24 | PROTEGÉ VAN DE BONDSCOACH

Als junior was Jos al een grootheid. Een gelukkig worden her en der ook in die categorie etappekoersen georganiseerd, zodat deze jonge renners kunnen wennen aan dit fenomeen. In 1974 startte hij op 30 april in de Dusika Jugend Tour, genoemd naar de tienvoudige kampioen van Oostenrijk, Franz Dusika. Een mooie wedstrijd om het vak nader te leren kennen. Op de deelnemerslijst van deze koers stonden vaak talentvolle jongens uit allerlei landen. Coureurs als Dietrich Thurau, Fabian Cancellara en Bernard Eisel wonnen deze wedstrijd ooit. Eric Vanderaerden was tweede in 1980, Tom Nijkamp uit Diepenheim lukte datzelfde in ’93.

Jos was in het voorjaar van 1974 net 16 jaar en was opgesteld in de Nederlandse ploeg. “Je keek je ogen uit als je over de grens mocht koersen met de nationale ploeg. Buitengewoon hoge bergen met de toppen in de sneeuw”, vertelt hij. In het Oostenrijkse decor liet hij echter meteen zien dat hij erbij hoorde. De eerste etappe was voor hem. Hij won de sprint van zijn medevluchter Etienne de Wilde. Bekende naam. Gianni Giacomini uit Italië eindigde als derde op 45 seconden. Ook een bekende naam. De volgende etappes waren zwaar, maar Jos bleef er goed bij, eindigde niet meer op het podium, maar werd wel als tweede in het eindklassement. Giacomini won de Dusika Jugend Tour. “En dat bleek bepaald geen pannenkoek te zijn”, zegt Jos, “want ik kwam hem ook weer tegen op het WK voor amateurs in 1979 in Zuid-Limburg.”

Jos was als nationaal kampioen door bondscoach Rini Wagtmans samen met Theo de Rooij, Hennie Stamsnijder, Ad Wijnands, Adrie van der Poel en Jacques van der Meer opgesteld in de nationale ploeg. Wijnands en Jos hadden beide nog recent in de Ronde van Slowakije twee etappes gewonnen, Van der Poel en Van der Meer elk één. “Rini stond als bondscoach dicht bij de renners, in tegenstelling tot Joop Middelink”, vertelt Jos. “Rini had zijn wielercarrière door hartklachten moeten opgeven en was op dat moment 32 jaar. Hij wist ons goed te motiveren, wat ook aan de resultaten te merken was. Humor was een van zijn sterke punten. Je kunt wel zeggen dat niets hem te gek was. Zo zaten we in die etappekoers voor de start op een pleintje koffie te drinken. Plots vroeg hij aan Ad Wijnands of hij zijn fiets even mocht lenen. Hij ging op het stuur van de fiets zitten, prutste zijn voeten tussen de toeclips en fietste zo achterwaarts het pleintje op. Onderwijl had hij ook nog ergens een brandende sigaret en een krant geregeld en al rokend, achteruit rondjes rijdend, las hij de krant. Dat had ik nog nooit gezien. Ik begon me ongemakkelijk te voelen, zag hem bij wijze van spreken al op het plein liggen . Maar… niets aan de hand. Het was gewoon een perfect optreden dat in het circus niet misstaan zou hebben.”

Maar we zijn er nog niet. De bondscoach had nog meer kunsten op zijn repertoire. Jos: “Terugrijdend naar het hotel ging hij met een aantal van ons een weddenschap aan. De laatste bocht voor het hotel kon hij met een snelheid van tachtig kilometer per uur nemen. Niemand was het met hem eens, maar hij bleef overtuigd en zou het wel eens even laten zien. Met een paar man gingen we mee in de Opel Rekord om het live mee te maken. Ik zat voorin naast hem. De bewuste bocht was haaks, de weg circa zes meter breed en aan beide kanten van de weg zat een stoep met daarnaast direct een huis. Onmogelijk zou je zeggen. Of had hij een truc? Hij werd dan wel de beste daler van het peloton genoemd, maar kon hij ons ook wat leren in de auto? Rini voerde het tempo op, maakte ons allemaal attent op de kilometerteller die precies 80 aangaf. Voor de bocht een beetje slingeren, daarna helemaal naar links om de bocht zo ruim mogelijk te nemen. Het werd steeds spannender, het hart bonsde me in de keel en ondertussen zetten we ons schrap om de confrontatie met de stoep en het huis op te vangen. Op het allerlaatste moment ging hij toch rechtdoor, schaterlachend. Wat een opluchting, wat had hij de spanning weten op te voeren. Ik weet helemaal niet eens meer waar we om gewed hadden, maar ik ben die actie nooit vergeten. ‘Of dachten jullie dat ik echt…..’, zei hij met een grote grijns op zijn gezicht.”

Voor de WK-wedstrijd had hij een revolutionaire strategie in petto. “Hij verwachtte veel valpartijen op dat smalle parcours in het zuiden van Limburg. Met zo’n groot peloton en met zoveel onervaren nationaliteiten daartussen kon je daar vanuit gaan. Van voren blijven, het tempo hoog houden, dan gaat alles en iedereen kapot en dan zijn wij vanzelf wereldkampioen. Liever gezegd, dan zou ik de regenboogtrui mogen aantrekken. Dat was het plan van Wagtmans. Ik was een protegé van hem, hij was op mijn hand en liet daar geen twijfel over bestaan. Op de voorpagina van een sportkatern stond levensgroot gedrukt. Rinie Wagtmans: Wie Jos Lammertink klopt, wordt wereldkampioen. En in Slowakije, een week eerder, hadden we met Rini als coach iedereen naar huis gereden. Ik had er dan ook zelf vooraf ook vertrouwen in”, vertelt Jos.

