6 | JOS & HENNIE

Hoeveel oud-renners kennen Jos en andersom. Dat zijn er veel, in Nederland en andere landen. Jos was een winnaar, van de aspiranten tot en met de beroepsrenners. Dan ben je bekend, dan heb je aanhangers en word je niet vergeten. Het bleek de afgelopen week toen Jos een zware steen van zijn maag gooide door eindelijk bekend te maken dat hij in zijn eerste jaren als renner meerdere keren seksueel misbruikt is door zijn begeleider MZ te B, zoals hij hem zelf altijd betitelt. De reacties op de tragische ontboezeming waren talrijk en zonder uitzondering buitengewoon meevoelend en sympathiek. Familieleden en vrienden, oud-renners, wielerliefhebbers, organisatoren, ploegleiders en vele anderen leefden met hem mee en staken hem een hart onder de riem. “Bijzonder hartverwarmend”, zeggen Jos en zijn vrouw Annette. “Telefoontjes, appjes, emotionele bezoeken. Mensen die vroeger ook met misbruik te maken hebben gehad en er nu mee naar buiten durven te komen. We hebben een hectische week gehad en hebben daar achteraf geen spijt van.”

Dit gezegd hebbende, stappen we over op hoofdstuk 6 van de serie over het leven van oud-wielrenner Jos. Deze keer vertelt hij over zijn beroemde, negen jaar oudere streekgenoot Hennie Kuiper. De beide mannen kennen elkaar goed. Ze spreken elkaar af en toe nog. Vroeger koersten ze regelmatig tegen elkaar. Nuchtere Tukkers, die elkaar begrepen.

Van 1980 tot ’88 waren beide matadors regelmatig op weg naar dezelfde finish. “In principe was hij een concurrent van mij. Ik had veel gelezen over Hennie en had extra aandacht voor hem. Ik vond het mooi om tegen hem te koersen. Hij was de dertig al gepasseerd, maar was nog enorm actief. Hij zette zich iets in zijn hoofd en maakte het nog waar ook. Dat was vaak heel bijzonder”, zegt Jos. “Toen ik bij de nieuwelingen en junioren fietste hoorde ik om mij heen vaak het advies dat ik een voorbeeld moest nemen aan Hennies karakter en doorzettingsvermogen. Een jaar of zes later fietste ik met hem in dezelfde wedstrijd. Ik reed met ‘cowboys’ als Wim de Ruiter, een coureur die grappen uithaalde in het peloton. Hennie zei dan tegen mij: ‘Let op Jos. Hij doet zo gek om in het gevlij te komen van Raas en Priem. Hij zei dat in het Twentse dialect om niet op te vallen’. Zo wierp hij zich soms een beetje op als mijn adviseur.”

Jos verwijst naar een van de biografieën van Hennie waarin te lezen is hoe de relatie was tussen hem en zijn ouders. Jos kan zich daar goed in vinden. Beide Tukkers lijken op elkaar. Niet alleen begonnen ze beiden hun wielerloopbaan met oude fietsen en wilde koersen en waren ze misdienaar in de parochiekerk, ook de thuissituatie was vergelijkbaar. “Onze ouders hielden van ons, maar uitten dat niet in tedere liefkozingen”, zegt Jos. “Hennie vertelt dat zijn ouders veel hielden van hun kinderen, maar dat ze dat niet toonden. Hij kan zich niet herinneren ooit bij zijn ouders op schoot te hebben gezeten. Ruimte voor gevoelens was er niet in huize Kuiper. Zo was het bij ons thuis ook. En daarmee wil ik mijn ouders niet tekort doen. Zo was dat toentertijd.”

Anekdotes met beide oud-coureurs als hoofdpersonen zijn er ook. Hennie was in 1998 de coach van 560 wielerliefhebbers die onder auspiciën van de Twentsche Courant Tubantia de Alpe d’Huez opfietsten. Daarmee kreeg hij een fraaie vermelding in het ‘Guinness Book of Records’. Hennie kreeg vanaf toen de vraag van meer kranten en andere instanties om dat ook met hen te doen.

