52 | EPILOOG

Bert kijkt terug. Zijn carrière in de sport besloeg welhaast zijn hele leven. Wielrenner, coach, mecanicien, adviseur. Hoeveel kilometers heeft hij wel niet gefietst, gereden per auto en gevlogen. Overal is hij geweest. We hebben het uitgebreid of summier, serieus of met een knipoog beschreven. Het is tijd voor een epiloog. Bert kijkt terug en zegt: “Al die belevenissen hebben me veel opgeleverd. Laat ik allereerst zeggen dat het leerzaam was. Al die koersen die ik heb gereden, maakten me slimmer. Je leerde een wedstrijd doorzien. Je beoordeelde de gang van zaken en maakte een keuze. Ga ik achter de ontsnapte renners aan? Demarreer ik? Hoe reageren mijn ploeggenoten? Wanneer valt de slag? Hoe ligt het parcours erbij?”

“Je krijgt ook mensenkennis in zo’n loopbaan. Je leert hoe je bepaalde personen in moet schatten. Na een mooie overwinning kon ik door het enthousiasme van de mensen heen kijken. Soms kwam ik erachter dat bepaalde mensen de prestatie belangrijk vonden, maar de persoon zelf eigenlijk niet. Ik merkte na mijn carrière als renner dat heel veel mensen me nog steeds kenden en dat streelde dan zeker mijn eer en dat ervaar ik nog steeds. Maar sommigen kennen je niet meer, zijn je vergeten of ze doen alsof.”
Dat de succesvolle wielrenner na zijn actieve loopbaan vaak gemakkelijker aan een baan in de ‘normale’ maatschappij komt, heeft ook Bert ervaren. “Vooral als ik ergens solliciteerde in de wielerwereld. Dan had ik een streepje voor. Zo kreeg ik mooie banen bij Gazelle en Shimano.”

Dat een winnaar ook zelfvertrouwen kweekt, heeft Bert ook menigmaal meegemaakt. “Dat komt na de actieve carrière van pas. Ikzelf deed veel presentaties voor Gazelle en Shimano. Soms voor honderden mensen. Dat ging me gemakkelijk af. Nerveus werd ik daar niet van.”
Dat Bert in zijn leven vaak van huis was, ervoer hij ook als een groot nadeel. Hij was wielrenner, was coach van oa topcoureur Hennie Stamsnijder, hij gaf daarna voor Gazelle en Shimano overal lezingen en presentaties en was als mecanicien werkzaam in de Tour en andere etappekoersen en later voor de paralympische baanwielrenners en basketbalsters. “Truus ging naar de koersen vaak mee. Dat vond ze altijd mooi en gezellig. Vaak gingen er meer mensen mee en dan had ze het naar haar zin. Maar daarna was ze vaak alleen thuis met de kinderen. Toen we 50 jaar getrouwd waren, zei ik dat het in mijn geval nog maar 25 jaar was, omdat ik de helft van die tijd op pad was. Op enig moment besef je daarbij wel dat je aan je gezin te weinig aandacht geschonken hebt. Zo nuchter ben ik ook. Mijn gezin en maatschappelijke zaken hadden meer aandacht moeten krijgen. Truus is graag op de achtergrond, de jongens vonden de wielercarrière wel leuk en Bart is zelf ook gaan wielrennen. Judith trouwde met Rik Reinerink, dus die weet ook wat een wielercarrière allemaal inhoudt.”
Niettemin vraagt Bert zich af of hij het allemaal goed gedaan heeft. Of de wielersport te veel een stempel op de privésituatie heeft gedrukt. “Niettemin heeft de sport mij veel gebracht. Daar ben ik dankbaar voor.”
NB. Sommige volgers van deze serie tipten mij al: maak een boek van al die verhalen over Bert Boom. Dat is inderdaad het plan. Komend voorjaar gaat het verschijnen.

51 | SPRINTEN VOOR EEN REGENJAS

Het moet een mooie scène geweest zijn. Een groep wielrenners in de trein van Boxtel naar huis, die taarten, dozen met gevulde koeken en metworsten verdelen. Het waren de premies die ze gewonnen hadden. Bert herinnert het zich nog goed. “De Ronde van Boxtel was altijd op 15 augustus met Maria Hemelvaart. Er was veel publiek. Op enig moment kregen we daar ook startgeld.”
Criteriums in Limburg, Brabant of in het westen van het land; de Twentse renners reden er graag. Vaak gingen ze met de trein. “Fiets voor ƒ 1,95. in de bagageruimte. Ging vanzelf”, zegt Bert. “De toprenners uit het westen reden er ook vaak. Het leverde mooie koersen op.”

Wereldkampioen op de baan achter de grote motoren, wereldkampioen bij de veteranen, winnaar van klassiekers, kampioen van Overijssel en van Twente. Mooie prijzen, waaraan Bert met veel plezier terugdenkt en nog liever erover vertelt. Met nog altijd die kwinkslag of een slappe mop. Maar tussen de bedrijven door reed en won hij ook talloze rondjes om de kerk in Nederland en Duitsland. Veel van die koersen staan in zijn geheugen gegrift. Enter, Hengelo rondom de vijver, Delden, Oldenzaal, Borne, Rijssen, Almelo: bekende wedstrijden in Twente die allemaal Bert op de erelijst hebben staan. Delden won hij zelfs vijf keer.

Zoals gezegd reed Bert overal. “We gingen ook graag naar doordeweekse koersen. Dan had je vaak een heel sterk rennersveld. Beter dan in het weekend, omdat er dan meer koersen waren.”
De Ronde van Wijchen won hij ook een keer. “En dan ging je vaak de jaren erop ook naar zo’n ronde.” Hij noemt Gendringen, Silvolde. “Dat waren topkoersen. Ze hadden daar ook geld. Daardoor waren ze sterk bezet. In Silvolde was de eerste prijs een gasfornuis van de firma Atag.”

Hij fietste veel wedstrijden in het noorden des lands. Zwaagwesteinde, Surhuisterveen, Wolvega, Drachten, Annen, Stadskanaal, Coevorden, Groningen. In de noordelijke provincies kenden ze hem allemaal, niet in het minst omdat hij er regelmatig won. “In Surhuisterveen won ik ook een regenjas. Daar was een fabriek waar ze die maakten. In 1958 won ik in Coevorden. Meteen na de huldiging kwam mijn onderwijzer van de lagere school uit Elsen/Herike huilend op mij af. Hij woonde inmiddels in Coevorden. Hij keek mij aan en zei: ‘Bertus Boom, ik ik ik ben jouw onderwijzer geweest’. Dat ik won emotioneerde hem. In Stadskanaal reed ik met Wim Dieperink een koppelkoers. Ik weet nog dat we daar een tussendoor-weggetje namen waardoor we steeds weer gemakkelijk konden aansluiten. We reden daar om de veemarkt, net als in Zwolle en Doetinchem.”

Dan had je ook nog de Duitse koersen. “Daar wonnen we regelmatig een gewone fiets. Zo kwam ik een keer aan de grens in Glanerbrug met een damesfiets achterop de auto.
‘Heeft u iets aan te geven’, vroeg de douanier.
‘Nee’, antwoordde ik.
‘Maar ik weet intussen al dat je de Ronde van Münster gewonnen hebt’, zei hij. ‘Je moet die damesfiets aangeven.’
Hij lachte erbij. Ik mocht doorrijden.”

