naar een ex-pupil van Rekken, een zekere Saul, een jongen van Costa-Ricaanse afkomst. Hij had aan een medegedetineerde die vroeger wielrenner was geweest, verteld dat zijn voormalige groepsleider in Rekken de Tour de France had gereden. ‘Wie was dat dan’, had zijn maat gevraagd. ‘Jos Lammertink’, had Saul geantwoord. ‘Die ken ik’, zei de medegevangene. ‘Ik zal hem eens even bellen.’ Via de receptie werd ik hier in Wierden gebeld. Zo kreeg ik ze beiden aan de telefoon. Saul en Johan van der Velde die daar destijds een straf uitzat voor een misstap die hij gepleegd had.”
Na de succesvol voltooide MBO-opleiding was de HBO-opleiding SPH (sociaalpedagogische hulpverlening) op de Saxion Hogeschool het logische vervolg. Hij deed een toelatingstoets en mocht in het tweede jaar instromen. Na een jaartje kreeg hij echter steeds meer last van zijn gewrichten, onverklaarbaar en steeds pijnlijker. Afwisselend, dan weer in de heup, knie, schouder of enkel en soms dagen niet en dan weer extreem pijnlijk. Alsof ze met een priem (hij weer!) in je gewrichten staken. Jos: “Probleem was dat je de bewoners niet moest laten zien dat je pijn had. Dan werd daar onherroepelijk misbruik van gemaakt. Dus pijnstillers, één uur voordat ik tijdens mijn nachtdienst op moest staan om de groep te wekken, op de nuchtere maag. Dan kon ik tenminste lopen alsof mij niets mankeerde, maar ondertussen verrekte ik wel van de pijn. Uiteindelijk kwam ik  maanden daarna voor een tweejaarlijkse controle bij de bedrijfsarts in Winterswijk. Ik vertelde over de gewrichtsklachten en hoe ik dat oploste met de diclofenacs en naproxen. ‘Maar hoe kom jij aan die medicatie en dan in die hoeveelheden?’ vroeg ze mij verbaasd. Ik kon haar zo drie sportartsen en de huisarts opnoemen die mij allemaal, onafhankelijk van elkaar, de recepten voorschreven. ‘Als jij nog geen maagzweer of maagbloeding hebt dan krijg je er wel een. Daar moet je acuut mee stoppen.’ Dat kan niet, reageerde ik, dan kan ik niet meer lopen en ik moet zo om 14.00 uur beginnen”.
De reactie was logisch. ‘Jij begint helemaal niet. We gaan een bloedonderzoek doen’, kreeg Jos te horen. Een paar dagen later meldde de uitslag RA oftewel reumatoïde artritis. Dat is een chronische ziekte en het adequaat begeleiden van jongeren als groepsleider was daarmee uitgesloten. “Ik was per direct ziek als groepsleider.”

Diezelfde week nog had hij een gesprek met de directeur. Die prees hem als voorbeeldige collega, die nooit te beroerd was om voor en ander in te vallen. Wat zou je willen, vroeg hij. Jos antwoordde dat hij op het Saxion de opleiding HBO-P&A (Personeel en Arbeid) zou willen volgen. “Dan kan ik het in de toekomst met de mond verdienen”, zei hij. Hij mocht overstappen. “Ik had al aangetoond dat ik goed met de computer die toen in opkomst was, kon omgaan. De directeur plaatste mij op kantoor als medewerker P&O. Ik wisselde de geitenwollen sokken voor een colbert.”
In 1995 stopte Jos in Rekken en stapte over naar De Van Dam Groep in Rijssen. Daarover gaat volgende week deel 2 van Jos’ carrière na het wielrennen.
(foto boven: Jos Lammertink aan de leiding in de Ronde van Nijverdal met in zijn kielzog Dick Dekker en Erwin Kistemaker)



40 | SLAPELOZE NACHT

Op de palmares van Jos is de overwinning van de klassieker Kuurne-Brussel-Kuurne in 1984 zeker een van de pareltjes. Vooral als je kijkt naar de overige namen op de lijst van winnaars. Stuk voor stuk zijn het topcoureurs die eind februari / begin maart in het West-Vlaamse Kuurne juichend over de meet geflitst zijn. En hoeveel Nederlanders staan er tussen? Weinig. Want de concurrentie is groot. De renners die aan de start staan, zijn na een uitgebreide voorbereiding in de winter, gebrand op de zege. Ze hebben zich nog nauwelijks met elkaar kunnen meten en staan te trappelen om het nieuwe seizoen van meet af glans te geven, om te laten zien dat ze klaar zijn voor een fraai wielerjaar. Kortom, ze willen allemaal winnen in het stadje aan de Leie.

