42 | WERELDUURRECORD

Heb je verloren, dan wil je revanche. Je wilt genoegdoening, je wilt laten zien dat je wèl de sterkste bent. Ook vijftig jaar geleden had je al topsporters met dat soort plannen. Was je wereldkampioen geworden, dan wilde je even stoom afblazen, maar dat kon niet te lang. De sporttas moest snel weer gepakt, want je moest naar de revanchewedstrijden. De verliezers wilden graag iets rechtzetten. “Dat was een leuke tijd”, zegt Bert. “De spanning was intussen een beetje weg bij ons renners en bij de gangmakers.”
Na het WK zag stayer Bert dus zijn opponenten terug op de Europese wielerbanen bij de revanchewedstrijden. “Daar probeerden we dan de wereldkampioen te kloppen. En in ’69 wilden ze mij kloppen, nadat ik de titel in Brno had gepakt.”
Niettemin won Bert dat jaar in Apeldoorn. Cees Stam werd tweede. “Daar waren de omstandigheden anders dan in Amsterdam in het Olympisch Stadion. Daar reed Cees met Stakenburg die elke centimeter van die baan kende. Ik reed op kleine banen als Apeldoorn en Alkmaar meestal goed. Op de relatief kleine baan in Bielefeld wilde Cees me drie ronden voor de finish inhalen. Maar ik versnelde zelf nog en liet hem achter me. Na afloop zei hij: ‘Heb je het gehoord? Je hebt het werelduurrecord verbroken’. Waarschijnlijk heb ik daar harder dan zeventig gereden.”
Op het WK in 1971 eindigden Gnas en Podlesch voor Bert die met brons genoegen moest nemen. “Maar bij de revanchewedstrijden heb ik ze bijna overal in Duitsland geklopt”, grijnst hij. “Dat kwam ook omdat ze elkaar niks gunden. Daar kon ik handig gebruik van maken. Podlesch noemde men de stier. Hij dacht dat hij dwars door een muur kon fietsen. Gnas was een slimme en aardig jongen. Hij kwam uit Bayern als ik me niet vergis. We reden in Berlijn, Dortmund, Stuttgart, Neurenberg, Bielefeld. In België in Antwerpen en Gent en in het Zwitserse Zürich. In Nederland kwamen we naar Apeldoorn, Amsterdam, Alkmaar en zelfs in Oudenbosch, waar toen nog een baan was. De Spaanse renners waren er ook vaak wel bij, maar daar was het beste wel af. Al met al werden die wedstrijden ook gehouden ter vermaak van de wielerliefhebbers die eropaf kwamen. Ze wilden de wereldkampioenen graag zien rijden.”
Bert vertelt dat de revanchewedstrijden ook in financieel opzicht goed te doen waren. “Je kreeg een redelijk startgeld, reiskosten, prijzengeld en zakgeld. Dat was allemaal al van tevoren bekend, maar desondanks wilde je zo’n wedstrijd winnen”, zegt hij.
Tot slot wijst Bert nog op de derny-wedstrijden (foto) die destijds in eigen land behoorlijk vaak gehouden werden. “Ik herinner me in de regio de wedstrijden rond de vijver in Hengelo, in Neede, Delden en ook elders in het land. Mooie tijd.”

41 | EEN KROMGETROKKEN DRAADNAGEL OP EEN RACEFIETS

We beschreven in deze serie regelmatig een aantal concullegae van Bert. In dat rijtje hoort Gerrit Lentelink alias IJzeren Gerrit waarschijnlijk bovenaan te staan. De renner uit Wiene, die zes jaar ouder was dan Bert, had vaak van die dagen dat hij niet te kloppen was. “Geen wonder”, zeiden enkele oud-renners onlangs tegen mij, “want Gerrit nam regelmatig vlak voor de koers een stuk of vijf van die paarse pilletjes.” Wijlen Bennie Doldersum zei letterlijk: “Maar of Geit daar harder van fietste, denk ik niet, want hij kon sowieso heel hard fietsen.”

Bert vertelt dat Gerrit heel veel koersen won. Meestal had hij meer één of zelfs meer ronden voorsprong. Legendarisch is het verhaal van de Ronde van Goor in 1960. Heel veel publiek. Gerrit was solo op weg naar weer een ronde voorsprong toen hij een kindje onder de fiets kreeg dat iets te ver op de weg stond. Het bleek zijn nichtje te zijn, die gewond naar het ziekenhuis werd afgevoerd. Gerrit stopte even, stapte weer op en won de koers. Hij had dat jaar overal succes. “Kortom”, zegt Bert, “hij reed ontzettend goed in die tijd. Ik fietste wel eens met hem naar Limburg om daar een koers te rijden. Soms gingen we een dag van te voren en logeerden we in een pensionnetje voor drie gulden. Op een nacht was daar een feest en lagen we uren wakker. Vervolgens reden we de andere dag die koers.”

