52 | EPILOOG

Bert kijkt terug. Zijn carrière in de sport besloeg welhaast zijn hele leven. Wielrenner, coach, mecanicien, adviseur. Hoeveel kilometers heeft hij wel niet gefietst, gereden per auto en gevlogen. Overal is hij geweest. We hebben het uitgebreid of summier, serieus of met een knipoog beschreven. Het is tijd voor een epiloog. Bert kijkt terug en zegt: “Al die belevenissen hebben me veel opgeleverd. Laat ik allereerst zeggen dat het leerzaam was. Al die koersen die ik heb gereden, maakten me slimmer. Je leerde een wedstrijd doorzien. Je beoordeelde de gang van zaken en maakte een keuze. Ga ik achter de ontsnapte renners aan? Demarreer ik? Hoe reageren mijn ploeggenoten? Wanneer valt de slag? Hoe ligt het parcours erbij?”

“Je krijgt ook mensenkennis in zo’n loopbaan. Je leert hoe je bepaalde personen in moet schatten. Na een mooie overwinning kon ik door het enthousiasme van de mensen heen kijken. Soms kwam ik erachter dat bepaalde mensen de prestatie belangrijk vonden, maar de persoon zelf eigenlijk niet. Ik merkte na mijn carrière als renner dat heel veel mensen me nog steeds kenden en dat streelde dan zeker mijn eer en dat ervaar ik nog steeds. Maar sommigen kennen je niet meer, zijn je vergeten of ze doen alsof.”
Dat de succesvolle wielrenner na zijn actieve loopbaan vaak gemakkelijker aan een baan in de ‘normale’ maatschappij komt, heeft ook Bert ervaren. “Vooral als ik ergens solliciteerde in de wielerwereld. Dan had ik een streepje voor. Zo kreeg ik mooie banen bij Gazelle en Shimano.”

Dat een winnaar ook zelfvertrouwen kweekt, heeft Bert ook menigmaal meegemaakt. “Dat komt na de actieve carrière van pas. Ikzelf deed veel presentaties voor Gazelle en Shimano. Soms voor honderden mensen. Dat ging me gemakkelijk af. Nerveus werd ik daar niet van.”
Dat Bert in zijn leven vaak van huis was, ervoer hij ook als een groot nadeel. Hij was wielrenner, was coach van oa topcoureur Hennie Stamsnijder, hij gaf daarna voor Gazelle en Shimano overal lezingen en presentaties en was als mecanicien werkzaam in de Tour en andere etappekoersen en later voor de paralympische baanwielrenners en basketbalsters. “Truus ging naar de koersen vaak mee. Dat vond ze altijd mooi en gezellig. Vaak gingen er meer mensen mee en dan had ze het naar haar zin. Maar daarna was ze vaak alleen thuis met de kinderen. Toen we 50 jaar getrouwd waren, zei ik dat het in mijn geval nog maar 25 jaar was, omdat ik de helft van die tijd op pad was. Op enig moment besef je daarbij wel dat je aan je gezin te weinig aandacht geschonken hebt. Zo nuchter ben ik ook. Mijn gezin en maatschappelijke zaken hadden meer aandacht moeten krijgen. Truus is graag op de achtergrond, de jongens vonden de wielercarrière wel leuk en Bart is zelf ook gaan wielrennen. Judith trouwde met Rik Reinerink, dus die weet ook wat een wielercarrière allemaal inhoudt.”
Niettemin vraagt Bert zich af of hij het allemaal goed gedaan heeft. Of de wielersport te veel een stempel op de privésituatie heeft gedrukt. “Niettemin heeft de sport mij veel gebracht. Daar ben ik dankbaar voor.”
NB. Sommige volgers van deze serie tipten mij al: maak een boek van al die verhalen over Bert Boom. Dat is inderdaad het plan. Komend voorjaar gaat het verschijnen.

HIJ KOOS HET LUCHTRUIM

Wat moet je nog zeggen over Pelé? Ik lees de eerste necro’s in de kranten. Allemaal goed. Ze geven de legendarische Braziliaan de eer die hem toekomt. De beste voetballer ooit is niet meer. Hij is uit de tijd, zoals wij dat noemen, maar niet echt. “Weggaan kun je beschrijven als een soort van blijven”, zegt de dichter Rutger Kopland.