Jos, debutant in de Panasonic-ploeg, had de Ster der Beloften al in de benen, waarin hij tweede was geworden achter ploeggenoot Eddy Planckaert (foto links). Daags voor Kuurne-Brussel-Kuurne reed hij de Omloop het Volk waar – zoals ook de bedoeling was van Panasonic – Eddy Planckaert andermaal won. Panasonic had ten opzichte van de Kwantum-ploeg de eerste klap uitgedeeld na de opsplitsing van TI Raleigh. Ze zaten maar met liefst zes renners bij de eerste negen. Jos werd zevende.
Daags erna waren er twee koersen, Kuurne-Brussel-Kuurne en de Ronde van Belgisch Limburg. De ploeg werd opgesplitst. Jos kreeg die zaterdagavond op zijn hotelkamer in Gent bezoek van tweede ploegleider Jules de Wever, die hem zei: ‘Awel Jos, we gaan morgen op weg naar Kuurne uw kaart spelen.’ Jos was verheugd, maar kreeg ook de zenuwen. “Ik heb de hele nacht niet geslapen”, vertelt hij. “Ik voelde ineens een enorme verantwoording. Vanderaerden en de broers Planckaert zouden in zo’n situatie meteen aan het ouwehoeren slaan. Die konden de boel op scherp zetten en dan toch zelf nog winnen. Ik trok het me aan. De Wever had een snaar geraakt. De druk stond op de ketel.”

Jos had de Ster der Beloften bijna gewonnen, maar ploegleider Peter Post maakte hem daar wel de spelregels duidelijk. Nu werd hij gepromoveerd tot kopman en was hij nerveus. De wedstrijd verliep aanvankelijk niet zo best voor de lange Tukker. In een van de krantenverslagen staat zijn reactie na afloop. ‘In het begin van de koers had ik verschrikkelijk dikke benen. Ik was niet vooruit te branden, maar blijkbaar tobde de rest ook met de naweeën van de koude, slechte weersomstandigheden in Het Volk.’
Later ging het beter, maar reed hij ook nog een keer lek. Walter Planckaert – tien jaar ouder dan Jos – wachtte op hem en bracht hem terug naar het peloton. Uiteindelijk ontstond er een kopgroep van acht man. “In de spurt liep het gesmeerd”, herinnert Jos zich nog goed. “Walter was een kei als het gaat om het aantrekken van een sprint. Hij was mijn derny in de finale, loodste me overal tussendoor en zo kon ik het keurig afmaken.”
Het was de eerste overwinning van Jos in het shirt van Panasonic. Walter Planckaert werd zelf nog tweede en diens landgenoot Marc Dierickx finishte als derde. Hij was destijds de meesterknecht van Adrie van der Poel en thans de eerste verzorger van diens beroemde zoon Mathieu.
Na Dierickx finishten de andere renners van de kopgroep, achtereenvolgens Marc Madiot, Dirk Heirweg, Stephen Roche, Hans Langerijs en neoprof Gert-Jan Theunisse.

Het mag dan een semiklassieker zijn, de koers naar Kuurne staat mooi op je erelijst. De Telegraaf meldde destijds dat het een grote overwinning was. Jos vertelt dat het later nog vaak vermeld werd. ‘Lammertink, voormalig Nederlandse kampioen en oud-winnaar van Kuurne-Brussel-Kuurne’, staat er dan. “Best mooi. Het is een wedstrijd die je niet zomaar wint”, besluit hij zijn terugblik op die mooie eerste zondag van maart in 1984.

39 | SCHILDKLIER

Jos was in 1980 nog maar een paar maanden prof toen het sukkelen begon. Zoals we eerder al schreven zat de Ziekte van Pfeiffer hem dwars. Op enig moment werd hij daarvan genezen verklaard, maar het was niet over. Dat wil zeggen, Jos voelde in de volgende jaren gaandeweg dat hij minder goed werd. “Dan moest ik na een etappekoers eerst een paar dagen rustig aan doen. De gevolgen van de Ziekte van Pfeiffer waren nooit weg. “Ik werd niet meer de oude”, vertelt hij en niemand wist destijds wat er aan de hand was. ‘Probleem’ was dat hij jaarlijks toch nog af en toe een koers won waardoor zijn ‘geklaag’ minder snel als serieus werd geïnterpreteerd. In 1985, in dienst van Panasonic, reed Jos vanaf het begin van het seizoen slecht, zoals hij zelf zegt.

Jos’ geluk was dat Post in dat jaar bij de Universiteit Maastricht als eerste profploeg een traject was ingeslagen waarbij de ploeg medisch werd begeleid. Harm Kuipers -de oud-wereldkampioen schaatsen- was daaraan als arts en hoogleraar bewegingswetenschappen verbonden en deed de testen. Jos legt uit: “Een veelgebruikte sporttest is het meten van de hoeveelheid creatinekinase in het bloed tijdens een maximaaltest. Dit stofje, kortweg ck genoemd, speelt een rol in de energievoorziening van de spier. Pas als de spiercellen kapot gaan, komt de creatinekinase in relatief grote hoeveelheden in het bloed. Een hoge ck-waarde duidt dus op schade aan de spier. Wie kent niet de extreme spierpijn bij ongebruikelijke inspanningen? Toch herstelt de spierschade in een gezond lichaam zich vanzelf. Een goede nachtrust, even uitfietsen of een massage doen al wonderen.”