In dat Oostblok wonnen de renners ook geldbedragen. Bert: “Maar die moest je eerst op de bank zetten. Je mocht het gewonnen geld niet meenemen. Je moest het wel binnen drie maanden ophalen, anders viel het terug aan de staat. Ik kocht er vaak fototoestellen voor om dat probleem te omzeilen. Ze hadden heel goeie daar. Die verkocht ik hier weer. Soms zette ik een advertentie.”
Daar in het oosten van Duitsland won Bert in 1959 ook een schitterende fotocamera. “Ik verstopte hem in de auto. Aan de grens gekomen, was ik toch wel bang dat het ding ontdekt zou worden. Ik draaide het raampje open: ‘Sind Sie Herr Baum’, vroeg de douanier. Ik knikte. ‘Wilt u hier dan uw handtekening zetten?’
Dat deed ik. De man was dolblij, want hij herkende mij. Hij zag dat ik de man was die een maand daarvoor wereldkampioen was geworden. Maar ik was ook blij. Tja. zo ging dat vroeger.”

(foto: Bert in actie in de Ronde van Boxtel in augustus 1956, hij werd zesde)

50 | GESLUIERDE VROUWEN EN KAMELEN

Even terug naar de maand maart van het jaar 1962. Bert is bijna 24 en behoort intussen tot de vaderlandse top bij de amateurs. Hij had uitgeblonken in de Ster van Zwolle, rijdt voortdurend goede uitslagen en krijgt daardoor ook af en toe een uitnodiging voor een buitenlandse etappekoers. Onder leiding van de bekende journalist/ploegleider Evert van Mokum (pseudoniem voor Evert Lammers) neemt jaarlijks een sterke Nederlandse ploeg deel aan de Ronde van Tunesië. Bert is er dit jaar bij. Streekgenoot Wim Dieperink uit Barchem ook, hoewel hij ook in ’61 al tot de uitverkorenen behoorde voor deze ronde in het Noord-Afrikaanse land.

“Ik had me goed laten zien in klassiekers”, vertelt Bert ruim 60 jaar na dato. “Ik was destijds lid van De Bataaf in Halfweg. Daar zaten goeie renners. Dan maakte je kans om ook uitgezonden te worden naar zo’n etappekoers. Dat bleek. Jij gaat mee, zei Evert”.
Bert heeft die pittige etappekoers nog helder voor de geest staan. “Dat Wim en ik ernaartoe gingen, vonden de kranten in Twente enorm interessant. Ze hadden een fotograaf naar Schiphol gestuurd om een foto te maken van ons vertrek. We stonden opgesteld op de vliegtuigtrap. Zo’n foto is het geworden. Ik moet hem nog ergens hebben. Ik herinner me ook nog dat het vliegtuig last had van turbulentie. Soms zakten we ineens een stuk naar beneden. De man naast me zat enorm te zweten. Hij was de ploegleider van de Zwitserse ploeg. Later in Tunesië vroeg ik hem wat zijn eigenlijke vak was. Piloot, zei hij. Daar moest ik wel een beetje om lachen. Maar hij legde uit dat vliegen een heel ander verhaal wordt als je als piloot tussen de passagiers zit.”|

Bert reed aanvankelijk goed in de ronde. In de vijfde etappe van Le Kef naar Garsa werd hij tweede achter zijn Brabantse ploeggenoot Jos Linders. “Ik trok de sprint aan voor hem. Het kostte Jos nog veel moeite om eroverheen te komen.” In de volgende etappe kwam Bert als derde over de streep. Hij was de beste Nederlander. In de achtste etappe stapten hij en Wim af. “Ik had een slechte overnachting gehad. Ik zei: laten we maar afstappen. Het viel niet mee. Wim en ik waren echte amateurs. We moesten overdag werken. De anderen konden de hele dag trainen, omdat ze gesteund werden door supportersclubs.”
Wat Bert daar ook ontdekte, was de status van ploegleider Evert van Mokum, de journalist/wielerkenner die vrijgezel was. Sport was zijn passie, vooral wielrennen. “In Tunesië werd hij zo ongeveer verafgood.”, weet Bert nog. “Ze noemden hem El Mahi. Wat het precies betekent, weet ik niet, maar Evert stond daar op een voetstuk. Hij kwam er elk jaar en kreeg alles voor elkaar. Evert van Mokum (1903-1991) was in zijn jonge jaren bokser en wielrenner. Dankzij de jaarlijkse Ronde van Tunesië werd hij een persoonlijke vriend van president Bourguiba.

De Rus Sergey Korge won de ronde. Beste Nederlander was de Zeeuw Jaap de Waard (foto). Hij werd derde. Het waren de jaren dat hij als onafhankelijke voor een Franse ploeg reed. Hij is in 2000 op 60-jarige leeftijd overleden. Jos Linders uit Roosendaal is twee jaar prof geweest. Hij was even oud als Bert. Linders is in 2018 overleden.

Nog steeds denkt Bert met veel genoegen terug aan die ene Ronde van Tunesië in 1962. “Ik keek mijn ogen uit. Ik zag voor het eerst gesluierde vrouwen. Ik had nog nooit een kameel gezien. Ze waren groter dan ik gedacht had. Het was voorjaar. Het was er warm en droog. We reden over wegen door de woestijn. Ik vond het al met al een enorm avontuur.”

Na hem zouden steeds meer renners uit Twente naar buitenlandse etappekoersen uitgezonden worden. Bert was de eerste en ook daarin was hij dus een baanbreker voor het regionale wielrennen.
(De cartoon is Van Mokum).

49 | MISTER BEAN

Niet eens als renner, maar meer nog als mecanicien reisde Bert de wereld rond. Over zijn kwaliteiten op dat terrein hebben we in deze serie al enkele keren geschreven. Zelfs Freek de Jonge profiteerde ervan. Ook Jan Mulder, de bekende baanrenner die blind was en op de tandem met een andere renner vaak aan de Paralympics deelnam, had Bert als mecanicien. Hij werd daardoor uitgezonden naar oa de Paralympische Spelen in Barcelona (1992), Atlanta (’96), Athene (2004) en Peking (2008). Op weg naar Barcelona kwam daar op Schiphol nog een opdrachtgever bij, namelijk de coach van de rolstoelbasketbalsters. “Of ik wilde helpen. Ze hadden geen mecanicien bij zich. Dat wilde ik wel doen. Als ze verlegen zaten, hielp ik hen”, vertelt Bert. Soms hielp hij de mannen ook met onder andere Tukker Johan Reekers in de gelederen.

Van het een kwam het ander. Bert werd ook meegevraagd naar WK’s en EK’s. Hij reisde daardoor veel, maar dat vond hij geen punt, want de gehandicaptensport greep hem aan. Hij deed er enorm zijn best voor. Jenette Jansen, de zeer succesvolle paralympisch atlete uit Westerhaar, basketbalde in de periode 1995-2004 in de nationale ploeg en herinnerde zich daarvan een sprekend voorbeeld. “Toen Bert pas bij de ploeg kwam, zagen we hem op een toernooi ’s avonds na de eerste wedstrijd alle rolstoelen uit elkaar halen en nakijken. Dat was nog nooit gebeurd. Maar Bert was dat gewend van het wielrennen. Het materiaal moet altijd goed gecontroleerd worden en optimaal geprepareerd zijn. Hij haalde ze allemaal uit elkaar. Twaalf of veertien van die stoelen. Wij keken er behoorlijk van op en de stoelen liepen daarna veel beter”, aldus de latere wereld- en paralympisch kampioene handbike.

