SNIPPERDAG

Johan Oude Lenferink was een zeer goede wielrenner uit de glorietijd van De Tubanters. Hij is 84, komt uit Hengelo en woont samen met zijn vrouw Giny in Gildehaus. Ja, en Giny is dan weer een zus van wijlen de broers Henk en Jan Scheuten en een dochter van Jan senior die voorzitter was van De Tubanters. Jaren vijftig.

Twee anekdotes van Johan vermeld ik hier nog even. Ik heb er nog meer van hem gehoord, maar daarin speelt ook zijn leeftijdsgenoot Bert Boom een belangrijke rol. Die komen nog terug in de speciale serie over Boom, die dit jaar elke vrijdag wordt geplaatst.

Terug naar de eind jaren vijftig. Johan reed de Ronde van Warendorf in Duitsland. Hij was in topvorm en had op enig moment drie ronden voorsprong. “Mijn schoonvader Jan Scheuten sr stond langs de kant en werd  met de ronde enthousiaster. Ga door, riep hij, je kunt een gasfornuis winnen. Ik schrok en kneep meteen in de remmen”, vertelt Johan. “Wat moest ik met een gasfornuis? Zo’n ding moet je aangeven als je bij de grens komt. Ik ben afgestapt. Het idee om dat apparaat meteen na afloop te verpatsen, kwam niet in me op.”

1960. Veel geld verdienen met wielrennen, dat was moeilijk, zo vertelt Johan. “Daarom was ik blij dat ik dat jaar mee kon doen met de Acht van Chaam. Ik werkte als sterkstroommonteur bij Hazemeijer, vroeg een snipperdag aan en kreeg die. Maar ’s avonds kreeg ik bericht dat de snipperdag was ingetrokken. Ik moest toch werken. Maar ja, ik had een inschrijving in Chaam en ben gegaan. Ik wilde me die mooie wedstrijd niet laten afpakken.”
Niemand minder dan Jan Janssen won. Johan eindigde als twintigste. (Er waren meer coureurs uit de regio. Zie onderaan de uitslag.)
Maar toen. Toen meldde Johan zich de andere dag weer bij Hazemeijer. Hij mocht meteen doorlopen naar de afdeling personeelszaken, alwaar hij prompt zijn ontslag kreeg met onmiddellijke ingang. “Maar nog dezelfde dag had ik alweer een baan bij Machinefabriek Tesink.”

Johan fietst nog lang door. Was ook lange tijd veteraan en deed in 1984 nog mee aan het WK in Sankt Johann. In 1985 viel hij tijdens de training in Rijssen. Schedelbasisfractuur, vier dagen in coma, langzaam herstel. Einde wielercarrière.

Uitslag amateurs Acht van Chaam 1960:

1. Jan Janssen, Nootdorp, 120 km in 2.50.24; 2. Arie den Hartog, Zuidland; 3. Mik Snijder, Halfweg; 4. Piet van Hees, Hooger­heide; 5. Jo de Waard, Rijsoord; 6. Wim van Smirren, Amster­dam; 7. Cees van Amsterdam, Breda, in 2.51.14; 8. Jac. van den Klundert, De Heem; 9. Rini Roks, Bosschenhoofd; 10. Cees Lute, Castricum; 11. Jan Hermes, Berkel; 12. Wim Dieperink, Barchem; 13. Adri van Haren, Puttershoek; 14. Nico Walra­vens, Den Bosch; 15. Leo van Dongen, Made; 16. Roel Hen­driks, De Wijk; 17. Piet Schreur, Wolvega; 18. Miel Verstraete, Eede; 19. Dick Groeneweg, Numansdorp; 20. Johan Oude Len­ferink, Hengelo; 21. Jan Stolk, Zwijndrecht; 22. Lex van Kreuningen, Utrecht; 23. Jan Stolk, Rotterdam; 24. Bert Boom, Enter; 25. Ben Doldersum, Hengelo, allen in dezelfde tijd als nr. 7. Cees van Amsterdam.

 

Op de foto Johan en zijn club- en plaatsgenoot Jan Masselink (rechts) na afloop van de Ronde van Annen, waar ze eerste en tweede waren geworden.