Bij de uitslag van die maximaaltest van de Panasonics bleek dat van de zeventien renners er vijftien een ck-waarde onder de 100 hadden. Vanderaerden had 130, omdat hij nog nauwelijks had kunnen trainen. Lammertink had meer dan 1200. Alle alarmbellen gingen af, wat een gigantisch verschil en Post vroeg aan Jos wat hij had uitgespookt. “Nou gewoon, fietsen. Terwijl mij dat al jaren op sommige momenten heel veel moeite kost. Hij had connecties in het Dijkzicht Ziekenhuis in Rotterdam. De dokters ontdekten dat mijn schildklierfunctie nog maar 5% was. Bij 0 ben je dood. De schildklier regelt de stofwisseling voor alle organen en maakt schildklierhormoon aan die de energiebalans in het lichaam reguleert. Niet onbelangrijk. Het afbreken van de afvalstoffen in de spier werkte dus ook naar rato. De spierschade kreeg bij mij geen tijd om te herstellen, maar dat stapelde zich juist steeds meer op in de spier”, legt Jos uit. De hypothyreoïdie c.q. uitgeschakelde schildklier is een auto-immuunziekte en is niet te genezen. Het was te wijten aan het Epstein-Barrvirus (die de veroorzaker is van de Ziekte van Pfeiffer). De klacht dat Jos sinds Pfeiffer in 1980 niet meer de oude was waren te wijten aan de geleidelijke afname van de schildklierfunctie en kwam uiteindelijk in zijn zesde jaar als beroepsrenner aan het licht.

Jos: “Achteraf bezien waren de resultaten in het voorseizoen best wel acceptabel, al zeg ik het zelf. De wintertraining in het veld en op de weg waren niet extreem lang, maar super effectief. Per weekend een of twee klassiekers op het programma met daarbij veel gelegenheid tot herstel was geen probleem, dan was ik sterk kon niet kapot. Regelmatig was ik qua niveau gelijk aan de kopman, maar schikte ik me in een dienende rol. Vanaf de etappekoersen Parijs-Nice, Tirreno-Adriatico en anderen waarbij de inspanning zich dagelijks opvolgen, voelde ik de teruggang in prestatie jaar na jaar meer opkomen, niet wetende waaraan dat lag. Etappekoersen zoals de Ronde van Spanje 1981 en 1984 kon ik niet uitrijden. Geen selectie voor een wereldkampioenschap. In het naseizoen was ik steeds uit vorm. In Rotterdam vonden ze dus de oorzaak.”

Het jaar 1985 was verloren. In de uitslagenlijsten van Jos kwam dat jaar niet voor. Een van de dokters van het Dijkzicht die betrokken was bij het onderzoek van Jos’ schildklierproblemen, was internist-intensivist Arend Jan Woittiez die puur toevallig ook in 1985 in dienst kwam van het Streekziekenhuis Almelo. Hij is dertig jaar zijn behandelend internist geweest. Jos: “Drie jaar geleden sprak ik hem in een sportcafé in Wierden in verband met de naderende Ronde van Overijssel. Hij was intussen al gepensioneerd en was daar te gast als verrassing voor mij. Hij vertelde toen dat ik de spierziekte waaraan ik al jaren lijdt, achteraf bezien ook al in 1985 onder de leden had. Dat was nieuw voor mij, maar hij kon het toelichten. Om de niet werkende schildklierfunctie te compenseren, dien je dagelijks een bepaalde dosis schildklierhormoon te nemen, zoveel microgram per kilo lichaamsgewicht. Die dosering luistert heel nauw, een te lage of te hoge schildklierwaarde is niet aangenaam. Bij mij bleek de normale dosering niet te volstaan en was het niet duidelijk waarom. Totdat in 2003 bij mij de spierziekte IBM werd ontdekt. Deze ziekte breekt de spier af en de spiermassa wordt omgezet in bindweefsel en vet. En kun je dat dan bij een bloedonderzoek zien? Ja. En waaraan dan? Aan dezelfde creatinekinase ck waarde zoals ik eerder uitlegde. De schildklierhormonen neem je oraal in en worden onder andere door de spieren opgenomen in het lichaam. En aangezien mijn spieren meer en meer worden aangetast, heeft dat gevolgen voor de opname van de medicatie in het lichaam. En er was vanaf ’85 een veel hogere dosering nodig, waaruit zonder twijfel geconcludeerd kan worden dat het proces van spierafbraak toen al was gestart. Helaas is het lichaam niet in staat om de spier bij deze nieuwe auto-immuunziekte te herstellen. De spierafbraak gaat onafgebroken door totdat er niets meer af te breken valt.”

