54 | EPILOOG

Het is de dag na de 66ste verjaardag van de voormalige beroepswielrenner Jos Lammertink. Mooie dag om de laatste bijdrage te presenteren van een reeks verhalen uit zijn (wieler)leven, die op zijn 65ste verjaardag is begonnen. Samen beschreven we een jaar lang zijn jeugd, zijn drang om wielerwedstrijden te winnen in het veld, op de weg en op de baan, zijn passie voor snelheid met motoren en auto’s, zijn privéleven over de totale 66 jaren en het behoorlijk tragische verloop van zijn leven tijdens en vooral na zijn loopbaan als topsporter. Wie de verhalen heeft gelezen, weet intussen dat Jos 66 jaren achter de rug heeft met talloze hoogtepunten, maar ook met talloze uitschieters naar beneden.

Om de zoveel weken zat ik bij hem in de woonkamer in Wierden waar hij zich dagelijks met behulp van echtgenote Annette en verpleegkundigen van de thuiszorg in zijn speciale stoel met allerhande technische snufjes installeerde. Daar zat hij dan. Opstaan, stukje lopen, iets aanpakken, iets wegleggen, al dat soort automatische handelingen zijn er niet bij. Hij zat daar, omdat de spierziekte zijn hele lichaam inmiddels heeft lamgelegd. Sterker nog, het zitten in die stoel is sinds een aantal maanden ook al een beproeving geworden. Alleen zijn hoofd functioneert – goddank- nog prima.

We namen dan weer wat punten door, bespraken bepaalde passages uit zijn leven of zochten naar interessante anekdotes uit zijn bestaan als toprenner. We hadden lol, we hadden verdriet. Een stapel kampioenstruien, maar ook zware valpartijen en andere malheur tijdens zijn loopbaan. Mooie ereplaatsen in toonaangevende wedstrijden, maar ook de kwelling van het grensoverschrijdende gedrag van zijn jeugdcoach dat ten huidigen dage nog als een ijzeren juk op zijn schouders ligt. Plezierige jaren als bestuurslid van de Ronde van Overijssel, maar ook de pijnlijke ervaring dat het vanwege zijn spierziekte niet langer mogelijk was zich in te zetten voor het evenement. Dat gold ook voor zijn waardevolle job tijdens de Amstel Gold Race.

Maar het optekenen van zijn levensverhaal in 53 etappes was de moeite meer dan waard. Het was fijn om te doen. Het leven van Jos is tot nu toe lang niet vlekkeloos verlopen, maar meestal was hij goedgemutst en konden we lekker opschieten. Het was waardevol voor hemzelf, maar het was ook waardevol voor al zijn volgers en voor mijzelf. Want op deze manier met de neus op de feiten gedrukt wordend, beseffen we dat het leiden van een min of meer vlekkeloos leven absoluut geen vanzelfsprekendheid is. De vastberadenheid en het doorzettingsvermogen tijdens zijn wielercarrière alsmede de veerkracht die Jos op zijn 66ste nog altijd etaleert, zijn voorbeelden voor iedereen.

Het zit erop. Maar de kans is groot dat er een boek komt waarin de meeste verhalen uit de serie terug zullen komen. Mocht dat het geval zijn of worden, dan hoort/leest u dat op dit Facebook account of via andere media.
(foto’s: Kampioen van Nederland 1986, Jos anno 1958 en 2024)

 

 

53 | AANBOD

Over een paar weken gaat het weer los in Zuid-Limburg. Dan staat het heuvelland weer in het teken van de Amstel Gold Race. Jos was als beroepsrenner een keer of vijf present bij de meest bekende klassieker van ons land. Dat had vaker kunnen zijn, maar een aantal keren was hij niet fit of werd hij niet opgesteld. Hij herinnert zich ook nog een keer dat hij met koorts rondreed tijdens de koers.

Jos glimlacht als hij terugdenkt aan de editie die werd verreden op zaterdag 23-04-1988. Hij reed voor Cees Priem en TVM. Al eerder schreven we over de vervelende en neerbuigende manier waarop de Zeeuwse ploegleider Jos destijds bejegend heeft. “Ik kreeg de opdracht om met alle ontsnappingen mee te zijn. Als je zo’n opdracht krijgt weet je tegelijkertijd dat je kansloos bent voor een goede klassering.”
Desondanks nam Jos zich voor om er het beste van te maken. Bij alle ontsnappingen was hij paraat en na ruim 50 km ontstond de beslissende kopgroep van vier man met naast hem de Amerikaan Bob Roll, Jelle Nijdam en Henri Dorgelo. Het peloton was de tempoversnellingen beu en liet de kopgroep begaan. Honderd kilometer verder bedroeg de voorsprong dan ook maar liefst negen minuten.

“Met de veronderstelling dat we toch terug gepakt zouden worden, had ik behoorlijk met mijn krachten gesmeten. Maar we bleven voorop dus langzaam maar zeker ging mijn kaarsje uit. Blijkbaar had niet iedereen dat door, want voor de Keutenberg kwam Jelle bij me en deed me een aanbod. Hij wilde demarreren op de Keutenberg en vroeg mij om af te stoppen. Als hij voorop zou blijven èn winnen kreeg ik ƒ 35.000 ,-  Ja, wat doe je dan? Bij mij was het beste eraf. Bovendien ben je beroepsrenner en zouden de ploeggenoten tevreden zijn, dit was het hoogst haalbare. En als Jelle toch teruggepakt werd, kon Phil Anderson ook nog meedoen voor de overwinning, want die zat in de groep achter ons. Ik ging akkoord.”

Jelle demarreerde en sloeg meteen een gat. Henri stelde later nog voor om kop over kop het gat dicht te rijden, maar Jos ontmoedigde dat door te zeggen dat zij binnen de kortste keren door het peloton teruggepakt zouden worden. “Dat gebeurde ook, wij werden teruggepakt en Jelle won de belangrijkste Nederlandse wedstrijd. Zijn ploeg Superconfex had de andere Nederlandse profploegen PDM, Panasonic en TVM afgetroefd en Nijdam zelf zat gebeiteld voor alle criteriums en voor de contractbesprekingen voor de volgende seizoenen”, vertelt Jos.

Nu vraag je je misschien af waarom zoveel openheid over zo’n deal? Dat verwacht je niet? Dat is inderdaad niet gebruikelijk en het bleef ook lang inside information. Tot een jaar later. Toen kwam Mart Smeets met een boek kwam waarin hij het hele verhaal met alle details erbij uit de doeken deed. Jos: “Henri Dorgelo was met terugwerkende kracht boos maar we hebben het wel uitgesproken later. Hoe Smeets aan die informatie kwam? Dat is mij een raadsel.”

Na zijn carrière was Jos op verzoek van koersdirecteur Leo van Vliet nog jarenlang aanwezig in de Amstel Gold Race om met genodigden rond te rijden. “Dat waren altijd mooie weekenden”, herinnert hij zich nog goed. “Meestal reed Gerard Veldscholten met mij mee en moesten we daags voordien al de auto ophalen om geluidsapparatuur in te laten bouwen. Dan reden we naar het hotel van de organisatie waar veel wielerhotemetoten en ex-collega’s waren. Beetje een reünie gedachte, prachtig. ‘s Avonds een diner dat klonk als een klok en de volgende ochtend om 8:15 uur moest je dan je gasten oppikken op de Cauberg. Met hen reed je vervolgens naar een verzorgd ontbijt in Maastricht ergens op een boot of in het gemeentehuis.”

Voor hun gasten konden de mannen dan de lunchpakketten regelen, zodat het de gasten aan niets zou ontbreken. Maar het was voor Jos wel dubbel allemaal. “Lichamelijk was ik al behoorlijk afgetakeld, thuis ging ik al met een traplift naar boven. Ik kon wel lopen, maar dan op slentertempo. En ik wou daar niet zo mee te koop lopen. Ik weet nog dat ik de eerste keer in de permanence kwam om mijn lunchpakketten op te halen bij Carla Vos. Een grote doos met zeven koerszakken stond klaar. Hoe dan? Ik had de kracht van een kind van vier jaar en tillen lukte niet. Ik heb gevraagd of zij de zakken op tafel wilde leggen, zodat ze mij die met de hengsels aan mijn kromme vingers kon hangen. Opdracht geslaagd, maar vraag niet hoe. Vervolgens ging ik met de gasten naar het marktplein waar de verschillende ploegen stonden opgesteld. Wat buurten met oud-collega’s die nu ploegleider waren, het koersmateriaal van nabij bekijken en de presentatie van de ploegen. Kortom de gasten genoten en die wilde ik niet belasten met mijn shit. Het autorijden in de koers zelf verliep probleemloos. Met een beetje geluk was er een kopgroep en zaten we met de gasten bovenop het nieuws.”

Op het eind van de koers verplaatste het gezelschap zich naar de giga tent achter het casino voor een hapje en sapje en als de coureurs in de buurt van de Cauberg kwamen, kon Jos met de gasten naar de tribune om de finish en de huldiging live te aanschouwen. Jos: “Uit tactisch oogpunt stuurde ik de gasten alvast vooruit om niet in hun bijzijn de trap te moeten doen. Dat was een trap met voor mijn gevoel 500 treden, in de praktijk waren het misschien maar 200. Treden van een halve meter breed, maar voor mij was het een echte col. Eerst vijftien treden, dan pauze, volledig verzuurd. Bijkomen voor de volgende shift die noodgedwongen iets korter moest. Zoveel bekenden waar je dan even mee stond te kletsen tijdens zo’n hoognodige pauze.”

De gasten werden jaarlijks door de organisatie ingedeeld zodat Jos elk jaar andere gasten had. “Totdat ik een jaar met een vastgoedman Sjeer uit Zuid-Limburg en zijn genodigden reed, dat klikte gelijk goed. Dat werd vanaf dat moment vaste prik, hij wilde mij als chauffeur. Hij had vaak zijn rechterhand of schoonzoon bij zich met daarnaast een wisselende groep genodigden. Hij nam ook graag de regie en wilde dan vaak weer het verhaal van Nijdam horen. U vraagt, wij draaien.”