Mooi bedacht, maar deze tactiek mislukte. “Het tempo hielden we hoog, maar er waren geen valpartijen. ‘Alles en iedereen gaat kapot’ werd ook niet bewaarheid, zelf ging ik overigens wel kapot. Enigszins overmoedig bleek ik toch te veel met de krachten hebben gesmeten.”
Gianni Giacomini (foto) uit Cimadolmo fietste een uurtje of vier mee in de achterste gelederen van het peloton, maar won de ultieme sprint. Op het WK in eigen land was Wijnands met zijn dertigste plaats de beste Nederlander. Jos eindigde als 74ste. Giacomini werd voor de vierde keer wereldkampioen, want hij maakte in 1976 ook al deel uit van de Italiaanse juniorenploeg die de ploegentijdrit won en in 1978 werd hij op het WK voor militairen op de weg en de ploegentijdrit kampioen.
De zilveren medaille ging daar in ’79 in Valkenburg naar de Pool Jan Jankiewicz en dat was de man die Jos een paar dagen later op het WK achtervolging in het Olympisch Stadion als tegenstander had in de kwartfinale. Daarover schreven we al, want Jos versloeg hem ondanks twee lekke banden.
Kortom, de mannen die hij als junior als concurrent had, kwam hij ook bij de amateurs en profs weer tegen. Giacomini en Jankiewicz waren overigens slechts enkele jaren beroepsrenner. Beiden stopten om gezondheidsredenen.

Foto boven: Jos in tweede positie bij de beklimming van de Cauberg (WK79)


Uitslag WK 1979 amateurs

STILTE VOOR DE STORM

Mijn overbuurman heeft het niet meer. Hij is verwoed fan van de FC, heeft een jaarkaart en is vooral verzot op de competitie. FC Twente stoomt op naar de top-3, zegt hij dan. Hij is optimistisch en hoopt vurig op de tijden van vijftien jaar geleden. Maar nu. “We zitten in de laatste week van de transferperiode. Het is zo stil”, zei hij gisteravond. “PSV, Feyenoord en vooral Ajax shoppen maar door. En wij?” De spanning stond op zijn gezicht.
“Stilte voor de storm”, zei ik.
“Van Bergen (foto) schijnt te komen van Reims”, zei hij. “Dat is een snelle jongen op de vleugel. Altijd goed, al had ik liever die Manhoef van Vitesse gehad.”
“Als een speler bij een Franse subtopper als Reims behoorlijk mislukt is, kan het dan voor de FC wel een aanwinst zijn?” vroeg ik hem.
“Dat weet je nooit”, zei hij, “en Joseph kent hem van vroeger.” Hij liep weer door en zei enigszins filosofisch onder het weglopen: “Een speler die hier niet slaagt, kan daar wel slagen. Daar zijn voorbeelden van.”
De buurman (en ik ook) geeft Van Bergen het voordeel van de twijfel.
Intussen is bekend dat hij voor vier jaar tekent bij de FC. We zullen zien wat deze kleine vleugelflitser gaat brengen.

Eiting dan. Die komt ook. Want er is geen weg terug. Daar passen Bruggink en de slimme Streuer een mouw aan. Goeie speler. Een aanwinst, dat weet ik nu al zeker.
En verder. Brenet gaat. Jammer. Dat vinden velen met mij. Een verrassende voetballer. Rechtsback, middenvelder en aanvaller tegelijk. Schijnt achter de schermen geen makkelijke jongen te zijn, hoorde ik van een insider. Maar maakt dat wat uit? Een goede leiding moet ook met minder makkelijke spelers om kunnen gaan. Hoort erbij.

Maar wie gaat Brenet vervangen? Sambo wordt genoemd. We zullen zien.
En wie gaat linksbuiten spelen? En wie wordt linksback als Smal er niet is, zoals nu het geval is?
Het worden spannende dagen voor de overbuurman en al die andere duizenden fans. Mijn collega Leon mag dan gezegd hebben dat een vijfde of zesde plaats ook okay is, ik vind dat de top-4 het absolute doel moet zijn. Dat past bij FC Twente, dat past bij de nooit versagende fans, dat past bij de status die in enkele jaren weer op het niveau is van vijftien jaar geleden toen de FC ook opstoomde naar de bovenste plaatsen van de eredivisie met de daaraan vast zittende Europese wedstrijden als bonus.
Is er al weer nieuws van Bruggink en/of Streuer?

KAART

Bewaren, bewaren, bewaren. Het is wellicht ergens goed voor, dacht ik dan. Misschien kan ik er nog eens iets mee, dacht ik dan.

Toevallig teruggevonden in mijn archief. Een ansichtkaart met voorop de Sint Pancratiuskerk te Heerlen, geadresseerd aan Fam A. v Berg, Madioenstraat 26 Enschede. Twee postzegels van 4 cent. Datum in poststempel is onleesbaar.