Bert was een echte vakman, dat merkte de nationale rolstoelbasketbalploeg menigmaal. Jenette: “We speelden vaak op houten vloeren en dan had je minder grip. Bert bedacht een oplossing. Hij wreef vlak voor de wedstrijd de banden in met azijn. Daarna ging dus het stukken beter.”
Zoals we al vaker beschreven hebben, was Bert niet alleen belangrijk als mecanicien. Hij was ook een sfeermaker. De rolstoelbasketbalploeg weet ervan mee te praten. “Ik zie Bert ook als lolbroek. Hij was een echte komiek. Als wij zenuwachtig waren, was hìj relaxed en maakte hij de opmerking die je op zo’n moment net nodig hebt. Dat deed hij ook als je gewisseld werd en je daarvan baalde. Ook op andere momenten hebben we enorm met hem gelachen. Hij deed graag iemand na of trok een gekke bek. We vergeleken hem vaak met Mister Bean. Ik herinner me dat hij tegen de Japanse ploeg heel serieus in het Nederlands begon te praten en dat ook nog eens afwisselde met Engels. Hij was vaak aan het klieren met die ploegen, maar deed dat niet op een vervelende manier.”

Bert heeft veel betekend voor de gehandicaptensport. Zelf zegt hij: “Ik had een bepaalde manier om met deze topsporters om te gaan. Ze moesten niet zeuren en vooral de positieve dingen eruit pikken. Dat vond ik belangrijk. Maar eigenlijk mag ik zeggen dat ze zelden klaagden. Ze zijn blij dat ze op dit niveau aan sport kunnen doen. Ze hebben een doel voor ogen en doen daar alles voor. Via de sport ontplooien ze zich. Nooit zeuren. Gewoon lekker basketballen, ook al is het in een rolstoel. Ik had en heb daar veel respect voor. Daar mag wel eens wat meer aandacht aan besteed worden.”

Hij was sfeermaker in de nationale selectie, maar vertelde de speelsters ook over gebeurtenissen uit de wielersport en zijn eigen carrière. “Daar konden ze hun voordeel mee doen. Ze vonden mijn verhalen schitterend en pakten bepaalde tips op, dat merkte ik wel.” Bert werd gewaardeerd en laat als blijk daarvan bijgaande collage zien die hij van het team kreeg in 2008 toen hij 70 werd.

Ook een andere foto vereist enige uitleg, Bert die poseert tussen Zuid-Afrikaanse meisjes. “We waren daar op trainingskamp. Op een dag speelden we diverse wedstrijden en deze meiden waren de hele dag op het plein voor de hal aan het dansen. “Ik kocht de hele voorraad ballonnen van een student annex verkoper op en gaf ze er allemaal een. Hun leidster zei toen: ‘Gaan jullie allemaal eens even met deze meneer op de foto’. Vandaar. Hartstikke leuk.”

48 | WIELERDORPEN

Enter mag dan al meer dan zestig jaar een gerenommeerd wielerdorp zijn, voor het twaalf kilometer verderop gelegen Nijverdal geldt hetzelfde. Net als Enter bracht het dorp aan de voet van de Sallandse Heuvelrug kampioenen voort in alle disciplines. Bert Boom kent ze allemaal. Hij was concullega of coach of volgde hen als liefhebber van de sport.

De zeven jaar oudere Bert kwam Jan Boode in het peloton soms tegen als opponent. “Ik mocht hem graag”, zegt Bert, “Aardige vent. Jammer dat hij zo jong gestorven is.” Jan was 67 jaar toen hij in 2012 plotseling overleed. Bert typeert hem als een renner die lol had in het leven en vooral in de sport. Hij reed etappekoersen en klassiekers, zat vaak bij de eerste tien, maar won zelden. “Jan is nog een tijdje in Limburg gaan wonen. Sommigen deden dat omdat ze meenden dat ze daar een betere renner werden. Je zat daar tussen de toprenners, dat was het idee.”

Bert noem strijdlust als het sterkste punt van Jan. “Maar daardoor kwam hij soms in de laatste kilometers tekort. Dan was hij er te fel ingevlogen. Ik heb hem dat wel eens verteld. Hij pikte bepaalde tips van mij op en deed er best vaak zijn voordeel mee. Ook qua manier van trainen en qua materiaal.”

Bert noemt ook Boodes broer Johan als wielrenner. “Maar Jan had een hoger niveau.” Verder had je Bennie ten Hove, vertelt Bert. “Die had een mooie zus, Willemien genaamd. Ze trouwde met Jan. Vaak is de wielrennerij een klein wereldje.”

Na Jan Boode duurde het een paar jaar voor Nijverdal met Henk Poppe (van 1952) en Herman Ponsteen (van ’53) twee klasbakken in huis had die zelfs internationale roem oogstten. Zo won Poppe in 1974 een etappe in de Tour de France en was daarmee de eerste renner in deze regio die dat realiseerde. De Tour was voor het eerst in Engeland. Poppe klopte op de streep in Plymouth ervaren sprinters als Jacques Esclassan, Gerben Karstens en Patrick Sercu. “Henk was een gigantische klasbak. Maar hij was vreselijk nerveus. In rust had hij vaak een hartslag van 80. Ik heb hem ook mogen trainen en geadviseerd met de keuzes van materiaal”, zegt Bert.

Ponsteen won als baanrenner op het onderdeel achtervolging in 1972 in Montreal een Olympische zilveren medaille.

“Door de successen van Boode, Poppe, Ponsteen en anderen ontstond er in 1975 in Nijverdal een wielerclub met de naam CC’75. Bert: “De meeste renners uit Nijverdal waren lid van de Zwaluwen, maar met een eigen vereniging konden de talenten zich in eigen woonplaats opwerken tot wielrenner. Ze vonden het belangrijk om Nijverdal op die manier op de kaart te zetten.”

Bert herinnert zich hoe ze jarenlang met dertig, veertig renners uit Twente via Nijverdal naar trainingswedstrijden in Zwolle fietsten, waar ze dan prompt die wedstrijden naar hun hand zetten.
Meer bekende Nijverdalse wielernamen? Bert hoeft niet lang na te denken. De Harmelings met vader Wim, de zonen Rob en Lodewijk. Rik Tijhuis, Dick van Egmond, Henk Boeve. Er zijn er nog meer. “Schieten me nog wel te binnen”, zegt hij.

47 | PEDAALREUS

De eerste Twentse wielrenner die een zogenaamde klassieker won, was Jurrie Dokter. De Enschedeër won in 1960 de Ronde van Drente. Bert Boom volgde in ’62 als winnaar van de sterk bezette West-Brabant-Koers over ruim 160 km. Hij was destijds een van de weinige renners uit de regio, die eropuit trok om zich te meten met toprenners. Overigens doorkruisten de Hengeloërs Toon Oink en Matty van den Heuvel in de jaren vijftig al het land en vielen ook op in de wedstrijden waarin een groot peloton door een bepaalde regio koerste. In de eerste Ronde van Overijssel in 1952 werd Oink zesde en Van de Heuvel negende. In ’55 eindige Van den Heuvel als tweede en op het NK dat jaar werd hij derde. Eerder in deze serie schreven we al over de uitstekende resultaten van deze coureurs.