IN DE BAJES

Sportliefhebbers zijn vooral vanwege de Tour nog steeds in de ban van de wielersport en laat ik nou toevallig Willy Wissink tegenkomen. Sommigen noemen hem de Twentse Willy Voet, maar dat is een geintje. Beide Willies deden dienst als verzorger. Renners masseren, wondjes behandelen, zorgen dat de mannen op tijd eten en drinken en nog veel meer. De echte Voet was een Belg en bleek een oplichter te zijn, de Twentse Willy deed zijn werk op eerbiedwaardige wijze. Vraag het de mannen van weleer. Herman Snoeijink, een voormalige grossier in overwinningen, laat zich nog elke week door Willy Wissink masseren. Alsof Hermans spieren moeten afkicken van het intensieve koersleven van vroeger.

Willy Wissink was in de Tour de France van 1989 verzorger van de TVM-ploeg van Cees Priem en daarna diende hij nog andere ploegen, zoals de Bankgiroploeg van wijlen Arend Scheppink. Wat je zoal mee kunt maken. Met vijf coureurs van deze ploeg toog Willie in 1998 naar de Ronde van Zweden en dat leverde een bijzonder verhaal op. Henk Boeve was ploegleider, Willie was verzorger. Na een overnachting in Denemarken bleek ’s ochtends de bus gestolen te zijn met alle fietsen erin en al het andere materiaal. De politie vond de bus ergens aan het strand terug, maar alles wat met wielrennen te maken had, was weg en de bus was kapot. De mannen huurden een auto en togen naar Uppsala in Zweden, want Willie had gebeld met Cees Priem en kon drie fietsen lenen van TVM. Later leende hij nog een fiets erbij van de Palmans-ploeg. Steven de Jongh van TVM won een etappe, kreeg de leiderstrui aan en Priem was zo slim om de mannen van Willie te vragen TVM te helpen. De jongens reden de hele week op kop en De Jongh kon gehuldigd worden.
Maar na afloop van de laatste etappe in Stockholm werd Willie gearresteerd door de Zweedse politie. Hij had een bevel om achter de afrastering te gaan, genegeerd. “Simpelweg omdat ik bij de ploeg hoorde. Mijn werk bevond zich op straat en niet achter het hek. Ik was Gerben Nijmeijer aan het opsporen voor de dopingcontrole, toen een agent me van achteren vastgreep. Ik wrikte me los, maar werd toch gepakt. Kreeg de handboeien aan en werd in een busje met loeiende sirenes naar het bureau gereden, moest mijn riem inleveren en mijn broekzakken leegmaken en ging de cel in”, vertelde Willy deze bizarre gebeurtenis uit zijn vijftigjarige carrière als sportverzorger. “Ik had de hele week hard gewerkt en zat tot mijn grote verbazing in de cel. Daar viel ik prompt in slaap. ’s Avonds werd ik wakker gemaakt en moest mijn verhaal doen aan een tolk. Die zei dat ik drie strafbare feiten had gepleegd. Ik was onder de afrastering door gekropen, wat niet waar was. Ik had een bevel van een agent genegeerd en had me verzet bij mijn arrestatie. Ik wees ze op het hoofd van de politiebegeleiding tijdens de koers. Die zou kunnen aangeven dat ik wel op straat mocht zijn achter de finish. Maar ik moest terug in de cel.”
Dat duurde tot 11 uur ’s avonds. Toen ging de celdeur open en mocht Willy eruit. “You are free”, zei de dienstdoende agent. Hij belde de jongens die vijftig kilometer verder in hun hotel zaten. “Ik met een taxi erheen en kwam daar in mijn shirtje en korte broek midden in het eindfeest van de Ronde terecht. De TVM-jongens Steven de Jongh, Servais Knaven en Jeroen Blijlevens zetten me op een stoel en sleurden om door de zaal met de leus Free Willy is here. En daarna kwam de politie nog bij me om excuus aan te bieden. Eind goed, al goed.
PS. Over Willy Wissink gesproken, hij kon zelf in zijn jeugd ook goed fietsen. Zie bijvoorbeeld hieronder de uitslag van de Overijsselse kampioenschappen in 1965.

30 | BOOM IS BOOS

Terug naar Berts activiteiten als stayer. Racen over de wielerbaan achter de grote motor. Hij vond het prachtig en kon het goed. In 1969 werd hij in Brno wereldkampioen bij de amateurs, waarover we al uitvoerig uitgeweid hebben op deze plaats. Een jaar later was het WK in Leicester. Bert plaatste zich moeiteloos door op het NK in het Olympisch Stadion in Amsterdam als tweede te eindigen achter Cees Stam.