In 2000 vroeg Hennie aan Jos en Wim Albersen (ook een oud-renner) of zij met hun partners mee wilden naar de Alpe d’Huez. “Dat jaar hadden Wim en ik ook een aantal weken een groep fanaten onder de hoede die we in de cols rond Oldenzaal hebben voorbereid op de Alp. Die keer coachte Hennie 260 schaatsliefhebbers in samenwerking met de KNSB op weg naar de alpentop. Onze vrouwen konden samen met Marianne, Hennies vrouw, administratieve ondersteuning bieden. We zijn met eigen vervoer naar Frankrijk gereden en waren in vakantiestemming. We sliepen in Les Deux Alpes, een ideale après-ski plaats, als je de berichten mocht geloven. Maar alleen in de winter zo bleek bij aankomst. Het was er uitgestorven.”

Daar in Les Deux Alpes waren de beide echtparen qua huisvesting goed bedeeld. Elk stel beschikte over een riant tweekamerappartement voor vier personen. En Lammertink zou Lammertink niet zijn als er niet direct een plan op kwam borrelen. “Als wij nu eens bij elkaar in één appartement trokken, dan hadden we nog een locatie voor vier personen in de aanbieding. Dus belden we met het thuisfront en nodigden broer Laurens en zus Leontien met partners uit. Laurens was volop in training en zwager Bart was inmiddels ook met het wielerbacil besmet. Het was niet moeilijk om ze over te halen, de spullen werden gepakt en ze kwamen plankgas onze richting”, glimlacht Jos.

Gelukkig hadden Jos en zijn mensen nog een vrije dag voordat de Alpe d’Huez op het programma stond. Ze benutten de tijd om de klimspieren alvast lichtjes op te warmen. Althans, dat hadden hij en Wim de anderen wijsgemaakt. Jos: “Tussen muren van sneeuw bedwongen we de Col du Lautaret en de Col du Galibier. Dat verliep probleemloos, op kleine vloekjes van Abdoe na. Dat was de bijnaam van Laurens vanwege zijn giga-sprintvermogen, nagenoeg gelijk aan de legendarische Djamolidin Abdoezjaparov. De dag van de waarheid, de race tegen de klok op de Alpe d’Huez, was een bloedhete dag. We zijn gedrieën van schaduwplek naar schaduwplek naar boven gereden, en dat zijn er niet zo veel. In het dorp net voor de finish hebben we nog een terrasje gepakt, dat ietsje uitliep. Toch waren we uiteindelijk maar 1 uur en 45 minuten langzamer dan de recordtijd van Marco Pantani, die nog steeds staat op 37 minuten en 35 seconden.”

“Omdat we niet helemaal uitgeblust waren konden we ons ’s avonds op het slotfeest van de beste kant laten zien en ‘het licht uitdoen’. Annette zei tegen Marianne: ‘Ik ga straks even met Hennie dansen’. Marianne wist te melden dat Hennie niet kon dansen èn ook nooit zou gaan dansen. Een kwartier later was dat toch een feit. Grenzen werden verlegd op die legendarische plek”, aldus Jos.
De beide toprenners van weleer hebben nog altijd contact. “Af en toe, toen het nog kon, gingen we uit eten. Soms belt Hennie spontaan om even een bakje koffie te doen. Ik zie hem hier nog op de knieën voor de tafel zitten om voor alle bezoekers een toastje te smeren. Nergens te groot voor. En waarom ook? “
Foto boven: vlnr Wim Albersen, Abdoe, Jos en zijn zwager Bart op de top van de Galibier.


1987. Een grote groep renners in Parijs-Roubaix met rechts Jos en links Hennie.


En het certificaat dat iedere bedwinger van de Alpe d’Huez kreeg.

2000. Gezelligheid in Les Deux Alpes. Vlnr Wim Albersen, Jos’ echtgenote Annette, Annie Albersen, Hennie, Jos en Laurens.

5 | TRAUMA

De vijfde aflevering van deze serie. Het wordt hoog tijd om een afschuwelijke episode te beschrijven uit het leven van Jos. Dan is het gedaan, dan hebben we dat gehad. Want Jos zat er zijn hele (wieler)leven mee in de maag. Dagelijks. Als een zwerfsteen zo groot. Hij vertelt dat hem, na ons eerste telefonisch contact om een afspraak te maken, een weeïg gevoel bekroop en dat hij besefte waar dat toe zou gaan leiden.