Maar dan. v Berg krijgt de groeten van enkele wereldberoemde voetballers van het Braziliaanse Botafogo. Drievoudig wereldkampioen voetbal Zagallo, (92 jaar intussen); tweevoudig wereldkampioen Didi; Carlos de Castro Borges. De andere namen zijn onleesbaar, behalve Ronald. Maar wie was Ronald?
Ik ben nooit op handtekeningenjacht geweest, ook als kind niet, maar hier heb ik de handtekeningen van grootheden als Zagallo en Didi.
Hoe kwam ik eraan? Aan deze kaart. Ik weet het niet meer. Die naam A. v Berg Madioenstraat, Enschede, misschien helpt hij/zij mij verder, maar weet iemand wie dat was? Ik hou me aanbevolen…

23 | PLOEGDISCIPLINE

Op de erelijst van Jos staat een mooie tweede plaats in het eindklassement van de Ster van Bessèges. Dat was in 1984 toen Jos de gelederen van Panasonic was komen versterken. Na een weekje trainen in Zuid-Frankrijk dirigeerde ploegbaas Peter Post naar de etappewedstrijd van 9 tot 12 februari in de gemeente Bessèges en omstreken, gelegen ten westen van de Ardèche. Theo de Rooij moest afzeggen. Hij had tijdens een trainingsritje voor de derde keer in drie jaar een sleutelbeen gebroken. De wedstrijd wordt elk jaar gehouden. Mannen als Thurau, Raas, Adrie van der Poel, JP van Poppel, McEwen en Voeckler wonnen de koers. De laatste winnaar is de Amerikaan Powless.

Jos vertelt dat de week voor Bessèges vooral in het teken stond van het elkaar beter leren kennen. De basis van het team was de oude Raleigh ploeg. Daar waren een aantal Belgen, een Australiër en wat Nederlanders aan toegevoegd die met discipline werden ingewijd in ‘het systeem Post’. “Tijdens de trainingstochten werd er behoorlijk gemeten. Meten betekende met twee man naast elkaar fietsen in strak tempo. Het ene wieltje iets voor de ander en dan werd constant het tempo opgevoerd, totdat er een het onderspit moest delven. Dat werd dan door het volgende koppel herhaald, totdat daar ook weer een winnaar was. Zo tasten we elkaar af zodat je precies wist wat je aan elkaar had.”

Natuurlijk kent zo’n trainingskamp ook hilarische momenten. Jos vertelt een anekdote: “Naast serieus trainen werd er ook veel geouwehoerd en dat ging van kwaad tot erger. Ik herinner me dat Jan le Grand daags voor de koers heel trots de Raleigh-wedstijdfietsen blinkend op de rij had staan. Hij adviseerde nog even te kijken of alles naar wens was met de afstelling van stuur, remmen enzovoort. Tijdens die inspectie stelde iemand de vraag wie er met de fiets in het zwembad durfde te springen. Onbenullig natuurlijk, maar Eric Vanderaerden bood zich aan om die scène even uit te voeren. Er zat een betonnen rand met een hoogte van een centimeter of tien om het zwembad en daar moest overheen gejumpt worden. De aanloop was kort en iemand moest hem vasthouden alsof het een proloog start was. De voeten in de toeclips (dat was toen nog), de riempjes goed aangetrokken, klaar voor de start en een paar tellen later een plons. Volledig koppie onder in een ijskoude zwembad. Wat een kerel. Maar wat een teleurgestelde mekaniekers natuurlijk. Die hele fiets moest uit elkaar en overal moest nieuw vet in. Maar Eric kwam er mee weg. Hij werd niet op zijn nummer gezet. Dat viel me wel op. Hij schaamde zich nergens voor, gewoon een big smile en schaterlachen, zoals een echte kopman dat doet.”

Tijdens die trainingsweek in 1984 liet Jos zich van de goede kant zien. De Belgische coureurs gaven hem al in die week de bijnaam sterke Jos. “Dat streelde mijn ego wel”, glimlacht hij.

“Ik wist wat er van mij verwacht werd”, vertelt Jos. Hij herinnert zich de koers nog goed. “Zoals zo vaak begonnen we met een proloog. Er zat een bult in, dat weet ik nog. We zaten met zes renners van onze ploeg bij de eerste twaalf. Bert Oosterbosch werd tweede op 0,2 seconden van Alain Peiper. Eddy Planckaert was vierde, ikzelf vijfde, Gerard Veldscholten zesde, Steven Rooks, negende en Bert Wekema twaalfde.

In de eerste etappe won Eddy Planckaert de sprint, die Jos voor hem aantrok. “Ik reed zo hard dat ik nog tweede werd, terwijl ik me nota bene uit liet vieren.”

In de tweede etappe van hetzelfde laken een pak. Planckaert won, Jos werd vijfde. In het klassement leidde de Belg, zijn maat Jos stond tweede op twee seconden. De derde etappe was weer voor Planckaert met Jos achter hem.

