43 | VOOR EIGEN PUBLIEK

Hoe vaak is de Ronde van Enter al wel niet verreden? Ten huidigen dage wordt het evenement nog steeds gehouden. Alweer heel wat jaren racen de renners over een parcours in het dorp zelf. In de tijd van Bert Boom lag de omloop buiten het dorp rondom sportpark De Krompatte van de vv Enter. Bert streed er tegen zijn plaatsgenoten, tegen streekgenoten en ook tegen coureurs uit andere delen van het land. Eerdere gesprekken met Enterse renners duidden erop dat de Ronde van Enter voor het eerst in 1959 is gehouden.

Een van de belangrijkste aanjagers van was ene Hendrik Krake, bijgenaamd Kraakn Hinke. Hij was secretaris van het opgerichte wielercomité. Voorzitter was Jo Grouwe, Johan Reyerink nam het penningmeesterschap voor zijn rekening. ‘Hendrik was de initiatiefnemer. Hij woonde nog bij zijn ouders aan de Baanakkersweg, was vrijgezel en gek van wielrennen’, vertelt Bert. ‘Hij had veel tijd over voor zijn hobby.’ Zonder Hendrik Krake was Enter nooit een wielerdorp geworden. Het comité organiseerde een jeugdronde en al gauw een echte Ronde van Enter. In het dorp woonde een groep renners die naam begonnen te maken. Johan en Gerrit Pluimers, Henk (Dieks) ten Berge, Gert Zwienenberg, Harrie Homan, Henk Hinsenveld en in 1960 kwam Bert Boom in het dorp wonen. Dat was natuurlijk extra prettig voor een beginnend wielercomité.
Evert Hup uit Kampen won de eerste Ronde van Enter. Bert (toen nog inwoner van Herike), werd zesde. Enterse renners worden niet genoemd.
Uitslag 1959. Amateurs, 100km
1. E. Hup, Kampen, 100 km in 2 uur 22 min. en 13 sec., 2. J. Dokter, Enschede, 3. G. v. Erp, Amsterdam, 4. Damo, Kortenhoef, 5. D. Bossink, Den Ham, 6. B. Boom, Markelo, 7. P. Schreur, Wolvega, 8. G. Lentelink, Delden, 9. C. Niemeijer, Hengelo, 10. H. Scheuten, Hengelo, 11. F. Tel, Zaandam, 12. W. Hendriks, Zwolle, 13. Van Dijk, Zaandam, 14. K. Visser, Enschede, 15. Rijkers, Amsterdam, 16. Heusinkveld, Lichtenvoorde, 17. H. Rouweler, Goor, 18. Schenk, Zaandam, 19. Meijer, Arnhem; 20. S. Rood, Emmeloord en 21. G. Steinbach, Kampen.

Bert vertelt dat Krake en de zijnen de ronde op tweede pinksterdag programmeerden. Weliswaar was er concurrentie van de motorraces in Tubbergen, toch was er in het dorp veel volk op de been. Ook aspiranten en nieuwelingen reden de ronde. ‘Het was voor heel Enter een uitgaansdag’, zegt Bert.
In 1960 moesten de renners 112 kilometer afleggen. Het veld was sterk. Henk Hoekstra uit Ureterp won destijds elk weekend een koers. Hij was ook in Enter de beste. De plaatselijke renners deden goed mee. Bert werd derde, Gert Zwienenberg zesde. Bij de nieuwelingen reden Johan Pluimers en Dieks ten Berge zich bij de eerste tien.

Over Hoekstra gesproken. Hij kwam jaren achter elkaar naar Enter en dan wisten Bert en zijn plaatsgenoten evenals andere favorieten dat ze een pittige opponent moesten bestrijden. Maar eigenlijk was Enter jaarlijks in trek bij toprenners uit het hele land. In 1961 won Hoekstra andermaal. ‘Beetje stugge Fries, vond ik het’, zegt Bert. ‘Het was een echte winnaar. Je spurtte hem er niet makkelijk af.’ Bert wilde voor eigen publiek winnen, maar moest genoegen nemen met de derde plaats. Johan Pluimers werd achtste.