Hij en Stam plaatsten zich daar in Leicester in de tweede week van augustus moeiteloos voor de finale. In de finale liep het aanvankelijk ook gesmeerd. Bert en gangmaker Bruno Walrave reden een paar ronden op kop, waarna Stam & Stakenburg hen passeerden. Maar Bert kreeg pech, moest even van de rol en raakte een ronde achter. “Dan moeten we ons volledig richten op de gouden plak voor Cees”, dachten hij en gangmaker Bruno Walrave. “Dan was ik hem bovendien kwijt als concullega, want dan zou Cees zeker prof gaan worden”, vertelt Bert 52 jaar na dato met een knipoog.

Hij reed dus in Leicester op de vierde plaats toen de Spanjaard Cerda een aanval inzette. ‘Ik sloeg die aanval af en kreeg plotseling de rode vlag. Het Duitse jurylid Malz die op de baan stond, zwaaide ermee. Je mag als je een ronde achter bent, geen renner proberen op te houden die in de aanval gaat. Ik moest de wedstrijd verlaten. Ik was behoorlijk kwaad, reed op hem af, maar hij bleef gewoon staan. Op het laatste moment ben ik om hem heen gereden. Op het allerlaatste nippertje kreeg ik een verstandige gedachte. Toen ben ik afgestapt en was nog steeds woedend. Ik had nog voor een medaille kunnen gaan. Stel je eens voor: je rijdt op de wereldkampioenschappen, hebt podiumkansen en dan moet je ineens van de baan af.’

Bert legde nog aan de jury uit, waarom hij zo boos was. Maar even later kwam er een communiqué uit waar in stond dat hij voor een maand geschorst was. Hij zou een paar lelijke woorden geroepen hebben en het Tsjechische jurylid had zelfs gezien dat Bert het betreffende jurylid gespuugd zou hebben. Hij ontkende in alle toonaarden, de KNWU reclameerde ook. De jury verminderde de straf met twee weken en dezelfde jury adviseerde hem een gratieverzoek in te dienen bij de UCI.

Voorzitter Van Dijk van de KNWU diende het verzoek in en kreeg een positieve reactie. Bert was vrij man en kon tot zijn grote opluchting mee gaan doen aan de lucratieve revanchewedstrijden in oa het Olympisch Stadion.
Cees Stam won de wereldtitel, de Duitser Gnas werd tweede en de Spanjaard Cerda derde.

29 | RITSELAAR

Als renner heeft Bert de Tour de France nooit gereden, simpelweg omdat hij nooit beroepsrenner is geworden. Maar in 1973 kreeg hij als mecanicien de kans om het jaarlijkse spektakel mee te maken. Ploegleider Ton Vissers benaderde hem om de Canada Dry-Gazelle Ploeg te ondersteunen met zijn vaardige handen. Het was hoofdzakelijk een Nederlandse ploeg. De oudere wielerliefhebbers zullen de meeste namen nog wel kennen. Matthijs de Koning, Ben Janbroers, Wim Kelleners, Jan Krekels, Wim Prinsen, Mathieu Pustjens, Jo Vrancken en Theo van der Leeuw. De Portugezen Oliveira en Martins en de Belg Noels maakten het elftal compleet. Slechts Krekels, Van der Leeuw en de beide Portugezen haalden de finish in Parijs. Ze waren vanaf de negende etappe al met zijn vieren. De andere zeven waren naar huis. Ze konden het niet aan of kregen te horen dat ze wegens dopinggebruik een week eerder op het NK (Kelleners en Janbroers) de Tour moesten verlaten.