En zo bleef Leo bellen met Jos voor het derde weekend in april, jaar in jaar uit. Als hij aangaf waar zijn beperkingen lagen of waar hij tegenaan liep dan regelde hij een oplossing. “Mijn aftakeling ging echter ook door en de trap, de col, bij het casino kostte mij zoveel moeite dat ik mij voornam om te stoppen, kon echt niet meer. Als hij mij volgend jaar zou bellen, zou ik hem dat doorgeven, althans dat nam ik me voor. Maar misschien had hij zelf gezien dat het niet meer ging en belde hij helemaal niet. Dat hoopte ik. Dan hoefde ik niet zelf de handdoek in de ring te gooien. IJdele hoop zo bleek, want Leo had toch weer een oplossing.”

Leo vertelde hem dan dat Sjeer een sponsor is en die wil dus graag dat Jos zijn chauffeur zou zijn. Jos kon op een paar meter van start-finish met de gasten in een super VIP locatie. “En ik liet me weer overhalen. Om in die locatie te komen, moest er een soort brandtrap beklommen worden. Langs zo’n paal naar boven, zo giga steil. Geen ruimte om ergens in de beklimming te pauzeren, voor mij een expeditie, total loss was ik. Voorzichtig maar een glaasje wijn drinken, zodat mij een gang naar de wc beneden bespaard bleef, want nogmaals diezelfde klim bedwingen zou nooit lukken.”

Resumerend, het werd voor Jos meer en meer een opgave. Hij werd steeds afhankelijker van de hulp van anderen en daar baalde hij van. In dat ene weekend maakte hij meer loopkilometers dan anders het hele jaar bij elkaar. “Dagenlang was ik volledig kapot na zo’n weekend. Daar komt nog eens bij dat je wel de verantwoording hebt over je gasten. Zou ik met die gastenauto ergens ‘op ploffen’ dan zou ik me dat zelf nooit vergeven. Ik zie de sceptici al voor me. ‘Hoe kon je nou bij zo’n invalide in de auto gaan zitten, kan die überhaupt nog wel rijden?’ Weer een hoofdstuk afgesloten. Met pijn in het hart moest ik bedanken voor de job. Het was niet meer verantwoord.”
(foto boven: 1982. Jos – nog net zichtbaar – beklimt in het kielzog van oa Jan Raas de Cauberg)


1983. Jos in de voorste gelederen van het peloton


1981. Henk Kuiper voorop. Links Jos Lammertink. 


52 | ENGELBEWAARDER

Jos was gek op snelheid. Het kon hem niet hard genoeg gaan. Vanzelfsprekend wilde hij met de racefiets sneller dan snel, maar we doelen ook op motoren (zoals we al eerder beschreven hebben) en eveneens op auto’s. Eigenlijk leidde hij zichzelf op tot kamikazepiloot. Wanneer zou het misgaan, wanneer zou een verkeerde inschatting van een bocht of van de snelheid van een tegenligger hem fataal worden? Maar het ging steeds weer goed. De spreekwoordelijke engelbewaarder was continu in de buurt. Maar hou je goed vast bij dit verhaal.

Profwielrenner Jos had een passie voor hard rijden, zo hard mogelijk. Waar kwam dat vandaan? Hij noemt allereerst zijn vader Henk. Hij ligt aan de bron van Jos’ sterke verlangen naar racen met motoren en auto’s. Jos: “Een onderdeel van de opvoeding was de voorbereiding op het behalen van het rijbewijs en dan specifiek de praktijk. Vanaf dertien jaar ongeveer. Eerst paar keer met z’n tweeën op pad, pedalen dienen voor….. koppeling, schakelen, bochten, remmen enzovoort. Dan had je dat alvast onder de knie en zouden uiteindelijk een paar rijlessen volstaan.” Toen de jonge tiener het autorijden voldoende beheerste, mocht hij op zondagochtend rijden als het gezin op bezoek ging bij opa en oma Lammertink in Rectum. Tien kilometer over binnenwegen. Jos: “Ik zat achter het stuur van de Mercedes, pa zat ernaast, ma en mijn broers en zussen achterin. Later deden Herman en Laurens het ook.”
De eerste anekdote dient zich aan. Op een dag reed broertje Laurens de familie naar Rectum. “Hij kon nog niet over het stuur kijken. Opeens kwam de politie voorbij, ze stopten, zagen de kleine chauffeur, reden terug en gaven een stopteken. Laurens was in paniek. Hij stopte.
‘Wat zijn we aan het doen? Mag ik even uw rijbewijs, want aan de bestuurder hoef ik die niet te vragen’
‘We rijden hier’, zei pa. ‘Ik leer hem dat.’

We kwamen er met een waarschuwing af. Geluk gehad.”

Jos was zestien jaar toen hij zijn rijkunsten in de praktijk wilde toepassen. Hij had genoeg geleerd op achterafweggetjes, had wat guldens gespaard bij de wielerwedstrijden voor nieuwelingen en kocht zich een Fiat 600. “We zetten hem in het bos 500 meter van ons huis neer en als de kust vrij was, gingen we erin ‘jaagn’. Maar op een dag deed de Fiat het niet. Een veertienjarige buurjongen, een zekere René, die op de LTS de richting autotechniek deed, zei dat het aan de contactpunten kon liggen. Die waren wellicht nat. Zijn diagnose bleek juist. Hij fikste het, maar wilde als compensatie dan ook graag rijden.
Jos moest de monteur natuurlijk wel tevreden houden en samen met Herman achterin reden ze naar het “Westervenne” waar René het stuur overnam. Eerst draaide hij zijn raampje open. Met de elleboog uit het raam kon hij beter rijden, zei hij. Ze reden over een rechte zandweg met links een door betonnen paaltjes afgeschermd fietspad en rechts naast de weg had je een brede sloot. De snelheid werd continu opgevoerd. Toen dat naar zijn zin was, werden er wat slingerende bewegingen ingezet. Buiten de harde rijsporen brak de auto toch wel wat meer uit dan verwacht. Jos: “Stuurcorrecties hadden een averechts effect, we zwiepten in steeds bredere bochten van links naar rechts. Nog één keer rakelings langs de rand van de sloot en toen raakten we met dat lichte autootje een betonnen paaltje. We gingen tig keer over de kop en eindigden ondersteboven op het fietspad. Alle ruiten waren eruit en het dak was volledig ingedeukt. Herman en ik zaten er nog ingepropt, maar René was weg. Er lekte benzine over ons heen. We riepen ‘René, René, René’. Hij lag meters ver op de heide, was er tijdens de koprollen uitgeslingerd. We kropen eruit. Als we met auto en al in de brede sloot terechtgekomen waren, hadden we het niet kunnen navertellen.”
Jos stelde voor de tractor op te halen om het wrak weg te slepen, maar René had een beter idee: de nummerborden eraf halen, in kleine stukjes breken en overal verspreiden tussen afval en in de grond. Daarna togen de jongens naar huis om wat te bekomen van het avontuur.
Die avond kwam de kapper om het gezin te knippen. “Net toen ik aan de beurt was”, vertelt Jos, ”kwamen er twee politieagenten aan de deur. ‘Heeft u een Fiat 600’, vroegen ze. ‘Nee’, zei vader Henk, ‘ik heb een Mercedes. Voor mijn werk.’ Maar de agenten waren via het chassisnummer bij de garage gaan informeren, waar ze te horen kregen dat de auto door ene Jos Lammertink was opgehaald. Ik kreeg een rooie kop en gaf toe dat het mijn auto was, maar ik zei ook dat ik degene die gereden had, niet zou verlinken.”

De auto werd afgesleept. Een proces-verbaal en een rechtszaak zouden volgen. Op een dag was het zover, de jongemannen moesten naar de rechtbank. “We gingen ernaartoe op de fiets en mijn moeder ging mee op de brommer. We zaten op de eerste rij. We werden bestraffend toegesproken. Ik kreeg een boete van 75 gulden, René van 50 gulden. Inderdaad, we kwamen goed weg. Als we in die sloot neergekomen waren, hadden we een groot probleem gehad. Als de lekkende benzine in de fik was gevlogen idem. Maar we hadden alleen paar schrammen en een boete die te overzien was.”

Het rijden zonder rijbewijs was niet zo’n punt in zeventiger jaren. Jos herinnert zich een Ster van Zwolle waarin hij meeging met Nico Hilberink om te kijken. Zelf was hij nog junior. “Dan is het gebruikelijk dat je de koers afsteekt om de renners onderweg een paar keer te zien. En MZ had wel een auto, maar geen chauffeur. Dat was voor mij geen probleem.’, aldus Jos, die zich als vrijwilliger aanbood. Al snel sloot hij aan bij een wielerfanaat die goed bekend was met de binnenwegen, zodat ze de coureurs dikwijls konden zien. Op het laatst moesten ze toch nog met hoge snelheid over de autobaan naar Zwolle om de finish te kunnen zien. Er was een auto die constant links bleef rijden en zich niet wilde laten passeren. Via de vluchtstrook lukte dat uiteindelijk wel. Jammer genoeg was het een onopvallende politieauto die hen aan de kant zette. Met een waarschuwing kwamen ze ervan af.
Jos heeft nog meer anekdotes in petto met als belangrijkste items het rijden zonder rijbewijs, politie aan de deur en een boze vader Henk.

Uiteindelijk haalde hij direct het rijbewijs. “We huurden dan soms voor 50 gulden een Volkswagen Kever en gingen dan met z’n vieren voor gek en onwies aan het racen. Nu kon ik eens rijles geven.”