Leeftijdgenoten van Bert die met de landelijke topamateurs meestreden in die klassiekers waren dus Jurrie Dokter uit Enschede en verder Wim Dieperink uit Barchem en sporadisch ook Corrie Niemeijer (Hengelo) en Gerrit Lentelink (Wiene). Bert was de meest succesvolle met zeges in de West-Brabant-koers waarin hij in 1962 in Oud Gastel solo over de meet kwam en in 1965 in de Drentse Dorpenomloop toen hij andermaal alleen over de streep kwam. “Ik reed graag in de criteriums, maar de klassiekers stonden in hoger aanzien. Ze waren meestal goed bezet. Als je een echte renner wilde zijn, moest je die klassiekers fietsen”, vertelt Bert over zijn motivatie om het land door te rijden voor wedstrijden van over de 150 kilometer. Vaak reed ik er met de auto naar toe, soms ook huurden we hier in Enter een busje en reed ik samen met Wim Dieperink naar de koers.

In Oud Gastel werd Bert na afloop gehuldigd door burgemeester Schram, zo herinnert hij zich. De kranten waren lyrisch over zijn prestatie: ‘Bert Boom, een ware pedaalreus, onweerstaanbaar in prachtige West-Brabant-Koers’, luidde een van de koppen. In een verslag lezen we dat de weersomstandigheden grillig waren met een harde wind als extra handicap in het vlakke platteland. ‘Deze durfal, deze doorbijter heeft in deze tweede West-Brabant-Koers een stukje vechtlust ten toon gespreid, dat in de volgerskaravaan ten zeerste gewaardeerd werd’, aldus een citaat over winnaar Bert. (Hieronder vind je nog een knipsel over deze klassieker met het woord “Nerveus” erboven.)

Bert luistert met een trots glimlachje naar de citaten uit een wedstrijdverslag van ruim zestig jaar geleden en memoreert nog eens dat hij steeds weer met veel ijver de strijd aanging in al die wedstrijden van stad tot stad. Van de keren dat hij kort eindigde, somt hij er nog een aantal op: vierde in de Acht van Bolsward, derde in de Ronde van Overijssel, derde in Rondom Duisburg, tweede in Enschede-Münster, derde in de Ronde van de Haarlemmermeer, een keer tweede en een keer derde in de Ronde van Drenthe, vierde in de Ronde van Gelderland en (ook niet slecht) vierde op het NK in Zandvoort in 1961. Gerard Wesseling, zijn toenmalige clubgenoot van De Bataaf Halfweg, greep daar de titel.

Tot slot nog een buitengewoon tragisch voorval uit mei 1958. “Een gebeurtenis die ik nooit vergeet”, zegt Bert. “We reden de Ronde van Friesland met start en finish in Leeuwarden. Van ‘t Hout won de koers, Wim Dieperink werd tweede en ik vierde. Lang niet slecht, maar pal na de finish hoorde ik achter mij een enorme knal. Een renner botste bij de wegversmalling hard op een boom en overleed een paar uur later in het ziekenhuis. Het bleek Adri Alting te zijn uit Loenerhout. Hij mocht maar 22 jaar worden.”

46 | WONDERMIDDEL

Wedstrijdverhalen te over. Oud-wereldkampioen Bert Boom heeft heel wat afgefietst. In binnen- en buitenland. En hij was en bleef amateur. Soms kreeg hij startgeld, soms won hij een leuk geldbedrag en in de jaren zestig wonnen renners ook allerlei premies in natura zoals drie paar sokken, een trainingspak of een koelkast. Dat was allemaal heel leuk, maar de kachel in huize Boom kon er niet van branden.
Bert moest zien dat hij ergens een job kon bemachtigen. “Dat ging me vrij gemakkelijk af”, vertelt hij. “Ik ben bijna nooit werkloos geweest.”

Na de LTS in Hengelo begon hij als automonteur bij Garage Huiskes in Delden, importeur van NSU’s en dealer van Volkswagen. “Maar ik was gek van tweewielers en kreeg een baan als rijwielhersteller bij Berenpas in de Goorse Wijnkamp.” Dat deed Bert een paar jaar om daarna over te stappen naar de Markelose Dorpsstraat waar Berts vader de fietsenzaak van zijn opa overgenomen had. Hij repareerde fietsen en bromfietsen.

Maar korte tijd later werkte hij ruim vier jaar bij Gazelle in Dieren om mee te helpen aan een speciale afdeling waar racefietsen werden gemaakt. Bert: “Gazelle fabriceerde goede, degelijke rijwielen en wilde onder leiding van directeur Willem Breukink, de vader van Eric, racefietsen gaan ontwikkelen. Ik heb Breukink senior goed gekend”, zegt Bert, “had er veel contact mee. Het was een aardige man, die zeer wielerminded was. Hij was ook een tijdje voorzitter van Olympia’s Tour.”

Bert werkte als twintiger ook voor Goossen in Almelo. “Ik begon er op maandag. De eigenaar gaf me de sleutel en zei ‘Red je er maar mee, ik moet naar het ziekenhuis in Utrecht voor een hartoperatie’. Hij kwam een paar weken niet op de zaak. Zijn vrouw regelde veel en ik redde me inderdaad wel in de werkplaats met alles wat daar voorbij komt.”

In 1969 ten tijde van de wereldtitelstrijd werkte Bert voor de firma Ossenkoppele in Almelo, een zaak in radio’s, tv’s, fietsen en brommers. Maar de zaak werd verkocht en Bert was in 1970 werkloos. Hij begon voor zichzelf in Enter. De opening was feestelijk. Zie de foto. Petra de Bruin, wereldkampioen bij de vrouwen was erbij, de door Bert gecoachte veldrijder en plaatsgenoot Hennie Stamsnijder. Jan Janssen was er en Berts gangmaker Bruno Walrave. En nog tientallen belangstellenden.
Maar ook in zijn eigen zaak zou Bert zijn pensioen niet halen. Hij werd benaderd door Shimano, een wereldmerk in fietsonderdelen, gevestigd in Nunspeet. “Ik gaf destijds wel eens lezingen aan fietsers. Dat hadden ze gehoord. Ze trokken mij aan om overal in het land technische uitleg te geven over materialen en over nieuwe types. Ik gaf dan uitgebreide informatie daarover met tussendoor de nodige kwinkslagen. Het was erg leuk om te doen.”

Bert bezocht ook wedstrijden om de renners of rensters te ondersteunen. Zo was ik ergens in het buitenland bij een wereldbekerwedstrijd mountainbike en kreeg klachten over de racebrillen. Ze besloegen te snel. Ik gaf ze een flacon en zei dat het een tovermiddel was. Ze moesten een paar druppels op de glazen doen en het was klaar, zei ik. Het ging vervolgens prima met de bril en toen wilden ze allemaal een paar druppels van het wondermiddel van mister Boom. Ze wisten niet dat ik een afwasmiddel had over gegoten in de flacon.”