Vissers was een ritselaar. Hij had geen beste naam in de wielerwereld. Bert zou het merken. “Toen na een week de meeste renners afgestapt waren, moest ik ook naar huis. Vissers had nog een mecanicien, een zekere De Vries, meegenomen en dat was een vriend van hem. Die zou het overgebleven kwartet verzorgen. Ik mocht gaan. Daar stond ik ergens in het zuiden van Frankrijk”, weet Bert nog goed. “Er was een mecanicien over en degene die moest vertrekken, was ik.”
Vreemd is het wel, dat zo’n ploegleider met een zwakke equipe de Tour wil rijden. “Dat snap ik ook nog steeds niet”, zegt Bert. “Ik zag al snel dat die mannen niet geschikt waren voor het zware werk.”
Hij legt uit hoe ze moesten werken. “Tegenwoordig hebben die ploegen een grote bus en nog wat ondersteunende auto’s plus een batterij aan medewerkers. Ze slapen en eten in grote, goede hotels. Wij waren blij met een waterkraan om de fietsen schoon te kunnen maken. Daarna moesten we nog eten. Dan was het al middernacht. Het was zwaar, omdat we provisorisch moesten werken.”
De Spanjaard Ocana won de Tour, Joop Zoetemelk werd vierde. De beste man van CanadaDry-Gazelle was Herculano Oliveira. Hij eindigde als 45ste. Maar toen was Bert allang weer thuis.

AANKOMSTRECHTER

Maarten Ducrot, de onverslijtbare commentator bij de beelden van de Tour, vertelde tijdens de eerste Pyreneeënrit een anekdote uit zijn eigen actieve carrière. Daarbij sprak hij lovende woorden over Herman Snoeijink, de oud-wielrenner en -ploegleider. Omdat we op deze plek al eerder spraken over de twijfel aan de finish bij sommige koersen, over wie nou wel of niet de winnaar is of was, schoot me het volgende voorval te binnen met Herman in de hoofdrol.
Daarvoor gaan we terug naar zaterdagmiddag 14 juni 1975. In Hengevelde wordt de Zomerfeestronde gehouden. Arie Hassink en Herman Snoeijink stuiven in de laatste ronde op de finish af. Het scheelt niks, maar iedereen bij de drukbezette finish en iedereen op de jurywagen wijst Herman als winnaar aan. De snelle man uit Denekamp lacht met zijn hele gezicht. Weer een overwinning erbij. Zelfs Arie feliciteert hem. Ook hij denkt dat hij de sprint verloren had van Herman.
Maar…
Aankomstrechter Ben Roesink denkt er anders over en hij is de man die beslist. Roesink ziet Arie als winnaar over de streep flitsen en blijft bij deze constatering. “Waarom feliciteerde je mij bij het uitrijden na de finish?” vraagt Herman nog aan Arie.
“Ik feliciteerde je met de tweede plaats”, lacht Arie en rijdt triomfantelijk zijn ereronde.
De andere dag geeft de foto in de Twentsche Courant nog eens duidelijk aan dat niet Arie Hassink, maar Herman Snoeijink de winnaar was. Waarvan akte.
Herman is daar overigens ten huidigen dage nog steeds boos over. Meer dan 300 keer is de voormalige onderwijzer uit Denekamp gehuldigd als winnaar, maar dat Arie daar in Hengevelde met de bloemen naar huis ging, zit hem 47 jaar na dato nog steeds niet lekker. Vraag het hem maar…

GERARD VELDSCHOLTEN

Gisteren won Jasper Philipsen dan toch een etappe in de Tour. Het is hem gegund. Immers in de eerste week dacht de rappe Belg de vierde etappe gewonnen te hebben, ware het niet dat Wout van Aert hem stiekem al voor was. Het deed me denken aan de Hengeloër Jan Roesink (89), die in 1951 meende de Ronde van Hengelo rond de Vijver gewonnen te hebben, maar niet heus. Ik heb dat vorige week al beschreven.

Het deed me ook denken aan Gerard Veldscholten (63). De voormalige profrenner uit Oldenzaal is een van de beste renners die deze regio ooit voortbracht. Hij won etappes in de Rondes van Zwitserland, Nederland, de Dauphiné Libéré en won in 1988 het eindklassement van de Ronde van Romandië. Niet veel profs hebben dat soort triomfen op hun palmares staan.

Op de tiende juli 1983 dacht Gerard ook een etappe gewonnen te hebben in de Tour de France. De etappe Bordeaux-Pau stond op de rol. Na 5 uur en 50 minuten flitste de Twentenaar met de handen in de lucht over de finish. Hij had de sterke sprinter Sean Kelly van zich afgeschud en dacht gewonnen te hebben. Op dat moment meldde de Fransman Chevallier zich bij het podium. Deze coureur was bijna vier minuten eerder al gefinisht. Gerard wist het niet.
In Tour was hij overigens vaker dichtbij een ritzege, maar het kwam er toch niet van. Gerard kon goed klimmen en tijdrijden en was in 1984 de beste Nederlander met de zestiende plaats. Een jaar later was hij in de Vuelta de beste landgenoot. Hij werd dertiende. Sterke jongen die Gerard.
Hij reed de Tour 6 keer.