Buiten de koers om was Gerrit een aardige man, zegt Bert. “Hij lustte dan graag een biertje. Als wielrenner was hij in zichzelf gekeerd. Hij deed wat hij wilde, overleggen met hem ging niet.”
De Ronde van Goor was voor beide renners een soort van thuiswedstrijd. “We woonden in nabije buurtschappen, hij in Wiene en ik in Herike. Een paar duizend toeschouwers met veel supporters van ons beiden stonden of zaten langs de kant. Hij won een keer met twee ronden voorsprong, maar in 1959 hadden we beiden een ronde voorsprong. Ik ontsnapte in een van de slotronden, Gerrit kwam erbij, ik reed hem weer uit het wiel en won de koers. Hij was zo nijdig en teleurgesteld dat hij met rugnummer en al pardoes naar huis reed.”

Gerrit was een fenomeen. Hij reed een aantal jaren bij de zogenaamde onafhankelijken. Dat waren semiprofs, ze fietsten in een soort klasse tussen de amateurs en de profs en konden in beide categorieën starten. Ook Mattie van den Heuvel uit Hengelo was onafhankelijk. Gerrit reed in die afdeling voor de Italiaanse fabriek Legnano die in Nederland vertegenwoordigd werd door Wevo-Sport. Als zodanig startte Gerrit in 1960 de klassieker Milaan – San Remo en reed die koers ook uit.
Bert herinnert zich een typering uit die periode van de journalist Frits van Griensven na een lange solo van Gerrit in de Ronde van Nederland. Frits omschreef hem als ‘een kromgetrokken draadnagel op een racefiets’.

Gerrit Lentelink is op 2 maart 2010 overleden. Hij is 78 jaar geworden. Hij was een oom van de succesvolle renner Eric Cent uit Goor.

40 BOOMSTAM – STAMBOOM

Stel je voor. Je gaat naar de wereldkampioenschappen. Iedereen zegt dat je de grote favoriet bent voor de titel. De regenboogtrui heeft jouw maten. En zelf denk je dat ook. En dan word je het niet. Je baalt extra hevig. Je bent ontiegelijk teleurgesteld.

In 1969 ging Cees Stam uit Koog aan de Zaan als glorieuze winnaar van het nationaal kampioenschap stayeren voor amateurs naar Brno voor de strijd om de wereldtitel. Hij was de grote favoriet, maar….. Bert Boom werd wereldkampioen.
“Cees was goed. Nee, hij was soeverein en zo voelde hij zich ook. Hij gaf mij die jaren het gevoel dat hij de baas was”, zegt Bert daar meer dan vijftig jaar later over. “Hij was sterk en hij was zeven jaar jonger. Maar ik was verstandiger, haha.”
En wat zegt de bijna 77-jarige Cees zelf over die titelstrijd in Brno? “Ik was inderdaad de topfavoriet. Bert lootte de koppositie, ik zat er een paar posities achter. Coach Martin Wierstra mikte op goud voor mij en zilver voor Bert. Ik wachtte tot het eind met aanvallen, maar ik kwam er niet langs. Dat was verrassend, maar ik kon en kan niet anders zeggen dat Bert de terechte winnaar was.”
En ja, hij baalde enorm. “Ik was teleurgesteld voor mezelf. Dat is me wel bijgebleven. Het was voor mij belangrijk om wereldkampioen te worden, want dan zou ik beroepsrenner worden. Dat werd hierdoor een jaar uitgesteld. Het deed pijn. Niemand had dit verwacht. Op het NK was het verschil nog duidelijk. Maar ja, elke wedstrijd is anders, elke baan is anders.”
Cees en Bert stonden een jaar later in Leicester weer samen aan de start. Cees reed achter Joop Stakenburg. Bert had andermaal Bruno Walrave als gangmaker. Dit duo probeerde vooral de gevaarlijke opponenten uit Spanje dwars te zitten om Cees aan de wereldtitel te kunnen helpen. “Het was niet mijn beste wedstrijd”, zegt Cees, “maar ik won en werd wereldkampioen. Ik werd prof en heb daarna niet meer tegen Bert gereden.”
Hoe was Bert als concurrent, luidt de vraag. Cees: “Jaah, wat zal ik zeggen. We zijn intussen een paar jaar ouder. Ik heb hem maar kort als tegenstander gehad. Op de weg hebben we nooit tegen elkaar gereden, alleen op de baan. Bert was een heel goeie allround renner. Op de baan van het Olympisch Stadion was hij duidelijk de mindere, op kleine banen reed hij beter. Ik vond hem een leuke vent en een fijn mens. Ben hem later nog wel tegengekomen op beurzen toen hij voor Shimano werkte en ik bij AGU-Sport. Bij dat soort gelegenheden was hij met zijn Twentse humor meestal wel in voor een geintje.”
Bert beaamt het goede contact dat de beide oud-wereldkampioenen in hun werkzame leven hadden.
Ineens schiet hem nog een anekdote te binnen over de huldiging in Enter na de gewonnen wereldtitel. “Onze buurman heette ook Stam. Een groep Enternaren kwam hem feliciteren met de tweede plaats. Gekkigheid. De goede man had nog nooit op een racefiets gezeten.”
NB Cees Stam won oa vier wereldtitels, reed 48 zesdaagsen en was een tijdlang werelduurrecordhouder. Zijn zoon Danny en kleinzoon Yoeri Havik zijn eveneens bekende wielrenners geworden, zowel op de baan als op de weg.

