BRUILOFTEN

Week 21 was de week van de bruiloften. Très Chic en andere bruidsjurkenfabrikanten maken plotseling overuren. De lockdowns zijn omgeslagen in een heftige revival. Zelf had ik voor het eerst in jaren ook een bruiloft. Dat was van kennissen van mij, Milou en Wilbert, een alleraardigst paar uit Hengevelde. Ze hadden midden in het dorp in de tuin achter het huis van Wilberts oom een tent geplaatst met uitzicht op een fraaie, grote vijver die natuurlijk verlicht was.

De catering was goed en het gelukkige bruidspaar genoot.

De dj was behoorlijk professioneel, hoewel ik zelf een aangenaam orkestje prefereer. Hij woont in het dorp en kent de gasten. Dat scheelde natuurlijk. Het maakte de bruiloft persoonlijker. Wel betrapte ik hem erop dat de volumeknop van zijn installatie bij de meeste plaatjes die hij draaide, vast bleek te zitten op de hoogste stand. Al die dansende gasten vonden het prima, maar gesprekken voeren was daardoor nogal moeilijk. Niettemin was het een prachtige party met als bijkomend voordeel dat de gasten bijna allemaal lopend of per fiets naar de feesttent waren gekomen.

Dat was voor drie andere bruiloften wel anders. Die vonden plaats op speciale locaties. Goede kennissen van ons reisden voor een identieke happening af naar Toscane, waar de zoon zijn trouwplechtigheden gesitueerd had, weer andere bekenden komen dit weekend thuis na het huwelijksfeest van een neef in het Namibische Windhoek, waaraan ze meteen een rondreis door het land koppelden en een andere kennis reisde af naar Ibiza waar dochterlief ging trouwen.

Er is een nieuwe trend ontstaan, ver weg trouwen. Gasten stouwen mooie pakken en jurken in koffers, pakken de auto of het vliegtuig, boeken daar een hotel of zetten er hun tent op en vieren op een panoramische plek tussen de heuvels of op een strand hun eeuwige connectie.

Tja, je zult wel moeten als je kind een van de hoofdpersonen van de festiviteit is, maar ik prefereer vooralsnog een tent of zaal in het dorp. En dan het liefst met live muziek (geen hardrock).

21 | BOOM & DOKTER

Laten we af en toe eens kijken naar de concurrenten van Bert Boom in zijn jaren als amateurwielrenner. Wie waren de grootste rivalen, wie waren samen met hem eind jaren 50 en in de jaren 60 de besten van de regio?

Meteen valt de naam Jurrie Dokter uit Enschede. “Dat was een geduchte tegenstander”, zegt Bert. “Hij was iets ouder. Toen ik nog nieuweling was, was hij al amateur. Ik won in Enschede mijn eerste officiële wedstrijd. Daarna bleef ik kijken naar de koers van de amateurs. Daar maakte ik ook meteen kennis met Gerritje Dokter, de moeder van Jurrie. In de bocht waar ik stond te kijken, waren enkele opgeschoten jongens met brommers aan het klieren. Nozems heetten dat soort knapen in die tijd. Ze waren balorig. Een van hen kwam op het idee om de renners dwars te zitten als ze in aantocht waren. Dan wilde hij met zijn brommer een beetje op de weg gaan staan. Maar ineens kwam er een vrouw op de kwajongen af en sloeg hem keihard met haar paraplu op de kop. ‘En maak dat je wegkomt’, schreeuwde ze hem toe. Dat was Gerritje. Wat was die vrouw fanatiek. Ik heb het zelden zo meegemaakt”, aldus Bert.

Jurrie Dokter reed volgens Bert minder wedstrijden dan de andere coureurs. Maar hij won vaak, net al Bert. “Jurrie was een eenling. Moeder Gerritje was zijn belangrijkste coach. Ik herinner me de Driedaagse van Gelsenkirchen. We lagen met een aantal coureurs in een jeugdherberg. Moeder Dokter lag er ook tussen.”

Een van Dokters mooiste overwinningen was de Ronde van Drenthe in 1960. Bert vertelt dat de Enschedeër in de eindfase in de ontsnapte groep van negen man niet meer op kop kwam. Hij was aan het eind van zijn krachten. De renners uit het westen maanden hem: “Kop overnemen!” Maar Dokter hield de benen stil. “Twee bochten voor de finish demarreerde hij en won de klassieker. Slim gekoerst’, zegt Bert, die zelf tweede werd.