28 | BOOM & NIEUWKAMP

Vandaag wordt Henk Nieuwkamp 80 jaar. Hij is iets minder dan vier jaar jonger dan Bert Boom. Beide renners hadden rappe benen, maar waarschijnlijk waren de korte benen van Henkie Nieuwkamp nog sneller dan die van Bert. Toch zijn er wel uitslagen waarin Bert hoger geklasseerd staat dan Henk.
Af en toe mochten Bert en soms ook zijn plaatsgenoot Gert Zwienenberg met vader Nieuwkamp mee in de auto naar een koers. “Dat was een aardige man”, zegt Bert. Hij herinnert zich dat hij vaak vergat de richtingaanwijzer weer uit te zetten. “Dat waren toen nog van die uitklapbare dingen aan de zijkant van de auto”, vertelt Bert. “Toen we op een dag al in Bornerbroek waren en die dingen nog steeds uit stonden, zei Gert tegen hem: U mag de vleugels weer intrekken, heer Nieuwkamp.”

Bert karakteriseert de kleine sprinter uit Borne als een linkebal. “Hij kwam niet veel op kop, maar zijn eindsprint was formidabel. Hij heeft ook op de baan gereden, maar ik had hem daar ook wel eens willen zien als sprinter. Hij kon uit bijna stilstand meteen op snelheid liggen. Als hij tijdens een koers in de kopgroep zat, probeerden veel renners nog weg te komen. Hij nam in de laatste bocht alle risico’s, ging onderdoor waar het eigenlijk niet meer kon en nam in de laatste meters ineens een meter voorsprong. Ik herinner me dat hij dat ook eens deed in de Ronde van Enter. Op de streep waren we zeker tien meter achter”, aldus Bert die het knipsel van die wedstrijd bewaard heeft. “Kijk maar naar de foto”, zegt hij, “en je weet genoeg.”

Bert wijst ook nog even op de kwaliteiten van Henks oudere broer Paul. “Hij was plaatwerker, herinner ik mij. Het was meer een vechter, een heel andere type dan Henk. Paul heeft hier in de regio ook wel wedstrijden gewonnen.”

Henks carrière als zakenman was grillig, volgens Bert. Hij verkocht de metaalwaren voor Ketting Didam, nadat hij voor de sponsorploeg van dat bedrijf had gereden. “Ik weet”, zegt Bert, “dat hij schulden had bij Ketting. Henk was in zijn zakendoen een duister figuur. Daarnaast was het een playboy. Dat was hij als renner al. Ik heb renners meegemaakt die hem waarschuwden. Hij mocht niet bij hen thuis langs gaan, als hun vrouw alleen thuis was. Dat vonden ze gevaarlijk. Het verwondert me dat hij vandaag 80 jaar wordt. Misschien komt het wel doordat hij met Marian zo’n aardige vrouw getrouwd had.”

HENK NIEUWKAMP 80 (deel 2)

In mijn belangstelling voor de wielersport heeft Henk Nieuwkamp een belangrijke rol gespeeld. Als jongen van een jaar of 12, 13 ging ik af en toe bij wedstrijden in de buurt kijken. Neede, Goor, Delden, Hengelo, Nijverdal, overal waar gekoerst werd, ging ik kijken. Soms mocht ik met een buurman mee achterop de brommer. Hij was collega van Gert Zwienenberg, ook een bekende coureur.

Op een dag ontdekte ik dat Henk bij mij op school zat. Lyceum De Grundel Hengelo, hij deed HBS-A, nadat hij zijn ULO-diploma gehaald had op de kostschool in Azelo.

Hij zat op de Grundel in de examenklas, ik in de eerste klas. Soms zocht ik hem in de pauze en keek dan van een afstand naar hem, de man die ik een dag eerder had zien winnen. Ik keek hoog tegen hem op en volgde daarna zijn hele loopbaan. Hij won met zijn korte, rappe benen talloze wedstrijden in binnen- en buitenland, zoals ik gisteren al schreef, werd twee keer nationaal kampioen en nam deel aan de Olympisch Spelen.