39 | BOOM & KUIPER

Ze verschillen negen jaar, Bert Boom en Hennie Kuiper. Slechts een enkele keer hebben ze tegen elkaar gefietst. Noem hen grootmeesters als het om wielrennen gaat. Per slot van rekening hebben ze een regenboogtrui in de kast hangen en hebben ze andere grote wedstrijden gewonnen, waarbij de erelijst van Hennie vele malen imposanter is dan die van Bert. Hij is altijd amateur gebleven. Hem moet je eigenlijk meer zien als de godfather van het regionale wielrennen.

Toen Bert als zijn koersen reed en vaak naar een plek op het erepodium sprintte of soleerde, kende Twente en omstreken nog weinig nationale toppers. Bert vond dat daar verandering in moest komen. Hij gaf de renners die hij tegenkwam of die hem thuis opzochten, nuttige tips. Ook aan Hennie. “Ik herinner me dat hij hier een keer langs kwam en ik hem trainings- en voedingsadviezen gaf. Hij zat als jonge renner al enorm vol van de sport. Had er alles voor over. Motieven genoeg om erover te praten en ervaringen uit te wisselen. Ik probeerde ook de bescheidenheid bij hem weg te halen. Je moet niet te hoog tegen anderen opkijken. Het zijn allemaal mensen van vlees en bloed. Ikzelf had dat veel minder”, vertelt Bert over zijn beroemde streekgenoot die ook over het materiaal adviezen kreeg van hem.

Hennie was leergierig en eerzuchtig. Hij wilde bij de besten horen. Als Bert trainingen gaf in de winterstop, kwam hij vanuit Noord-Deurningen met nog enkele renners bij hem uit de buurt naar Markelo of Holten om mee te trainen. Hennie zelf zegt daarover: “Bert heeft het wielrennen in deze regio enorm gepromoot. Mede door zijn initiatieven werd hier in de winter een crosscompetitie opgericht. Hij was ervan doordrongen dat renners in de winter veel te lang stil lagen. Ik bewonderde de toewijding van hem en enkele anderen zoals Wim Dieperink. Ze waren gek van fietsen. Hij organiseerde die trainingen en ik reed er via de Twickelse bossen naar toe. Ik was net profwielrenner geworden. Ik herinner me dat het op een dag ontzettend koud was en ik onderweg ook nog mijn muts verloor. Maar ik geloofde erin. We deden hardheid op bij Bert die ook hard voor zichzelf was”, aldus Hennie die Bert typeert als een man waar je naar luisterde en die als extra kwaliteit ook nog veel materiaalkennis had. Daar kon hij eveneens met enorm veel liefde over vertellen.”

Bert koestert de goeie relatie met Hennie. “Ook toen hij Olympisch en wereldkampioen werd en meer grote wedstrijden won, bleven we contact houden. Nu nog steeds. Of we bellen elkaar. Zeker wel een keer of vier, vijf per jaar. Hij nodigt me altijd uit als hij weer betrokken is bij een wielerevenement. Dat waardeer ik zeer.”

Bert zou Bert niet zijn als hij geen anekdote beschikbaar zou hebben. “Toen Hennie Olympisch kampioen was geworden en met zijn toenmalige vrouw van Schiphol naar Oldenzaal reed voor de huldiging, zei hij onderweg: ‘We gaan eerst nog bij Bert Boom langs’.
‘Ja maar, al die mensen die wachten op jouw komst’, was de reactie.
‘Nee, zei Hennie. Bert heeft meer aan die gouden plak bijgedragen dan dat huldigingscomité.’
Ze verschillen negen jaar en inderdaad kun je in de archieven nog uitslagen vinden waarin ze beiden genoemd worden. “Maar ik herinner me niet dat we ooit tegen elkaar gesprint hebben”, zegt Hennie. Waarschijnlijk was Bert hem dan te rap af geweest.

38 | HET ETIKET RK

Beetje wielrenner heeft ook een partner. Ruim 54 jaar geleden, toen Bert nog Bertus heette, trouwde hij met Truus Wolters. Ze hadden elkaar ontmoet in Goor. Daar had je dancings als De Zon, De Ster en Kobes. Bertus kwam daar, Truus kwam daar. En ja, de bliksem sloeg in bij de wielrenner uit Herike en de knappe jongedame uit Enter. Alsof het zo moest zijn.

Eén ding: Truus was katholiek en Bertus een beetje protestant. “Ik ben toen katholiek geworden, anders werd ik niet goedgekeurd door de familie Wolters. Maar ik vond het een acceptabel geloof”, zegt Bert, “en niet eens zozeer vanwege het etiket RK. Het had ook gereformeerd of hervormd kunnen zijn. Mijn eigen ouders waren niet erg gelovig, maar waren ook geen tegenstanders van welke religie dan ook.”