Toch vraagt dat om weerwoord. Even bij de 86-jarige Jurrie Dokter langs in Enschede. “Hij was toen kwaad op mij. Maar ik vond Bert een leuke jongen. Het was een goeie wielrenner. Hij was slim en had een scherpe eindsprint”, zegt Jurrie die naast de Ronde van Drenthe ook met een voldaan gevoel terugkijkt op fraaie overwinningen in Bocholt en Duisburg.

“In die Ronde van Drenthe was ik op achterstand geraakt”, luidt zijn verklaring, “en heb ik met nog enkele pechvogels het peloton en de kopgroep ingehaald. Daardoor was ik een tijdje helemaal kapot.”

Een jaar later werd Bert in Drenthe derde achter Kees de Jongh uit Westgraftdijk en Jac Mesters uit Den Haag. Jurrie Dokter finishte pal achter Gerben Karstens als elfde. De Enschedeër was intussen lid van de bekende wielervereniging De Bataaf uit Halfweg waar een echte topsportcultuur heerste. Hij woonde toen tijdelijk in het westen des lands.

Bert vertelt dat Jurrie later zijn vader heeft opgevolgd als houder van een rijwielzaak die gericht was op racefietsen. “Ik kocht er mijn eerste raceframe, een Wevo Supersport. Ik mocht het bij hem ook in mijn fiets bouwen.”

Dokter sr verkocht korte tijd later raceframes onder zijn eigen naam, daarmee inspelend op de bekendheid van zijn zoon. Ook richtten ze een eigen wielerploeg op, genaamd Jurrie Dokter-Libertas.

 

ZO JAMMER

Het is nog niet weg, een dag later. Ik voel het nog steeds. De degradatie van Heracles is nog niet weg uit mijn hoofd. Als journalist kwam ik tientallen jaren bij de club uit Almelo. Bij de wedstrijden, soms bij een training, soms voor een interview of een persmeeting. En uiteraard was ik altijd zo neutraal en objectief mogelijk, zoals het hoort. Maar ik kwam er altijd graag. Net zoals ik ook altijd graag bij FC Twente kwam en in mijn tijd bij Radio Oost bij Go Ahead Eagles of De Graafschap.

Bij Heracles was het gemoedelijk, was het altijd prettig werken. De mensen die je nodig had, trainers, spelers, voorzitters, directeuren, woordvoerders, ze waren altijd gemakkelijk in de omgang en haast altijd openhartig. Of het nou de tijd van de eerste divisie was aan de Bornsestraat, toen de club zelfs een aantal jaren in de onderste regionen amechtig rond ploeterde om het hoofd boven water te houden, of de tijd aan de Weezebeek in het nieuwe en daarna nog nieuwere stadion. Er viel veel te beleven bij Heracles en veel te rapporteren aan luisteraars of lezers. En vooral herinner ik me prachtige wedstrijden. Dit seizoen was ik er nog eenmaal: Heracles – AZ 3-2, schitterende pot met doelpunten van Burgzorg, Vloet en Sierhuis, spelers die vervolgens van het toneel verdwenen zijn. Schaars hoogtepunt in een jammerlijk seizoen.

De degradatie zag ik aan komen. De selectie was al van een heel matig niveau en vervolgens ging er zoveel (te veel) fout – lees de TC Tub er maar op na – dat ik een paar weken geleden al zei: Dat gaat mis daar in Almelo. En het ging mis. Jan Smit zag het afgelopen week ook, de erevoorzitter jankte er op los, voordat het pleit beslecht was en vergat daarbij niet zichzelf op de borst te rammen. Had een weekje of twee gewacht Jan, met je lijkzang.

Jammer, heel jammer allemaal, vooral voor de duizenden fans van de club. Uithuilen en daarna zoveel mogelijk door proberen te gaan met de randvoorwaarden van de eredivisie. Dus niet bezuinigen op de selectie die de rentree moet realiseren. Dan komt het goed. Ben benieuwd!