Henk was de jongste in gezin met tien kinderen. De Bornse familie Nieuwkamp stond en staat bekend als maker van grafstenen. Tussen Henk en zijn oudste broer was twintig jaar verschil. ‘Ik had oude ouders’, vertelde hij 23 jaar geleden in de TCTub. ‘Mijn moeder was 47 toen ik werd geboren, kun je nagaan. Wat mijn vader en moeder niet goed vonden, kreeg ik wel voor elkaar bij mijn broers en zussen.’ Een weliswaar gemakkelijk, maar ook egocentrisch kind, stelt hij eerlijk vast, een einzelgänger. ‘Het zijn kenmerken die in je leven telkens terugkeren.’

Zijn privéleven verliep turbulent. Zo werd Henk enkele maanden voor zijn eindexamen van school gestuurd. Aanleiding: hij moest trouwen. Belachelijk, zegt hij in het interview, maar in die tijd was dat nu eenmaal een reden om je te verwijderen. Thuis waren ze uiteraard hartstikke kwaad dat hij ‘niet goed had opgepast’. Ze wezen hem echter ook op zijn verantwoordelijkheden. ‘Wie A zegt, moet ook B zeggen’, zei zijn moeder. Dus trouwde hij met Marian. En hij zorgde er voor dat hij alsnog zijn HBS-diploma behaalde. Want hij mocht dan weliswaar de lessen niet meer bijwonen, hij mocht van Rector Zonneveld nog wel examen doen.

Hij en Marian kregen een zoon en een dochter en hebben vier kleinkinderen. Maar Henk was Marian lang niet altijd trouw. Hij werd miljonair, maar ging met zijn zakelijke bezigheden ook een aantal malen failliet.

Hij ging in Oldenzaal wonen, in Borne was hij bij veel ondernemers niet meer welkom.
Niettemin, fietsen kon hij. ‘Ik kon me goed concentreren, zeker in eendagswedstrijden; in meerdaagse koersen werd dat al moeilijker. Ik had ook niet het karakter zoals bijvoorbeeld na mij Hennie Kuiper en Herman Snoeijink dat hadden. Jongens met een formidabele instelling.’
Overigens was Henk door zijn oudere broer Paul geïnspireerd geraakt om te gaan wielrennen. Paul was ook behoorlijk succesvol. Hij is in 2015 overleden.
Henk wordt morgen 80. Maar hij zal er jammer genoeg niet veel van meekrijgen. Zijn zoon vertelde me dat de ziekte van Alzheimer hem zwaar te pakken heeft. “Hij is heel slecht aanspreekbaar”, zei hij. “Fysiek is hij ijzersterk. Ik rij regelmatig een rondje met hem in de rolstoel.”
Op de kleurenfoto spreekt Henk op een reünie avond in de jaren negentig Rudi Kemna toe.

HENK NIEUWKAMP 80 (deel 1)

Vrijdag wordt hij tachtig, dat kleine wielrennertje uit Borne. Henricus Everhardus Maria Nieuwkamp is de naam en veel wielrennende tijdgenoten zullen zuchten bij de herinnering aan de slechts 1.67 m grote coureur. Reed je met hem naar de meet, dan was je bina kansloos. Want hij had een messcherpe eindsprint. Tien meter voor de streep fietsten hij en nog drie snelle mannen op gelijke hoogte, op de streep had Nieuwkamp meer dan een fietslengte voorsprong. Bijna elke koers weer.

In de eind jaren 50 en in de jaren 60 was hij een van de beste renners van Nederland. Meer dan duizend keer stond hij op het erepodium; 208 keer op de hoogste trede. Won behalve talloze criteria en plaatselijke rondes in binnen- en buitenland, twee etappes in Olympia’s Tour en drie in de Milk-Race, de ronde van Engeland. Hij won ook klassiekers als de Ronde van Limburg, de Ronde van de Achterhoek en de Vierstromenlandronde.

Bij de Olympische Spelen in Mexico maakte hij deel uit van de ploegenachtervolging, maar het optreden op de baan werd geen succes. Ooit zei hij in de TCTub: “We waren erg bezig met de gedachte dat deelnemen belangrijker is dan winnen.” Hij moest er erg om lachen. Hij en enkele ploegmaats hebben er de bloemetjes buiten gezet.

De wielrenner Nieuwkamp stond in die jaren bekend als een bon-vivant.