Bertus werd in 1959 gedoopt in de katholieke kerk te Enter. Hij was 21 jaar en om dichterbij Truus te kunnen zijn, trok hij in bij Jo, de zus van Truus, die thans 96 jaar is. “Zo ging dat toen. Van samenwonen was geen sprake destijds. Jo had niks met wielrennen, maar dat kreeg ze sindsdien wel. De familie Wolters (bijgenaamd De Koele en spreek dat op z’n Twents uit aub) had twaalf kinderen. Ze raakten steeds meer betrokken bij de wielrennerij. Je had toen veel plaatselijke ronden met veel publiek. Dat vonden ze mooi, daar gingen ze graag naar toe.”

In 1968 – op 1 april – trouwden Bert en Truus. Ze kregen drie kinderen, Bart, Rik en Judith. Hoewel we haar ook soms op oude krantenfoto’s signaleren, leefde Truus in de schaduw van Bert. “Dat wilde ik liever”, vertelt Truus, “en zo is het ook altijd gegaan. Ik was op de achtergrond, maar soms moest ik met het circus mee. Bert ging zijn eigen gang, was met zijn grappen vaak het middelpunt van de groep. Ik stond er meestal alleen voor, Nee, het was niet altijd gemakkelijk met opgroeiende kinderen. En toen zij allang groot waren, was Bert als mecanicien verbonden was aan het Nederlands rolstoelbasketbalteam. Dan moest hij soms ver weg. Daar moest ik behoorlijk aan wennen toen.”

Dat hij in 1969 wereldkampioen werd, had ik niet verwacht”, zegt Truus. “Dat was heel apart, inclusief al die huldigingen. We hebben er met beide families enorm van genoten. Die wereldtitel bij de veteranen in 1975 vond ik nog leuker. We waren daar in Oostenrijk met een grote groep met oa de Harmelings en Wim Dieperink. Bert was toen 37 jaar. We vermaakten ons daar prima. Met de Harmelings was het gezellig en Wim Dieperink heb ik altijd een aardige man gevonden. Met hem kon ik goed praten.”

Terugkijkend op de jeugdjaren van de drie kinderen waardeert Bert het dat Truus hem bij veel koersen in de regio met de kinderen stond aan te moedigen. “Vaak ook”, zegt hij, “kwamen er wielrenners bij ons over de vloer. Zo groeiden de kinderen mee in de sport. Leuke tijd al met al.”

37 | BRONZEN KOEKENBAKKER

De derde keer dat Bert werd uitgezonden naar de wereldtitelstrijd op de baan voor stayers, won hij brons. Dat was in 1971 in Varese. Het was een WK met de nodige trammelant eromheen. Want Bert was Nederlands kampioen geworden achter Bruno Walrave, de man die hem twee jaar eerder naar de wereldtitel had geleid, maar hij mocht op het WK niet achter Walrave rijden. Hij kreeg Joop Stakenburg alias De Staak als gangmaker (zie de bijgaande actiefoto). Walrave en Noppie Koch die ook bekend stond als ervaren en slimme gangmaker, reden voor Duitsland en werden prompt wereldkampioen (Gnas-Walrave) en tweede (Podlesch-Koch). Stakenburg noemde Walrave en Koch ‘Het duo Slim&Slecht’.

Anno 2022 zegt Bert: “Ik was wel tevreden met die derde plek, want die twee Duitsers waren in vorm en ze hadden de beste gangmakers. Walrave en Koch beurden van de Duitse bond voor deze prestatie nog wat extra geld. Voor mij was het heel lastig om er meer uit te halen dan de bronzen plak.’

De samenwerking tussen Bert en Stakenburg verliep met ups en downs. “Toen hij nog met Cees Stam reed, noemde hij mij een koekenbakker. Maar toen hij de eerste keer met mij gereden had, zei hij: ‘Hé Boom, dat heb ik nog nooit meegemaakt. Dat iemand geen enkele keer “ho” roept als we een snelheid van boven de tachtig kilometer per uur rijden.’ Want met die snelheid vonden de meeste renners dat het te hard ging. Dan riepen ze naar de gangmaker dat hij langzamer moest rijden.”

Oud-baanrenner Joop Stakenburg was een Amsterdammer. In 1970 werd hij als gangmaker wereldkampioen met Cees Stam. “Joops vrouw was kledingherstelster, hijzelf werkte niet. Bovendien had zijn vrouw een grote som geld geërfd. Joop vertelde me toen dat hij vroeger op maandagochtend vaak dacht hoe hij in vredesnaam de week door moest komen, maar dat hij na die erfenis op maandagochtend dacht: ‘Hoe krijgen we dat geld allemaal op?'”