Niettemin heeft Jos als prof 38 overwinningen geboekt, waaronder het Nederlands Kampioenschap op de weg in 1986. Een week eerder was hij afgepeigerd terug gekomen uit de Ronde van Zwitserland, zou op het NK een controlerende rol vervullen, maar kwam in de beslissende kopgroep terecht en won. Hij is van mening dat er meer ingezeten had, als hij in die jaren fit was geweest. Door de goede resultaten in het voorjaar verdiende hij dat jaar een goed contract bij TVM. “Maar ik moest er steeds weer maximaal voor gaan. Ik reed altijd door tot ik niet meer kon. Willen is kunnen, zei ik altijd. Dat was voor mij tientallen jaren een succesvol motto.”

Jos sluit het droevige relaas af: ”Tegenwoordig is ‘luisteren naar je lichaam’ een belangrijk credo. Had ik dat maar veel eerder gedaan, dan was ik er misschien niet zo beroerd aan toe geweest als nu.”

38 | GEROEZEMOES IN HET HOTEL

Als beroepsrenner diende Jos vijf broodheren: HB-Alarmsystemen, B&S Wegenbouw-Elro Snacks, Vivi-Benotto, Panasonic en TVM. Het shirt van Vivi-Benotto droeg hij slechts één jaar, in 1983. Zoals zo vaak staan je netwerk en/of toevallige ontmoetingen aan de basis van een dienstverband waaraan je een week eerder nooit gedacht zou hebben. Toeval bestaat niet. Jos was op een dag even langs gewipt bij de fietsenwinkel van Bert Boom in Enter. Daar zat een vertegenwoordiger van Vivi, een Italiaans kinderfietsmerk. Die vertelde dat zijn baas het jaar nadien sponsor zou worden van een wielerploeg Vivi-Benotto. En geen amateurploegje, maar een team voor beroepsrenners. Jos kwam met de beste man in gesprek. Je kunt nooit weten. Hij wilde eigenlijk wel weg bij Elro. “Die ploeg was niet professioneel genoeg”, vertelt hij. “Ik maakte toen via die vertegenwoordiger een afspraak met die Italianen. Gregor Braun, destijds een bekende renner die ik in het peloton al regelmatig tegenkwam, had er ook getekend.”
De deal kwam tot stand. Jos glimlacht. “Ik sloot een tweejarig contract af en ging miljonair worden in Italië. Miljonair in lires wel te verstaan -een miljoen lire was 1700 gulden- en het vooruitzicht was zo riant dat ik al stiekem durfde te kijken naar de prijzen van de 4-deurs Maserati’s aldaar.”

Het eerste trainingskamp in Bormio begon al met een huzarenstuk van Jos, die als chauffeur van gemotoriseerde voertuigen nogal onverschrokken was in die tijd. Daarover hebben we al eerder geschreven. De vrouwen mochten ook mee. Jos en Annette gingen op pad met hun Opel Senator en moesten uiteraard ook de Alpen over. Op enig moment stonden ze voor een pas die hen naar de Italiaanse grens moest voeren. Maar die was gesloten. Overvloedige sneeuwval. Wat nu? Doorrijden, dacht Jos en zonder sneeuwkettingen ging hij glibberend de berg over. Hoe vaak schreeuwde Annette ‘Jos, Jos, Jos’? Hoe vaak sloeg ze de handen voor de ogen? Hoe vaak dacht ze een diepe afgrond binnen te glijden. Maar de stoïcijnse chauffeur slibberde door langs ravijnen en rotswanden en kwam waarachtig ’s avonds laat heelhuids bij de grenspost aan. Maar die was gesloten. Niet onlogisch. Het paar moest wachten tot 6 uur in de ochtend en probeerde in de Senator te slapen.

Het trainingskamp liep goed. “Ik heb er goed kunnen trainen. Er zaten naast onze ploeg nog meer renners die zich op het seizoen voorbereidden. Annette speelde spelletjes jokeren met onder andere Guido Bontempi en ik legde contacten”, herinnert hij zich.
Zo maakte Jos kennis met de Italiaanse ploeggenoot Graziano Salvietti, wiens schoonvader een hotel runde in zijn woonplaats in Toscane. “En daar kon ik in januari met hem als gids al terecht om lekker te trainen in aanmerkelijke betere weersomstandigheden dan hier”, vertelt hij.