Jos: “Toen jij een weekje later vertrok met stapels fotoalbums en plakboeken, wist ik het zeker. In die tassen en dozen was namelijk mijn wielercarrière opgetekend, een periode waarin MZ (Jos kan de volledige naam van zijn voormalige begeleider niet meer over zijn lippen krijgen -GE) veelvuldig in beeld is, de begeleider met een groot hart voor de wielersport. De man die zeer bekend was in de wielerwereld. De man die werd getypeerd als de ideale coach waarbij successen gegarandeerd leken. De knipsels, overzichten en talrijke foto’s uit de beginjaren van mijn carrière genereren vanzelf ook een grote lofzang over hem”, aldus Jos. ‘’De man leek op het eerste gezicht een voorbeeldfiguur, maar achter die façade ging een duister geheim schuil. Hij was de man die mij seksueel misbruikte gedurende vele jaren. Een groot trauma dat inmiddels een halve eeuw oud is. Het was al die jaren een heel zwaar blok aan het been. Het was een hel om te zwijgen over wat er zich afgespeeld heeft, want ik schaamde me zo verschrikkelijk diep.”

We zouden de komende tijd zijn leven, zijn carrière, zijn kijk op de wielersport van toen en nu doorspitten. We zouden oude verhalen ophalen en anekdotes. Jos: “Om MZ daarbij ook nog op te hemelen, dat zou ik niet kunnen. Dan maar op de proppen met het verhaal. Ik realiseer me dat dit is het moment is om mijn walging en weerzin van wat er destijds is gebeurd, te moeten vertellen. Ik kan me niet herinneren wanneer ik de plakboeken heb aangeraakt. Deze eeuw sowieso nog niet. Nogmaals uit pure walging en afkeer.”

Jos vroeg zich in de jaren zeventig constant af. ‘Waarom ik?’ En ‘Zou hij dat ook met anderen hebben gedaan? Waren er wellicht andere slachtoffers te traceren en kunnen we hem met een groep medestanders dan confronteren met zijn wandaden. Kunnen we die man ontmaskeren.’

“Op dat gebied had ik de antennes altijd ver uit staan”, vertelt hij, “maar ik heb nooit iets vreemds kunnen ontdekken. Ik zag dat Jantje Bakker uit Eenrum, een Amstel coureur, ook ‘begeleid’ werd door een vrijgezel, een man uit Usquert. Zou hij misschien ook…..? Kon ik hem misschien polsen of om advies vragen? Maar dan was mijn vraag ook direct een bekentenis van mij en dat zou dan een rel veroorzaken. En als zich de mogelijkheid voordeed om dat aan hem te vragen, zou ik dichtklappen.”

Waarom liet Jos het toe? Waarom sloeg hij hem niet direct op zijn bek, bij wijze van spreken?

“Nou heel eenvoudig, ik was nog een kind. Bijna net zo klein als die dikke zelf. Hij plande het continu heel sneaky. Hij koos de geschikte gelegenheden uit. Ik geef een voorbeeld. Voor de Acht van Chaam was het noodzakelijk dat er overnacht werd in een hotel. Een hotel? Ik, een jochie van ‘t Hexel, in een hotel? Mooi man, dacht ik. Maar achteraf gezien was dat een afschuwelijke belevenis. Hij betaalde ook later altijd het hotel, maar deed ook de kamerindeling. Er werd achteraf niet over gesproken. Ik durfde het niet en MZ deed alsof er niets gebeurd was.”

“Zo was het ook altijd de gewoonte om bij criteriums zo dicht mogelijk bij het parcours te parkeren. Dan hoefde hij niet zo ver te lopen, dat was niet zijn favoriete bezigheid. Soms kwamen de bewoners, waar we de auto voor de deur hadden staan, ook geïnteresseerd kijken hoe wij de fietsen in elkaar zetten, de banden oppompten enz. Dan was het makkelijk voor de coach, even een babbeltje en de kleedruimte -lees slaapkamer- nota bene in een wildvreemd huis was geregeld voor zijn ‘zoon’. Natuurlijk moest hij daar ook de Midalgan op de benen smeren, als ‘verzorger’, of spanjeur zoals hij zichzelf betitelde in zijn plakboeken.”

“Later werden er fotoboek- en plakboekcontroles ingevoerd. Of biefstuk-eet-sessies. Op de fiets naar het station in Wierden, met de trein naar Borne, waar ik dan bij hem achterop de fiets naar zijn huis ging. Hij woonde samen met twee broers, ook allebei vrijgezel. De jongste broer Toone had een blauwe maandag gefietst en hij bracht zijn dagen door met knooi’n met oale fietsn. Hij had net zoveel tanden als MZ. Ook twee. Zijn oudste broer werkte net als Toone ook niet, maar die zag er nog wel schier uit. Hij was bezeten van voetbal en fungeerde als secretaris van de voetbalclub NEO. Als ik bij hem kwam, kon het zijn dat ik ze nog even trof, maar meestal waren, of gingen ze de hort op. En zo kan ik een hele opsomming van locaties en gelegenheden noemen waar hij toesloeg.”