Later had hij verkering met Annet die in Haaksbergen op kamers woonde. De auto van zijn vader lenen, dat ging moeizaam en kon meestal niet, want die had hem nodig voor zijn werk. De belofte dat hij het met zijn Mercedes wel rustig aan zou doen nam vader Henk (terecht) niet erg serieus.
Nog een onderdeel van de opvoeding was: vóór 24.00 uur thuis zijn. Anders was de deur op slot en moest je het maar uitzoeken. Als 20-jarige was Jos nog het voorbeeld voor de rest van de familie.
Dan heb je een opbloeiende liefdesrelatie tussen een ziekenverzorgende in opleiding, die op half uur rijden op kamertje in verpleeghuis woont, en een talentvolle wielrenner, Jos. Er waren dus weinig mogelijkheden om elkaar ’s avonds te zien. Dat maakt dat de tijd om samen te zijn, schaars was. Dus hoe sneller Jos reed, hoe langer ze samen konden zijn. Het werd een soort race tegen de klok, een tijdrit. Altijd reed hij tegen de klok, altijd vol gas. Ondanks alle beloftes om voorzichtig te zijn en zich aan de verkeersregels te houden, kwam daar in praktijk niets van terecht.
Uiteindelijk werd er een oplossing gevonden voor het tijdsprobleem, een Porsche 911. Maar was dat wel een oplossing of?
Jos: “Nadat ik de Porsche in Apeldoorn had opgehaald kon er gelijk een vergelijkend warenonderzoek gestart worden. Kun je daar nu harder mee door de bocht dan een Opel Rekord of Ascona? Vanuit Wierden centrum reed ik naar huis de Hexelseweg op en dan kwam je bij ‘de bocht van de Spar’. Het is een soort chicane, linkse en rechtse bocht kort na elkaar, die met 130 à 140 km/h goed te doen was. Maar met de Porsche? Het was rustig op de weg, de acceleratie veel beter, dus eerst maar eens met ruim 130 km/h de bocht in en met 160 km/h de tweede bocht uit. Dan kwam nog eerst een flauwe linkerbocht, voordat ik op het rechte stuk naar huis kwam. In de binnenbocht stond dicht aan de weg de boerderij van Dam Wichers, die het zicht voor de bocht ontnam. Maar zag ik daar nu een trekker de weg opkomen? Inderdaad zo’n ouwe Lanz stak over om ook dezelfde richting als ik op te gaan. Maar ik naderde snel en kwam op het punt waar ik moest beslissen of ik de trekker in ging halen òf zou remmen om erachter te blijven. Ik besloot om te passeren en exact op dat moment kwam er toch een tegenligger aan. Ik kon gelijk de eerste noodstop testen. Met vier gierende banden schoot ik met 150+ tussen de trekker en de tegenligger door, de auto bleef gelukkig recht. Een grote blauwe wolk van de rokende banden achter me. Heb maar snel gemaakt dat ik weg kwam. Maar de auto was plots een ‘hobbelbak’ geworden. Dezelfde dag werd daarvan de oorzaak gevonden, vier banden met slijtageplekken op het canvas.”
Augustus 1977. Op de planning stond de Ronde van Genemuiden om een uurtje of vier ’s middags. Zus Gea was voorbereidingen aan het treffen om naar ‘s-Hertogenbosch te gaan. Dat woonde haar vriendin en daar wou ze met de trein naartoe. Jos zat zich dat te bekijken en vroeg haar wat zo’n treinkaartje kostte.
‘Waarom al die belangstelling’, vroeg Gea.
‘Nou voor dat geld wil ik je ook wel brengen en dat heeft alleen maar voordelen’, reageerde Jos.
‘Zoals?’
‘Nou je bent er sneller, ik zet je voor de deur af en ik kan me even lekker uitleven in de bolide.’
Zo gezegd zo gedaan. Enkele uren later won Jos de ronde van Genemuiden met een ronde voorsprong.
GENEMUIDEN.(1977.08.06) Amateurs: 1. Jos Lammertink, 2. Gerrit Möhlmann, 3. Jan Spijker, 4. Gerrit Brokelman, 5. D. Lolkema, 6. Bé Duit, 7. Peter Noy, 8. Henk Boom, 9. Th. Hofstede, 10. Egbert Koersen. 

Nog een verhaal over de snelle jongeman. “Op de terugweg van Haaksbergen zat ik weer eens in een race tegen de klok om op tijd thuis te zijn. Op de weg van Rijssen naar Wierden waar ik op topsnelheid aan het cruisen was, zag ik in mijn ooghoek in auto naderen vanaf de Enterweg. Ik reed vol, dus 150 kilometer te snel, en moest een beslissing nemen over de te ondernemen actie. Ging ik remmen om die auto voor te laten of was ik sowieso eerder bij die zijweg? Ik besloot om helemaal links van de weg te blijven en geen snelheid te minderen. Op 200 meter afstand zag ik dat het een Fiat 127 was van de politie die ook in dezelfde richting wilde. Alsnog remmen was onmogelijk, dus ging het volle bak richting Wierden. Na een flauwe bocht stonden daar verkeerslichten, die op rood stonden, maar een kniesoor die daarop let. Lang verhaal kort, ik was voor 24:00 uur thuis. De volgende dag moest ik me melden op het politiebureau en trof daar de agent die de avond ervoor dienst had gehad. Het was een gemoedelijk gesprek. Hij was zich doodgeschrokken, moest wel een proces-verbaal opmaken. Ik zou voor moeten komen bij de rechtbank.”

Daar sprak de rechter hem aan. ‘U heeft gereden, nou gereden, laagvliegen mag je dat wel noemen met een snelheid van 140 kilometer per uur en bovendien heeft u daarna de verkeerslichten genegeerd!’ Jos: “Ik kon bij de rechter zonder te liegen, ontkennen dat ik 140 had gereden. Ook had de dienstdoende agent nooit kunnen constateren dat ik door auto’s gereden omdat de verkeerslichten na een bocht waren. ‘Dan gaan we de zitting verdagen en nodigen we de dienstdoende agent ook uit’ besloot de rechter. Bij de zitting kon ik niet aanwezig zijn en werd ik bij verstek veroordeeld, ƒ 200,- voor de snelheid ƒ 100,- voor het rode licht.”

Soms kwam hij ook na de tijdslimiet thuis. Alles werd dan in het werk gesteld om het te halen, maar dan trof hij een dichte deur. “Chagrijnig instappen weer, driften door het zandpad naar de Hexelseweg en met gierende banden naar de parkeerplaats bij de Vossenbos een kilometer verderop. Stoel in de relaxstand en slapen tot je ‘s morgens werd gewekt door de zon die in je gezicht scheen. Dan wachten tot na halfzes, want dan ging pa naar zijn werk, om thuis nog een paar uur te slapen.”

Eens kwam Jos ver na de tijdslimiet thuis en mocht hij zowaar naar binnen. Bleek dat zijn vader altijd luisterde naar een scanner. Ruim voor de tijdslimiet had hij daarop gehoord dat diverse politiekorpsen bezig waren met een achtervolging op een witte Porsche met het kenteken 01-01-HR. Jos: “Het had blijkbaar toch indruk op hem gemaakt en hij kon een lach niet onderdrukken toen ik hem dat uit de doeken deed.”

Andermaal een bizarre anekdote. Het gebeurde op een trieste, donkere dag in november van het jaar 1977. Op de planning stond een veldrit in Praag. Hij had een lange autorit voor de boeg, dus ging Jos even naar de Spar om wat snaaiwerk voor onderweg te halen. Kon hij meteen ook nog even de Porsche de sporen geven.

Op de terugweg reed hij 200+ km per uur, zoals gebruikelijk. “Ik zag iets ongewoons bij het huis van buren en keek nog eens om”, vertelt hij. “Ik keek weer voor me en zag een beige Simca staan op mijn weghelft, die met door de weersomstandigheden me nog niet opgevallen was. Nog eens ‘inzoomen’, die auto bleek stil te staan. En tegelijkertijd kwam mij een vrachtwagen tegemoet. In een flits zag ik een personenauto boven de cabine uitsteken. Zo’n vrachtwagen met twee lagen auto’s op de aanhanger. Links- en rechts van de weg stonden dikke eikenbomen en ik had nog 150+ kilometer per uur op de teller. Dan moet er snel gehandeld worden en ik had drie keuzes. Kiezen voor de eikenbomen of de vrachtwagen zou ik niet meer kunnen navertellen dus dan maar proberen om de Simca 1308 GT zo zachtjes mogelijk te raken. Vol, vol, vol op de rem, mezelf schrap zetten en zo knalde ik achterop de Simca. Daar zat een persoon in, de heer Dubbers, zakenman uit Wierden. Door de impact brak zijn voorstoel af en kwam hij op de achterbank terecht. Onderwijl kreeg zijn auto zoveel snelheid dat een eikenboom rechts van de weg zich tot ver naast het motorblok boorde. De Porsche was anderhalve meter korter geworden, tot aan de voorruit niks meer. Buren kwamen aangesneld, bekommerden zich om de man die ik aangereden had. Ik was dizzy en had wat zere polsen. Nog zittend in de auto kwam de politie. Het eerste wat ze deden was Kopie deel 3 achter mijn voorruit weghalen. Blij dat die bolide eindelijk van de straat was.”

Later had hij nog een Porsche. Ook daarmee – zo beschreven we al eerder – beleefde Jos de nodige avonturen. Eén ding was daarbij zeker. Als hij met een auto de weg opging, reed hij plankgas. Hij hield de vaart erin. Ook op de korte stukjes. Snel, sneller, snelst. De drang om het uiterste uit de auto te halen, zat in hem. Jos was een snelheids junk.

De zandweg waarop de Fiat crashte

51 | CHAAM EN ULVENHOUT

Als jonge renner keek Jos zijn ogen uit bij de grote profkoersen. In Chaam, Ulvenhout, Stiphout, Obbicht, Kortenhoef, noem maar op. “Vooral de eerste twee spraken tot de verbeelding. Daar kwamen duizenden toeschouwers”, vertelt Jos, “Dat was heel anders dan de rondes van Zutphen of Nieuw-Weerdinge. Dat waren criteriums met aanzien. Je wilde voorin eindigen, je wilde je laten zien aan al die wielerliefhebbers.”
Geografisch liggen beide plaatsen, Ulvenhout en Chaam, niet zo ver uit elkaar. Toch hebben ze hun eigen status in de wereld van de rondes om de kerk. Ulvenhout ligt vlakbij Breda en is daarom duidelijk een soort forensenplaats. Chaam is puur Brabants met een min of meer duidelijk Belgische inslag. leder jaar beconcurreerden beide dorpen elkaar met een knetterend wielercriterium. Het deelnemersveld was altijd groot en goed met grote en kleine vedetten. En ze trokken tienduizenden liefhebbers. Op de eerste woensdag van de bouwvakvakantie was Ulvenhout aan de beurt. Chaam volgde op de eerste woensdag na de finish van de Tour. Intussen is Ulvenhout van de kalender verdwenen, Chaam is niet kapot te krijgen. Anno 2024 staat het grootste wielercriterium van ons land op 24 juli op de rol.
MZ, Jos’ toenmalige begeleider, besliste meestal waar Jos als nieuweling of junior zou inschrijven voor een koers en ook boekte hij – indien nodig – een hotel. Zo was de jonge coureur uit Hoge Hexel in 1974 voor het eerst in Ulvenhout en won daar de koers. Een week later was Jos van de partij in Chaam. In een koers die volledig in de regen werd verreden werd hij tweede achter Chris Bernaards.