Joop Stakenburg is op 20 augustus 1989 overleden bij een noodlottig ongeluk op de Duitse Autobahn. De Staak heeft als gangmaker drie wereldtitels, drie Europese en zestien Nederlandse titels achter zijn naam staan.

Op het WK in Varese was ook Hengeloër Freddie Niemeijer van de partij. Hij was op het NK als tweede geëindigd achter Bert Boom en eindigde tenslotte op het WK als zesde.

36 | HET D-WOORD

Bert vertelde me dat hij destijds wel eens tegen zijn eigen medicijnen aan het fietsen was. Hoe dat kon? “Jan Spenkelink, de bekende mecanicien en adviseur van talloze toprenners, vroeg me eens om uit Spanje vier buisjes Benzedrine mee te brengen. Ik was daar op vakantie en dat wist hij. Jan had ze nodig tegen vermoeidheid, zei hij. Zo, ik kan er weer even tegen, zei hij bij thuiskomst. Een paar dagen later belde hij me op met de vraag of ik er nog meer had. In werkelijkheid deelde hij die tabletjes dus uit aan renners die erom vroegen. Het is een soort amfetamine. Je bent niet zo gauw moe, je kunt je beter concentreren. Dat is het nut ervan, zeggen ze.”

Zelfs de grote Wim van Est ging bij Spenkelink (foto) langs om tabletten te halen voor wedstrijden als Bordeaux-Parijs. Dat was bij menigeen bekend, zo vertelde oud-renner Wim Derkink mij. Spenkelink had een handeltje in die drogerende tabletten. Bert wil er verder niet veel over kwijt. Hij heeft na die ene dienst voor de Hengelose mecanicien nooit meer voor hem dienst gedaan als een soort koerier. “Ik reed de dagen erna wedstrijden tegen renners die dankzij de tabletten die ik zelf mee had gebracht, veel beter reden dan anders”, glimlacht hij.
Doping. Dat beladen onderwerp moesten we nog bespreken. Ik vond in Berts doos met knipsels het bericht over Piet Kettenis en vroeg of hij zelf wel eens gebruikt had. Want het is geen geheim dat ook Bert wel eens verdacht werd van dopinggebruik. “Vaak worden zulke opmerkingen uit jaloezie gemaakt”, reageert hij. “Als je goed rijdt zeggen ze: ‘Hij doet het ook’. Bewijs hadden ze niet. Steek de hand in eigen boezem, dacht ik dan.”
Bert zegt er verder het volgende over in de richting van wielrenners en andere topsporters. “Leef voor je sport en weet wat je doet. Als je jezelf goed verzorgt, als je hard traint en slim koerst, drukken ze soms toch het stempel op je, dat je gebruikt. Dat is heel vervelend, als je gewonnen hebt of goede uitslagen gemaakt hebt. Overigens, een renner die weinig traint en pillen neemt, slaapt drie nachten niet. Dus blijf eraf. Dat is mijn boodschap.”
Natuurlijk heeft hij in zijn lange loopbaan als renner, coach of mecanicien veel misstanden gezien. “Maar”, zegt hij gedecideerd, “Ik heb zoveel plezier aan de sport beleefd dat ik liever niet de zwarte pagina’s uit de geschiedenis van het wielrennen wil oprakelen. Waarvoor? Ik heb veel te danken aan de sport. Ik ga dat nu niet meer bezoedelen met verhalen over situaties die ik van dichtbij meegemaakt heb.”
De broers Henk en Hans, zoon Bart en plaatsgenoot Hennie Stamsnijder, renners die hij trainde en coachte, kregen van hem regelmatig de waarschuwing alert te zijn. “Kijk uit voor vreemde soigneurs, zei ik dan.”
Daar wil Bert het bij laten.

35 | BOOM & DIEPERINK

Af en toe kijken we naar de leeftijdsgenoten van Bert, de mannen met wie hij talloze koersen reed. Wim Dieperink uit Barchem staat er goed op bij hem. “Wim is een paar dagen jonger. Het is een moeilijke prater, maar op de fiets was hij een uitblinker. Strijdlust, sterk, mooie stijl. Hoewel ik in de spurt rapper was”, zegt Bert. Niettemin herinnert hij zich dat hij Dieperink in de Ronde van Goor eens voor moest laten gaan. “Dat kwam omdat er kort voor de streep een hobbel in de weg zat, waardoor ik uit balans raakte”, luidt meer dan zestig jaar later de verklaring.

Toen ze beiden al bij de veteranen reden, moest Bert zijn maat nog een keer voor laten gaan. Dat was bij een wedstrijd in Hellendoorn. Wim zou voor Bert de spurt aantrekken. Maar hij deed dat een ronde te vroeg, waardoor hij zelf als winnaar over de streep ging. De overwinning was vervolgens het gesprek van de dag. Beiden lachten erom. Zulke dingen gebeurden wel eens in de tijd dat ieder dorp nog een koers organiseerde.