Voor de laatste etappe was het draaiboek voor alle ploegen duidelijk. Planckaert zou weer winnen, nadat Jos hem andermaal zou lanceren. “Maar dat ging anders. Ik demarreerde. Alleen wel te verstaan. Dat kwam spontaan in me op de laatste vier kilometer. Ik sloeg direct al een mooi gaatje. Dus plat op de machine en volle bak. Op dat moment was ik wel virtueel leider en als ik weg zou blijven zou ik de Ster van Bessèges winnen. Niet onaardig toch? Het mislukte, ik werd in de laatste kilometer teruggepakt. Planckaert werd ditmaal door de concurrentie, die zich uitsloofde om mij terug te pakken, van voren gehouden en hij won de etappe en het eindklassement, ik werd tweede.

Klaar, zou je zeggen. Leuk gedaan. Erepodium. Maar Peter Post dacht daar anders over. Hij kwam de kleedkamer binnenstuiven en hij was niet blij.
Jos: ‘Waar ben jij mee bezig,’ riep hij boos tegen mij.’ Ik had een ploeggenoot aangevallen. Dat kon volgens hem echt niet door de beugel. En Planckaert? Nee die was niet kwaad. Die had gewonnen, dankzij de brommer uit Wierden die hem dagelijks op de juiste plek had gebracht. Post zei nog dat ik het ook andersom zou hebben gegolden als ik leider was geweest. Wij rijden voor diegene die aan de leiding staat en gaan elkaar onderling niet aanvallen.”

Jos leerde ervan. “Bij Post is de ploeg-discipline zeer belangrijk en wat hieruit ook bleek, was dat mijn vorige ploegen een soort hap-snap-beleid hadden gevoerd.”

22 | VAN REUS NAAR KNEUS

Wedstrijden winnen na een sterke solo of een spannende sprint. Tijdritten afrazen. Veldritten naar zijn hand zetten of grenzen opzoeken met een snelle motor onder je lichaam. Jos Lammertink deed het in zijn actieve leven. Hij maakte naam. In binnen- en buitenland keken de wielerkenners met ontzag naar de rijzige coureur uit Wierden. Maar tegenwoordig is Jos’ leven het tegenovergestelde. Hij is aan huis gekluisterd. Hij is gekluisterd aan enkele vierkante meters. Lopen kan hij niet meer, enkele tellen staan ook niet. Zonder hulpmiddelen een kop koffie drinken? Nee. Alleen naar de wc? Nee. Een mail beantwoorden? Met veel moeite. Een vreselijke, naamloze spierziekte heeft hem in de greep. Alleen zijn hoofd werkt optimaal. Dat gelukkig wel.

Een vlekkeloze wielerloopbaan had Jos niet. Maar welke renner had of heeft dat wel? Net als ieder mens, heeft elke coureur ook tegenslagen. Vraag het wielrenner annex mountainbiker Mathieu van der Poel. Ups en downs. Jos was in 1980 nog maar net prof of hij kreeg de Ziekte van Pfeiffer (komen we later in deze serie nog op terug). In 1985 kreeg hij ernstige problemen met de schildklier. In 1992 stak reuma de kop op. Jos werkte bij De Marke in Rekken, een orthopedagogisch centrum voor zeer moeilijk inpasbare jeugd. Hij werd afgekeurd – als groepsleider – maar kon er als medewerker op de P&O-afdeling naadloos door. Ook op de Hogeschool Enschede kon hij qua Hbo-opleiding switchen richting het personeelswerk. Met die bagage en levenservaring kreeg hij een baan bij installatiebedrijf Van Dam in Rijssen om daar een P&O-afdeling op te bouwen. Het werk lag hem, maar na een paar jaar merkte hij dat hij steeds moeilijker en moeizamer bewoog. “Ik nam de trappen altijd met drie treden tegelijk. Dat lukte niet meer. Thuis viel ik op de bank in slaap. Ik voelde me moe en Annette was daar ongerust over. Mijn handen begonnen krom te trekken. Ik vond dat irritant. Je kon iemand niet eens fatsoenlijk een hand geven en daar begint en eindigt toch elk sollicitatiegesprek mee. Het werd zo’n slap handje. Ik vond dat heel pijnlijk.”
Jos stapte de medische wereld weer eens binnen. Via het Almelose ZGT kwam hij in het RadboudUMC te Nijmegen terecht. In 2003 werd de diagnose gesteld. Jos zou lijden aan IBM, Inclusion body myositis. Jos: “Myositis is een ziekte van de spieren die gepaard gaat met ontsteking. De spierzwakte die bij IBM optreedt, neemt langzaam toe, tot niets het meer doet en alle belangrijke bewegingsspieren zijn uitgevallen. Ongeveer dertien procent van de patiënten kiest voor palliatieve sedatie of euthanasie in het eindstadium.”
De schok was groot. Wat een belabberd vooruitzicht had Jos ineens. “Het was nu tenminste wel duidelijk waarom ik al jaren hondsmoe was. Nu snapte ik ook waarom ik al meer dan vijf jaar tijdens een fietstoertochtje door ‘ouden van dagen’ werd gelost.”
Geschat wordt dat in Nederland van elke miljoen inwoners, twaalf mensen IBM hebben. Dat zijn in totaal ongeveer tweehonderd mensen. De bedrijfsarts van de Van Dam Groep zei: “Je moet zuiniger omspringen met je energie. Om te beginnen meld je je drie halve dagen per week ziek.” Dat was heel aardig van hem, maar mijn werkzaamheden lieten dat niet toe. Ik liet hem in de waan dat ik die vrije tijd benutte om uit te rusten. Ik deed het niet en het ziekmelden kon ik zelf. Een collega ‘verlinkte’ mij en uiteindelijk werd met ondersteuning van het UWV bij mij thuis een slaapkamer omgebouwd tot kantoor.”
In 2005 kreeg hij toch weer een oproep van RadboudUMC. De neuroloog vond en dat er nog eens een biopt van een spier genomen moest worden. De conclusie daarvan was dat Jos niet aan IBM leed.
“Ik was inmiddels lid geworden van de VSN, de Vereniging Spierziekten Nederland en was op een bijeenkomst met lotgenoten die ook IBM hadden. Veel mensen met dezelfde kromme handen als ik. Ik zat tussen een optocht van rolstoelen en scootmobielen en hoorde allerlei pieptonen van hulpmiddelen die achteruit rijden. Ik heb er toen nog wel om gelachen, maar ik was op de terugweg en ’s avonds heel stil. Is dit mijn voorland, mijn toekomst? Dat spookte alsmaar door mijn hoofd. En nu werd de diagnose plotsklaps herroepen. Waarom?”
Bij het in 2003 afgenomen biopt was geen ontsteking in het weefsel aangetroffen en dat is wel een voorwaarde voor de diagnose IBM. Het ontbreken van die ontsteking werd verklaard door de hoge dosis prednison die ik voor de reuma kreeg toegediend. En prednison onderdrukt ontstekingen. In 2005 gebruikte ik geen prednison, maar was er ook geen ontsteking, dus kon daarmee IBM uitgesloten worden.
Dokter Van Vliet, revalidatiearts op ’t Roessingh in Enschede, raadde Jos aan om in Utrecht een second opinion aan te vragen. Daar kreeg hij inderdaad meer duidelijkheid. ‘Er zijn tientallen onbenoemde spierziektes. Varianten op IBM waarbij dezelfde progressieve afname van spierkracht optreedt.’