In 1975 was Jos eerstejaars junior. Zowel in Ulvenhout als Chaam was Bart van Est heer en meester.  In Ulvenhout stond hij als derde op het podium en in Chaam wist hij in de sprint van een selecte groep op de zevende plaats te eindigen.

In 1976 was Jos in Chaam de rest te snel af. Bert Oosterbosch bleef het dichtst in de buurt.

In 1977 was hij eerstejaars amateur. In Chaam ontsnapte hij op enig moment samen met Frits Pirard uit het peloton. Chaam kon met zijn smalle winderige weggetjes best wel selectief zijn. De twee ploegmaten van Amstel hadden iedereen de hielen laten zien. In de laatste ronde begon de medevluchter te slijmen met hem. Jos: “Daar was hij een meester in. Alleen wist ik dat als eerstejaars op dat moment nog niet. ‘Ik woon hier in de buurt, laat mij aub winnen’. Dan kreeg ik zijn premie voor een criteriumoverwinning van de Amstelploeg. Had ik achteraf gezien misschien niet moeten doen, maar ja gedane zaken nemen geen keer.”

Jos herinnert zich ook nog de eerste keer Chaam bij de profs. Dat was in 1981. Liefst 140.000 wielerliefhebbers waren op het evenement afgekomen. Nederland was nog steeds Tour-gek. Maar Jos had pech, net als een aantal andere renners. Want op enig moment stak een kind op de verkeerde plaats de weg over. Jos: “We waren weg met een kopgroep van tien man. Joop fietste er tegenaan en hij viel. Bijna de hele groep lag op de grond. Gerrie Knetemann zat erbij, Phil Anderson brak een vinger, Joop had een hoofdwond. Mijn fiets was doormidden. Het zwaargewonde kind werd meegenomen, de wedstrijd ging door.” Jos moest dus opgeven. Roy Schuiten won, Johan van der Velde werd tweede. Bij de profs reed Jos nog een keer of vijf in Chaam. In 1982 werd hij zesde.

Hieronder de resultaten van de wielerfeesten in Chaam en Ulvenhout tussen 1974 en 1979, althans de keren dat Jos daar aan de start stond.
ULVENHOUT 1974. Beroepsrenners: 1. Kamiel van Linden, België, 110 km in 2.46.12; 2. Frans Verbeeck, België; 3. Harm Ottenbros, Hoogerheide; 4. Albert Hulzebosch, Nijeveen; 5. Jan Krekels, Sittard; 6. Roger Swerts, België; 7. Ger Harings, Sibbe; 8. Roy Schuiten, Zandvoort; 9. Jos Schipper, Baarn; 10. Roger Rosiers, België.
Amateurs: 1. W. de Wilde, 2. B. Broere, 3. N. v. Hest, 4. H. Botterhuis, 5. G. Bruinsma, 6. A. Dekkers, 7. B. Lamoen, 8. H. Lubberding
Junioren: 1. M. Havik, 2. M. Jacobs, 3. B. v. Est, 4. L. v. Vliet, 5. J. van Herwerden, 6. Th. v. d. Weide, 7. K. St. Nicolaas, 8. J. Olde Meule.
Nieuwelingen: 1. Jos Lammertink, 2. Leon Veeke, 3. M. v. d. Broek, 4. H. Plugers, 5. P. Koppert.

CHAAM 1974. Beroepsrenners: 1. Piet van Katwijk, 120 km in 2.51.42; 2. Albert Hulzebosch, Nijeveen; 3. Jos Schipper, Baarn; 4. Jan v. Katwijk, Turnhout; 5. Wim die Waal, Axel; 6. Theo van der Leeuw, Oud-Vossemeer; 7. Jos van Beers, Vosselaar (België); 8. op 1.24 Gerard Vianen, Kockengen; 9. Wim Prinsen, Hank;. 10. op 1.30 Hennie Kuiper, Ossendrecht.
Amateurs: 1. J. Raas, 2. F. Pirard, 3. W. Wilms, 4. Wim Albersen, 5. F. Schür.
Junioren: 1. B. v. Est, 2. M. Havik, 3. A. Versteijlen, 4. W. Lugtenburg, 5. E. Waasdorp, 6. J. Olde Meule, 7. Th. Theo de Rooij, 8. J. Akkermans.
Nieuwelingen: 1. Chris Bernaards, 2. Jos Lammertink, 3. H. Plugers, 4. L. Veeke, 5. Hans Boom, 

ULVENHOUT 1975. Amateurs: 1. Nico Hilberink, 2. Jo Claessens, 3. Frits Pirard.
Junioren: 1. Bart van Est, 2. Reinier Stroosnijder, 3. Jos Lammertink.
CHAAM 1975. Junioren: 1. B. van Est, 2. R. Stroosnijder, 3. J. van Herwerden, 4, D. Timmer, 5. Theo de Rooij, 6. Guus Bierings, 7. Jos Lammertink.
CHAAM 1976. Beroepsrenners: 1. Aad van den Hoek (Dirksland) 120 km in 2.54.12, 2. Ronald de Witte (België) op 10 sec., 3. Hennie Kuiper (Ossendrecht) op 1.20 min.
Amateurs: 1. Henk Lubberding, 2. Han Vaanhold, 3. J. Bruessing, 4. N. Hilberink.
Junioren: 1. Jos Lammertink, 2. Bert Oosterbosch, 3. T. Weber, 4. S. Snijders, 5. H. Plugers, 6. R. Haast, 7. Chris Bernaards

CHAAM. 1977. Amateurs: 1. Frits Pirard (Breda) 96 km in 2.13.15, 2. Jos Lammertink (Wierden), 3. Adrie van Houwelingen (Heesselt) op 10 sec., 4. M. Jacobs (Bingelrade), 5. J. de Goede (Standdaarbuiten)

ULVENHOUT 1978. Amateurs:1. Bas van Lamoen (Rosmalen), 2. Ad v. Peer (Sprundel), 3. H. van Piere (Mijdrecht), 4. P. Kuys (Vlijmen), 5. Jos Lammertink (Wierden).
CHAAM. 1978. Amateurs: 1. F. Pirard 96 km in 2.04.03, 2. P. Gödde op 100 meter, 3. J. Kuiken, 4. Bart van Est, 5. P. van Leeuwen, 6. F. Francissen, 7. P. van der Kruijs, 8. Jos Lammertink op 20 sec.
(foto boven: 1976. Een dik verdiende dikke zoen voor winnaar Jos in Chaam)

1974. Chaam, nieuwelingen: 1. Chris Bernaards (rechts), 2. Jos Lammertink.


1974. Jos wint de nieuwelingenkoers in Ulvenhout


1975. Ulvenhout: 1. Bart van Est (rechts), 2. Reinier Stroosnijder (midden) en 3. Jos Lammertink


1977 Chaam. Twee Amstel-coureurs voorop. Jos en Frits Pirard.


1977. Chaam, de koplopers Frits Pirard (rechts) en Jos passeren de hoofdtribune.


1976. Chaam: Jos poseert als winnaar van de juniorenkoers. 


1975. Bart van Est wint de koers voor junioren in Chaam. Jos (nog net zichtbaar) wordt zevende.

1981 

50 | ZITTEND OP DE HANDREM

Het kwam in de beste families voor. Zeker als een gezin uit vier, vijf of nog meer kinderen bestond. Had de oudste of hadden de oudsten een succesvolle hobby en steunden de ouders deze passie met hart en ziel, dan had de rest van het gezin geen keuze. Ze moesten erachteraan. Elke zaterdag/zondag naar het voetbalveld, de danszaal, de manege of de sporthal. Of in het geval van de Lammertinks uit Hoge Hexel naar een wielerkoers. En ja, dat was niet altijd de favoriete vrijetijdsbesteding van sommige gezinsleden

In de vijftigste aflevering van het levensverhaal van Jos Lammertink, laten we zijn broers en zussen aan het woord. Jos, de oudste van het gezin, is de voormalig, meervoudig kampioen van Nederland in de eindjaren 70 en jaren 80. Trouwens, de broers Herman en Laurens hebben ook gewielrend, dus laten we vooral eens horen hoe Gea, Trudy en Leontien de loopbaan van Jos ervaren hebben.

De meningen zijn verdeeld. Gea zegt: “Ik vond het niet zo heel erg”, maar ze herinnert zich wel een verjaardag waarop ook gefietst moest worden. “Ik bleef onder protest alleen thuis. Ik kreeg toen pas bij thuiskomst een cadeautje van ma en daarvoor moest ze toen eerst nog naar de winkel.”
Ook weet ze nog dat ze op een oudejaarsavond allemaal op tijd naar bed moesten, omdat Jos en Herman op nieuwjaarsdag moesten fietsen. “Om middernacht keken Trudy en ik uit het raam naar het vuurwerk.”
Trudy zelf herinnert zich dat voorval ook nog. “Ja, iedereen moest op tijd naar bed, want de ‘breurs’ hadden de andere dag een wedstrijd.”

Gea is van mening dat ze niet het gevoel heeft iets tekort gekomen te zijn. “Er was wel meer aandacht voor “goed eten” voor de wielrenners. Op een gegeven moment was een varkensstaart natuurlijk niet goed meer.”