De beste van de besten. De echte kenners weten dat ik niet overdrijf. Cruijff, Maradona, Messi, C. Ronaldo, Garrincha, allemaal grootmeesters. Ze krijgen een 10- voor hun oeuvre. De enige die een volle 10 verdient, is Edson Arantes do Nascimento. Ik zou nu kunnen beginnen aan het waarom van deze mening. Dan moet ik misschien wel 25 superlatieven uit de kast halen. Je kent ze wel. En moet ik de voornaamste spelonderdelen noemen. Zijn dribbels, zijn snelheid, zijn techniek, zijn atletisch vermogen, zijn kopkracht et cetera.

Ik pakte het boek ‘De Goddelijke Kanarie’ uit de kast. Geschreven door de briljante schrijver en Brazilië-kenner August Willemsen, waarover binnenkort van de hand van mijn oude TwCrt-collega John Heymans een boek verschijnt (hou dat in de gaten, geachte liefhebbers van goede boeken). Ik pakte zijn boek dat bijna uit elkaar valt, er weer eens bij. Hoe hij de wereldkampioenschappen van 1958 t/m 1970 beschrijft met Pelé als hoofdrolspeler, is ongekend.

WK 1958. Pelé (nog een kind) en Garrincha werden pas opgesteld, nadat journalisten erom gesmeekt hadden. Ze kwamen erin en bleven erin en werden kampioen. Pelé scoorde de enige treffer tegen Wales, drie keer tegen Frankrijk en twee tegen Zweden in de finale.
Willemsen: “Zagalo gaf in de laatste seconden hoog voor. Pelé sprong niet, hij koos het luchtruim. Een verdediger reikte nog tot Pelé’s broekband, als wilde hij een langsvliegende engel tegenhouden. De keeper omhelsde de doelpaal.”

WK 1962. De rol van Pelé was niet groot. Hij raakte geblesseerd in de beginfase. Brasil werd kampioen, niet in het minst door de inbreng van Pelé’s vervanger Amarildo en van Garrincha.
Willemsen: “De rouw van de een was de euforie van de ander.”

WK 1966. Pelé scoorde nog tegen de Bulgaren, werd gespaard tegen de Hongaren en werd vervolgens tegen Portugal uit de wedstrijd geschopt door Morais.
Willemsen: “De gevolgen van een en ander waren: 1. het ontstaan van een gevleugeld woord (‘De ergste blinde is hij die een fluitje in zijn mond heeft’); 2. de gelofte van Pelé om nooit meer op een WK te spelen; 3. de invoering van het systeem van rode en gele kaarten.
Pelé kwam gelukkig op zijn belofte terug.”

WK 1970. Weer werden de Goddelijke Kanaries wereldkampioen. Pelé blonk uit. Zoals in de wedstrijd tegen de Tsjechen.
Willemsen: “De voetbalgod bezocht Pelé, in hoogsteigen persoon, bij de aftrap van de tweede helft. Daardoor zag Pelé dat doelman Viktor ver voor zijn doel stond. En hij deed wat niemand ooit had gedaan of zou doen: op 60 meter afstand zond hij de bal hoog door de lucht, naar het Tsjechische doel. Twee seconden lang begreep niemand wat Pelé bezielde (niemand kende immers de voetbalgod). Pas toen de bal naderde, begon Viktor terug te hollen, panisch achteromkijkend, als een van de Drie Biggetjes voor de Boze Wolf. Pelé’s orbitale lob had de juiste lengte: hij viel vlak achter de achterlijn. Vlak naast het doel. Het was ronduit schandalig dat dit doelpunt, het mooiste van de Christelijke jaartelling, geen doelpunt was – anderzijds was het misschien goed gezien van de voetbalgod, want als het had gezeten was de rest van het toernooi overbodig geweest.”

Pelé is niet meer, hoewel hij niet weg is uit de herinneringen van alle voetballiefhebbers ter wereld.

Ik bezocht in 2000 het Maracanᾶ Stadion. Voor de thuisclub heeft elke speler in de kleedkamer een cabine voor zijn kleren e.d. Boven de eerste staat O Rei, de koning. Dat is de cabine van Pelé. Die wordt uit eerbied niet meer gebruikt. Is voor eeuwig van hem. Hoe goed is dat.