Bert en zijn Achterhoekse maat reden ook samen een aantal internationale etappekoersen. Wim die enkele jaren voor Polynorm fietste, nam destijds regelmatig deel aan de bekende klassiekers. Hij won er geen, maar zat vaak voorin. “Het was een knokker”, zegt Bert, “hij zat meestal in de juiste ontsnapping.”
Ik belde Wim over Bert. “Met Bert was het altijd lachen”, zei Wim, maar hij meldt er meteen bij dat er wel echt gekoerst werd in hun jonge jaren. “Bert en ik werkten veel samen. We lagen elkaar, kwamen allebei uit het oosten en waren in sommige wedstrijden een beetje op elkaar aangewezen. We waren even oud, waren van hetzelfde niveau en kwamen elkaar vaak tegen.”

Wim vertelt dat hij en Bert samen aan heel wat wedstrijden deelgenomen hebben en in koppelwedstrijden meer dan eens het winnende duo waren. “We probeerden elkaar in diverse wedstrijden zoveel mogelijk te helpen om een goede uitslag te realiseren. Dat liep af en toe wel eens goed mis, maar onderlinge verwijten waren er nooit. We reden alle twee in 1962 de rondes van Tunesië en Oost-Duitsland, in het Oranje-tricot. Ook koersten we beiden een tijdje voor het Duitse fietsenmerk Sterntor.

Wim typeert Bert als een van de mensen die aan de bakermat van de wielercultuur in Oost-Nederland heeft gestaan. “Zijn wereldtitel heeft ertoe bijgedragen dat oosterlingen, die in de regel met een behoorlijk minderwaardigheidscomplex behept waren, de overtuiging kregen dat ze wel degelijk tot topprestaties in staat waren”, zegt hij.

Wim werkte 18 jaar in Zwitserland en woonde in de buurt van Lausanne. Daar fietste hij wedstrijden voor veteranen. “Je had daar veel Italiaanse en Spaanse arbeidsmigranten. Dat waren echte wielerliefhebbers. Er deden aan die koersen altijd veel Italianen, Spanjaarden Fransen mee. Het was een leuke tijd.”
Hij wijst erop dat Bert veel aanzien genoot als mecanicien. In de jaren ’90 zat Bert zelfs naast Hennie Kuiper, in de ploegleidersauto van Motorola, omdat hij de koers zo goed kon ‘lezen’, misschien wel beter dan José de Cauwer. Wij woonden destijds in Zwitserland. Ik wachtte in Lausanne aan de finish van de Ronde van Zwitserland op Hennie en ontmoette hem daar tot mijn verbazing in het gezelschap van Bert en… Lance Armstrong!

Wim werkte ook nog een paar jaar in China. Met zijn HTS-opleiding werktuigbouwkunde stuurde zijn Lochemse werkgever hem graag op pad. Zo’n 25 jaar geleden ging hij in Aalten wonen. Daar bleef hij fietsen en werd hij een actief lid van De Peddelaars. Hij leidde er jonge, talentvolle renners op. “Ik had onder andere Robert Gesink onder mijn hoede”, zei hij met enige trots. De Peddelaars schatte zijn vakmanschap naar waarde in en benoemde Wim tot lid van verdienste.

Hiernaast Wim Dieperink plus de uitslag van de ronde van Vriezenveen. .

34 | EEN BEKER ZO GROOT ALS EEN TEIL

Wereldkampioen worden op de baan én op de weg. Dat gebeurt niet vaak, maar het lukte Bert Boom wel. Hij werd in 1969 wereldkampioen op de baan achter de grote motoren. Samen met de recent overleden Bruno Walrave was hij die dag in Brno verreweg de sterkste stayer. In 1975 schreef hij zich in voor het WK voor veteranen in het Oostenrijkse Sankt Johann en alleen al die inschrijving was verrassend en verbazingwekkend.

Want vijf maanden eerder lag Bert nog in het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam met een hersentumor zo groot als een mandarijn. We schreven daar al eerder over. Je gelooft het of niet, maar drie weken na de riskante operatie fietste hij alweer. “Ik slingerde alle kanten op, omdat het evenwichtsorgaan nog niet voor honderd procent functioneerde. Naar links en rechts kijken ging niet goed”, glimlacht hij. Niettemin pakte hij destijds elke dag zijn racefiets en maakte steeds langere trainingsritten. Ondanks de fikse ingreep in Amsterdam was Bert het fietsen niet verleerd. Hij reed in die jaren zijn wedstrijden bij de veteranen en finishte in die categorie ook regelmatig bij de eersten. Na een maand of vier besloot Bert weer in te schrijven voor een wedstrijd. “Dat was de ronde van Doetinchem op 27 juli op het Vredestein-parcours, een wedstrijd voor liefhebbers en veteranen. Ik reed die eerste keer nog niet teveel tussen de renners, omdat ik nog niet goed opzij kon kijken. Bij het ingaan van de laatste ronde zag ik een gaatje en sprong weg. Solo over de meet. Later hoorde ik dat de vader van Jos en Herman Lammertink langs de kant stond en in de voorlaatste ronde de omstanders had voorspeld dat Boom zou gaan winnen. Dat had hij goed gezien.”