Varend op de Atlantische Oceaan reageert ook Leontien: “Wat jullie daar vertellen, zegt eigenlijk al genoeg. De weekenden waren gevuld met wielrennen. Dus was er geen tijd voor andere dingen. We zijn nooit op vakantie geweest. Ik kan me herinneren dat we één keer in een hotel hebben geslapen. Dat was in Essen in Duitsland, omdat de jongens daar denk ik twee dagen moesten fietsen. Ik lag met Laurens in het bed en pa en ma sliepen op de grond.”
Leontien voelt nog de ondergeschikte rol die ze als jongste kind had. “Ik mocht niet op een sport, zelfs niet op wielrennen, want Gea had dat ook eens geprobeerd en al snel opgegeven.” Ze vertelt dat het gezin op de zonnige dagen wanneer er geen wielrennen was, naar Diffelen ging om te zwemmen. “Nou ja zwemmen”, zegt ze, ”pa en ma konden niet zwemmen en voor wielrenners was het niet goed om te zwemmen.”
Jos: “Jullie zaten op judo, toch?”
Trudy: “Gea en ik mochten lekker wel op een sport, maar onze ouders stonden niet in de sporthal om naar onze wedstrijden te kijken. Laurens heeft ook nog gejudood.”
Leontien: “Ik mocht jullie pakken een keer aan voor op een foto.”
Jos: “Wij zaten eerst ook op voetbal, bij Omhoog. Daar konden we alleen naartoe en ook daar kwamen ze niet kijken.”
Leontien: “Ik heb wel blokfluitlessen gehad. Ik moest dan na afloop naar Martinus lopen en daar kon pa me dan na zijn werk meenemen. Later toen ik lid was van de majorettes, kon ik met Mariska Lubbers meerijden. Maar al met al wist ik niet beter. Van de andere kant bekeken: ik ben wel door al die bezoekjes aan wielerkoersen in heel veel plaatsen in Nederland geweest en heb er veel rondjes om de kerk gelopen.”
Trudy: “Ik sluit me aan bij Leontien. De weekenden draaiden om de wedstrijden. Maar inderdaad hebben we er ook goede herinneringen aan. Ik ken alle liedjes van The Cats uit mijn hoofd.”
Jos: “Op de achtsporencassette in de Benz van pa.”

Leontien: “En Pour un flirt.”

Herman was ook wielrenner en merkt op dat als die liedjes tijdens de reizen naar de koersen behoorlijk zijn blijven hangen.
Het gesprek (per app) komt behoorlijk op gang. De ene herinnering na de andere over het leven in dienst van de gezinsleden die wielrenden, komt boven drijven.
Leontien weet nog dat ze op een kussentje zat op de handrem tussen pa en ma in. “Laurens zat op schoot bij ma en jullie met zijn vieren achterin. Trudy nam plaats op de hoedenplank.”
Trudy: “Ja hoor, ik was weer eens de klos.”
Leontien herinnert zich dat Trudy een keer als een soort verstekeling in de kattenbak is meegereisd naar de koers, waarna Trudy daar tegenover zet dat ze ook ooit eens ergens rondemiss geweest is.”
Herman: “Gelukkig hoefde je toentertijd nog geen gordels om te doen. Anders hadden we met twee auto’s naar de koers gemoeten.”
Leontien herinnert zich ook dat er een foto moet zijn van haarzelf en Laurens samen in het bed in het hotel in Duitsland.
Jos: “Zo’n groot bed hadden we thuis niet.”
Leontien: “Nee, echt niet. Daarom is het blijven hangen. Het was ook wel erg speciaal. Was ik voor de eerste keer in het buitenland en ging ik meteen in een hotel.” Gea ziet op de foto dat de ouders in dat hotel op de grond geslapen hebben. “Ze hadden er in zo’n groot bed best wel bij gekund.”

Laurens, de jongste van de drie jongens, meldt zich ook nog even. Hij is negen jaar jonger dan Jos en kijkt terug op een mooie tijd. (foto rechts) Hij beleefde zijn jeugdjaren heel anders. “Ik was en ben er trots op dat hij mijn broer is”, zegt hij. “Dan lag ik als kind soms onder de jurywagen om te kijken wie er ging winnen. Wat ook leuk was: ik sprokkelde bij die wedstrijden altijd lege flesjes voor het statiegeld. Dat leverde dan meestal een paar gulden op.”
Toen hij 12, 13 jaar was, kreeg Laurens rijles van Jos. “Dat was in een groene ascona. Op mijn zestiende, zeventiende was ik soms chauffeur. Dan reed ik hem naar de koers met de Opel Senator en stond ik langs het parcours klaar met reservewielen. Ook herinner ik mij dat ik op Jos zijn crossmotor mocht gassen. Dus voor mij waren onze jeugdjaren anders dan voor mijn zussen.”
“Al met al”, concludeert Leontien als de jongste van het gezin, “heb ik er niet echt onder geleden. Ik wist niet beter. Het was allemaal zoals het was sinds ik me kan herinneren. Ook omdat er 11,5 jaar tussen ons zit, had ik er waarschijnlijk het minst onder te lijden. Het was allemaal normaal voor mij. Ik was 3 toen jullie begonnen met fietsen. Ik was 10 toen je prof werd in 1980. Ik weet niet precies meer wanneer jullie allemaal het ouderhuis hebben verlaten, maar volgens mij waren alleen Laurens en ik in 1981 nog over. Jullie konden als oudsten je eigen gang gaan en hadden er geen last meer van om mee te moeten. Ik kan me voorstellen dat bijvoorbeeld Trudy van haar tiende tot achttiende wat meer last ervan gehad heeft. Die zat in een compleet andere fase van het leven. En gelukkig ging je bij de profs wat meer wedstrijden in het buitenland fietsen. Ik kan me niet herinneren dat we ooit op die keer in Essen na, buiten de Nederlandse grenzen zijn gekomen.”

Dat was natuurlijk voor Jos ook prima, want hij was intussen bij de beroepsrenners actief. Toch waren de jongsten nog niet van hem af. “Want dan was de koers wel ergens op de tv. Dan stond het kassie altijd wel aan om alles goed te kunnen volgen en werd er geen wedstrijd gemist. Trouwens dat gold niet alleen voor wielrennen maar ook voetbal, boksen, en andere sporten, waardoor ik in ieder geval nog steeds niet graag naar sport kijk.”

Al brainstormend met zichzelf vindt Leontien nog een voordeel van haar positie als jongste telg van het gezin van Henk en Truus Lammertink. “Als het lelijke, jonge eendje van de familie heb ik er misschien wel juist veel profijt van gehad. Ik was wel het zusje van… Misschien was ik anders wel gepest op school met mijn brilletje. Ik was er wel trots op dat mijn broer(s) zo hard konden fietsen. Zelfs nu nog, als ik op een klein eiland, midden in de Atlantische Oceaan aan anderen mijn achternaam vertel, weten de meesten wel dat er een wielrenner was met dezelfde achternaam. Ik kan nog steeds met trots vertellen dat Jos mijn grote broer is.”

Foto boven: Helemaal links achter de kofferbak Gerard en Annie Lammertink, de vader van Jos’ neef Jonnie. Met fiets Richard Freriksen, dan Ina Lammertink, een zus van Jonnie en dan Gea, Trudy, Laurens en vader Henk met Leontien op de arm.


Beginjaren zestig. Truus Lammertink met haar oudste kinderen. Links Jos, midden Herman en baby Gea.


Moeder Truus en haar kroost. Naast haar Trudy. Verder vlnr Leontien, Laurens, Jos, Herman en Gea. 


Truus bekijkt de koers met dochter Gea


Gea, Trudy, Leontien (onder)


Vlnr Gea, Trudy, Leontien

Winnaar Jos in het voetbalshirt van Omhoog

49 | OP DE MUUR VOORIN

De 77ste editie van de Omloop Het Nieuwsblad is morgen. Echter toen Jos deze eerste grote koers van het wielerseizoen reed, was de naam nog Omloop Het Volk. In de tijd van Jos was daar alles op gericht. Koersen in Zuid-Europa was leuk en aardig, maar ze waren slechts bedoeld als voorbereiding op de echte start in het vroege voorjaar in Gent. Voor het eerst in het seizoen moet je echt met de billen bloot. Iedereen staat te trappelen.

Jos was nog maar net prof in 1980 toen hij al met de HB-ploeg op de startlijst stond. “Ik wist intussen wel dat je bij de Muur van Geraardsbergen voorin moest zitten. Dat was mijn focus en ik herinner me nog goed dat ik daar om maar voorin te blijven al behoorlijk met mijn krachten had gesmeten. De kasseien lagen er zo slecht in, ze waren ook spekglad, maar desondanks reed Roger de Vlaeminck daar zo verschrikkelijk hard naar boven dat hij iedereen eraf reed. Jan Raas kon nog het langst volgen maar moest ook capituleren”, vertelt Jos. “Het bleef bij een korte uitval van Roger. Hij had even een demonstratie gegeven en liet zich terugvallen in het peloton om zich op te maken voor de sprint. Uiteindelijk werd Jos elfde. Joseph Bruyère, een van de loyale knechten van Eddy Merckx was dat jaar de eerste renner die de finish in Ninove passeerde. Hij was alleen vooruit en won, niet omdat hij de sterkste was, maar omdat de sprinters elkaar te lang bleven aankijken.

In 1984 was Jos toegetreden tot de Panasonic ploeg van Post en toog hij met de Belgen: Vanderaerden, de gebroeders Planckaert, De Keulenaar en Nulens naar de start in Gent. “Met de Belgische coureurs erbij ga je vanzelf anders naar die koers gaat kijken”, betoogt Jos. “Voor een Belgische wielrenner is de Omloop het Volk veel meer dan een klassieker op de kalender. Het vertegenwoordigt de erfenis van het Belgische wielrennen, met zijn kasseien, hellingen en onvoorspelbare weersomstandigheden.”
En die omstandigheden waren niet uitnodigend, twee graden boven nul en regen. Dat jaar in de Omloop Het Volk kon meteen de strijd losbarsten met het andere deel van de gestopte Raleigh-ploeg die zich in de Kwantum-ploeg van Jan Raas hadden verenigd. Door de animositeit tussen beide ploegen merkte je wel dat deze koers heel belangrijk was. “We zaten met vijf Panasonics  bij de eerste tien. De Muur van Geraardsbergen met spekgladde kasseien speelde weer een belangrijke rol. Het was hard tegen hard, maar wij overheersten de koers volledig. Eddy Planckaert won, ik werd vijfde.” Die Omloop kan getypeerd worden als een slijtageslag. Uiteindelijk kwamen maar 25 coureurs aan de meet.