Vaak vroeg de jonge wielrenner Jos zich af bij wie hij terecht kon met zijn probleem. Wie kon hij vertrouwen? Bij wie voelde hij zich voldoende veilig om ermee op de proppen te komen? Zijn ouders wellicht?

“Nee. Thuis waren we daar niet mee opgevoed. Over gevoelens of over problemen zoals het trauma waar ik mee worstelde, werd niet gepraat. Niet zeuren, luisteren moet je, je eigen boontjes doppen en je doet gewoon wat van je gevraagd wordt.”

Ook al won hij zijn wedstrijden, echt blij werd hij daar niet van. Jos hoorde de wielercommentatoren als Ad van de Meulenreek, Rien Hermse en Chris Delbressine ontelbare malen op het podium omroepen: “Jos, je hebt gewonnen, je mag gerust lachen hoor. Kan er geen lachje af? Hé jongen, kijk eens wat blijer, je hebt gewonnen! Maar die kenden logischerwijs de reden niet. Als ik naar de foto’s kijk, dan zie ik een bang joch, een cry for help. Ken je deze liedjes? Als ik dit soort regels hoor, denk ik altijd meteen terug aan deze rottijd.
Ik ben mezelf niet of al die jaren nooit geweest…
Maar onder die lach zat een droevig gezicht….

Niemand kende de pijn van z’n stille verdriet….”

Jos racete van erepodium naar erepodium, maar ondertussen beheersten de schanddaden van zijn coach zijn leven volledig. Hij kon ook nergens anders aan denken. “Om de gedachten eruit te blazen, heb ik in 1975 van het prijzen- en premiegeld stereo apparatuur aangeschaft. Met muziek, op mijn slaapkamer, probeerde ik op andere gedachten te komen. Verdoven of nog beter, hard, harder, keihard. Eerst met een dikke Pioneer versterker en twee gigantische luidsprekers. Keihard CCR, Dire Straits, Stones, Pink Floyd. Geen succes. Meer speakers, grotere versterker. Mooie gadgets kopen dan maar, weer een tijdelijke afleiding. Het verdiende geld opmaken aan auto’s en accessoires daarin of aan.”

Jos zocht uitdagingen op tot onbenullige aan toe. Hij zette zich af tegen MZ als hij zei hij dat zwemmen niet goed voor wielrenners is. “Dan gingen wij een dag zwemmen in Diffelen en dan won ik evengoed daags nadien een koers. Dat zei ik hem dan niet, maar ik had er wel een goed gevoel erover. Later kon ik dat wel, bewust op stap, gigantisch aan de zuip tot half 5 in de nacht. De volgende dag vroeg ik hem dan, nadat ik met overmacht een criterium gewonnen had, hoe laat dacht je dat ik op bed lag? Half 10? Nee, half 5. Ik herinner me dat ik op die manier de Ronde van Ouderkerk aan de Amstel won op 12 juni 1977. 1. Jos Lammertink, 2. R. Smit, 3. Co Moritz. Maar ja, ik had dan het gevoel dat ik hem wat aandeed, maar in feite had ik me zelf te pakken.”

MZ had zelf geen rijbewijs maar wel een auto (waarin de plek rechts voorin voor hem was gereserveerd). De toen 18-jarige wielrenner Nico Hilberink uit Den Ham reed in de auto van MZ en reed de auto dan via Hoge Hexel en MZ in Borne naar de koers, waar dan ook. MZ regelde de verzekering, de wegenbelasting en wij betaalden de brandstof.
Jos noemt de typeringen die hij in de media ik in de loop der jaren over zichzelf langs zag komen.
Nors, stug, bedeesd.
Een man van weinig woorden.
Neo-prof Jos Lammertink, het verlegenste jongetje.

‘’Allemaal het gevolg van”, zegt hij. “Op het sterfbed van MZ had ik me voorgenomen te zeggen: “Ik wil dat je beseft dat je mijn leven tot een hel gemaakt hebt”. Maar ik heb de kans niet gepakt, heb het toch niet durven zeggen. Met zijn overlijden in januari 1999 dacht ik eindelijk bevrijd te zijn van deze nachtmerrie. Maar helaas.”