Bert had tot 2003 een geweldige tijd bij Shimano. Een aantal keren bezocht hij Japan waar zich de hoofdvestiging bevindt en Maleisië, waar Shimano ook zit. Hij werd er altijd buitengewoon eervol ontvangen. “De baas van Shimano in Japan zei tegen zijn mensen dat ze goed moeten luisteren naar mij, want ze konden veel van mij leren. Dat streelde mijn ego enorm. Een Japanner zegt tegen zijn Japanse werknemers dat ze veel van een Nederlandse fietsenmaker kunnen leren. Mooi toch?”
Zoon Bart nam in 2003 Berts werk over.

45 | PETJE AF VOOR DE WIELERVERENIGINGEN

Bijna iedere wielrenner is lid van een vereniging. Daar tref je trainers en coaches en kun je met clubgenoten trainen en naar wedstrijden gaan. Bert begon in de jaren vijftig bij De Tubanters in Hengelo. “Omdat het de enige club in de regio was, die niveau had”, herinnert hij zich. Er waren meer renners van buiten Hengelo lid van deze vereniging.

Beginjaren zestig stapte hij over naar Wilhelmina in Eindhoven. Wel bijzonder, want hij woonde gewoon in Enter. “Ik had daar meer kansen om klassiekers te rijden”, verklaart hij de ‘transfer’. “Je vereniging schreef je dan in.” De overschrijving was bijvoorbeeld ook van belang voor deelname aan Olympia’s Tour. Aan deze belangrijke etappekoers voor amateurs had nog nooit een Tukker meegedaan. Bert was in 1959 de eerste toen hij in de ploeg van Wilhemina werd opgesteld. In 1960 was hij niet van de partij, in ’61 werden hij en Enschedeër Jurrie Dokter opgesteld bij Wilhelmina. Bert eindigde een paar keer kort, want hij was in vorm. Een week eerder was hij ook al vierde geworden op het NK.

In 1962 schreef Bert zich in bij De Bataaf in Halfweg, een sterke vereniging in Noord-Holland met renners die veel grote koersen wonnen zoals de ervaren Mik Snijder, die in ’54 de Ronde van Overijssel had gewonnen en ’61 Olympia’s Ronde. “We noemden hem opa Dribbel”, vertelt Bert. “Omdat hij ouder was dan wij.”

Gerard Wesseling, ook oud-winnaar van Olympia’s Ronde, Dick Enthoven de oud-kampioen van Nederland en Enschedeër Jurrie Dokter waren eveneens lid van De Bataaf. “Je had bij zo’n sterke club meer mogelijkheden en kansen en je kwam daardoor meer in de belangstelling te staan van de bond en sterke ploegen. Omdat De Bataaf in Halfweg gevestigd was, vind je in de uitslagenlijsten van die tijd achter de namen van Boom en Dokter regelmatig die plaatsnaam. Maar Bert bleef gewoon in Enter wonen. Jurrie Dokter had er wel een logeeradres. Met Dextro Energie als sponsor stonden beide Tukkers ook weer op de deelnemerslijst van Olympia’s Tour. Overigens, in ’63 en ’64 was geen streekgenoot present in de etappekoers, Jan Boode uit Nijverdal was in ’65 de volgende, Wim Neeskens (Borne) volgde in ’66 en in ’67 reed Henk Nieuwkamp (Borne) een sterke ronde. Ook Haaksbergenaar Gerrit Leferink was erbij dat jaar. Beide mannen reden Olympia’s Tour ook in ’68, Nieuwkamp voor de sterke Amstel-ploeg, Leferink namens de militaire ploeg. Beiden eindigden bij de eerste twintig. Nieuwkamp was dat jaar de eerste Twentse etappewinnaar.

Terug naar Bert en zijn lidmaatschap van De Bataaf in Halfweg. Wat daarvan ook een voordeel was, dat was de connectie met de bekende sportarts J.H.M. Rolink die clubarts was van Ajax. De uit Oldenzaal afkomstige Rolink woonde in Velsen-Noord en was niet louter verbonden aan Ajax. Hij had ook interesse in andere takken van sport. Zwemmers, schaatsers, wielrenners, kanoërs, judoka’s: ze konden allemaal bij John Rolink terecht. Hij was jarenlang de bekendste sportarts van Nederland, door Ajax en onder meer dankzij het feit dat hij vijftien maal actief was in Olympia’s Ronde van Nederland. In november 1987 is hij overleden.

Bert: “Ik was een keer bij hem in zijn praktijk in Velsen-Noord. Toen we klaar waren, gaf hij me tien losse guldens en zei: ‘Koop onderweg een lekkere biefstuk.’ Dat was dokter Rolink, een heel aardige man.”
Eind jaren zestig werd Bert lid van AWV De Zwaluwen in Almelo en dat is hij nog steeds. Inmiddels is hij erelid. “Toen ik me daar aanmeldde, was het een club in opkomst”, weet Bert. “ A. Dollekamp, een neef van mijn moeder, was voorzitter. Hij was ook een van de organisatoren van de Ronde van Overijssel. Later had je Barend Meulenbeld, ook zo’n actieve vrijwilliger. Hij is liefst twintig jaar voorzitter geweest. Dat is altijd de kracht van De Zwaluwen geweest, het grote aantal vrijwilligers die bergen werk verzetten.

“Toen Barend gestorven was, heb ik bij de crematie nog een toespraakje gehouden voor zijn dochters. Toen heb ik gememoreerd wat hij allemaal voor de Zwaluwen heeft gedaan. Dat soort mensen wordt vaak ondergewaardeerd.”

Zijn waardering voor de vrijwilligers van de Almelose wielervereniging uitte Bert op een van de ledenvergaderingen ook voor zijn plaatsgenote Heidi Pluimers, de dochter van oud-renner Gerrit. “Ook zij was zo’n formidabele kracht voor de club. Ik heb haar als dank het shirt gegeven waarin ik wereldkampioen ben geworden. Via haar bracht ik eigenlijk een hommage aan al die helpers. Ik neem heel diep mijn pet af voor hen.”

44 | BOOM & DE NIEMEIJERS

In de jaren vijftig, zestig timmerde de ene na de andere coureur van de Tubanters aan de weg. De wielervereniging uit Hengelo had de beschikking over een trainingsparcours op ’t Stroot in Twekkelo en was betrokken bij de organisatie van koersen in de regio. Bert Boom was er ook lid van en menigmaal was een clubgenoot zijn belangrijkste opponent in de koers. We schreven hier al eerder over.
Wie nog uitgebreid aan bod moeten komen, zijn de vier gebroeders Niemeijer, waarvan Corrie en Freddy de bekendste waren. Bert herinnert zich deze renners nog goed. “Ze woonden in Hengelo aan de Joseph Haydnlaan. Gerard was de oudste, hij heeft ook nog even gefietst, maar was vooral bij de koers als supporter. Het was een fanatieke motorrijder. Hij was een beetje afstandelijk, was niet zo aanwezig”, zegt Bert.

Henk was de tweede broer. Hij had behoorlijk rappe benen, weet Bert nog. “Dat zat in de genen bij de Niemeijers. Henk was meestal blij dat hij bij de finish was. Dan zat hij helemaal kapot. Ik denk dat hij te weinig trainde of te weinig gelegenheid had om te trainen. Het was ook een renner die goed kon fietsen met de mond, als je begrijpt wat ik bedoel.”