Bert kon nog winnen, ondanks de heftige operatie. “Na de finish kwam verschillende renners bij me met tranen in de ogen. Zo mooi vonden ze dat voor mij. Dat zijn momenten die je onthoudt”, zegt hij anno 2022. Zondag is dat alweer 47 jaar geleden.

De overwinning in Doetinchem bracht hem op het idee om een maand later mee te doen aan de wereldkampioenschappen voor veteranen in Sankt Johann. “Ik schrijf me in, dacht ik. Lodewijk Harmeling, een oom van Rob, ging mee en onze vrouwen ook. Samen waren we een paar dagen daar in Oostenrijk.”

Bert schetst een kort koersverloop. “Het was op een zondag. Er waren 280 deelnemers uit allerlei landen. Er was heel veel publiek. Het parcours was een kilometer of acht lang. En er zat een bult in. Daar zorgde ik niet uit het wiel gereden te worden. Op het laatst reed ik weg met een Duitser aan mijn wiel. Hem spurtte ik eraf. Wereldkampioen. Ik kreeg een beker mee zo groot als een teil. Maar belangrijker was dat ik bewezen had dat je ook bij de grootste tegenslag niet in de put moet gaan zitten. Dat ik lichamelijk en geestelijk zo snel hersteld was, had ik natuurlijk vooral te danken aan de sport.”

Ook deze wereldtitel leverde Bert een prachtige huldiging op in Enter. Het was de tijd van de Enterse dagen, een jaarlijks vijfdaags feest dat tot en met zondag duurt. Bert: “Toen de organisatie hoorde dat ik wereldkampioen was geworden, besloten ze het feest een dag te verlengen. Dat was hartstikke mooi. Ik had de renners van de Nederlandse ploeg ook uitgenodigd. Die dachten dat Enter speciaal voor mij zo’n enorm feest op poten had gezet. We hebben ze in de waan gelaten.”

Voor de liefhebbers nog even de uitslag van de genoemde Ronde van Doetinchem.
DOETINCHEM – 27 juli.1975
Liefhebbers/Veteranen: 1. Bert Boom, 2. Joh. Pluimers, 3. T. Kroeze, 4. N. Regter, 5. A. Breure, 6. J. van Hattem, 7. G. Pluimers, 8. K. Bokma, 9. W. Kuiper, 10. N. Roelofs.
Amateurs: 1. G. Mohlmann, 2. J. van Berkel, 3. R. Hassink, 4. B. v. d. Stelt, 5. J. Ribbers, 6. E. Dickhof, 7. Henk Boom, 8. J. Sandbrink, 9. T. de Lange, 10. F. Niemeijer.
Nieuwelingen: 1. J. Steur, 2. Hans Boom, 3. E. Dorgelo, 4. J. de Bie, 5. H. Lammertink, 6. H. Hoogeveen, 7. A. Kamersteeg, 8. H. van Lent, 9. P. Hofland, 10. H. Nijkamp.
De uitslag van het WK in Sankt Johann hebben we vooralsnog niet kunnen achterhalen.

33 | HARDFIETSENDE BOOMEN

Goed voorbeeld doet goed volgen. Dat gold zeker voor Bert Boom. Hij fietste hard, waarna zijn veel jongere broers het ook bleken te kunnen. Henk (15 jaar jonger) en Hans (20 jaar jonger) wilden net als hun oudste broer wielrenner worden en reden vervolgens ook een bak vol prijzen bij elkaar. En dan had je weer wat later Berts zoon Bart (ruim 33 jaar jonger) die uit hetzelfde hout gesneden was, maar dat hebben we eerder beschreven in deze serie.

Nu de broers. Henk was als nieuweling een nationale topper. Hij werd in 1969 in Sibbe kampioen van Nederland op het onderdeel veldrijden. Bert glimlacht en vertelt: “Daar riep de microfonist dat Henk een broer is van de EENS bekende Bert Boom. Maar de EENS bekende Bert Boom werd een half jaar later als stayer wereldkampioen.”

Het leeftijdsverschil veroorzaakte af en toe hilarische opmerkingen. Bert: “Hans won op een dag ergens in Brabant een wedstrijd waar ik bij was. Toen ik Hans kort achter de finish feliciteerde riep de microfonist dat Hans gefeliciteerd werd door zijn oom Bert. Maar ik was zijn oom niet, ik was zijn broer die twintig jaar ouder is.” Dat de broers stukken jonger waren, had ook tot gevolg dat beide ouders hen nauwelijks hebben zien fietsen. “Mijn vader is één keer naar een koers geweest waar zij reden. Dat was tijdens de oliecrisis. We hebben er nog een foto van gemaakt. Ikzelf kon hen trouwens ook niet al te vaak zien fietsen. Ik had mijn werk en reed nog bij de veteranen”, aldus Bert.