Goed op de reis voorbereid ging Jos op pad, bevoorrading bij de hand, de wegenkaarten gesorteerd, de verschillende valuta marken, schilling en lires in aparte envelopjes en zo verliepen de ruim 1300 kilometer voorspoedig. Vol moraal in één ruk naar het zuiden. De reis werd alleen onderbroken door een paar tankbeurten. De start van zijn privé trainingskamp verliep niet geheel voorspoedig.
Jos: “Na de eerste nacht op de bestemming heerste er een opgewonden sfeertje in de ontbijtzaal met veel gepraat en geroezemoes in het hotel. Daar bleek dat iedereen die zijn hotelkamerdeur niet had afgesloten, ongewenst bezoek had gehad en was bestolen. In mijn beste Duits, Frans en Italiaans legde ik aan medegasten uit dat ik daar helemaal niets van snapte. Je hoort het toch als er iemand binnenkomt. Ik doe mijn deur nooit op slot en ben toch altijd direct wakker, zei ik. Onderwijl begon ik me toch wat minder zeker te voelen en ging toch maar eens kijken op mijn kamer. Ik had op verschillende plaatsen geld, in die broekzak, die binnenzak, in die jas en de polstas. En wat bleek? Ik was ook bezocht. Ik had helemaal niks meer. En ik had niks gemerkt. Op hangende poten ging ik terug naar beneden. De boeven spoten een bepaald soort gas onder de deur door de kamer in, waardoor de gast in een diepe slaap terecht kwam. Daardoor konden ze ongestoord hun gang gaan. Ik miste mijn paspoort, rijbewijs, girobetaalkaarten en 4000 gulden.”

Zo zag zijn eerste trainingstocht met Graziano in Toscane er door dit voorval heel anders uit dan hij zich had voorgesteld. Toch was er bij terugkomst nog wat positiefs te melden. De schoonmaaksters hadden in een badkuip van een niet verhuurde kamer alle buitgemaakte spullen teruggevonden. ‘Alleen’ het contante geld was verdwenen. Een zorg minder voor Jos en de andere gedupeerden.

Verder verliep het trainingskamp voorspoedig. Onder gunstige weersomstandigheden konden flink wat kilometers gemaakt worden. In goede conditie en vol zelfvertrouwen reed Jos terug naar huis om eind februari samen met Gregor Braun af te reizen naar de Ronde van Sardinië. Braun won de etappekoers. Terug in Wierden bleek dat het salaris van de maand januari nog niet overgemaakt was. Jos: “Ik had in ’82 het huis gekocht waar we nu nog steeds in wonen. Een derde deel van de hypotheek moest in vijf jaar extra afbetaald worden. Ik stopte maar met het bekijken van de advertenties voor de nieuwste Maserati. Lang verhaal kort, in mei kregen we het salaris van januari. Het was allemaal slecht geregeld bij Vivi-Benotto. Onze ploegleider Franco Montanelli had een liefje in Tsjechië. Hadden wij ergens een wedstrijd, dan zat hij bij haar en liet hij een stroman de koers doen. Bovendien was hij vooral geïnteresseerd in de resultaten van Franco Chioccioli. Dat was overigens een goeie renner. Die kreeg waarschijnlijk wel zijn salaris en hoorde dan ook niet bij de klagers.”

Jos was de enige Nederlander bij de ploeg. Dat was een natuurlijk een nadeel: “Ze spraken alleen Italiaans. Aan tafel verstond ik bijna niks van de gesprekken, hoewel ik in de auto Italiaanse lessen volgde. Dat was leerzaam. Ik vond het een mooie taal.” Er schiet hem een anekdote te binnen. “We kwamen een keer van de training. Een collega kwam net van het toilet en zei Pff, stanco. Ik dacht, ja ja, hè, hè. Daar hoef je je niet voor te verontschuldigen. Wie ruikt er nou lekker als je van de WC komt, dus ik maakte maar een beweging van het is je vergeven. Maar toen ik later leerde wat stanco betekende, kon ik een lach niet onderdrukken. Moe. Hij was moe.”

De conclusie was duidelijk. Jos’ Italiaanse avontuur was een mislukt jaar. “Ik stond op de bank in het rood, kreeg geen salaris en ook geen reiskostenvergoeding. De ploegen moeten bij de UCI een borgsom betalen voordat ze als ploeg een licentie kunnen krijgen. Dat is bedoeld voor calamiteiten, maar daar waren ze blijkbaar ook onderuit gekomen. De KNWU zou het regelen met de UCI. Ik heb wel wat teruggekregen, maar dat was niet meer dan de reiskosten. Het netto resultaat bleef onder nul.”
Het jaar 1983 was voor Jos dan ook geen succesjaar. “Ik was de meesterknecht van Braun. De Italiaanse renners zelf waren niet zo gecharmeerd van de voorjaarsklassiekers in het noorden. Te koud, nat en al dat gehobbel op de kasseien. Toch lieten we ons in de koers nog regelmatig van voren zien. Steeds weer liet ik me overhalen om weer voor een koers naar Italië te komen, dan zou ook het achterstallige loon betaald worden. Evenzovele malen bleek dat een loze belofte. Ik kreeg gaandeweg een enorme hekel aan ploegleider Montanelli. Altijd beloven en niks doen. Domani zei hij dan. Morgen. Hij kwam nooit iets na.”