“Dat was altijd wel mijn ding”, zegt Jos. “Vechten tegen de elementen, niet van dat benauwde. Maar het kan altijd gekker. Ik weet nog dat we in 1986 ’s morgens de gordijnen van de hotelkamer open deden en een dikke pak sneeuw zagen liggen. Afgelast. De teleurstelling was groot.”
Jos reed de Omloop Het Volk een keer of vijf, maar finishte alleen in 1989 nog. Namens TVM werd hij 78ste. Etienne De Wilde was dat jaar de winnaar.
(foto boven: Jos en de latere winnaar Joseph Bruyère naast elkaar)

48 | VENI VIDI VICI

In 1973 begon het spektakel. De naam van de 15-jarige Jos Lammertink werd ingeschreven bij de KNWU. Hij kreeg een licentie en mocht aan officiële wedstrijden meedoen. We bekijken de plakboeken en de uitslagenlijsten die zo links en rechts te vinden zijn op het wereldwijde net. Maar Jos was niet meteen een winnaar. Waar hij als adspirant, zoals de jongste categorie toen nog heette, aan de start kwam, hadden zijn concurrenten nog volop kans op de overwinning. “Ik was met mijn tweedehands fietsje aan het pionieren. Af en toe won ik een koersje. De jongens die toen wonnen, waren meestal tweedejaars adspiranten en dat scheelt vaak op die leeftijd.”

Een jaar later werd hij nieuweling. Jos streed tegen leeftijdsgenoten en daar won hij vaak. “Ik reed overal in het land. Het fietsen ging goed. Ik wilde graag aan al die koersen meedoen. Het winnen ging me steeds beter af en ik kreeg  er steeds meer aardigheid aan. Ik ging samen met Nico Hilberink naar de wedstrijden. Hij reed bij de amateurs.” Jos en Nico hadden een soort coach die zijn auto beschikbaar stelde. Nico had een rijbewijs en reed. In Brabant kon Jos als junior al startgeld vragen. “Soms 25 gulden, soms vijf tientjes. Ze wilden me destijds in verschillende plaatsen al aan de start hebben. In heel veel uitslagen kom je bij de nieuwelingen en junioren mijn naam tegen en bij de amateurs die van Nico. Soms werden we beiden eerste, zoals op 3 augustus  1974 in Putten.
PUTTEN.(1974.08.03) Amateurs: 1. Nico Hilberink; 2. Joop Ribbers; 3. Piet Nederlof.
Nieuwelingen: 1. Jos Lammertink; 2. Mart Schuffelers; 3. Simon Meijn.
ASSENDELFT.(1974.10.05). Amateurs: 1. N. Hilberink, 2. J. Bakker, 3. R. Groen, 4. J. Ribbers, 5. S. Schuitemaker, 6. B. Huveneers, 7. A. Versluis, 8. F. v. d. Enden, 9. J. Kettenis, 10. P. Koeleman.
Nieuwelingen: 1. J. Lammertink, 2. S. Meijn, 3. S. Snijders, 4. E. de Nijs, 5. R. Janszen, 6. W. de Bruyn.

Jos beleefde een prettige tijd, zo vertelt hij. “Ik was het hele jaar door lekker onder de pannen met al die criteriums en tussendoor ging ik naar school en droomde ik van de Amstelploeg. Als ik daarvoor ooit toch eens zou mogen fietsen.”
In 1975 werd de nieuweling vanzelf junior. Veni, vidi, vici. Jos kwam, zag en overwon bijna in iedere koers waar hij inschreef. En zo niet, dan stond hij op het podium. Ook de klassiekers voor junioren won hij bijna allemaal. Het Land van Bartje, de Flevo Tour, de Omloop van het Lage Land, De Acht van Bladel: Jos zegevierde. Overigens was hij op de finish van de Flevo Tour op 29 mei 1976 misschien niet de winnaar, maar werd hij wel opgeroepen om als nummer 1 naar het podium te komen, tot grote woede van Ruud van der Rakt die van mening was dat hij gewonnen had. Jos daarover: “In de laatste ronde knapte een spaak en mijn wiel liep tegen de remblokken aan. Toen had ik een probleem, want je kunt niet even snel een wiel wisselen. Maar ik ging wel als eerste door de laatste bocht, ging iets te vroeg de lange spurt aan en werd langzaam maar zeker ingehaald door Ruud. Hij was een tikkeltje eerder over de meet. Ik feliciteerde hem, maar de speaker riep mij als winnaar uit. ‘Wil de winnaar Jos Lammertink zich melden bij de finish’, hoorde ik omroepen. Daar zei Ruud dat ik hem net daarvoor nog gefeliciteerd had. Ik zei: ‘Ja, dat klopt. Met de tweede plek’. Later stond in de Wielerrevue een foto waarop goed te zien was dat Ruud net iets eerder de streep passeerde. Jan van Ommen, de aankomstrechter, vertelde me destijds nog een paar keer dat hij daar geblunderd had.

Blijkbaar was mijn lange reeks aan overwinningen tot dat moment de reden dat hij mij als vanzelf daar ook in Lelystad als winnaar zag finishen.”
Trouwens Jos’ broer Herman heeft de Flevo Tour een jaar later ook gewonnen.

Op 7 augustus 1976 leek de aan de finish van de 17e Omloop door het Land van Bartje het scenario van de Flevo Tour zich te herhalen. Jos werd tot winnaar uitgeroepen na een vlammende eindspurt met Peter Verheijen en Leo Veeke. Het blad Wielersport schreef dat een huilende Peter Verheijen, een nors kijkende Leo Veeke en een evenmin vrolijke Jos Lammertink speaker Jan van Ommen flankeerden bij de huldiging van de drie prijswinnaars. Lammertink was als winnaar uitgeroepen. Een hevig geëmotioneerde Peter Verheijen zei: ‘Met jullie als jury heb ik niets te maken. Ik ben eerste en niemand anders. Jullie gappen een overwinning van me af.’ Dat was, zo schreef Wielersport, een ongecontroleerde uitspraak van de jongen, zeker zo kort na de wedstrijd. Iedereen weet dat als de uitslag, zeker in dit geval (alle drie juryleden hadden Lammertink gezien als winnaar) vast staat en vrij wordt gegeven, er niets meer verandert. “Later was Verheijen weer voor rede vatbaar”, vertelt Jos die hem op Facebook nog af en toe volgt waar Verheijen zich manifesteert als Indian Pete, een Brabantse paradijsvogel die wijd en zijd bekend is daar.
De Dorpenomloop in Rucphen in maart 1977 was ook voor Jos. Wielersport citeerde destijds Broers die in een ontsnapping zat : ‘Ik keek onder mijn arm door en zag hem komen. Op dat moment zeg je natuurlijk tegen de anderen: Jongens, rijden, daar komt Lammertink aan, maar al snel moesten wij toegeven dat hij de beste was. We hebben er met z’n drieën alles aan gedaan, maar we konden niet verhinderen dat hij ons trio tot een kwartet kwam uitbreiden.’ (foto links de eerste drie van de Dorpenomloop)
Jos: “Ik weet nog dat ik boordevol moraal zat, want ik reed al op mijn RIH-fiets van de Amstel ploeg. Wie ging mij daarop verslaan? De koers werd door de concurrentie volledig op mij afgestemd, maar het parcours was niet lastig genoeg en er stond te weinig wind om het peloton uit elkaar te rijden. In de laatste omloop kwamen we met vier man voorop en de tactiek van degene die het langst kon volgen, Johnny Broers, was om vooral niet op kop te rijden. Ik was ervan overtuigd dat ik hem kon kloppen. Maar de sprint aantrekken en je toch niet laten passeren is niet zo gemakkelijk, hij kwam toch nog heel erg dichtbij.”

Het verslag in Wielersport, van  zijn laatste koers bij de junioren Ronde van het Lage Land.(1977.03.26) begon aldus:

JOS LAMMERTINK niet te stuiten
Twee dagen voor zijn afscheid als junior heeft Jos Lammertink uit het Overijsselse Wierden nog eens verduidelijkt wat mentaliteit is in de wielersport. Een echte vechtersbaas op de fiets, een man die door wil gaan tot het bittere eind om dan aan de finish op te merken: ‘Het was een pittig tochtje.’ Het was diezelfde Jos Lammertink die zaterdagmiddag in de straten van Koog aan de Zaan daarvoor werd beloond met de 72e zege als junior en zijn tweede overwinning in het amper twee weken oude wielerseizoen. Dat “vechtersbaas” sloeg overigens niet op een vechtpartij, maar op een valpartij 10 kilometer voor de finish waarna hij zich vanuit geslagen positie toch weer naar voren knokte en de zege voor zich opeiste.

Een paar dagen later werd hij amateur en versterkte hij inderdaad de gelederen van de Amstel-ploeg.