Dan komen we bij de twee broers die behoorlijk hard konden fietsen. Cor (van 18 april 1934), die je in uitslagen en verlagen ook als Kor of Corrie tegenkomt, was vier jaar ouder dan Bert. Hij was klein van stuk, maar kon de pedalen zeer goed rond krijgen. “Corrie was een echte Tubanter”, herinnert Bert zich. “Hij was vaak op ’t Stroot aan het trainen en reed veel wedstrijden in de regio. Samen met iemand anders begon hij de Dabo Bandenhandel. Als renner stond Corrie bekend om zijn sterke sprint en ook had hij goed koersinzicht. Ik vond het altijd een echte liefhebber van de sport. Ik denk dat hij zijn broers ook aangestoken heeft om te gaan fietsen. Het was een fijne kearl.”

Natuurlijk schiet hem een anekdote te binnen. “Ik zat een keer in de trein op weg naar een koers in het noorden. Tegenover mij zaten twee leuke dames.
Ik zei: ‘Zo dames, op weg naar Groningen?’
‘Ja’, zeiden ze, ‘maar hoe weet je dat?’
‘Dat kan ik zo zien’, antwoordde ik. Flauwe kul natuurlijk.
Een tijdje later reed ik de ronde van Groningen in het stadspark. Mooie koers. Ik won, Corrie werd tweede, Henk Hoekstra derde. Bij de huldiging kwam ik de twee dames van de trein weer tegen. Ze fungeerden als rondemiss. Hoe toevallig kon het zijn?”

Bert benadrukt nog eens, zoals we al eerder hebben gemeld in deze serie, dat Corrie compassie voelde voor de renner Basje Nijhoff, die alleen woonde in een zomerhuisje. Hij en Freddy namen hem in huis.
Corrie Niemeijer is in 2016 overleden.

Ook Freddy (van 17 februari 1944), de jongste broer, leeft niet meer. Hij had als renner dezelfde kenmerken als zijn broer Cor. Goede sprinter, koersinzicht. Hij reed ook veel in de regio, ook veel in het noorden des lands, maar ook was hij vaak in Duitsland. Hij liet zich eveneens zien in klassiekers, zeker toen hij voor de alom bekende Ketting-ploeg reed. “In dat soort wedstrijden was Freddy niet de man die initiatief nam”, weet Bert die ook eens met Freddy de zesdaagse van Groningen reed. “Ze hadden daar een houten wielerbaan neergelegd. Ik reed er een sprintwedstrijd met Hagenaar Ten Thije en Freddy. Ineens kreeg ik een zwieper en vloog met fiets en al over de balustrade. De toeschouwers waren muisstil tot ik ineens een arm omhoog stak en tevoorschijn kwam. Toen kreeg ik applaus. Geinig moment was dat.”

Als wegrenner reed Freddy twee keer de Vredeskoers, een pittige etappekoers van Warschau via Berlijn naar Praag. Dat was in 1967 en ’68. In ’67 werd hij tweede in de vijfde etappe.
De jongste Niemeijer won veel wedstrijden. Voor eigen publiek won hij de Ronde rond de Vijver van Hengelo in 1973.
Freddy zou net als Bert ook stayer worden. “Fietsen op de baan achter die grote motoren lag hem goed”, zegt Bert. “We reden af en toe een wedstrijd op de baan in Apeldoorn. Daar werden we aangemoedigd om ook in het Olympisch Stadion te gaan rijden. Freddy reed met Gerrie Pelser, een gangmaker die ook een nachtclub had. Die deed ’s nachts altijd doppen in en een blinddoek voor om goed te kunnen slapen. Freddy was ook op de baan een slimme renner. Hij deed geen trap te veel. In Varese reed hij het WK toen ik brons won. Hij werd zesde.” Freddy is nog lang doorgegaan als renner. Hij reed ook nog bij de liefhebbers en veteranen zijn wedstrijden mee en kwam ook in de categorieën vaak met een prijs thuis. Bert: “Freddy was een aardige vent. We konden goed met elkaar opschieten.”

Hieronder voor de echte wielerliefhebbers nog een aantal willekeurige uitslagen waarin drie gebroeders Niemeijer voorkomen en soms ook Bert Boom zelf.

De teamfoto is een groep renners van De Tubanters met vlnr Henk Scheuten, diens vader Jan Scheuten, de voorzitter van de Tubanters, daarnaast Theo de Kinkelder, Jan Scheuten, Theo de Kinkelder sr, Cor Niemeijer, Gerrit Middelkamp en Gerrit Lentelink.