20 | ZO GROOT ALS EEN MANDARIJN

Tijd voor een serieuzer onderwerp. Bert Boom lag in zijn 84-jarige leven ook wel eens in het ziekenhuis. In maart 1976 was de nood hoog. Bert merkte dat hij steeds dover werd. Onderzoek wees uit dat er een tumor in zijn hoofd zat, op een zeer gevaarlijke plek, achter het linkeroor. “Daar zat ook het evenwichtsorgaan. Die tumor was volgens de dokter zo groot als een mandarijn.” De dokter had, zo vertelt Bert, nog wel een verrassende mededeling voor hem. “Hij had ook geconstateerd dat ik hersens had. Maar helaas wilde hij dat niet schriftelijk bevestigen. Ook vroeg hij zich af wat ik met de ruimte ging doen, waar die tumor had gezeten.”

Alle gekheid op een stokje, het was een heftige tijd. Bert lag aanvankelijk in het academisch ziekenhuis in Leiden, maar daar durfden de dokters het niet aan. Hij ging over naar het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam. “Daar werd ik behandeld door dokter Matricali die mij kende van de baanwedstrijden, waar hij vaak betrokken was bij de uitvoering van dopingcontroles.”

Bert werd geopereerd. Voorzichtig werd de tumor uit zijn hoofd gehaald. Zijn vrouw Truus logeerde intussen in Amsterdam bij een familielid. De schrik zat er goed in bij haar. Na acht dagen mocht Bert naar huis. “Ik moest weer leren lopen, heb toen heel wat keren met Truus gewandeld”, glimlacht hij.
“We waren nog niet terug in Enter”, reageert Truus, “of hij had alweer een boel gekheid. Drie weken later zat hij alweer op de fiets.”
“Ik moest wel oppassen met het draaien van het hoofd. Maar eigenlijk ging dat vanzelf, want dat wilde ik sowieso wel laten”, herinnert Bert zich.

Hij trainde langzaam maar zeker weer meer en deed dat met een doel. Vijf maanden later waren de wereldkampioenschappen voor veteranen in het Oostenrijkse Sankt Johann. Daar wilde hij per se aan meedoen. Hoe dat afliep, is bekend. Bert greep daar de titel tot verbazing van velen en vooral van de medici in het Wilhelmina Gasthuis. “Ik moest daar kort na dat kampioenschap voor controle terugkomen. Toen ik binnenkwam, wees de dokter achter mij naar de deur. Daar hing een knipsel van mijn wereldtitel. Je bent genezen verklaard, zei de dokter met een vriendelijke glimlach.”

Op de titelstrijd in Sankt Johann komen we in deze serie zeker nog terug.

NAGESLACHT

De meimaand met de gratis concerten van merels en andere lijsters. Of van de nachtegaal. Hoe schitterend is dat. Al die dieren die in de andere jaargetijden vooral bezig zijn met het vergaren van voedsel, maar in deze tijd ook hartstikke druk zijn met het creëren van nageslacht. Daar moet alles voor wijken.

Ze versieren een partner, fluiten prachtige deunen en zoeken een plek voor de kraamkamer. Dan nog even een gezin stichten. Soms is het verlangen zo intens, maar is het vinden van een prettige, adequate locatie lastig. Dan kiezen ze – opportunistisch als ze soms zijn – voor een bijzonder en in hun ogen handig, gemakkelijk plaatsje.

Ons mensen wordt niks gevraagd. Door hun gretigheid, hun opgewonden stemming meent het beest(je) dat alles moet kunnen.
De halfwilde eend maakte in de tuin van kennissen een nest in een paardenkrub. Daar had de vrouw des huizes echter bloemen gepland. Ze plantte de petunia’s, terwijl madam eend zat te broeden en ook gewoon bleef zitten, ondanks de activiteit om haar heen.
Ook de vogels in de stad moeten iets met hun aandrang om voor nageslacht te zorgen. Hier in Hengelo heeft een inventieve koolmees de brievenbus uitgekozen van vrienden van ons. Goed idee, een smalle gleuf waar geen rover bij kan, betere plek vind je haast niet. De eigenaars van de brievenbus vonden het na enige aarzeling ook een goed idee. Ze wilden meewerken en zochten tijdelijk een oplossing voor de dagelijks post.
Tot nu toe gaat het goed.