SENANG IN TWENTE

foto serge ligtenberg

De dood van Wouter Muller gistermorgen verraste heel Enschede en ook de regio. Mij ook. Ik kende hem vrij goed, sprak of interviewde hem een aantal keren, zag hem optreden. Zijn persoonlijkheid was vervuld van sympathie.

Ineens is hij weg. Vertrokken naar het hiernamaals. Je gelooft het haast niet, maar het is zo. Zijn liedjes blijven over, zijn verstandige woorden in verzen en columns. Soms serieus, soms ironisch. Over Indië waar hij 75 jaar geleden geboren werd, over Nederland, over de samenleving.

In mijn boek HOE MOOI IS TWENTE WEL NIET schreef hij in 2019 dat hij zich zo enorm thuis voelde in Twente, zo senang.

Hij schreef: ‘Maar waardoor komt dat dan? Ik kwam toch uit een heel ander land (Indië), met een ander klimaat, een andere huidskleur, een andere achtergrond en andere cultuur. Ik kwam ook niet uit een arbeidersmilieu, maar hoorde als Indische jongen bij de 350.000 Indische Nederlanders die noodgedwongen uit Indië weg moesten. En die hier in Holland opnieuw moesten beginnen. Een land dat vlak na de oorlog bovendien niet om al die Indo’s zat te springen. Met Nederlanders die ook vaak niet wisten waarom al die ‘bruintjes’ hier kwamen.

Zo bezien is het niet vanzelfsprekend dat ik me zo senang ben gaan voelen in Twente. Ligt dat dan aan de schoonheid van het Twenteland, de Dinkel, het Lutterzand of Ootmarsum?

Nee, daar ligt het niet aan. Dat ik me hier zo thuis ben gaan voelen ligt niet aan de natuur, maar aan de ménsen. Die heb ik jarenlang leren kennen als mensen die niet oordelen hoe je eruit ziet, maar hoe je bént. En daarom zeg ik: het mooiste van Twente zijn de Twentenaren’, aldus Wouter.

Op Wouters verzoek maakte Ebo Fraterman de foto die bij zijn verhaal hoorde. Hij zei: ‘Het Indiëmonument in het Enschedese Blijdensteinpark is ook een reden om me in Twente ‘senang’ te voelen. Het is het oudste Indiëmonument in ons land en een terecht eerbetoon aan alle gevallenen in de strijd om vrijheid en vrede in de Oost.’
De portretfoto is in 2019 gemaakt door Riet Vos.
RIP Wouter

51 | SPRINTEN VOOR EEN REGENJAS

Het moet een mooie scène geweest zijn. Een groep wielrenners in de trein van Boxtel naar huis, die taarten, dozen met gevulde koeken en metworsten verdelen. Het waren de premies die ze gewonnen hadden. Bert herinnert het zich nog goed. “De Ronde van Boxtel was altijd op 15 augustus met Maria Hemelvaart. Er was veel publiek. Op enig moment kregen we daar ook startgeld.”
Criteriums in Limburg, Brabant of in het westen van het land; de Twentse renners reden er graag. Vaak gingen ze met de trein. “Fiets voor ƒ 1,95. in de bagageruimte. Ging vanzelf”, zegt Bert. “De toprenners uit het westen reden er ook vaak. Het leverde mooie koersen op.”

Wereldkampioen op de baan achter de grote motoren, wereldkampioen bij de veteranen, winnaar van klassiekers, kampioen van Overijssel en van Twente. Mooie prijzen, waaraan Bert met veel plezier terugdenkt en nog liever erover vertelt. Met nog altijd die kwinkslag of een slappe mop. Maar tussen de bedrijven door reed en won hij ook talloze rondjes om de kerk in Nederland en Duitsland. Veel van die koersen staan in zijn geheugen gegrift. Enter, Hengelo rondom de vijver, Delden, Oldenzaal, Borne, Rijssen, Almelo: bekende wedstrijden in Twente die allemaal Bert op de erelijst hebben staan. Delden won hij zelfs vijf keer.

Zoals gezegd reed Bert overal. “We gingen ook graag naar doordeweekse koersen. Dan had je vaak een heel sterk rennersveld. Beter dan in het weekend, omdat er dan meer koersen waren.”
De Ronde van Wijchen won hij ook een keer. “En dan ging je vaak de jaren erop ook naar zo’n ronde.” Hij noemt Gendringen, Silvolde. “Dat waren topkoersen. Ze hadden daar ook geld. Daardoor waren ze sterk bezet. In Silvolde was de eerste prijs een gasfornuis van de firma Atag.”