KAMPIOENSCHAP VAN OVERIJSSEL (28 mei 1955)
Amateurs: 1. Klaas Visser, 2. Cor Niemeijer, 3. Mat van de Heuvel
Nieuwelingen: 1. J.Elst, 2. B. Platel, 3. H. Wagteveld
COEVORDEN (27 juli 1955)
Amateurs: 1. Piet Smits, 2. Leo van de Brand, 3. Henk Niemeijer
COEVORDEN (30 mei 1957)
Amateurs:1. H. Nijdam (Eelderwolde), 98 km in 2 uur 29 min. 6 sec.; 2. J. Oude Lenferink (Hengelo), 3. B. Boom (Markelo), 4. S. Appel (Hoorn), 5. J. Punter (Hoogkerk), 6. E. Hup (Kampen), 7. C. Niemeijer (Hengelo), 8. F. Bos (Nieuw Buinen), 9. H. de Boer (Bussum), 10. J. Mensink (Almelo), 11. J. Bekkema (Hindelopen), 12. G. Middelkamp (Almelo), 13. W. Schaap (Bussum), 14. H. Lahpor (Veendam), 15. H. Pot (Wijster).
Nieuwelingen: 1. J. Wester (Eernewoude), 49 km in 1 uur 14 min. 8,3 sec.; 2. D. Bossink (Den Ham), 3. B. J. Lohuis (Delden).
EPE (15 juni 1958)
Amateurs: 1. Corrie Niemeijer (Hengelo); 2. B. Kloosterziel, Wezep; 3. K1. Dekker, Dalfsen; 4. P. Wessels, Nijmegen; 5. H. ten Klooster, Hasselt; 6. H. Rouweler, Goor; 7. P. Soetekouw, Nijmegen; 8. D. Half­werk, Hattem; 9. G. Eising, Borne; 10. H. Visser, Huizen; 11. R. Lemstra, Zwolle en 12. H. Kloosterziel, Wezep.
KAMPEN (7 juni 1958)
Amateurs: 1. C. Niemeijer (Hengelo), over de 80 km bedroeg 2 uur 10 min. en 22 sec. 2. Ben Lohuis (Delden), 3. Rolf Steinbach (Kampen); 4. Bert Boom (Markelo); 5. E. Hup (Kampen); 13. G. Eising (Borne), 14. J. Scheuten (Hengelo), 17 G. Lentelink (Wiene)
DE WIJK (30 maart 1959)
Adspiranten: 1. Jan Timmermans (Nw.-Buinen), 25 km in 35 nun. 11 sec.; 2. Jan Steenbergen (De Wijk), 3. Harm Ottenbros (Alkmaar).
Nieuwelingen: 1. Henny Schouten (Badhoevedorp), 40 km in 1 uur 10 min. 37 sec.; 2. J. Ruitenberg (Zwolle), 3, A. Mulder (Haarlemmermeer), 4. P. Bas (Hoogkerk), 5. F. van Lachterop (Amsterdam), 6. J. Leusink (Hengelo), 7. M. Sachs (Amsterdam), 8. R. Hendriks (De Wijk).
Amateurs: 1. Corry Niemeijer (Hengelo), 80 km in 2 uur 8 min. 3 sec.; 2. Henk Hoekstra (Ureterp), 3. Bertus Kloosterziel (Wezep), 4. Mik Snijder (Halfweg), 5. Rob Redeker (Amsterdam), 6. Klaas Visser (Enschede), 7. Rob Bruinenberg (Enschede), 8. Evert Hup (Kampen), 9. Jan Ottenbros (Alkmaar), 10. Bas Lemmens (België).
Vierde ronde van DELDEN (11 juli 1959)
Amateurs en Nieuwelingen: 1. Bert Boom, Markelo: 2. K. Niemeijer, Hengelo; 3. B. Kloosterziel, Wezep; 4. E. Hup, Kampen; 5. H. Rouweler, Goor; 6. P. Wijnands, Amersfoort (de enige nieuweling die nog in de strijd was); 7. K. Visser, Enschede; 8. Grim, Wiechen, 9. H. Scheuten, Hengelo; 10. C. v. Espen, Arnhem; 11. C. v. Harselaar, Enschede; 12. M. v. d. Heuvel, Hengelo; 13. Rutgers, Naarden; 14. Meijer, Arnhem; 15. Voorn, Kortenhoef.
EPE (25 juli 1959)
Amateurs: 1. Cor Niemeijer, Hengelo; 2. G. van Lith, Gellicum; 3. B. Kloosterziel, Wezep; 4. Burg­stede, Amersfoort; 5. Lute, ‘s-Gravenland; 6. Rood, Emmeloord; 7. Damo, Kortenhoef; 8. Plieger, Lexmond; 9. Borst, Hattem; 10. Meijer, Arnhem;
DELDEN (1960.06.18)
70 km. 1 Boom (Enter) 1.43.10 ; 2. Paul Nieuwkamp, Borne; 3. J. Pluimers, Enter; 4. C. Niemeijer, Hengelo; 5. Joh. Oude Lenferink, Hengelo; 6. Kl. Visser, Enschede; 7. H. Scheuten, Hengelo; 8. Akkerman, Scharsterbrug; 9. Harbers; Rijssen; 10. D. Bossink, Den Ham; 11. G. Zwienenberg, Enter; 12. Wissink, Doetinchem; 13. Eikelboom, Zutphen; 14. Maats, Holten; 15. Olde Heuvel, Hengelo.
NUNSPEET (1962.08.03)
Amateurs en Nieuwelingen: 1. J. Hup, 2. P. Kooiman, 3. E. Dickhof, 4. v. Heel, 5. F. Niemeijer, 6. H. Hinseveld, 7. L. Hermans, 8. K. Niemeijer, 9. H. Nieuwkamp, 10. J. Pluimers.
KLOOSTERBUREN (1963.06.28)
Amateurs: 1. Cor Niemeijer; 2. Jan Brink; 3. Jan Timmer;
HAAKSBERGEN (1963.09.01)
Amateurs: 1. F. Niemeyer, 75 km in 1.57.10; 2. E. van Dijk, Al­melo; 3. C. Niemeyer, Hengelo; 4 H. Nieuwkamp, Borne; 5. K. Olstman, Kloosterhaar; 6. H. Emmens, Annen; 7. P. Schreur, Wolvega; 8. J. Bols, Hoogeveen; 9. H. ten Berge, Enter; 10. G. de Weerd, Soestdijk.
NIEUW WEERDINGE (1965.08.14)
Amateurs: 1. J. Wilkens, 100 km in 2.23.22; 2. A. Koster; 3. D. Bronger; 4. D. Vos; 5. R. Hendriks; 6. H. Benjamins; 7. H. Hoekstra; 8. F. Niemeijer; 9. C. Niemeijer; 10. F. Schöneman.
OLDEBROEK (1965.06.05)
Amateurs en nieuwelingen: 1. F. Niemeijer, Hengelo, 65 km in 1.31.12; 2. W. Schukking, Zutphen; 3. E. Broekstra, Warffum; 4. F. Hofman, Wijchen; 5. H. van de Brink, Oldebroek; 6. P. Oosterhof, Eelde; 7. H. Nieuwkamp, Borne; 8. J. van Dam, Zwolle; 9. D. Wen, Kampen; 10. T. Francke, Assen.
DRACHTEN (30/09/1967)
Amateurs: 1. Fred Niemeijer, Hengelo; 2. Pier Dijkstra, Schoonoord; 3. Henk Nieuwkamp, Borne; 4. Jan Aldershof, Haarlem; 5. Piet Legierse, Den Bommel; 6. Wim Holstege, Nunspeet; 7. Popke Oosterhof, Eelde; 8. Sander Douma, Grouw; 9. Jan Aling, Bunne; 10. Henk Benjamins, Hollandscheveld.
KAMPIOENSCHAP VAN OVERIJSSEL (10 juni 1972)
Amateurs. 1. en kampioen F. Niemeijer 132 km in 3.06.11, 2. J. Lenferink, 3. J. Nijhof, 4. E. Dickhof, 5. E. Koersen, 6. W. Albersen, 7. H. Boom, 8. T. Bruns.
Nieuwelingen. 1. en kampioen W. Geerdink 72 km in 1.58.46, 2. E. Winters, 3. J. Huis in ’t Veld, 4. J. Sijpker, 5. N. Hilberink, 6. T. de Lange.
Adspiranten. 1. en kampioen G. Vixeboxe 36 km in 59.53, 2. J. Brummelaar, 3. H. v. d. Velden.

43 | VOOR EIGEN PUBLIEK

Hoe vaak is de Ronde van Enter al wel niet verreden? Ten huidigen dage wordt het evenement nog steeds gehouden. Alweer heel wat jaren racen de renners over een parcours in het dorp zelf. In de tijd van Bert Boom lag de omloop buiten het dorp rondom sportpark De Krompatte van de vv Enter. Bert streed er tegen zijn plaatsgenoten, tegen streekgenoten en ook tegen coureurs uit andere delen van het land. Eerdere gesprekken met Enterse renners duidden erop dat de Ronde van Enter voor het eerst in 1959 is gehouden.

Een van de belangrijkste aanjagers van was ene Hendrik Krake, bijgenaamd Kraakn Hinke. Hij was secretaris van het opgerichte wielercomité. Voorzitter was Jo Grouwe, Johan Reyerink nam het penningmeesterschap voor zijn rekening. ‘Hendrik was de initiatiefnemer. Hij woonde nog bij zijn ouders aan de Baanakkersweg, was vrijgezel en gek van wielrennen’, vertelt Bert. ‘Hij had veel tijd over voor zijn hobby.’ Zonder Hendrik Krake was Enter nooit een wielerdorp geworden. Het comité organiseerde een jeugdronde en al gauw een echte Ronde van Enter. In het dorp woonde een groep renners die naam begonnen te maken. Johan en Gerrit Pluimers, Henk (Dieks) ten Berge, Gert Zwienenberg, Harrie Homan, Henk Hinsenveld en in 1960 kwam Bert Boom in het dorp wonen. Dat was natuurlijk extra prettig voor een beginnend wielercomité.
Evert Hup uit Kampen won de eerste Ronde van Enter. Bert (toen nog inwoner van Herike), werd zesde. Enterse renners worden niet genoemd.
Uitslag 1959. Amateurs, 100km
1. E. Hup, Kampen, 100 km in 2 uur 22 min. en 13 sec., 2. J. Dokter, Enschede, 3. G. v. Erp, Amsterdam, 4. Damo, Kortenhoef, 5. D. Bossink, Den Ham, 6. B. Boom, Markelo, 7. P. Schreur, Wolvega, 8. G. Lentelink, Delden, 9. C. Niemeijer, Hengelo, 10. H. Scheuten, Hengelo, 11. F. Tel, Zaandam, 12. W. Hendriks, Zwolle, 13. Van Dijk, Zaandam, 14. K. Visser, Enschede, 15. Rijkers, Amsterdam, 16. Heusinkveld, Lichtenvoorde, 17. H. Rouweler, Goor, 18. Schenk, Zaandam, 19. Meijer, Arnhem; 20. S. Rood, Emmeloord en 21. G. Steinbach, Kampen.