Bij de amateurs was Henk in de jaren 70 als clubrenner en als lid van de BIK-ploeg een subtopper. Talloze keren eindigde hij bij de eerste tien in klassiekers en andere koersen. Henk verraste in 1976 in de Ronde van de Achterhoek Gerrie van Gerwen en Arie Hassink. Hij won die prachtige koers in het shirt van zijn club De Zwaluwen. Ook won hij een etappe in de Driedaagse van Harderwijk en nog veel andere koersen.
Toen zijn jongere broer Hans ook amateur was geworden, was het niet altijd duidelijk wie van de broers op welke plek geëindigd was, getuige ook deze uitslag van de Ronde van Best.
BEST – 21 mei.1978. Amateurs: 1. B. Duit, 2. H. Boom, 3. A. Jansen, 4. H. van Piere, 5. P. v. d. Knoop, 6. G. Oosterbosch, 7. Th. Vriens, 8. H. Boom, 9. H. Senders, 10. J. van Diepen.
In een ander archief vond ik dat Henk daar als tweede eindigde en Hans als achtste.
Over de Ronde van de Achterhoek gesproken. Hans won deze klassieker ook. Dat was in 1982 met Jos Gevers als tweede en Hans Daams als derde.

Hans was succesvoller dan Henk wat ook te maken had met de Van Erp-ploeg waarvoor hij reed. Dat was een goed geleide organisatie, waarvan ook hij de vruchten plukte in binnen- en buitenland.
Zodoende heeft hij een fraaie erelijst bij elkaar gefietst. Een kleine greep: in 1981 werd hij derde op het NK bij de amateurs. Zijn ploeggenoot René Koppert won. “Hij was er vandoor, ik stopte voor hem af, maar er kon vervolgens nog geen bedankje af. Dus besloot ik voortaan voor mijn eigen kansen te gaan”, vertelt de in Nieuw-Heeten woonachtige Hans die een jaar later zelf de nationale titel won voor Peter Hofland en Hans Daams.

Hans kon goed klimmen. Hij nam uit buitenlandse koersen in totaal zes bergtruien mee naar huis. Vooral aan de Giro delle Reggioni en de Tour ‘l Avenir bewaart hij goede herinneringen. Veldrijden kon hij ook goed en eindigde verschillende keren op het erepodium van het NK. Op het WK in 1982 werd hij vierde. In Olympia’s Tour ook. Met diverse ploegen van de Zwaluwen werd hij kampioen op de baan op het onderdeel ploegenachtervolging en nationaal clubkampioen in Dronten. Zie de foto met vlnr Herman Ponsteen, Jos en Herman Lammertink, Hans zelf, Dick van Egmond en Hennie Stamsnijder.

Hans is zeer tevreden over zijn carrière en wijst daarbij ook naar oudere broer Bert. “In de winter trainde hij ons op de Holterberg. Dat was altijd enorm zwaar. Maar daar legden mannen als Henk Poppe, Hennie Kuiper, de gebroeders Lammertink, Hennie Stamsnijder, Herman Ponsteen en wij als broers een goede basis voor het seizoen”, weet Hans die zich van de carrière van Bert niet veel herinnert. “Ik was tien jaar toen hij wereldkampioen werd. Wat ik wel bewust heb meegemaakt is zijn hersenoperatie in 1976 en daarna zijn wereldtitel bij de veteranen.”

Hans memoreert dat Bert een geweldige mentaliteit had. “Een voorbeeld? Als we trainden, maakte we bij elk straatnaambord een sprintje. Op een dag naderden we het bord HOLTEN. Bert en Lodewijk Harmeling lagen naast elkaar. Bert gaf hem een beuk, maar kreeg een beuk terug. Hij viel met zijn hoofd in het prikkeldraad. Veel bloed en een lange, diepe snee. Op naar de dokter in Holten. Die drukte er een paar hechtingen in, waarna mijn broer zijn Vredestein-petje opzette en weer verder ging met de training. Hij was keihard.”

Hans en Henk en veel andere renners hebben veel aan Bert te danken. “Wij hadden de fietsen altijd pico bello voor elkaar met de nieuwste snufjes. Hij had er zoveel verstand van. Ook was hij een uitstekende coach. Voor NK’s en WK’s werden Hennie Stamsnijder en ik door hem afgepierd. Dagelijks fietsen, looptraining, weer fietsen, daarna rusten. Het legde ons geen windeieren”, aldus Hans.

Henk is 69 en gepensioneerd. Hij heeft twee dochters en woont in Olst.
Hans is 63 en werkt als ambtenaar bij de gemeente Hengelo. Hij is voorzitter van het bestuur van de jaarlijkse Ronde van Twente voor jongens en meisjes junioren en nieuwelingen. De laatste tijd is Hans behoorlijk aan het dokteren, maar het gaat de goede kant op.
Hij is getrouwd met José Stamsnijder. Ze hebben drie kinderen, twee zoons en een dochter. Zoon Niek was een talentvolle wielrenner, maar doet nu aan hardlopen. Ruud was als baan atleet al even talentvol.