Hij fietste veel wedstrijden in het noorden des lands. Zwaagwesteinde, Surhuisterveen, Wolvega, Drachten, Annen, Stadskanaal, Coevorden, Groningen. In de noordelijke provincies kenden ze hem allemaal, niet in het minst omdat hij er regelmatig won. “In Surhuisterveen won ik ook een regenjas. Daar was een fabriek waar ze die maakten. In 1958 won ik in Coevorden. Meteen na de huldiging kwam mijn onderwijzer van de lagere school uit Elsen/Herike huilend op mij af. Hij woonde inmiddels in Coevorden. Hij keek mij aan en zei: ‘Bertus Boom, ik ik ik ben jouw onderwijzer geweest’. Dat ik won emotioneerde hem. In Stadskanaal reed ik met Wim Dieperink een koppelkoers. Ik weet nog dat we daar een tussendoor-weggetje namen waardoor we steeds weer gemakkelijk konden aansluiten. We reden daar om de veemarkt, net als in Zwolle en Doetinchem.”

Dan had je ook nog de Duitse koersen. “Daar wonnen we regelmatig een gewone fiets. Zo kwam ik een keer aan de grens in Glanerbrug met een damesfiets achterop de auto.
‘Heeft u iets aan te geven’, vroeg de douanier.
‘Nee’, antwoordde ik.
‘Maar ik weet intussen al dat je de Ronde van Münster gewonnen hebt’, zei hij. ‘Je moet die damesfiets aangeven.’
Hij lachte erbij. Ik mocht doorrijden.”

In dat Oostblok wonnen de renners ook geldbedragen. Bert: “Maar die moest je eerst op de bank zetten. Je mocht het gewonnen geld niet meenemen. Je moest het wel binnen drie maanden ophalen, anders viel het terug aan de staat. Ik kocht er vaak fototoestellen voor om dat probleem te omzeilen. Ze hadden heel goeie daar. Die verkocht ik hier weer. Soms zette ik een advertentie.”
Daar in het oosten van Duitsland won Bert in 1959 ook een schitterende fotocamera. “Ik verstopte hem in de auto. Aan de grens gekomen, was ik toch wel bang dat het ding ontdekt zou worden. Ik draaide het raampje open: ‘Sind Sie Herr Baum’, vroeg de douanier. Ik knikte. ‘Wilt u hier dan uw handtekening zetten?’
Dat deed ik. De man was dolblij, want hij herkende mij. Hij zag dat ik de man was die een maand daarvoor wereldkampioen was geworden. Maar ik was ook blij. Tja. zo ging dat vroeger.”

(foto: Bert in actie in de Ronde van Boxtel in augustus 1956, hij werd zesde)

AFSCHEID BRYAN RUIZ (SLOT)

Wat een weekend hebben we achter de rug. Alsof het afscheid van Bryan Ruiz als profvoetballer niet genoeg was, kwam er nog een zinderende WK-finale achteraan.

Ik zag op de late zaterdagavond op tv de ceremonies rond het afscheid van Bryan Ruiz en de vriendschappelijke wedstrijd tussen Alajuelense en FC Twente (2-2). Maar ik dacht onderwijl alsmaar terug aan de prachtige wedstrijden van de FC waarbij Bryan steeds de kers op de taart drukte met een doelpunt (vaak het winnende) of met een prachtige actie. Ja, ik was fan van hem, ook al was ik die tijd als sportjournalist zo neutraal mogelijk. Maar je bent ook voetballiefhebber.

Overigens, nog steeds snap ik niet goed dat Joop hem een paar uur voor het sluiten van de transferperiode op 31 augustus 2011 verkocht aan Fulham. Bryan had nog een contract tot medio 2013.

Als je nog een keer kampioen wilt worden en mee wilt doen om andere prijzen, verkoop je toch je beste speler niet. Dan hou je de man die de sleutel van het succes in zijn achterzak heeft, in huis. Bovendien, Bryan wilde zelf ook liever niet naar Fulham. Ja, ik weet het wel, Joop had ettelijke miljoenen nodig, want hij moest aflossen. In zo’n geval moet alles wijken. Sentimenten tellen niet, meningen en gevoelens van fans tellen dan niet mee. Als hij Luuk de Jong en Nacer Chadli op die 31ste augustus ook nog ergens in Europa had kunnen slijten, zou hij dat ook nog gedaan hebben. Zo zit die wereld in elkaar.