Eind augustus nam Jos deel aan de Ronde van Nederland met een mixploeg van landgenoten die in andere buitenlandse ploegen reden. Hij werd tweede in de proloog en eindigde op de negende plaats, pal achter Henk Lubberding die hem – zoals we al eerder beschreven – bij Peter Post voordroeg voor het jaar 1984. Gelukkig voor hem lukte dat en kon hij afscheid nemen van het vermaledijde Vivi-Benotto.

De ploeg 


1983. Parijs-Roubaix, Jos rijdt Bernard Hinault uit het wiel


1983. Amstel Goldrace, Jos op kop met links van hem Jan Raas en rechts Steven Rooks.

37 | DE NIEUWE MERCKX?

Altijd belangrijk in vroegere wielertijden: Olympia’s Ronde, de etappekoers van iets meer dan een volle week. Die wilde een amateur graag winnen, want dan was de kans om beroepswielrenner te worden groter, een doel dat de meeste topamateurs nastreefden. Dat gold zeker ook voor Jos Lammertink. Op 24 mei 1979 startte hij als 21-jarige renner van de Amstel ploeg voor de derde keer in deze koers. De twee vorige rondes door Nederland was al duidelijk geworden dat een concollega van goeden huize moest komen, wilde hij Jos voor blijven.

De concurrentie voor de eindzege beziend kwam Jos allereerst uit bij tweevoudig winnaar Arie Hassink, trainings-, streek-en ploeggenoot. Hij stond in 1979 voor de elfde keer aan de start. Verder had je destijds sterke coureurs als Theo de Rooij, Jacques van Meer, Henk Mutsaars, Adrie van der Poel, Guus Bierings en Jos’ ploegmaat Adje Wijnands. “Arie en ik golden binnen de Amstel ploeg als gerenommeerde renners, dat wist ik zelf ook”, vertelt Jos ruim 44 jaar na dato. “Na de voor Amstel succesvol verlopen ronde van 1978 hoopte ik te winnen. Ik heb me toen uit de naad gefietst voor Arie. Ik heb hem die twee keer enorm goed geholpen. Ik was zijn superknecht. Hij had vrij veel aan mij te danken. Dus verwachtte ik dat hij in ’79 wat terug zou doen. Maar onze ploegleider Herman Krott gaf al aan dat Arie ook deze keer een beschermde renner zou zijn. Arie zei zelf ook dat ik hem maar moest proberen te kloppen.” Krott sprak zich bij voorbaat in een van de dagbladen nog eens duidelijk uit. ‘Ik ben de baas. Ik bepaal de tactiek. Heus, Arie krijgt zijn kans. In Limburg mag hij laten zien wat hij kan. Dan moet Jos maar proberen te volgen. Zo is de afspraak. Niet anders.’

Jos herinnert zich nog goed dat hij niet tot de oogappels van Krott behoorde. Hij moest zijn ambities geheel op eigen kracht zien waar te maken. Dat bleek in Bladel ook bij de proloog voor koppels over negen kilometer. Arie reed met Wijnands, Krott zette Gerrit Möhlmann naast Jos en zei erbij: ‘Er wel even aan denken Jos dat je aan de meet Gerrit voor laat gaan. Anders rijd jij misschien de hele Ronde in de oranje leiderstrui.’ Of dat raar is? Ja, dat is het wel. Wellicht wilde hij Möhlmann als trouwe knecht iets gunnen. Wij wonnen en hadden vanzelfsprekend dezelfde tijd. Eigenlijk had ik toen ook al de oranje trui.” Het duo Hassink/Wijnands werd derde meteen al een halve minuut. Achter hen eindigden De Rooij en Ad Prinsen als vierde op veertig seconden.

De volgende dag was het al raak. “Het was slecht weer. Gerrit was al snel gelost. Hij was op de kasseistroken rond Bladel bang in de regen. Ik zat erbij in Schijndel en mocht de oranje trui aantrekken”, zegt Jos. Hans Plugers won de etappe voor Johnny Broers en Jos’ plaatsgenoot Wim Albersen.
Meteen daarna volgde de eerste graadmeter, een tijdrit over ruim 20 kilometer. Jos vloog over de Brabantse wegen en won glansrijk. Op 21 seconden volgde Adrie van de Poel, de volgende renners hadden al bijna een minuut achterstand. Het tweede deel van de etappe bracht de renners naar Zuid-Limburg. In Hulsberg won Damen. Jos moest na materiaalpech hard werken, maar hield stand.