En dat bleek. Jos: “Ik merkte zowel privé als op mijn werk dat het verval zich inzette. Ik ging achteruit, maar ik wist nu wel waardoor. Krachtsverlies, je armen niet meer op kunnen tillen, moeilijk op kunnen staan, alles laten vallen en niet meer op kunnen pakken, het is tot en met frustrerend.”

Omstreeks 2010 ging Jos thuis werken. Soms ging hij één of twee dagen naar kantoor of reed er in de loop van de ochtend naar toe, als de ochtendstijfheid en pijn wat weg was. Werkzaamheden waarvoor ik niet specifiek in Rijssen hoef te zijn. Ik ben sinds 2010 volledig arbeidsongeschikt verklaard en in overleg met UWV en werkgever mag ik daarnaast nog een aantal uren werken. Ik ben hartstikke blij dat Van Dam mij die mogelijkheid biedt. Vorige maand was ik 28 jaar in dienst. Ik blijf het doen, zodat ik nog iets omhanden heb en contacten kan onderhouden met de mensen. Het doet me goed dat ik me zo nog verdienstelijk kan maken. Anders zit ik hier elke ochtend na de krant toch maar te piekeren.”

In 2021 ging Jos onderuit in de badkamer. De valpartij had grote gevolgen. “Ik kon niet meer rechtop staan, laat staan lopen. En ik had pijn. Sindsdien leef ik op twee vierkante meter. Om half tien haalt de thuiszorg mij uit bed, om 10 uur word ik op deze speciale stoel neergezet en het komt voor dat ik dan blijf zitten tot 12 uur ’s avonds.” Gemakkelijk is dat niet voor de vrouwen van de thuiszorg en voor echtgenote Annette. Want Jos is bij een lengte van 1.93 meter geen lichtgewicht.

Nog meer details over zijn dagelijkse leven. Als hij opstaat, wordt hij vanuit bed in de douchestoel naar de douche gereden. Daarna wassen, afdrogen en overstappen op de lagere trippelstoel. Daarna naar de sta-op-stoel in de hoek van de kamer, waar hij dan de rest van de dag verblijft. Dat is ook zijn werkplek. Hij ontbijt er, hij eet er. Dat laatste gaat nog net. “Ik buig me voorover en ga met de mond naar mijn handen die met steun van de bovenbenen zo kunnen draaien, dat ik wel het eten naar binnen kan krijgen. Het is super onpraktisch en een slechte houding om te eten, maar ja.”
Op zonnige dagen rijdt Annette de elektrische rolstoel nog wel eens voor om hem even een luchtje te laten scheppen in de tuin.

Jos en Annette gaan tegelijk naar bed. Hij ligt steevast op de linkerzij en kan zich daarna niet meer omdraaien. “Hoelang ik nog gebruik kan maken van de sta-op-stoel, weet ik niet? Ik heb hoogte nodig, ik moet al bijna rechtop staan, omdat ik anders zo door mijn benen zak en de grens van de sta-op-stoel is in zicht. Een paar weken geleden hebben we een passieve tillift getest. Hoe kom je daarmee uit bed, kun je er dan mee naar de wc, hoe kom ik ermee uit de sta-op-stoel? Dat wordt mijn toekomst. Ik hoop het nog lang vol te houden. Als ik maar voorzichtig ben. Want als ik morgen zou vallen, moet ik acuut in die lift.”