Tot slot nog een anekdote:
Jos vertelt: “Terug naar mijn tijd als junior in 1976. Na lange trainingen kwam het wel eens voor, dat je volkomen uitgepierd nog de laatste zeven kilometer met tegenwind maar thuis moest zien te komen. De weg van Nijverdal naar Wierden met een smal hobbelig fietspad was geen uitnodigende weg. Bij het begin van het fietspad ik Nijverdal kon ik de verleiding niet weerstaan om achter de TET-bus op de grote weg te stayeren. Al doende kwam ik er al snel achter dat de 52-15 die je als zwaarste versnelling bij de junioren mocht rijden, niet toereikend was om de bus bij te houden. Daar was met een ander achterwiel snel een oplossing voor gevonden en ik nam me vast voor om die uitdaging een keer aan te gaan. Dat verliep eerst nogal moeizaam, de chauffeur is blijkbaar niet gecharmeerd dat jij erachter duikt. Het moest dus een beetje sneeky. Het juiste moment afwachten dus. Bij het begin van het fietspad, bij Toyota Konijnenbeld was ook de opstapplaats van de bus. Net na de stoplichten en dan snel even oversteken van fietspad naar grote weg en zo lukte het om tot Wierden te volgen. Niet fijn, geen enkel zicht, een verschrikkelijke diesellucht en dan zeiknat van het zweet thuiskomen. Maar ja, ik had het me tot doel gesteld, dus moest het gebeuren ook. Bovendien was het niet zo’n veilige weg, dikke eikebomen, dicht op elkaar aan beide kanten en daarnaast een fietspadje, links en rechts. Halverwege was een parkeerplaats van klinkers die van de weg tot aan fietspad doorliep. Dat leek mij een mooie tussenoplossing, eerst even lekker op tempo tot 90 km/u en op die parkeerplaats dan oversteken van grote weg naar het fietspad. Dat lukte, maar het is wel spannend om met die snelheid daar tussendoor te denderen. Je kunt niet even met het hoofd naast de bus kijken om de juiste afslag te bepalen. Vervolgens dan lekker uitfietsen naar huis. Tot die bewuste dag! Het was me weer gelukt om ongezien te volgen, de juiste ‘afslag’ te pakken en nog maar net uitwaaiend op het fietspad zie ik middenachter onder de bus een groot stuk piepschuim opwaaien. Dat blok werd door een tegenligger uit elkaar gereden en auto’s aan mijn kant reden daar weer overheen, een regen van piepschuim. Wat ongelooflijk veel geluk! Moet er niet aan denken wat er had kunnen gebeuren als ik achter die bus was blijven rijden. Ik was genezen. Nooit meer achter de TET-bus. Geluk is met de dommen :)”

Foto boven: 1976, Jos wint een koers in Haaksbergen
Foto midden: de huldiging van de Dorpenomloop in Rucphen. 


1974. Jos winnaar in Oploo


De finish van de Dorpenomloop, het is close!


1975. Jos zegeviert in Loosbroek


1975. Huldiging van de eerste drie in Loosbroek


1975. Jos is kampioen van Overijssel, midden de nummer 2 Jos Brummelaar, rechts de bronzen medaillewinnaar Gerrit Vixebokxe.


1975. Jos winnaar te Kortenhoef.

47 | LAMMERTINK vs MOSER

Door de jaren heen is de naam van Jos hecht verbonden geweest met de Ronde van Wierden, in zijn woonplaats. In het begin van deze eeuw droeg de koers zelfs zijn naam: de Grote Prijs Jos Lammertink. Jos kijkt er met wisselend gemoed op terug. Hoewel de wedstrijd in het dorp altijd duizenden toeschouwers trok, zeker als er een plaatsgenoot meedeed, was de koers voor Jos niet altijd even aangenaam.

Laten we bij het begin beginnen.
In de jaren 1977, ’78 en ’79 was Jos amateur en hoorde van meet af aan bij de nationale top. Hij won overal in de den lande, dat criterium in Wierden wilde hij coûte que coûte winnen. In 1977 won Jos. Guus Bierings werd tweede en Hennie Stamsnijder derde. Verdere uitslag: 4. Snoeijink, 5. Kruunenberg, 6. Albersen, 7. H. Boom, 8. Ponsteen, 9. Tigelaar, 10. Bessems. Jos’ broer Herman werd vijfde bij de junioren.

In ’78 verziekte Herman Snoeijink de aspiraties van Jos, zoals we al eerder beschreven hebben. Jan Spijker won dat jaar de koers voor Arie Hassink en Stamsnijder. Herman Lammertink werd achtste.
In 1979 was de Wierdense koers de laatste van de internationale Zesdaagse van Twente. Jos was vanzelfsprekend gebrand op de overwinning. Hij kwam in een kopgroep terecht van zeven renners, die een ronde voorsprong nam. Jos ging er vervolgens nog een keer vandoor. Van het zevental kon alleen Hennie Stamsnijder, op dat moment Nederlands kampioen, hem volgen. Jos won de sprint, Hennie werd tweede. Verdere uitslag: 3. Huisjes, 4. Alberts, 5. Arie Hassink, 6. Akkerman, 7. Hans Boom, 8. Herman Lammertink, 9. Snoeijink, 10. Albersen.
Hassink eindigde als eerste in het algemeen klassement van de Zesdaagse met Jos als tweede en Peter Zijerveld als derde. Jos won wel het puntenklassement. Het was al met al een schitterende serie koersen destijds. De krantenknipsels staan vol enthousiaste verhalen.

In 1980 werd Jos beroepsrenner. In 1981 startte ‘Wierden’ een profkoers op een doordeweekse dag tijdens de Wiezo, de plaatselijke zomerfeesten. Een jaar later zorgde het comité waarvan onder andere de oud-renners Wim Albersen en Harrie Middeljans deel uit maakten, voor een stunt door de beroemde Italiaan Francesco Moser te contracteren. Jos herinnert zich dat het een samenspel was met de Ronde van Steenwijk, waar de vedette de dag na Wierden zou rijden. “Dat maakte het interessant voor hun en voor Wierden. Het comité moest er 7000 gulden voor neertellen, maar had daardoor wel een oud-wereldkampioen en oud-winnaar van diverse klassiekers aan de start.”
Jos doet glimlachend verslag, bijna 42 jaar na dato. “Er was heel veel publiek. Er waren geen onderlinge afspraken over wie zou moeten winnen. Ik dacht: Moser zal voor de koers of onderweg wel bij me komen om iets af te spreken. Maar hij kwam niet. Op het laatst ontsnapten Stamsnijder, Moser en ik uit de grote groep. Hij zei nog steeds niks. Hennie vroeg: ‘Wat gaan we doen’. ‘Laten we om beurten demarreren’, zei ik. Even later ging Stammie er vandoor. Moser zet em op de twaalf, dampte erheen en vloog erlangs. Ik zat in zijn wiel en zo gingen we met z’n tweeën de laatste ronde in. De sfeer was geweldig, het publiek werd helemaal gek. Bij de katholieke kerk sprintten we zij aan zij, dat weet ik nog. We moesten toen nog 150 meter. Ik ging erlangs en won de koers.”
Het duurde niet lang of de vragen kwamen op de winnaar af. “Wat heeft je dat gekost, Jos. Wat moest je voor die overwinning betalen, Jos? Natuurlijk werd er wel eens een koers ge- of verkocht en werd daar in de wandelgangen naar gegist. Dan hield je je van den domme, maar nu was het echt ‘rechtuit’ gegaan en was de ontkenning wel terecht. Een dikke maand geleden had ik het er nog met Harrie Middeljans, de microfonist van destijds, over. Maar ik kan in alle eerlijkheid zeggen dat ik er echt keihard voor heb moeten sprinten.”

Jos vertelt dat hij Moser een jaar later toen hij in dienst van een ViVi-Benotto reed, regelmatig tegenkwam. “Maar hij heeft er nooit meer met mij over gesproken. Wat zal hem dat ook bommen. Dat hij ergens in Nederland in een plaats met de naam Wierden achter een plaatselijke renner tweede is geworden. Waarschijnlijk dacht hij er te gemakkelijk over, dacht hij dat hij mij wel kon verslaan en liep hem dat nu net even mis.”

Twintig jaar geleden wilde Wierden andermaal aan de weg timmeren met een wielerkoers van niveau. Vader en zoon Weghorst van het gelijknamige makelaarskantoor zouden de benodigde pecunia regelen en zeiden tegen Jos, Harrie Middeljans en Wim Albersen: ‘Jullie weten wat er allemaal bij komt kijken. Zetten jullie het maar in gang, wij zorgen voor het geld’. Jos weet nog dat het idee voor een Wierdense profkoers ontstaan is bij de Profronde van Almelo. “Dat gebeurde onder het genot van een biertje. Dat zouden we in Wierden ook eens moeten doen. We hebben er toen over vergaderd en zo hebben we een dernykoers kunnen houden. We hebben het drie jaar gedaan. Toen de economische crisis ontstond, trokken verschillende sponsors zich terug.”
Het rennersveld was op niveau, zegt Jos. We reden niet zoals ze nu doen met zeventig procent amateurs, maar met allemaal fullprofs. “Het werd elk jaar beter. Zabel kwam bij ons, McEwen, Tankink en andere renners uit de betere profploegen. Ze reden twee manches. We hadden twaalf renners nodig. Zou je een heel veld aan de start willen hebben, dan zou dat te duur worden. Op enig moment wilden we Tom Boonen. Maar hij vroeg 40.000 euro… Daar hoefde hij maar één uur voor fietsen en oh ja, dan kwam hij wel met de Lamborghini. Ook hadden we dernywedstrijden voor ex-profs, zodat we de sponsors en gasten een avondvullend programma konden bieden. Zoetemelk kwam ervoor uit Frankrijk, Planckaert uit België en ook Jan Janssen en Rini Wagtmans gaven acte de présence.”

Tussen de wedstrijdonderdelen door hoorde Jos dat zijn medeorganisatoren als verrassing de Wierdense dernykoers hadden omgedoopt in GP Jos Lammertink. “Zonder te overleggen! Ik was er niet echt blij mee en dat heb ik ook laten merken. Het was een weinig zeggende wedstrijd en om dat nou Grote Prijs te noemen. Ik werd overdonderd, mijn gezondheid was al behoorlijk minder aan het worden en als naamgever zou dat nog meer verplichtingen gaan scheppen. Terwijl ik toen al niet eens mijn armen kon optillen om de winnaar te feliciteren of een bokaal aan te reiken. Het was net of burgervader Bernard Kobes mijn ‘fysieke onmacht’ begreep, zonder enig overleg nam hij mij gelukkig al die plichtplegingen uit handen. De Vip-tent was voor sponsors en genodigden, maar mijn eigen supporters van vroeger en mijn broers en zussen mochten daar niet in. Dat voelde niet prettig voor mij. Uiteindelijk was het financieel niet meer te behappen, sponsors verscholen zich achter de recessie, maar dat vond ik zelf geen ramp”, aldus Jos.