HUMBERTO EN FRESIA IN GESPREK

Humberto Tan en zijn collega Fresia Cousiño Arias waren in gesprek over vrouwenvoetbal. Op Radio 1. Toevallig hoorde ik dat gesprek. Aanleiding was de klassieker tussen Ajax en Feyenoord, dwz tussen de vrouwenteams van beide clubs. Dat kan tegenwoordig, omdat 010 eindelijk ook een eredivisie- elftal heeft. De twee journalisten vonden het prachtig. Nu ook een klassieker bij de vrouwen. Hoera.

Fresia kreeg de vraag wat in haar ogen naast deze klassieker nog meer belangrijke momenten geweest waren in het nationale vrouwenvoetbal. Ze noemde de oprichting in 2007, ze noemde de opmars van Oranje en mompelde nog iets over een Champions League-wedstrijd van Ajax.

De finale van het gesprek ging even weer over de vermeende klassieker in de Kuip waar duizenden toeschouwers werden verwacht.

Nee, de naam FC Twente viel niet. Ook de wedstrijd FC Twente-PSV, waarin de thuisclub de achtste landstitel kon binnenhalen en dat achteraf officieus ook deed, werd niet genoemd. Dit veel belangrijkere duel werd tegelijk met de zogenaamde klassieker gespeeld. Werd niet genoemd, door de twee journalisten.

De naam FC Twente viel niet. Je hoeft niet eens een notoire chauvinist te zijn, om dat gênant te vinden. Geen enkele club heeft zoveel voor het vaderlandse vrouwenvoetbal betekend als FC Twente. Acht keer kampioen, daarna volgt AZ met drie keer.

In het team dat in 2017 Europees kampioen werd in Enschede speelden 10 (ex-)speelsters van de FC.

Misschien lezen Humberto en Fresia dit stukje. Ik zou ze willen zeggen: ook buiten de Hollandse provincies wordt gevoetbald. En hoe. Fresia moet dat eigenlijk wel weten, want een paar weken geleden liep ze voor haar werk nog in de Veste.

Beste Humberto en Fresia: volgende week vrijdag kunnen jullie het goedmaken in hetzelfde programma. Die avond speelt FC Twente bij Ajax en haalt daar officieel die achtste titel binnen. Misschien een idee voor een voorbeschouwing? Want ere wie ere toekomt, zeggen we hier.

19 | BART

We gaan terug naar de Ronde van Overijssel, aflevering 49, 6 mei 2000. Dat was nog eens een heuglijke dag voor Bert en zijn familie. Want zelf werd hij die dag 62 en zoon Bart won de belangrijke wedstrijd.
“Truus, ikzelf, de hele familie, we waren allemaal in Rijssen bij de finish. Hij was alleen vooruit. Het was gigantisch mooi. Ik was enorm trots. Bart was in tranen. Ik kon het zelf maar net droog houden. Op mijn verjaardag. Heel bijzonder. Overigens was die overwinning van hem nogal beladen. Er zit een heel verhaal aan vast”, vertelt Bert. “Onze Bart was enorm gebrand op de overwinning.”

Waarom was Bart die zesde mei in 2000 zo gespitst op de zege in de Ronde van Overijssel?
Bert: “Bart werd in 1998 tweede achter de Deen Tayeb Braikia. Een jaar later werd hij door Arie Hassink en Han Vaanhold uit de Giant-ploeg gezet. Hij was op zaterdag opgenomen in de ploeg voor de Ronde van Drenthe. Een dag eerder reed hij de Ronde van Rijssen en won die koers. Maar in Drenthe aangekomen reed hij de ronde, maar kreeg na afloop de mededeling dat hij uit de ploeg gezet werd. Per brief kreeg hij daarna zijn ontslag. Ongelooflijk. Bel Bart anders maar even, hij weet het precies.”