Al jaren maakt Jos momenten mee waarin mensen hem aan MZ herinneren. “Ex-coureurs die ik na vele jaren terug zag en vroegen: ‘Hoe heette die dikke man ook alweer? Goeie keerl hè?’ zeiden ze dan.
Via de KNWU moesten we naar een sportarts in Brabant voor een test. Die zei: ‘Kleed je maar uit’.
Ik vroeg: ‘Alles?’
‘Ja alles’.
Dan schrok ik. Het zal toch niet weer….”
Meer voorbeelden die hem te binnen schieten. Na de Mooscross in St. Isidorushoeve hoorde hij zijn vader Henk met Sjakie Schipper, een andere wielervader, vol respect over MZ praten. Over de kleine, dikke man waarover in de wandelgangen respectvol gefluisterd werd, die talentvolle wielrenners naar een hoger plan bracht. Hij was de coach met verstand van zaken, de man die gekoppeld werd aan renners die grote successen behaalden.
Het hoge woord is eruit. Op naar aflevering 6.
Foto boven

1973. Huldiging Overijssels kampioenschap voor nieuwelingen in Luttenberg. Vlnr Boom sr, Jos’ jongste broer Laurens, Jos, MZ, kampioen Rik Tijhuis, Fons Schootman.

1974. Overwinning als nieuweling in Breda. MZ fotografeert de huldiging. Jos kan er niet van genieten.

 

1974. Jos wint de Ronde van Ulvenhout, rechts Martin van de Broek
Nog een knipsel over oud-Tour-winnaar en lotgenoot Bradley Wiggins.

Een toepasselijk knipsel.

1964. Wim Neeskens (links) wordt als winnaar van de Ronde van Steenderen gehuldigd door de rondemiss. Rechts zijn adviseur en plaatsgenoot MZ. Een kleine rondvraag in de wielerwereld levert naast wijlen Wim Neeskens de namen op van renners die in hun jonge jaren eveneens door MZ zijn begeleid en gecoacht: Nico Hilberink, Rik Tijhuis, Herman Ponsteen, Henry Dorgelo, Rob Froeling, Hans Blaauwgeers, Harrie Wolters, Hans Thijs, Jan Willem Fokke, waarmee niet gezegd is dat deze oud-renners ook door MZ misbruikt zijn.

4 | DE GEUR VAN HET PLAKLINT

Hoe begon het allemaal? Op welke manier komt een loopbaan als professioneel wielrenner op gang? Net als veel coureurs begon het wielerverhaal van Jos Lammertink met wilde koersen, waarbij hij op een fiets reed die in de verte op een racefiets leek. Vader Henk en zijn broer Gerard stonden aan de basis. Gerard is dan weer de vader van Jonny Lammertink (die eveneens wielrenner zou worden). Gerard is ook de tweelingbroer van Sientje Stamsnijder (inderdaad de moeder van Hennie). Gerard en Henk keken altijd goed rond op de vuilnisbelt in de naburige buurtschap Rectum of er nog een oude herenfiets gedumpt was. Als ze er eentje vonden, maakten ze die korter. Zoals de eerste foto hieronder laat zien stond de voorvork te veel onderuit, in de chopperstand. Daarom was de fiets te lang en alleen geschikt om rechtuit te rijden. Dus zochten de mannen weer naar ander modellen of combinaties.

Jos: “Mijn vader kocht bij fietsenmaker Schasfoort in Wierden een verchroomd stalen racestuur voor ƒ 13,95, dat erop werd gezet. Op die manier hadden we voor weinig een zogenaamde racefiets.” Hij en zijn broer Herman en hun neef Jonny konden zodoende met hun aan elkaar gelaste frame met brede banden meedoen aan wedstrijden. Kortom, een wielercarrière was geboren. En al snel bleek het een carrière te worden met veel perspectief.

Jos zat op de lagere school in Hoge Hexel toen hij bijna dagelijks met een paar jongens met de provisorische racefiets in de buurt van zijn ouderhuis al kleine, onderlinge wedstrijdjes reed. Ze hadden achter hun huis een parcours van anderhalve kilometer, waarop ze zelfs al tijdritten reden. Neef Jonny was er ook bij. Vlot en vaardig reden de jongens hun rondjes. Zo werden ze steeds meer één met hun imitatie-racefietsen.