Niet alleen Bryan scoorde zaterdagavond, ook zijn zoon Mathias (15) bleek de weg naar het net van de opponent te kennen. Hij maakte de gelijkmaker van de bijzondere wedstrijd in San José. “FC Twente mag hem bellen”, schijnt hij na afloop gezegd te hebben. Ik zeg tegen Jan Streuer: “Meteen doen. Hij is uit het goede hout gesneden.”

Dat was zaterdagavond. Toen moest de zondagmiddag, -avond nog komen met een WK-finale zoals we zelden gezien hebben. Even vergaten we dat ook achter die finale talloze financiële intenties zitten en dat het gras waarop die heroïsche finale gespeeld werd, nooit in Qatar had mogen liggen. Voetballiefhebbers onthouden nu vooral de fantastische apotheose van het WK.

PS 1. De WK-pool die ik sinds 1998 organiseer is gewonnen door Henri Weikamp uit Winterswijk, voorzitter van hoofdklasser RKZVC. Hij had twee punten meer dan Cees van Zuilen alias Huisdichter Cornelis en drie meer dan Hengeloër/Achilles-man Mart Heidemann. Dan weten jullie dat ook. De heren hebben een boek gewonnen.

PS 2. Tgv het afscheid van Bryan Ruiz plaats ik hieronder nog eens het gedicht van wijlen Hennie Kuipers in 2011.
Daar hoort onderstaand foto van Eric Brinkhorst bij. (De bovenste foto is van FC Twente.)
DE BENEN VAN BRYAN
De benen van Bryan
Dirigeerstokken die de verschillende tempi vanuit zijn hoofd tot uitvoering brengen.
Sneller dan zijn schaduw scherend langs de lijn.
Laat tegenstanders kijken waar hij niet meer is,
Het orkest rondom hem dirigerend naar het donderende slotakkoord van een wonderschone voetbalsymfonie.
Bryan Ruiz González.
Voetballer, kunstenaar, music maestro.
Bedankt.

50 | GESLUIERDE VROUWEN EN KAMELEN

Even terug naar de maand maart van het jaar 1962. Bert is bijna 24 en behoort intussen tot de vaderlandse top bij de amateurs. Hij had uitgeblonken in de Ster van Zwolle, rijdt voortdurend goede uitslagen en krijgt daardoor ook af en toe een uitnodiging voor een buitenlandse etappekoers. Onder leiding van de bekende journalist/ploegleider Evert van Mokum (pseudoniem voor Evert Lammers) neemt jaarlijks een sterke Nederlandse ploeg deel aan de Ronde van Tunesië. Bert is er dit jaar bij. Streekgenoot Wim Dieperink uit Barchem ook, hoewel hij ook in ’61 al tot de uitverkorenen behoorde voor deze ronde in het Noord-Afrikaanse land.

“Ik had me goed laten zien in klassiekers”, vertelt Bert ruim 60 jaar na dato. “Ik was destijds lid van De Bataaf in Halfweg. Daar zaten goeie renners. Dan maakte je kans om ook uitgezonden te worden naar zo’n etappekoers. Dat bleek. Jij gaat mee, zei Evert”.
Bert heeft die pittige etappekoers nog helder voor de geest staan. “Dat Wim en ik ernaartoe gingen, vonden de kranten in Twente enorm interessant. Ze hadden een fotograaf naar Schiphol gestuurd om een foto te maken van ons vertrek. We stonden opgesteld op de vliegtuigtrap. Zo’n foto is het geworden. Ik moet hem nog ergens hebben. Ik herinner me ook nog dat het vliegtuig last had van turbulentie. Soms zakten we ineens een stuk naar beneden. De man naast me zat enorm te zweten. Hij was de ploegleider van de Zwitserse ploeg. Later in Tunesië vroeg ik hem wat zijn eigenlijke vak was. Piloot, zei hij. Daar moest ik wel een beetje om lachen. Maar hij legde uit dat vliegen een heel ander verhaal wordt als je als piloot tussen de passagiers zit.”|