Zo stierf het evenement een stille dood en wordt in Wierden intussen al jaren geen wielerkoers meer gehouden.
“Achteraf gezien ben ik die naamswijziging in GP Jos Lammertink toch wel gaan waarderen. Ontelbare malen ben ik er met waardering of respect op aangesproken en onlangs kreeg ik van een nieuw opgericht wielercomité in Wierden de vraag of ze mijn naam mogen gebruiken voor een nieuwe ronde in Wierden die op 25 mei aanstaande op de agenda staat. Natuurlijk mag dat. Geen probleem.”
(foto boven. De huldiging vlnr Moser, Lammertink, Stamsnijder)

46 | AAN DE SLAG IN DE SLAG

Het was de Ronde van Borne. Of Neede, Hengevelde of Vriezenveen. Noem maar op. Driehonderd meter voor het peloton uit meende een dappere, solerende amateur kans te hebben op de zege. Een aantal geoefende kijkers wist echter al dat hij kansloos was. Ging je eind jaren zeventig naar een van de vele koersen in de regio dan wist je met een zekerheid van 99,9 procent dat Herman Snoeijink, Gerrit Möhlmann, Jos Lammertink of Arie Hassink als eerste over de meet zouden gaan. Ze zaten namelijk met elkaar in de slag, zoals dat heette en ten huidigen dag nog zo heet. Drie Amstel-coureurs en een Ketting-man (Snoeijink) hadden een verbond gesloten met als ultieme doel dat ze in elke koers zoveel mogelijk prijzengeld bij elkaar zouden fietsen, wat dan na afloop onder de vier of drie (als een van hen ontbrak) verdeeld werd. Of dat leuk was voor de kijkers die deze kongsi in de smiezen hadden? Dat laat zich raden. In zekere zin niet. Voor wie het zeker niet prettig was, dat was voor de renner die zijn zinnen had gezet op de overwinning, maar niet tot het aaneengesmede kwartet behoorde. Hij was kansloos tegen deze sterke, gelouterde mannen.

Jos sloeg de krantenknipsels van weleer er nog eens op na. Hij zegt: “Ondanks dat Herman en ik relatief dicht bij elkaar woonden, reden we bijzonder weinig in dezelfde koersen. Ik reed hoofdzakelijk in Noord-Brabant en Herman meer op de Veluwe en in het hoge noorden. Na mijn overgang in 1977 naar de amateurs was het in de criteriums ieder voor zich. We reden als Amstel-ploeggenoten elkaar niet in de wielen, maar ik weet nog dat ik er erg op gefixeerd was om Gerrit Möhlmann die in die tijd de heerser was in de massasprints, eens in een rechtstreeks duel te kloppen. Die kans kreeg ik voor het eerst in de Ronde van Oldenzaal waar Gerrit ook aan de start was. Ik had het niet met zoveel woorden tegen Gerrit gezegd, maar hij voelde volgens mij wel zoiets aankomen. En hij was er van onder de indruk dat hij door dat jonge broekie geklopt werd.” Herman reed in die koers ook mee en ondanks dat hij in den lande de overwinningen aan elkaar reeg, zat hij niet bij de eerste tien. Jos ontdekte nog twee regionale criteriums waar Herman en hij samen aan de start stonden, in Wierden en Glanerbrug. “Die kon ik op de palmares bijschrijven. In Hermans Ronde van Denekamp stond ik niet aan de start. 1978 begon op soortgelijke manier in de Ronde van Almelo. Op het scherpst van de snede werd er gestreden en met twee Amstel-renners in de kopgroep was het gewoon logisch dat een van ons beiden dat zou winnen, zonder vooraf gemaakte afspraken.”

Uitslag 1. Jos Lammertink, 2. Herman Snoeijink, 3. Wim Albersen, 4. Arie Hassink.

En toen kwam de Ronde van Wierden op 22 juli 1978. In Jos’ eigen woonplaats dus. Veel familie aan de kant, veel supporters ook en eveneens enkele duizenden wielerliefhebbers uit de regio. Wat gebeurde daar? Jos vertelt: “Herman Snoeijink bleef de hele koers aan mijn wiel. Als ik demarreerde nam hij niet over, als ik me tweehonderd meter liet afzakken, liet hij zich ook afzakken. Waarom? Hij wilde dat ik niet won, andere redenen kan ik niet bedenken. Het was een super irritante situatie. Ik was zo chagrijnig dat ik me toen een ronde in heb laten lopen en uiteraard werden we toen uit de koers gehaald. Het was een gênante vertoning.” Jos had zijn zinnen gezet op de zege, Jan Spijker nam de bloemen mee naar huis. Arie Hassink werd tweede, Hennie Stamsnijder volgde op enkele meters.
Na afloop togen de mannen naar café De Marke van Jan Brouwer. Herman Snoeijink nam daar het initiatief om de koppen bij elkaar te steken en stelde voor het voortaan anders te doen. Jos: “Hij was een gepokte en gemazelde amateur, won vaak koersen die ik niet reed en als we elkaar wel tegenkwamen, werd het een heftige strijd. We maakten de afspraak dat we elkaar niet meer zouden beconcurreren en dat we de buit na afloop zouden verdelen. De wedstrijden bleven hetzelfde, het publiek bleef komen, alleen wij spraken af wie waar zou winnen. Had je bijvoorbeeld de Zesdaagse van Twente, dan hoefde je niet voortdurend scherp te zijn. Als er maar een of liefst meerdere van ons viertal van voren zat. Of dat eerlijk was? Ja, dat kun je je afvragen. Niet voor de andere renners, maar die hadden sowieso geen kans. Het gaf een hoop rust, dat vond ik wel”, zegt Jos.
Hoe ging dat na de wedstrijd? Hadden de mannen een van hen als penningmeester aangewezen? “Nee. We gooiden de flappen op tafel en deelden het totaalbedrag door drie of vier, afhankelijk van wie van ons meegedaan had. Had je pech gehad en niet kunnen finishen, dan deelde je toch mee. Maar dat gebeurde niet vaak. Voor mezelf was het ideaal, want ik had destijds geen baan en wel kosten. Het was een welkome bijverdienste. Als ik alleen voor mezelf had gereden en door pech niet had kunnen meedoen om de prijzen, had ik niks gehad”, aldus Jos. Hij vertelt dat de alliantie tussen de vier toprenners uit het oosten grotendeels gold voor deze regio. “We spraken niet af om allemaal in te schrijven in een Brabantse koers, tenzij we daarvoor gevraagd werden natuurlijk. Maar ook als we met z’n drieën of als duo ergens aan de start stonden, was de werkwijze hetzelfde. Vooral met Arie hebben we ook regelmatig in Duitse wedstrijden de koers naar onze hand gezet. Wat een strijd hebben we daar gehad met Wilfried Trott en co. Soms moest je inschrijven met landenploegen. Wij vormden dan Mannschaft Holland 1. Dat gebeurde vaak met ‘gastrenners’, omdat Gerrit en Herman daar niet vaak reden. Die Duitsers konden dat altijd zo lekker gewichtig maken, Team1 mit der Holländische Meister und Gewinner der Olympia-rundfahrt . Maar ja eigenlijk was dat ook wel weer terecht want we wonnen vaker dan dat we verloren”.
Voor Jos duurde deze manier om de knip te spekken niet al te lang, want hij werd met ingang van 1980 beroepsrenner. Maar toen dat in 1990 afgelopen was, bleef hij nog een aantal jaren bij de amateurs rijden en was de slag nog steeds in zwang. De bijna veertigjarige Herman Snoeijink was er nog steeds bij en vaak ook de Amstel-renners Han Vaanhold en Jos Alberts. Zo kon Jos als pas gestopte prof ook op financieel gebied een beetje afbouwen.
(foto boven Jos Lammertink (rechts) en Gerrit Möhlmann)
De zegevierende Herman Snoeijink


22 juli 1978

45 | ECHTE SUPPORTERS

Succesvolle wielrenners zoals Jos hebben fans. Eerst in de buurt, dan in de woonplaats en de regio en daarna nationaal of zelfs internationaal. Je ziet het wekelijks aan de vele reacties op Facebook. Tussen de volgers van deze serie zitten fans van Jos, die hem destijds als jonge renner al op de voet volgden. Jos is in het bezit van een mooi stapeltje kampioenstruien. Verschillende keren kwam hij met de roodwitblauwe trui thuis. Hij heeft ze gewonnen met veldrijden, op de weg en op de baan. En evenzovele keren was het feest. Bij de nationale titel als amateur in 1978 en als prof in 1986 was het zelfs groot feest. “Normaal gebeurt er weinig in Wierden, maar toen ik Nederlands kampioen werd, was de tuin door vrienden volledig ingericht als feestlocatie met bar, biertap en statafels”, vertelt hij.

Tijdens de normale seizoenen werd Jos steevast gevolgd door supporters die vooral afkomstig waren uit zijn geboorteplaats Hoge Hexel, het naburige Wierden dat later zijn woonplaats zou worden en ook uit Neede, waar echtgenote Annette vandaan komt. “Ze reden overal heen”, herinnert Jos zich. “Ik voelde me soms een beetje bezwaard als ze helemaal voor mij naar Limburg waren gekomen. Soms namen ze een overnachting erbij om mij aan te moedigen op de Slingerberg of andere plekken waar het gebeuren moest. Wat kostte dat wel niet? Ik had er veel respect voor.

Je kunt niet altijd winnen. Ik stond niet altijd op het podium en dan voelde ik me naar hen toe een beetje schuldig.”

Supporters, fans, bewonderaars. Jos heeft ze meegemaakt. Sommigen drongen zich op. “Vooral als het crescendo ging, liepen ze bij ons de deur plat”, zegt hij. “In 1984 reed ik bij Post en waren ze er allemaal. Ze zagen me op televisie op de voorste rij meestrijden tijdens de klassiekers en waren uitzinnig toen ik Kuurne-Brussel-Kuurne won. In ’85 kreeg ik problemen met de schildklier en reed ik nergens. Fans zag ik ook niet meer. In ’86 won ik het NK en waren ze weer allemaal terug.”

Hij herinnert zich nog een fijne reactie toen in hij in het begin van deze eeuw betrokken was bij de Profronde van Wierden die op enig moment zelfs de Grote Prijs Jos Lammertink genoemd werd. “Enkele personen zegden toen een bedrag toe en hoefden daar niks voor te hebben. ‘Want”, zeiden ze, ‘we hebben vroeger enorm van jou genoten.’ Het waren sponsors die iets regelden voor ons en wij hoefden daar dan geen ruchtbaarheid aan te geven. Dat noem ik echte supporters.”