Hoe verwerkt Jos de acties van de sluipmoordenaar die in zijn lijf huist, boven de wenkbrauwen? Een mens is meer dan alleen vlees en bloed. Jos: “Daar moet je het goed zien te houden. Dat ik bleef werken, deed me goed. Maar soms zweefden er ook suïcidale gedachten door mijn hoofd. Bij revalidatiecentrum Het Roessingh in Enschede hebben we erover gesproken. Kun je zo’n tegenslag accepteren? En hoe dan? Ik heb een boek waarin beschreven wordt welke tabletten er te koop zijn en in welke combinatie je die moet innemen. Ik volgde de processen hierover ook. Maar wat lost het op? Dat denk ik ook. En waarmee zadel ik mijn naasten dan wel niet op?”

Hij kijkt een beetje tv en probeert te genieten van de mensen die langskomen, waaronder veel oud-renners. “Dat is natuurlijk hartstikke mooi. Ik moet er mee dealen, zoals dat heet. Het wordt alleen maar slechter. Dat beseffen we.”


Jos geniet van een zonnige dag.

 

Foto hierboven: Oud-renner Pierre Raas op bezoek bij Jos en Annette.

21 | KAPSONES

Tijdrijder Jos zou wellicht ook op de baan geen gek figuur slaan. Prologen van etappekoersen raasde hij met grote snelheid onder de wielen vandaan en won hij regelmatig. Niet gek dus, die gedachte om het eens op de baan te proberen. En inderdaad. Hij bleek ook op de baan een topper te zijn. Het leidde tot een vierde plaats op het WK in eigen land in 1979. Niettemin trok de baan hem niet zo. Jos had er eigenlijk niet veel zin in, toen Amstel-ploegleider Herman Krott hem polste voor deelname aan het NK in dat jaar om zich daarna te kunnen plaatsen voor het WK.

‘Dat is iets voor jou’, zei Krott, ‘want het NK en later het WK vindt plaats in het Amsterdamse Olympisch Stadion.’ Jos legt uit wat Krott bedoelde. “Zo’n 500-meter-baan als in het Olympisch Stadion komt meer overeen met wegwedstrijden dan die kleine baantjes van 250 meter, waarop de overgang van weg naar baan te groot is en je meer zult moeten trainen. Dat nam ik van hem aan. Toch had ik geen hoge pet op van het baanwielrennen.”

Hij vertelt over een akkefietje uit de juniorentijd met Sjaak Pieters, broer van de bekendere Peter Pieters. Dat speelde zich af in april 1976 in de Ronde van Kerkdriel. Hij weet het nog goed. “Het was een vierkant rondje met in de richting van de finish een harde wind in de rug. Kom je daar op kop door de bocht en je trekt vol door, dan kan niemand er overheen komen. Voor de junioren was 52-15 de maximaal toegestane versnelling. Als eerste door de laatste bocht lukte. Maar honderd meter voor de streep ging iemand mij voorbij met een veel hogere snelheid, maar met een lager beentempo. Hoe kan dat, dacht ik meteen. Het was Sjaak Pieters. Hij won door de boel te besodemieteren. In de bocht na de finish stond zijn vader meteen klaar met een andere fiets die dezelfde kleur had en de legale versnelling. Ik heb daar toen een partij stennis gemaakt en heb daarbij de fiets vastgehouden die hij gebruikt had met een verzet van 52-14. De jury kwam op het tumult af, controleerde de bewuste fiets en toen was Sjaak de Sjaak. Hij deed dat vaker. Reacties en schouderklopjes van ouders van mede concurrenten bevestigden dat. Jos werd uitgeroepen tot winnaar, Sjaak werd gediskwalificeerd.


MASSAGES VAN EEN HALF UUR

Over akkefietjes gesproken. Tijdens het NK individuele achtervolging waarvoor Krott Jos had ingeschreven, speelde zich ook weer het nodige af met de Twentenaar in de hoofdrol. Hij was nog steeds niet enthousiast over zijn deelname en dat gevoel werd versterkt door het gedrag van de baanploeg met onder meer de reeds genoemde Sjaak Pieters. “Allereerst werd ik al uit de kleedkamer gebonjourd. Er was één luxe megakleedkamer met grote badtombes die blijkbaar exclusief voorbehouden waren aan de baanselectie. Wat een kapsones toch. In het stadion waren de sprinters bezig en op het middenterrein stonden er massagetafels opgesteld voor de selectie. Als ze een sprintje getrokken hadden, kregen ze een handdoekje in de nek en heel opzichtig op het middenterrein een massage van een half uur. Ik plaatste me voor de halve finale en vertelde losweg aan een journalist wat ik er zoal van vond. De andere dag stonden mijn opmerkingen groot in het Algemeen Dagblad.

Dezelfde ochtend werd Jos buiten het stadion klemgereden door Frans Mahn, de bondscoach die zijn gal spuwde over zijn uitspraken. “Ik schrok wel een beetje, want ik wist niet dat ze in de krant zouden komen. Ik herinnerde me wel dat ik de dag ervoor met iemand gesproken had. Achteraf zeg ik: waarom trok ik daar mijn mond zover open. Ik was 21 jaar en kan nu niet anders zeggen dan dat het nogal onbezonnen was. Want ik kende ook baanrenners die mijn respect wel hadden zoals Gaby Minneboo en mijn streekgenoten Dick van Egmond en Herman Ponsteen.”