Bert reed aanvankelijk goed in de ronde. In de vijfde etappe van Le Kef naar Garsa werd hij tweede achter zijn Brabantse ploeggenoot Jos Linders. “Ik trok de sprint aan voor hem. Het kostte Jos nog veel moeite om eroverheen te komen.” In de volgende etappe kwam Bert als derde over de streep. Hij was de beste Nederlander. In de achtste etappe stapten hij en Wim af. “Ik had een slechte overnachting gehad. Ik zei: laten we maar afstappen. Het viel niet mee. Wim en ik waren echte amateurs. We moesten overdag werken. De anderen konden de hele dag trainen, omdat ze gesteund werden door supportersclubs.”
Wat Bert daar ook ontdekte, was de status van ploegleider Evert van Mokum, de journalist/wielerkenner die vrijgezel was. Sport was zijn passie, vooral wielrennen. “In Tunesië werd hij zo ongeveer verafgood.”, weet Bert nog. “Ze noemden hem El Mahi. Wat het precies betekent, weet ik niet, maar Evert stond daar op een voetstuk. Hij kwam er elk jaar en kreeg alles voor elkaar. Evert van Mokum (1903-1991) was in zijn jonge jaren bokser en wielrenner. Dankzij de jaarlijkse Ronde van Tunesië werd hij een persoonlijke vriend van president Bourguiba.

De Rus Sergey Korge won de ronde. Beste Nederlander was de Zeeuw Jaap de Waard (foto). Hij werd derde. Het waren de jaren dat hij als onafhankelijke voor een Franse ploeg reed. Hij is in 2000 op 60-jarige leeftijd overleden. Jos Linders uit Roosendaal is twee jaar prof geweest. Hij was even oud als Bert. Linders is in 2018 overleden.

Nog steeds denkt Bert met veel genoegen terug aan die ene Ronde van Tunesië in 1962. “Ik keek mijn ogen uit. Ik zag voor het eerst gesluierde vrouwen. Ik had nog nooit een kameel gezien. Ze waren groter dan ik gedacht had. Het was voorjaar. Het was er warm en droog. We reden over wegen door de woestijn. Ik vond het al met al een enorm avontuur.”

Na hem zouden steeds meer renners uit Twente naar buitenlandse etappekoersen uitgezonden worden. Bert was de eerste en ook daarin was hij dus een baanbreker voor het regionale wielrennen.
(De cartoon is Van Mokum).

BRYAN RUIZ NEEMT AFSCHEID (3)

BOEK
Inmiddels heeft zich in Costa Rica weer van alles afgespeeld rond het afscheid van Bryan Ruiz. Hij heeft met de selectie van FC Twente meegetraind, zo lees ik op de website van de TCTub. Hij gaat zaterdag één helft bij de FC meedoen en één helft bij Alajuelense, zijn eerste profclub.

Ook heeft de ster van weleer mijn boek intussen ontvangen van Richard Peters, de pers-chef van FC Twente. Het gaat om de Top 50 van FC Twente, het boek dat in 2015 is verschenen tgv het gouden jubileum van de club. Bryan Ruiz is de nummer 1 van die Top 50, maar zelf had hij het boek nog nooit gezien. Nu, ruim zeven jaar na dato, kan hij zelf zien dat het waar is. Hij was de beste speler van de FC in die vijftig jaar. Hij was er blij mee en dat ben ik ook.

Ik vroeg hem destijds wat zijn meest favoriete FC Twente-spelers waren. Dat vond Bryan moeilijk, maar hij noemde er drie. Hij begon met Nacer Chadli. Ik citeer hem even: “Nacer is snel, sterk, kan scoren en kan een assist geven. Ik vond het knap dat hij zo snel ingeburgerd is in de eredivisie. Dan Theo Janssen, want hij is belangrijk geweest voor FC Twente. Hij gaf goede assists, maakte beslissende goals, was mentaal sterk en vocht voor een goed resultaat. Hij speelde in het seizoen onder Preud’homme beter dan het seizoen ervoor. Luuk de Jong vond ik een slimme speler. Ik voetbalde graag met hem. Hij gaf goede passes, maar kon zelf ook scoren.”