Goed idee, want dit verhaal vraagt om een duidelijke uitleg. Ik tref hem ergens in Duitsland waar hij namens Shimano bij mountainbikewedstrijden aanwezig is. “Die zesde mei in 2000? Dat was zo’n dag dat alles op zijn plek viel”, zegt Bart. “Heel bijzonder. Ik was zoals je weet een jaar eerder uit de ploeg gezet door Han en Arie. Ik won een koers in Rijssen, ging de dag erop naar Hoogeveen voor de Ronde van Drenthe, maar kreeg pech. Na drie kilometer brak mijn stuur af. Het scheelde weinig of ik was hard gevallen. De stuurpen van de reservefiets was kapot, omdat een ploeggenoot bij de start hetzelfde euvel had. Daarom ben ik meteen naar huis gegaan. En dat was volgens Han en Arie de reden van mijn ontslag. Belachelijk natuurlijk”, zegt Bart die vanaf toen voor de ploeg van De Zwaluwen ging fietsen.

“Vanaf dat moment dacht ik al aan de Ronde van Overijssel op 6 mei 2000, de verjaardag van mijn vader. In augustus ’99 heb ik die datum al op het openingsscherm gezet van mijn telefoon. Ik zag de datum elke dag. De winter trainde ik hard door. In het voorjaar ging alles naar wens. Geen pech, geen blessures. Eind april won ik een klassieker voor clubrenners in Drenthe en reed vervolgens achter de scooter van Wim Albersen terug. Vanaf de Lemelerberg trainden we de laatste lus van de ronde nog even goed. Ik was helemaal naar de vaantjes na die pakweg 350 kilometer. Daarna gingen Otmar Beltman en ik naar de Ardennen voor een duurtraining en een paar wedstrijden. Elke dag 200 kilometer getraind.”

Bart Boom was gebrand, stond op scherp. Dat moge duidelijk zijn. Wielrennend Nederland zou van hem gaan horen. Maar Cor Kiewik, de ploegleider van De Zwaluwen, wilde hem op 6 mei opstellen voor de Ronde van Haarlemmermeer. “Ik zei meteen nee. Ik heb me al driekwart jaar voorbereid op ‘Overijssel’ en die rij ik. ’s Ochtends bij het opstaan voelde ik dat ik in supervorm was. Wat ook nog meespeelde was de verjaardag van mijn vader en mijn tweede plaats in 1998. Toen had ik Rudi Kemna over me heen gekregen, omdat ik volgens hem in tactisch opzicht een fout had gemaakt, wat overigens weer door Han ontkend werd.”

Dat allemaal, die trainingen, de supervorm, het onrecht van ‘98 en ’99, dat spookte allemaal door Barts hoofd. Intens gefocust vloog hij naar de finish in Rijssen, waar hij glorieus met zijn armen zwaaiend in zijn eentje over de streep reed. De klus was geklaard. Hoe voldaan kan een renner zich voelen.
’s Avonds was het dubbel feest in huize Boom. De meesten kwamen voor Bart en niet voor de jarige Bert.
Ruim 22 jaar later voelen Bert en Bart zich twee trotse Boomen. “Ik heb vorige week het verslag van 2000 van RTV Oost nog teruggeluisterd. Opnieuw kippenvel”, zegt Bart.

Met Han Vaanhold kan hij wel weer door één deur. “Arie Hassink? Die heb ik nooit meer gesproken en daar heb ik ook geen behoefte aan.”

Bart stopte in 2008 op 36-jarige leeftijd. Hij is 50 jaar.

REEKALFJE

Gisteren had ik alweer geluk. Ik reed aan het eind van de morgen naar het landgoed van mijn vriend Herman en zijn vrouw op de grens van Hengevelde en Markvelde. Ze hebben daar een paradijselijke plek gecreëerd met water en watervogels, met weiland waarop een kievit broedt en met een aarden wal waarin oeverzwaluwen wonen. Pal aan de voordeur had een eend zich genesteld met 10 eieren. Je beleeft er altijd wat, maar gisteren viel ik helemaal met de neus in de boter.

De avond ervoor had Herman in een uithoek van zijn erf een vreemdsoortig gepiep gehoord. Gisterochtend was hij er weer langs gefietst en hoorde het weer. Zijn vrouw had het even later ook gehoord. Wat is dat? Is het een vogel, is het een ander diertje in nood? Toen Herman om een uur of 11 terugkwam en nog steeds het aparte piepgeluid waarnam, ging hij op zoek en vond een reekalfje. Vermagerd en in levensnood, dat zag hij als kenner van de natuur meteen. Een reemoeder laat een jong soms uren alleen, maar dit was volgens Herman duidelijk een geval van een verlaten jong. Waarom doet een reemoeder dat? Misschien omdat hij nog een jong heeft en één kind wel genoeg vindt. Wie zal het zeggen.