Hij relativeerde zijn wielerkwaliteiten in hetzelfde interview: “Je hebt niet zo heel veel nodig om sneller te zijn dan een ander. Het is gewoon een kwestie van de juiste trap geven op het juiste moment. Ik had een redelijk koersinzicht. Je moet zien hoe de wind staat, welke renners al weg zijn, wie goed en minder goed rijden, dat soort zaken. Daar had ik wel feeling voor.”

HANDEN IN DE LUCHT

Omdat ik toch in de buurt was, ging ik vorige week weer even bij plaatsgenoot Jan Roesink (89) langs. Ik had een uitslag in mijn archief gevonden van de Ronde van de Hengelose Tuindorpvijver in 1951. Jan was daarin als derde geëindigd. Hij herinnerde het zich nog goed, want het eerste wat hij zei is dat hij die wedstrijd had moeten winnen. Zoals veel wielrenners zeggen die net niet gewonnen hebben. Als, als, als. Toch moet ik Jans uitleg nog even doorgeven. Ik dacht daarbij aan Jasper Philipsen, de Belg die vorige week meende een Touretappe gewonnen te hebben. Hij had niet gezien dat Van Aert er vandoor was gegaan.

Want wat gebeurde daar aan de vijver in 1951. Jan vertelt dat Jan Spenkelink, de beste mecanicien die Nederland ooit gehad heeft, hem een paar speciale banden op de wielen had gelegd. “Dat waren Alessandros”, zei Jan, “die gebruik je alleen voor mooie parcoursen. De koers verliep voorspoedig en op enig moment reed ik weg van het peloton. Daan Schipper was mee en Mattie van den Heuvel. Toen we uiteindelijk de finish overgingen, stak ik mijn handen in de lucht. Ik had gewonnen voor eigen publiek.
Niet dus. Bleken er voor ons nog twee te zijn ontsnapt. Schaepers uit Oldenzaal was de eigenlijke winnaar. En die had ik eigenlijk best kunnen hebben.”
Tja.
De oud-wielrenner en Storkiaan zat achter zijn woning alwaar zijn praatstoel staat. Aan interessante verhalen geen gebrek. Jan heeft veel meegemaakt en kan er schitterend over vertellen. Zo was hij tussen 1955 en ’62 namens Stork in Ethiopië om daar mee te helpen bouwen aan een suikerfabriek. De mannen moesten daar goed doorwerken, maar hadden ook vrije dagen. Jan en zijn maat Herman Mensink uit Bentelo trokken er dan maar al te graag op uit. Ze hadden zich allebei een Guzzi aangeschaft. “Die waren van 1938 met achtervering, speciaal voor Ethiopisch gebruik. Die had je hier nog niet, het was een aparte constructie”, legde Jan uit. Ik knikte natuurlijk, hoewel ik geen bal verstand heb van motoren.
Toen ze eens 14 dagen vakantie hadden, gingen Jan en Herman met de Guzzi richting Addis Abeba. Ze gingen met één Guzzi. Dat ging allemaal naar wens. Ze beklommen een steile, hoge berg en moesten op de top overnachten wegens de invallende duisternis. Op de Guzzi zat geen licht. “We kregen daar wat te eten en een man wees ons een huisje aan. We moesten de motor binnen zetten, zei de man. Afijn, we gingen in bed liggen toen een andere Afrikaan binnenkwam met een geweer om zijn nek. Hij ging binnen zitten om op ons te passen. De andere dag hebben we de man een paar centen gegeven en gingen we verder.”
Ja, er kwam een nieuw verhaal aan dat zich afspeelde in de stad Gondar en nog een verhaal uit de hoofdstad. Hij vertelde het allemaal gebarend en met permanent een glimlach op zijn mond. Even terug in Ethiopië. Het deed hem goed.
“Kom gerust nog eens weer”, zei hij.
Dat ga ik zeker doen, want hij heeft in de oorlog ook iets heel bijzonders meegemaakt. Dat verhaal moet ik ook nog horen. Maar ik moet er niet te lang mee wachten. “Ik ben twee jaar geleden van de fiets gevallen. Ik voel de laatste tijd dat het mede daardoor minder goed gaat met mij. Het gaat hard achteruit. Ik kan niet goed onder woorden brengen wat er gebeurt.” Hij haalt zijn schouders op. “Het moet de ouderdom zijn. Wat aans?”