Ja, dan kun je ook wel aan een wilde koers meedoen. Dus gingen ze in 1968 naar Nijverdal. Daar had je zo’n wedstrijdje. Jos won. Wie anders?

Van het een kwam het ander. Rijssen had een vijfdaagse met een algemeen klassement erbij. Dat begon erop te lijken. Jos en zijn maten troffen daar Gerrit Vixseboxse. Die was een jaartje ouder en zat op een echte racefiets. Jos won twee keer en Gerrit won twee keer. De vijfde dag viel de beslissing. Gerrit won. Han Vaanhold uit Haaksbergen was er ook al bij. Die had een fiets met echte tubes.

Vader Henk zag dat zijn jongens geknipt waren voor de wielersport. Het begon menens te worden. In 1971 tikte hij een tweedehands racefietsje op de kop bij Hubert Oude Wesselink in Bornerbroek. Herman (bij de 10- en 11-jarigen) en Jos (12/13) konden wedstrijden fietsen. Op dezelfde fiets dus. Ze wonnen beiden hun eerste wedstrijd.

Jos vertelt dat hun vader een overkapping had gemaakt tussen schuur en huis. “Daar stalden we onze racefiets met de echte tubes. We waren zo trots. De geur van het plaklint, pfff wat lekker was dat. Elke morgen als ik opstond, liep ik eerst even naar de fiets.”

Er was daar in Hoge Hexel een onvervalste wielrenner geboren…

1971. Bovenaan de foto waarop Jos lachend poseert met de fiets van het plaklint. Plaklint werd gebruikt om de tubes (banden) op de velg te plakken. Het was dubbelzijdig, superoed plakkend tape. Leren zadel, met wielen nog zonder klapnaaf. En voor het eerst zonder terugtraprem!


1967. Vader Henk demonstreert de fiets met het bijzondere stuur. Links Jos, rechts Herman en onder zien we nog een deel van Jonny’s hoofd. Het was een volledig, kostenneutrale herenfiets die getransformeerd was naar racefiets. De stuurbocht leek al op een echt racestuur, maar bleek in de praktijk toch niet helemaal te voldoen.

1968. De fietsen waar Jos en zijn maten de eerste wilde koersen mee reden, allemaal met zo’n zelfde glimmend racestuur. V.l.n.r. Jos, Jonny, Anne Edelenbos, Hennie Stamsnijder, Ben te Wierike en Herman, de broer van Jos.

1971. Jos is al een echte wielrenner. Hij rijdt de Holterbergtijdrit. (Beugels onder de bovenbuis voor de fietspomp!)

3 | NIET VOOR MIETJES

Jos reed een aantal keren van Parijs naar Roubaix, ook zo’n klassieker die iedere profrenner graag op zijn erelijst heeft staan. Hij genoot ervan, maar kwam er ook achter dat je op die keien goed moet kunnen sturen. Je rijdt immers in een regio waarvan de infrastructuur middeleeuws aandoet. Iedere kei is een scherprechter. Wie niet behendig is met zijn fiets, heeft een rotdag. “Als je niet oppast”, zegt Jos, “vlieg je alle kanten op. Je hebt de lange aanloop naar het Bos van Wallers en daarna komt de ene strook na de andere. De beste plek is midden op de weg. Daar is de weg wel slecht, maar daar zitten de minste gaten. Het is moeilijk om kort aan het wiel te rijden waardoor vaak de sterksten overblijven. Ik fietste mee in de voorste gelederen maar altijd in een dienende rol. Toch was het wel een koers naar mijn hart. Parijs-Roubaix is een wedstrijd voor bikkels, niet voor mietjes.”

Qua zwaarte is Parijs-Roubaix te vergelijken met de Ronde van Vlaanderen. In 1983 was Jos voor het eerst van de partij. Ik moest ervoor zorgen dat Gregor Braun als eerste op de kasseien arriveerde. “Opdracht geslaagd”, weet Jos. “Ik heb hem zelfs later nog eens mijn wiel kunnen geven. Resultaat nul. Niemand haalde de finish.” Hennie Kuiper won.