Maar Jos kwam daar in het Olympisch Stadion Sjaak Pieters weer tegen als sprinter en herinnerde zich ineens dat voorval in Kerkdriel van drie jaar eerder. Dat leidde wellicht tot een negatieve mindset. “Inderdaad. Ik denk dat me dat getriggerd heeft”, erkent hij.

BAANPLOEG
Op dat NK baanwielrennen in juli ’79 werd Jos vierde op de kilometer tijdrit en werd hij Nederlands kampioen achtervolging door Dick van Egmond in de finale te kloppen. Het leverde hem een plek op in de baanploeg voor het WK dat een maand later op dezelfde baan gehouden zou worden. Daar was Jos andermaal het middelpunt van enige commotie.

“Ik besefte dat ik het baanritme oftewel het baantredje zoals ze dat noemen, miste. Dat is niet gek want de baankampioenschappen waren gewoon tussen mijn wegprogramma ingeplakt. Zo reed ik zaterdag het WK op de Cauberg en de dinsdag daarna het WK achtervolging op de baan. Mijn start was altijd goed, maar na een paar rondjes kreeg ik de neiging om een tandje bij te schakelen zoals je dat op de weg ook doet. Dan had ik even een klein dipje, maar dat moet je niet hebben in een tijdrit op een WK.”
Gelukkig had bondscoach Peter Nieuwenhuis een idee. Na de series en achtste finales moest Jos in de kwartfinale rijden tegen de Pool Jan Jankiewicz en dat zou een zware kluif worden. Nieuwenhuis stelde voor om op witte enen te gaan rijden. Jos: “Dat zijn banden die alleen geschikt zijn voor houten banen. Op een betonnen baan weet je zeker dat ze tijdens die  vier kilometer gaan ploffen. Ik startte goed en reed inderdaad na drie ronden van 500 meter mijn achterband lek. De jury berekende het afstandsverschil op het moment van pech: 11 meter en 76 centimeter was ik voor op die Pool. Met die voorsprong kon ik aan het restant van de vier kilometer beginnen, zo stond het in de reglementen beschreven. Een ander wiel erin en dan opnieuw starten, wat dus mijn sterke punt was. Na twee ronden wéér een knal. De voorband begaf het. Hetzelfde ritueel. Voorsprong bepalen en verder. Ik won. Door naar de halve finale.”

Toen Jos tijdens het uitrijden zijn tegenstander opzocht om enig medeleven te tonen met diens verlies, liet de Pool duidelijk blijken dat hij kwaad was. Hij had de truc van de Nederlandse tegenstander door en spuugde een dikke fluim tussen hen in op de grond. Het Poolse kamp stelde de gang van zaken duidelijk niet op prijs. Hij moest maken dat hij weg kwam.

In de halve finale verloor Jos met een paar honderdsten verschil van de Fransman Alain Bondue en werd uiteindelijk vierde op het WK achtervolging.
(foto’s oa van Cor Vos)

WK baan. Bijna klaar voor start
WK baan. In afwachting van…
WK achtervolging ’79

WK weg 1979. Jos leidt de dans op de Cauberg. Hij finishte als 67ste…

REMKO

Sowieso waren de laatste dagen al betrekkelijk bizar (de regen, Trump, de perikelen rond de Europese wedstrijd van FC Twente, de oorlog). En op Corsica overleed geheel plotseling Guido de Jongh van Metropool, die ik kort geleden nog sprak. En dat komt aan, want Guido was de vriendelijkheid zelve.

En daar komt dan nog bij dat het overlijden van Remko Meddeler, de secretaris van Hengelo Leest, er al zo enorm ingehakt had. Hij overleed aan asbestkanker. Dag en nacht dacht ik aan hem en aan Beanka, zijn vrouw en de beide jongens Bas en Thijs met wie ik bij m’n bezoekjes aan Remko af en toe aangename gesprekjes had.

Een paar uur geleden was de crematie in Borne. Het was heel zwaar ondanks de eervolle, fijne, troostende woorden van zijn broer Ivo, van zijn beste vriend en van HL-voorzitter Irene die nog eens opsomde wat hij allemaal wel niet deed voor Hengelo Leest en daardoor voor Hengelo. Hij was punctueel, creatief, actief en daadkrachtig.

We hoorden de moderator van de bijeenkomst namens Remko’s vrouw vertellen hoe en waar het vijftigjarige leven van Remko zich zoal afgespeeld heeft. Hij hield van reggaemuziek, van Formule I-races en vooral van lezen en schrijven. We hoorden hen vertellen over de veelzijdige mens Remko.
En nu moeten we verder zien te leven zonder Remko. Dan denk je allereerst aan Beanka die binnenkort gaat promoveren en aan de twee jongens, tieners nog. Wat zal hun huis leeg zijn, nu Remko definitief vertrokken is. Zullen ze zo nu dan weer wat draden van het leven kunnen oppakken? Ik moest eraan denken terwijl het buiten slagregende. De paarden in het belendende weiland graasden gewoon verder. In de verte raasden de auto’s en vrachtwagens in volle vaart over de A35. De paarden, de auto’s, ze symboliseren hoe het gaat in het leven. ‘Gewoon’ doorgaan, zo is het altijd. Maar Remko met zijn spirit laat een leegte achter…..
(foto Irma Bruggeman/april 2023)