Ook vroeg ik hem wie zijn favoriete trainer was geweest. Hij twijfelde tussen Steve McClaren en Michel Preud’homme en liet uiteindelijk in het midden wie van deze twee topcoaches zijn voorkeur had. “McClaren was geduldig. Hij zei altijd dat het allemaal goed zou komen. Preud’homme wilde ons meer laten aanvallen, dat we kansen creëerden, dat we doelpunten scoorden. We moesten meer drang naar voren hebben. Ik was het met de opvattingen van beide trainers eens. Met McClaren werden we kampioen, het jaar erna kwamen we vaker voorin en zelf was ik vrijer op het veld.”
En wie had zijn voorkeur als mens? ‘McClaren was altijd happy, maakte veel grappen. Preud’homme was gefocust, was serieuzer. Hij werkte hard, dacht na over ieder detail en hielp je met alles.”
Wordt vervolgd

AFSCHEID BRYAN RUIZ GONZÁLEZ (2)

PRETTIG, RUSTIG VRIENDELIJK, DANKBAAR
Hij meldde zich intussen al bij de uitgebreide selectie van FC Twente, daarginds in Costa Rica. Ik las dat het weerzien met vooral zijn ex-ploeggenoten Wout Brama en Sander Boschker bijzonder hartelijk was. Vanzelfsprekend natuurlijk, want de mannen werden samen in een heroïsch FC-jaar kampioen van Nederland. “Als je aan die zondag in mei 2010 terugdenkt, krijg je alsnog spontaan kippenvel”, vertelde mijn oud-buurman mij. Dat geldt voor duizenden en duizenden andere Twentenaren. Wat zeg ik, voor duizenden en duizenden Nederlanders en zelfs voor honderden Duitsers van net over de grens.
Sander zei in zijn biografie over Bryan Ruiz: “Hij heeft ons kampioen gemaakt. Met hem erbij hebben we de meeste prijzen gewonnen. Als een wedstrijd niet liep, als het uitzichtloos dreigde te worden, had hij een geniale ingeving. Als persoon was hij ook prettig. Bryan was altijd rustig, was vriendelijk en had voor iedereen tijd.”
Schitterende woorden van een oud-collega, die overigens zelf in dat kampioensjaar ook in topvorm was.
Dat Bryan met dankbaarheid terugblikt op zijn Twentse tijd, blijkt ook uit zijn snelle bezoek van gisteren aan de FC. Zo kennen we hem ook. Hij weet wie hem geholpen hebben, wie hem de juiste adviezen gaven om een gevierd voetballer te worden. Hij heeft veel te danken aan zijn opa, zo heb ik gisteren nog eens gemeld hier. Hij vertelde me in 2015 ook hoe dankbaar hij zijn jeugdtrainers was. ‘Ze stonden achter mij, geloofden in mij en hielpen me altijd. Ik weet nog dat ze erop hamerden dat ik ook een rechtervoet had. Die moest ik ook gebruiken, want dat deed ik nooit. Dan kreeg ik oefeningen om juist de rechtervoet sterker te maken. Om me voor te bereiden op het eerste elftal moest ik elke dag naar de fitness, omdat ik heel iel was, heel dun. Daar kreeg ik krachttraining en moest ik leren beter te eten. De eerste keer dat ik opgeroepen werd voor het nationale elftal woog ik 66 kilo. Nu is dat meer dan 80. Die kilo’s heb je nodig, ze helpen je. Ik ben 1.88 meter. Daar past zo’n gewicht bij. Mijn snelheid is hetzelfde gebleven, maar ik ben wel veel sterker geworden”, aldus Bryan in 2015.
Tegelijkertijd vormde zich ook zijn winnaarsmentaliteit. “Ik hou van goede acties, maar ik wil ook winnen. Dat zit in mij. Het zit in de genen. Ik hou van winnen en elke wedstrijd wil ik beter voetballen dan de vorige.”
(foto’s FC Twente)
wordt vervolgd

AFSCHEID BRYAN RUIZ GONZÁLEZ (1)