Hij nam het kalfje mee en legde het in een vogel-ren tussen het gras. Een ree-expert tipte hem om haar (het blijkt een jongedame te zijn) om de paar uur wat biest van een geit te voeren uit en fles met speen. Daarvoor kon hij bij een buurvrouw terecht die in haar diepvries wat biest had ingevroren.

Toen ik arriveerde had het vermagerde beestje de eerste portie biest moeiteloos opgezogen. Ik fotografeerde haar en vroeg wat zijn plan was met het kalfje, want hij had haar aangeraakt en dan zal een reegeit haar kind sowieso verstoten.

“Tja, dat is de vraag. Ik heb niet veel zin om dat kalfje groot te brengen.”

Vanmorgen nog even gebeld met Herman.
“Hoe is het met je aanwinst?”
Mooi verhaal.
“Gisteravond zag ik haar moeder bij de bosrand lopen”, vertelt hij. “Snel heb ik het kalfje met gras ingewreven en erheen gebracht. En toen liep ik daar toevallig tegen de nageboorte aan en heb de kleine daar ook nog eens mee ingewreven. De mensengeur zou daardoor verdreven moeten zijn, hoop ik. Daarna heb ik haar daar achtergelaten. Vanochtend was ze weg en ik veronderstel dat het nu goed is.”

UILENKENNERS

In deze tijden struin ik graag over boerenerven en door de natuur. Overal is het kraamtijd. Prachtige periode. Zaterdagmiddag was ik bij mijn neef Clemens in Hengevelde. Die kreeg net bezoek van twee mannen van de Uilenwerkgroep Hof van Twente. Ze controleerden de speciale nestkast aan de kastanjeboom op de hoek van het woonhuis.

“Ik denk niet dat er wat in zit”, zei Clemens. “Daar heeft nog nooit iets ingezeten.”
Een van de uilenkenners pakte een ladder en ging voor de zekerheid toch maar even kijken. Een steenuil vloog fluks naar buiten. Twintig seconden later volgde zijn/haar partner. “Vijf eieren”, zei de man met een grote glimlach. Zijn maat pakte een lijst uit de auto en noteerde de vondst. Daar stonden al heel wat locaties op met aantallen eieren cq jongen van steen-, bos- en kerkuilen.
“Het gaat heel goed dit jaar”, zegt een van de mannen, “beter dan vorig jaar.”
“Heb je nog meer voor ons?” vroeg hij vervolgens aan Clemens.
Die wees hem op de melkstal. “Daar zitten zwaluwen, er zit een duif te broeden en ook nog een torenvalk.”
“Heeft die torenvalk al jongen?”
“Nee. Dan had ik het wel gezien”, antwoordde de boer.
“Dan komen we over een paar weken terug om de jonge steenuilen en torenvalken te ringen.”
“Jullie komen maar”, zei Clemens.
De mannen vertrokken.
Clemens liet me nog even de melkstal zien met de zwaluwnesten en wees me de plek aan waar de torenvalk zit te broeden. “Verderop onder de kap zit ook nog een duif met eieren.”
Ineens zagen we de torenvalk arriveren met een muis in de bek. “Die is voor het vrouwtje”, zei Clemens. “Vorige week lagen hier allemaal veertjes van een merel, maar meestal vangt ie muizen. De duiven en zwaluwen hebben geen last van hem.”
“Nog meer?” vroeg ik.
“Er moeten hier ook wel lijsters, mezen, vinken, merels en mussen zitten met eieren. Ga maar zoeken. En kijk even in de loods. Daar hangen heel oude ski’s van mijn broer. En daarbovenop heeft een merel zijn nest gebouwd…”
Interessant bezoekje. Ik ga volgende week weer.
(wordt vervolgd dus)

18 | LANG ZAL HIJ LEVEN

We feliciteren Bert Boom met zijn verjaardag. Vandaag is het 84 jaar geleden dat hij op een bovenwoning in de Markelose Dorpsstraat is geboren. Ter gelegenheid van dit heuglijke feit richten we onze blik op de stamboom van de oud-wereldkampioen.