20 | MET 50+ PER UUR NAAR TALLOZE TITELS

De officiële huldiging liet even op zich wachten. Corona was de schuldige. Maar een tijdje geleden kon het. Jos – en met hem zijn broer Herman en neef Jonny – werden tijdens de jaarvergadering geëerd ter gelegenheid van hun vijftig jarig lidmaatschap van de Almelose Wielervereniging De Zwaluwen. Intussen zijn ze alweer 53 jaar lid. “Enkele bestuursleden zijn toen bij ons thuis geweest. Ik zag het met mijn handicaps niet zitten om naar het clubhuis in Almelo te gaan. Ik kreeg een bos bloemen en deze mooie speld met het getal 50 erop”, vertelt Jos.

Hij was veel eerder al uitgeroepen tot erelid van de club. “Die benoeming kreeg ik samen met Hennie Stamsnijder vanwege bewezen diensten. Ik heb altijd veel waarde gehecht aan de vereniging. De Zwaluwen heeft een grote reputatie in het land. Sommige renners stapten voor een extra fiets over naar een andere club. Ik heb die drang nooit gehad”, zegt Jos. “Toen ik erelid werd, hoefde ik geen contributie meer te betalen. Toen de vereniging later, om toch meer inkomsten te genereren, sponsors zocht om tot nader order honderd gulden per jaar te geven, heb ik mij aangemeld. Nu betalen we 45 euro. Dat doe ik graag. Je hebt mensen nodig om zo’n vereniging te runnen en mensen die de vereniging steunen.”

Met de benoeming tot erelid hebben Hennie Stamsnijder oftewel Stammie en Jos twee esdoorns gedoneerd nabij de wielerbaan van de vereniging in Almelo, waar ze dan later onder zouden kunnen zitten om ter plekke van de sport te genieten. “Met de uitbouw van het clubhuis is er een verplaatst en die heeft het niet overleefd. Stammie vertelde me onlangs dat het zijn exemplaar was”, glimlacht Jos. Overigens zijn er naar de ereleden ook een straat of laan of plein of boulevard vernoemd op het complex van de wielerbaan.

AWV De Zwaluwen is al tientallen jaren een succesvolle vereniging. Noem de namen. De gebroeders Bert, Henk en Hans Boom, Henk Poppe, Herman Ponsteen, Hennie Stamsnijder, de familie Pluimers, Dick van Egmond, Bart Boom, Eric Cent, Bram Tankink en vele anderen. Bert Boom en Stamsnijder zijn wereldkampioen geworden. In de tijd dat Jos wielrenner was, boekten formaties van De Zwaluwen jaarlijks ereplaatsen bij het nationaal kampioenschap ploegentijdrit voor clubteams in Dronten en op de baan op het onderdeel ploegachtervolging. Jos: ”Dat had alles te maken met de benadering van de vereniging bij dat soort wedstrijden. We trainden er serieus voor. Iedereen wilde erbij zijn. Als je in de selectie zat voor Dronten, was je uit het goede hout gesneden. Het was een discipline die mij goed lag. In zo’n ploegentijdrit moet je enorm afzien als je niet bij de beteren hoort. Mij is dat gelukkig niet overkomen. Ik kon het goed aan. Ik heb dat NK in alle categorieën meegemaakt. We waren in 1978 met onze amateurploeg zelfs nog sneller dan de profs.” De jeugdcategorieën meegeteld is Jos vijf keer nationaal kampioen geworden in Dronten.

Op de baan maakte Jos zes keer deel uit van de winnende ploeg op het NK voor verenigingsteams. “Daar waren we soms even snel als de nationale selectie. Met Herman Ponsteen en Dick van Egmond hadden we twee renners die gepokt en gemazeld waren op de baan. Die reden al jaren internationale wedstrijden. Door hen kwamen de toegevoegde wegrenners in een gespreid bedje. Die reden vaak met geleende baanfietsen. Ikzelf kreeg er eentje van de Amstelploeg. Ponsteen was the king, ongelooflijk wat een souplesse. Wat kon die man gas geven. Ik moet wel zeggen dat ik nooit verzaakt heb of niet op kop kon komen. Met Van Egmond en Stammie erbij. Wie deed ons wat? Doortrappen, geen rem en dan wel 50+ per uur rijden. Het ging ons als Zwaluwen goed af.”


1979 Dronten. NK tijdrijden voor verenigingsteams. De Zwaluwen in actie met vlnr Herman Ponsteen, Jos Lammertink, Herman Lammertink, Hans Boom, Dick van Egmond en Hennie Stamsnijder.


1976 Dronten. NK ploegentijdrit voor junioren. AWV De Zwaluwen klaar voor vertrek. Vlnr Jos, Peter Hoebink, Herman Lammertink en Hans Boom.


1975. Overijsselse kampioenschappen voor junioren. Drie Zwaluwen op het podium met vlnr Jos Lammertink (de kampioen), Jos Brummelaar en Gerrit Vixseboxse.


Drie Zwaluwen op het podium van het NK veldrijden voor junioren. Vlnr Herman Lammertink, kampioen Jos en Hans Boom.