OPA ALS LEERMEESTER
FC Twente is afgereisd naar Costa Rica. Hoe mooi is dat als je weet dat de FC daar de ster van het landskampioenschap van 2010, Bryan Ruiz González, gaat ontmoeten. Want hij stopt ermee. Het duel tussen zijn eerste profclub San José de LD Alajuelense en FC Twente is zijn laatste officiële optreden. Prachtig affiche. Zijn eerste club versus FC Twente, de club waar hij zijn meest succesvolle periode heeft gekend.
In de TOP 50 VAN FC TWENTE, het boek dat ik in 2015 uitbracht tgv het gouden jubileum van de FC, was Ruiz de nummer 1. Nee, niet Epi Drost of Theo Janssen, Blaise NKufo of Theo Pahlplatz, maar Bryan Ruiz. Omdat FC Twente haar enige landskampioenschap aan hem te danken had en hij ook in de seizoenen erna toonaangevend was. De landstitel was in die 50 jaar het absolute hoogtepunt van de Twentse club.
In de bagage van Richard Peters, de pers-chef van de FC, zit het boek. Richard zal hem dit exemplaar zeven jaar na dato namens mij overhandigen. Ikzelf ben nooit in de gelegenheid geweest. Hij was in het buitenland aan het voetballen en zijn manager werkte ook niet mee. Gelukkig had ik hem wel gesproken tijdens de realisatie van het boek en ook daarvoor een aantal keren, zodat hij de aandacht kreeg die de nummer 1 van FC Twente aller tijden verdiende.
Ik kom er dezer dagen op terug, op het afscheid van Ruiz. Hier alvast een terugblik op zijn jonge jaren.
Hij is geboren en getogen in de hoofdstad San José. Daar voetbalde hij op straat en op een pleintje in de buurt van zijn huis. “De grond was hard. Als je viel, had je meteen een paar schaafwonden”, vertelde hij destijds. “Het was voetballen, voetballen, voetballen. Mijn één jaar jongere broer Yendrick was er ook altijd bij en een groepje vrienden.”
De jongens konden er niet genoeg van krijgen. Omdat zijn vader het gezin in de steek had gelaten, waren hij en Yendrick aangewezen op hun opa, een voetballiefhebber pur sang die de broertjes en hun vriendjes vanaf ongeveer hun zevende jaar bij een kleine club liet voetballen om ze voor te bereiden op een loopbaan als voetballer. “Mijn grootvader hield van voetbal en in het bijzonder van Saprissa, maar die club wilde ons geen kans geven. Dan gaan we naar Alajuelense, zei ik. Dat vond mijn opa wel moeilijk. We werden aangenomen. Het was behoorlijk vreemd. We voetbalden ineens voor de rivaal van de club waar we ons eigenlijk op verheugd hadden.”

NAAR HUIS

We liggen eruit. Oranje en Brazilië kunnen het eerste stukje van de terugreis hetzelfde vliegtuig nemen. Mijn favoriete landenteams bleken het nemen van een strafschop niet te beheersen. Duizend keer oefenen leverde alsnog te veel missers op.

Het was een wonder dat Oranje überhaupt nog aan de serie penalty’s toekwam. Dat veroorzaker van het wonder heet Wout. Wout Weghorst, uit Borne, oud-leerling van een zeer goede kennis van mij die naast mij op de bank zittend, met een triomfantelijke glimlach naar het scherm zat te kijken. “Nu gaan ze het redden”, riep IK (zoals ik al eerder meldde, mag ik uit privacy-overwegingen alleen haar initialen noemen).

We gingen er nog beter voor zitten. Maar Oranje viel echter terug in een behoudend heen-en-weer-getik, zoals we ook eerder al zagen. De Argentijnen schoten tegen de paal en schoten een venijnige pegel in de Nederlandse dug-out, waarvoor vroeger altijd rood werd gegeven en schoten na afloop de meeste strafschoppen in het doel van Noppert. Van Oranje was Wout ook vanaf de stip trefzeker.
Een grote teleurstelling was het. Ik ben altijd fan van de Goddelijke Kanaries, maar had ook veel vertrouwen in King Louis. Hij zou dat stelletje matige voetballers (op Frenkie en Van Dijk na) misschien wel naar de titel leiden. Maar dan moet je wel aanvallers hebben die tot de top behoren én in vorm zijn. Maar dat waren Memphis, Bergwijn en Janssen niet. Gakpo gisteravond ook niet. En dan kun je geen vuist maken en word je door de betere landenteams geklopt.
Brasil heeft een groot arsenaal aan topspelers, maar redde het ook niet. Ze zetten na de 1-0 van Neymar de poort open. Hoe dom. Dank u wel zeiden de Kroaten. Modric cs zijn goed op weg. Net als in 2018.
Nu maar kijken hoe het verder gaat. Frankrijk zal het wel weer worden. Hopelijk niet Messi en zijn tien lakeien. Daar zijn IK en ik op afgeknapt, ondanks de grote klasse van de kleine held.
(foto’s KNVB)