Daarna volgde weer een krachtmeting met de pittige etappe van Hulsberg naar Hulsberg. Er gebeurde veel, de klimmers deden hun best, maar Jos reageerde op grootse wijze. De verslaggevers van de diverse kranten waren lyrisch. Een citaat: ‘Vijftien kilometer voor Hulsberg — de koplopers bezaten toen nog een voorsprong van bijna twee minuten op een achtervolgende groep van zeven renners onder wie Lammertink — vond de Wierdenaar het welletjes. Hij kromde de rug, zette aan, en knabbelde zonder enige hulp van het gezelschap waarin hij verkeerde, vijftig seconden van de achterstand op de koplopers af.
Lammertink fietste zo hard, dat Theo de Rooij, Frits Schür en Ad van Peer, toch geen kleine jongens in het amateurwielerkorps, moesten afhaken. Alleen Van de Poel en Von Löffelholz (foto links) konden, zij het met moeite, het moordende tempo van Lammertink volgen. De winst in de tijdrit in Schijndel en zijn grandioos gereden finale van gisteren, ontlokte bij Krott de uitspraak: Jos reed die laatste kilometers reed à la Merckx.’
Dagblad Trouw reageerde met: ‘Wanneer Lammertink een nieuwe Merckx wordt genoemd, is dat vooral als voorbeeld bedoeld. En eerlijk is eerlijk. De Wierdenaar straalt tot nu in Olympia’s Ronde van Nederland een klasse uit, die Merckx in de overeenkomstige fase van zijn fietsleven ook etaleerde. „Dat kon je op de Fromberg zien,” draaide bondscoach Rini Wagtmans de film nogmaals af. „Hij kwam als eerste boven en loste zonder om te kijken drie renners. Hij sloeg op niemand acht. Zoiets zag je vroeger alleen Eddie Merckx doen’, aldus Johan Woldendorp in Trouw.
Een dag later stond de zg koninginnenrit op de rol. Veel schermutselingen met onder andere Jacques van Meer, Ad Wijnands, Adrie van der Poel en Jos’ neef Hennie Stamsnijder als uitblinkers, maar Jos was andermaal alert.
Jos: “Ik koos voor 13-18 achter en 42-53 voor. In die tijd hadden we nog maar een 6-pion. De andere renners kozen voor lichtere versnellingen om over al die bulten te kunnen rijden. Ik moest de steile Keuteberg dan wel als eerste opgaan, want als je af moest stappen, kwam je daar met ‘een 18’ niet meer op gang. Dus draaide ik als eerste de Keuteberg op,  zo gezegd, zo gedaan”, aldus de grijnzende Jos.
Uitslag: 1. A. Wijnands (Amstel) 152 km in 3.51.29 (m. bon.), 2. J. van Meer (Gazelle) 3.51.34 (m. bon.), 3. H. Stamsnijder (Uitkomst) 3.51.48 (m. bon.), 4. Jos Lammertink (Amstel) 3.52.49, 5. A. v. d. Poel (Van Erp), 6. F. von Löffelholz (W.Dld.), 7. F. Schür (Elite) 3.54.15, 8. Theo de Rooij (Gazelle) 3.54.17, 9. P. Kuys (Elite) 3.54.22, 10. A. Hassink (Amstel) zt
Klassement na Limburg: 1. Jos Lammertink (Amstel) 10.27.56, 2. A. Wijnands (Amstel) 10.29.46, 3. A. v. d. Poel (Van Erp) 10.29.47, 4. H. Stamsnijder (De Uitkomst) 10.29.53, 5. G. Bierings (Van Erp) 10.30.38, 6. J. van Meer (Gazelle) 10.30.58.

In de volgende etappe gebeurde veel. Adje Wijnands zat in de goeie ontsnapping en reed ploegmaat Jos bijna uit de trui. Hun ploegmakker Theo Peeters won in Sint Willebrord de rit voor Wijnands en De Rooij.
Jos kwam na afloop met een ontboezeming. Dat lezen we in de dagbladen van toen. Hij had aan den lijve ondervonden wat het betekent om als leider rond te fietsen in een etappekoers. ‘Ik heb ervaren dat het niet niets is om vanaf het begin de trui te dragen, je rijdt je rot. Niemand doet meer iets voor je en ze proberen je aan alle kanten te flikken’, aldus Jos.  Een jaar eerder klaagde Hassink dagelijks steen en been over het zware lot van een koploper. De Needenaar kon toen echter wel te allen tijde terugvallen op zijn ploeg, waarin ook Lammertink zijn steentje bijdroeg. Nu de rollen omgedraaid zijn, loopt het allemaal niet zo soepeltjes. Hassink is zijn kopman nauwelijks van nut geweest in de laatste twee ritten. Oorzaak: een knieblessure. Ploegleider Krott zei daarover: ‘Nu Lammertink Hassink nodig heeft is hij er niet. Dat is precies waar ik altijd zo bang voor ben geweest.’ De Amsterdammer is er wel van overtuigd dat Hassink buiten zijn eigen schuld verstek moet laten gaan. Hij gelooft dat de knieblessure niet gesimuleerd is en dat Hassink wel wil, maar gewoon niet kan.