In het pand waar later oud-wielrenner Harry (Bill) Rouweler een bar had, baarde Dieneke Boom-Dollekamp op 6 mei 1938 een zoon. Zij en haar uit Hellendoorn afkomstige man Hendrik hadden al twee dochters, Hendrikje en Johanna (later Hennie en Jos genoemd). Bertus, zoals hij toen nog heette, werd genoemd naar een oom die op jonge leeftijd op tragische wijze overleden was. Op het feestje ter gelegenheid van zijn diplomering als etaleur zakte hij plotseling in elkaar en stierf ter plekke.
De kleine Bertus heeft zegge en schrijve drie maand in Markelo gewoond. De familie trok in de zomer naar hun nieuwe huis in de buurtschap Herike, waar zijn vader een bedrijf startte met meerdere vakgebieden onder één dak. Hij was smid en hoefsmid, elektricien, loodgieter en fietsenmaker. Moeder Dieneke was de dochter van ‘kleine Johan’, een dorpsfiguur in Markelo, smid van beroep en ook hij bedreef de ambachten die daar annex aan zijn.

Bert lacht: “Mijn vader reed op een Eysink-motor. Familie?”
“Nee Bert, jammer genoeg niet.”
“Ik pakte als tiener die motor af en toe stiekem mee. Dan deed ik de demper eraf en racete met die knappende motor over de slingerweggetjes van bungalowpark Hessenheem. Vonden die mensen niet fijn. Als ik dan weer dicht bij huis was, zette ik de motor af en reed hem freewheelend de schuur in.”
Hij vertelt over zijn vader die als weesjongen naar Markelo was gekomen. Hij kwam bij smederij Dollekamp te werken en kreeg verkering met de dochter van de smid. Toen ze trouwplannen hadden, wilden ze voor zichzelf beginnen. Het huwelijk werd voltrokken op 29 juli 1933. Hendrik was 25, Dieneke 20.

Beide ouders waren sportief. “Mijn vader voetbalde in het eerste elftal van Sportclub Markelo”, zegt Bert. “Ook was hij een van de oprichters van de bekende motorsportvereniging Ons Genoegen. Mijn moeder speelde korfbal in Markelo. Later kwamen ze vaak kijken naar wedstrijden waar ik aan meedeed.”
Bert vertelt dat zijn vader meestal aan het werk was. “Hij legde elektriciteit aan op een bouwplaats en vaak moest hij dan ook overleg plegen bij café Hargeerds.”

Moeder Dieneke voedde de kinderen op. Bert stelt ze een voor een voor. “Hendrikje (Hennie) is geboren op 13 december 1933. Ze trouwde met Henk Rensink uit Markvelde. Ze kregen vier kinderen. Johanna (Jos) kwam op de eerste kerstdag van 1935 ter wereld. Ze bleef vrijgezel, woonde in Diepenheim en is net als Hendrikje reeds overleden. Na mij kwam Zwaantje die later Swanny heette. Ze is 81 en woonde in Den Haag, Nijkerk en Duitsland. Sinds kort is Putten haar woonplaats. Ze trouwde met een neef van Jac Orie, de bekende schaatscoach. Ze kregen twee kinderen.

Gerrie woonde in Enschede. Zij is op 40-jarige leeftijd overleden. Ze was getrouwd en kreeg twee kinderen.
Mijn broer Henk is een nakomeling. Hij is 69 jaar, woonde in Friesland, is nu inwoner van Olst, is gescheiden en heeft twee kinderen. Tot slot Hans, de jongste van het gezin. Hij is een na-nakomeling en is ruim 20 jaar jonger dan ik. Hij trouwde met José Stamsnijder, een zus van Hennie. Ze wonen in Nieuw-Heeten en hebben drie kinderen.”

Henk en Hans werden ook wielrenner en waren behoorlijk succesvol. Daarover later meer.

PS. Mocht je Bert een verjaardagskaart willen sturen, zet er maar op ‘Aan Bert Boom te Enter’. Komt altijd over.

Op de foto’s Berts ouders Dieneke en Hendrik en de oudste vijf kinderen met vlnr boven Hendrikje, Bertus en Johanna en onder Gerrie en Zwaantje.