In 1984 reed Jos in dienst van Peter Post bij Panasonic en was hij knecht van de kopmannen Planckaert en Vanderaerden. “Met de ploeg hadden we dat jaar de voorjaarsklassiekers beheerst. Maar aan de finish hadden we alleen Eric Vanderaerden; op een kwartier achterstand. Blijf je wel of niet gespaard van pech. Daar draait het om in Parijs-Roubaix. Ik had een paar keer een lekke band en dan ben je gezien, want de wagen met reservewielen is meestal niet in de buurt. Dan moest je maar ergens een lift regelen om bij de wielerbaan te komen. Nee, dat was geen probleem. Er waren zoveel wielerliefhebbers in de buurt. Je vond wel iemand die jou en je fiets erheen wil brengen. Zo’n toeschouwer is er blij mee om op die manier een renner te kunnen helpen.”

Tegenwoordig zijn de taken van de renners nog meer gestructureerd. “Je hebt Van der Poel, Van Aert, Pocajar, Pidcock en nog enkele toprenners. Alles draait om hen. Verder zal niemand een vrije rol hebben. Iedereen heeft een taak. Voor het eten zorgen, kleding van de kopman naar de ploegleidersauto terugbrengen, zorgen dat de kopgroep niet te ver wegrijdt, enzovoort. Zelf initiatief nemen is er niet meer bij. In mijn tijd kon dat nog wel.”

Zes keer stond de naam Lammertink op de deelnemerslijst. In 1983 en ’84 stapte hij af, in 1986 werd hij namens Panasonic 27ste, in ’87 reed Jos voor Transvemij en werd hij 35ste. In ’88 bij TVM finishte hij als 23ste en in 1989 kwam hij niet aan in Roubaix. Na 160 kilometer moest hij een wiel afstaan aan ploeggenoot Johan Capiot die desondanks niet meer aan kon sluiten bij de voorste groepen.
Kortom: zes keer was Jos van de partij, maar hij kwam op het Vélodrome André Pétrieux in Roubaix geen enkele keer in de buurt van de ereplaatsen. Desondanks kijkt hij met plezier terug op de Noord-Franse kasseienklassieker.
Foto’s uit het archief van Jos. Boven: 1983 Bernard Hinault probeert het wiel van Jos te houden.
1986, Jos voorop met links Hennie Kuiper, daarachter Eric Vanderaerden en links naast hem Sean Kelly van KAS.
1986. Jos met in zijn kielzog een renner van PDM.
1986, Jos rijdt in het wiel van Gilbert Duclos-Lasalle. Achter hem een renner van Renault en daarachter Guido Bontempi.

WIE WORDT HET?

Peter Bosz wordt het niet. Hem als hoofdcoach in de Veste, dat zou natuurlijk enorm prettig geweest zijn. Bosz is een baas. Hij legt de lat hoog voor de spelers. Doet er een zijn best niet, houdt een ander zich niet aan de afspraken, dan zwaait er wat. Hij voetbalt zoals bekend graag op de helft (en in het bijzonder in de zestien) van de tegenstander. Stel je voor, zo’n topman bij FC Twente op het trainingsveld in Hengelo en in de volle Veste. Daar knapt een club van op. Ik kan het weten, want ik heb Bosz meegemaakt bij Heracles. Twee keer zelfs. Beide keren had hij succes. Laat Bosz maar schuiven.

Maar het gaat niet door en dat verwondert me niet. Bosz richt zijn blik op een club met meer potentie en wellicht ook op een club met een dikkere portemonnee, waardoor zijn salariseisen makkelijker ingewilligd worden (hij is clubs gewend uit de Europese subtop) en waardoor hij topspelers kan binnenhalen. Hij wil graag naar Ajax en dat is een club met geld, een club die niet lang nadenkt en met gemak een dozijn spelers inkoopt, in de hoop dat er een paar goeie tussen zitten.

Maar wat moet de FC nu? Collega Leon weet al zeker dat het Oosting (foto) wordt. Past goed in Twente. Lijkt me geen gekke optie, zeker niet als hij ook Mats Seuntjes meeneemt, want deze rasvoetballer voetbalt al een paar jaar op een te laag niveau. Hebben Streuer/Bruggink al gedacht aan Brugginks golf-collega André Paus? Die is vrij, woont in de buurt en heeft een prima staat van dienst, in NL en in het buitenland. Is oud-speler die past in de Veste. Zeker weten. Of anders René Hake een nieuwe kans geven? Is ook een goeie kandidaat. Benieuwd wie het technische duo uit de hoge hoed tovert.