Bert vertelt dat Krake en de zijnen de ronde op tweede pinksterdag programmeerden. Weliswaar was er concurrentie van de motorraces in Tubbergen, toch was er in het dorp veel volk op de been. Ook aspiranten en nieuwelingen reden de ronde. ‘Het was voor heel Enter een uitgaansdag’, zegt Bert.
In 1960 moesten de renners 112 kilometer afleggen. Het veld was sterk. Henk Hoekstra uit Ureterp won destijds elk weekend een koers. Hij was ook in Enter de beste. De plaatselijke renners deden goed mee. Bert werd derde, Gert Zwienenberg zesde. Bij de nieuwelingen reden Johan Pluimers en Dieks ten Berge zich bij de eerste tien.

Over Hoekstra gesproken. Hij kwam jaren achter elkaar naar Enter en dan wisten Bert en zijn plaatsgenoten evenals andere favorieten dat ze een pittige opponent moesten bestrijden. Maar eigenlijk was Enter jaarlijks in trek bij toprenners uit het hele land. In 1961 won Hoekstra andermaal. ‘Beetje stugge Fries, vond ik het’, zegt Bert. ‘Het was een echte winnaar. Je spurtte hem er niet makkelijk af.’ Bert wilde voor eigen publiek winnen, maar moest genoegen nemen met de derde plaats. Johan Pluimers werd achtste.

In ’62 was het raak: Bert won. Hoekstra was weer uit Friesland gekomen om te winnen. Maar Bert was alert en had vervolgens het geluk dat sterke concurrenten als Dokter en Van Espen in de laatste bocht onderuit gingen. Cees van Espen werd vierde, Hoekstra was vijfde. Berts plaatsgenoot Gert Zwienenberg, die destijds een aantal goede jaren had, werd tiende. Johan Pluimers werd zeventiende. Henk Hinsenveld werd bij de nieuwelingen achtste.

Arnhemmer Van Espen reed eveneens graag in Enter. Twee jaar later werd hij prof en won in de Tour van 1965 een etappe. ‘Cees reed vaak in onze contreien. Aardige vent’, zegt Bert.
In ’63 was Amsterdammer Cor Schuuring de beste in Enter.
2. Van Espen, 3. Zwienenberg, 4. H. Nieuwkamp (Borne), 10. Hoekstra, 11. J. Pluimers, 13. Hinsenveld. Boom was afgestapt. Bij de nieuwelingen werd Enternaar Lubbers tweede.

In 1964 stond Hoekstra wel weer op de hoogste trede van het podium. met naast hem Johan Pluimers. Nieuwkamp werd vierde, Hinsenveld tiende. Tiemen Groen – wie kent hem nog – won bij de nieuwelingen.
Henk Nieuwkamp begon in die tijd overal wedstrijden te winnen. In ’65 was het raak in Enter.
Uitslag amateurs: 1. H. Nieuwkamp, Borne, 90 km in 2.11.20; 2. J. Bols, Hoogeveen; 3. F. Niemeijer, Hengelo; 4. H. Hoekstra, Ureterp; 5. W. Derkink, Hengelo; 6. J. Boode, Nijverdal. Nieuwelingen: 1. D. van Wijhe, Oosterwolde, 45 km in 1.12.10; 2. J. Palland, Hasselt; 3. B. Wigger, Rossum; 4. T. Francke, Assen; 5. G. Geerdink, Almelo.
Adspiranten: 1. Harrie Homan, Enter.

In 1966 kwam de wielrennende schaatsenrijder Jan Bols terug naar Enter en greep de winst. Tweede werd…. Hoekstra; 4. H. Nieuwkamp; 6. Gerrit Leferink (Haaksbergen); 15. B. Boom.

Nieuwkamp won ook in 1967, met Bert als tweede en tevens winnaar van de prijs voor de strijdlustigste renner. J. Pluimers eindigde als zesde. Hennie Kuiper werd tweede bij de nieuwelingen. Zoals we echter al eerder in deze serie hebben beschreven, won Bert een maand later de amateurkoers die voorafgaand aan de profkoers werd gehouden. Niemand minder dan Eddy Merckx finishte als winnaar bij de profs.
In 1967 reed Bert ook al enkele keren op de baan en daarom reed hij in de daaropvolgende jaren de Ronde van Enter niet meer.
1968. Amateurs: 1. Marcel Pennings, 2. Dries v Wijhe, 3. Bennie Groen, 5.Neeskens (Borne), 6. F. Niemeijer (Hengelo), 7. Theo Franke (Denekamp), 8. Nieuwkamp.

In 1969 bereidde Bert zich voor op het WK voor stayers. Henkie Nieuwkamp won andermaal de ronde van Enter.
2. B. Groen, 3. H. Kuiper, 4. J. Pluimers, 5. F. Niemeijer, 6. G. Leferink, 7. H. Scheuten, 8. A. Hulzebosch, 9. H. Homan, 10. A. Hassink.
Nieuwelingen: 1. P. Kleine 50 km in 1.16.6, 2. H. Poppe, 3. H. Snoeijink, 4. G. Knetemann, 5. Aalbers.
Adspiranten: 1. H. Kamerhuis, 2. J. Veldhuis, 3. H. Lubberding.
Voorafgaand aan de profkoers won Freddie Niemeijer datzelfde jaar voor Klaas Balk, Arie Hassink en Hennie Kuiper.

1970: 1. Rinze Bos, 2. H. Kuiper, 3. G. Leferink, 4. J. Vlot, 5. H. Snoeijink, 6. H. Poppe, 7. D. v. Wijhe.
Adspiranten: 1. H. Stamsnijder (Enter), 3. B. ten Berge (Enter).
In 1971 werd Hennie Kuiper weer tweede. Wiecher Vlot won. J. Pluimers was vijfde net achter Herman Snoeijink.
Op 22 mei 1972 was het eindelijk zover dat Hennie Kuiper de Enterse ronde op zijn naam schreef. Hij kwam solo aan de meet en dat zal niemand verwonderen. Zo deed hij het datzelfde jaar ook op de Olympische Spelen. Henk Poppe werd tweede in Enter. In ’73 won deze snelle Nijverdaller de koers wel. Berts broer Henk werd zesde.

In 1974 was Bert 36 jaar. Hij was amateur af en reed in Enter bij de liefhebbers en werd vierde.
Anno 2022 wordt de Ronde van Enter nog steeds gehouden. “Ik ga altijd kijken”, zegt Bert.