Op naar Dieren, de thuisbasis van Gazelle. Henk Mutsaars won met De Rooij als tweede en Van der Poel als derde. De strijdbare Jos werd vijfde op geringe achterstand en bleef leider.
Een citaat van Van der Poel uit een van de kranten: ‘lk geloofde echt zelf in de ritzege. Meer zat er voor mij niet in. Want Jos reed weer geweldig. Zo krijgt niemand een kans om hem weg te rijden. Alleen moet-ie er toch in de finale wel door hebben gezeten. Want normaal spurt-ie toch erg goed mee. Maar nu bleven De Rooij en ik hem makkelijk voor.’ Die illusie ontzenuwde Lammertink een paar meter verderop, schrijft de krant vervolgens. Jos reageerde: ‘Mijn voetriem was gebroken. Ik kon dus nooit voluit sprinten. Echt waar, anders win ik waarschijnlijk de etappe ook nog. Ik ben nergens nog bang voor.’

Een kort ritje naar Neede, de woonplaats van Arie Hassink en Jos Alberts (ook van Amstel), werd gewonnen door de Rus Jarkin. Jan Jonkers (Union) nestelde zich op de derde plaats van het klassement.
Op de Needse berg was vervolgens een tijdrit over ruim 22 km gepland.  Jos was weer de sterkste. Het was weer een signaal dat hij klaar was om met een gerust gevoel de overstap naar de profs te gaan maken. Eerste vijf tijdrit: 1. Jos 29.01, 2. G. Bierings (Van Erp) 29.25 (m. bon.), 3. J. Jonkers (Union) 29.33 (m. bon.), 4. G. Schipper (Batavus) 29.57, 5. A. v. d. Poel (Van Erp) 30.00
Na afloop meldde Jonkers zich bij Jos met de vraag hoe hard hij de Needse berg opgereden was. Jos: “Hij was er zelf met een snelheid van 70 km per uur tegenop gereden, zei hij. Hangend aan de ploegleidersauto. Hij vroeg het mij en suggereerde dat ik ook aan een auto had gehangen, gezien mijn snelle tijd over die 22 km.”
Van der Poel had het hoofd al in de schoot gelegd, zo meldde hij een dag later in een van de kranten:  ‘Lammertink is toch de sterkste.’

Een dag later won Versluis in Veenendaal de massasprint van het eerste deel van de zevende etappe. Deel 2 leverde een zege op voor Bert Wekema die in Kijkduin zijn medevluchters (twee Russen) klopte.
Jos had in 1978 de laatste etappe naar Amsterdam gewonnen en zou dat als klassementsleider weer gaan doen, maar tot verbazing van velen werd hij door medevluchter Prinsen geklopt. Jos: “Mijn voet schoot uit de toeclip, gaf ik als oorzaak aan. Maar Krott heb ik direct het eerlijke verhaal verteld. Ad Prinsen bood me duizend gulden als ik hem liet winnen. En aangezien ik in Oldenzaal met Annette net was gaan samenwonen, kon ik dat bod niet laten lopen. Via Prinsens ploegleider Ben van Erp ontving ik die duizend gulden en was er blij mee. Zelfs Krott had er begrip voor.”

Eindstand Olympia’s Ronde 1979
1. Jos Lammertink (Amstel/foto)) 29.58.02, 2. A. Wijnands (Amstel) op 2.27, 3. J. Jonkers (Union) op 2.33, 4. A. v. d. Poel (Van Erp) op 3.05, 5. A. Prinsen (Gazelle) op 3.19, 6. G. Bierings (Van Erp) op 3.55, 7. H. Stamsnijder (Uitkomst) op 4.41, 8. H. Mutsaars (Driessen) op 5.15, 9. Bas van Lamoen (Batavus) op 5. 5.59, 10. J. Broers (Van Erp) op 6.17, 11. F. Schür (Elite) op 6.27, 12. A. Hassink (Amstel) op 6. 51.
In het klassement zien we nog enkele streekgenoten van Jos. Op 19.22 eindigde Dick van Egmond (Nijverdal) als 34ste. Op 20.43 werd Nico Hilberink (Den Ham) 37ste en op 26.39 werd Han Vaanhold uit Haaksbergen als 49ste geklasseerd. Kort daarachter is Wim Albersen (Wierden) 51ste op 28.46.
En verder nog: 61. Jos Alberts (Neede), 71. Jan Posthuma (Weerselo), 75. Henk Boom (Markelo), 77. Peter Steyn (Wierden), 87. Gerard Veldscholten (Oldenzaal).

Gerrit Möhlmann (rechts) en Jos, winnaars van de proloog en de huldiging van de rondemiss.


Eindwinnaar Jos straalt, de rondemiss straalt. Wat wil je nog meer?


 

Eind goed, al goed. Jos met zijn zeer tevreden ploegleider Herman Krott.