In ’62 was het raak: Bert won. Hoekstra was weer uit Friesland gekomen om te winnen. Maar Bert was alert en had vervolgens het geluk dat sterke concurrenten als Dokter en Van Espen in de laatste bocht onderuit gingen. Cees van Espen werd vierde, Hoekstra was vijfde. Berts plaatsgenoot Gert Zwienenberg, die destijds een aantal goede jaren had, werd tiende. Johan Pluimers werd zeventiende. Henk Hinsenveld werd bij de nieuwelingen achtste.

Arnhemmer Van Espen reed eveneens graag in Enter. Twee jaar later werd hij prof en won in de Tour van 1965 een etappe. ‘Cees reed vaak in onze contreien. Aardige vent’, zegt Bert.
In ’63 was Amsterdammer Cor Schuuring de beste in Enter.
2. Van Espen, 3. Zwienenberg, 4. H. Nieuwkamp (Borne), 10. Hoekstra, 11. J. Pluimers, 13. Hinsenveld. Boom was afgestapt. Bij de nieuwelingen werd Enternaar Lubbers tweede.

In 1964 stond Hoekstra wel weer op de hoogste trede van het podium. met naast hem Johan Pluimers. Nieuwkamp werd vierde, Hinsenveld tiende. Tiemen Groen – wie kent hem nog – won bij de nieuwelingen.
Henk Nieuwkamp begon in die tijd overal wedstrijden te winnen. In ’65 was het raak in Enter.
Uitslag amateurs: 1. H. Nieuwkamp, Borne, 90 km in 2.11.20; 2. J. Bols, Hoogeveen; 3. F. Niemeijer, Hengelo; 4. H. Hoekstra, Ureterp; 5. W. Derkink, Hengelo; 6. J. Boode, Nijverdal. Nieuwelingen: 1. D. van Wijhe, Oosterwolde, 45 km in 1.12.10; 2. J. Palland, Hasselt; 3. B. Wigger, Rossum; 4. T. Francke, Assen; 5. G. Geerdink, Almelo.
Adspiranten: 1. Harrie Homan, Enter.

In 1966 kwam de wielrennende schaatsenrijder Jan Bols terug naar Enter en greep de winst. Tweede werd…. Hoekstra; 4. H. Nieuwkamp; 6. Gerrit Leferink (Haaksbergen); 15. B. Boom.

Nieuwkamp won ook in 1967, met Bert als tweede en tevens winnaar van de prijs voor de strijdlustigste renner. J. Pluimers eindigde als zesde. Hennie Kuiper werd tweede bij de nieuwelingen. Zoals we echter al eerder in deze serie hebben beschreven, won Bert een maand later de amateurkoers die voorafgaand aan de profkoers werd gehouden. Niemand minder dan Eddy Merckx finishte als winnaar bij de profs.
In 1967 reed Bert ook al enkele keren op de baan en daarom reed hij in de daaropvolgende jaren de Ronde van Enter niet meer.
1968. Amateurs: 1. Marcel Pennings, 2. Dries v Wijhe, 3. Bennie Groen, 5.Neeskens (Borne), 6. F. Niemeijer (Hengelo), 7. Theo Franke (Denekamp), 8. Nieuwkamp.

In 1969 bereidde Bert zich voor op het WK voor stayers. Henkie Nieuwkamp won andermaal de ronde van Enter.
2. B. Groen, 3. H. Kuiper, 4. J. Pluimers, 5. F. Niemeijer, 6. G. Leferink, 7. H. Scheuten, 8. A. Hulzebosch, 9. H. Homan, 10. A. Hassink.
Nieuwelingen: 1. P. Kleine 50 km in 1.16.6, 2. H. Poppe, 3. H. Snoeijink, 4. G. Knetemann, 5. Aalbers.
Adspiranten: 1. H. Kamerhuis, 2. J. Veldhuis, 3. H. Lubberding.
Voorafgaand aan de profkoers won Freddie Niemeijer datzelfde jaar voor Klaas Balk, Arie Hassink en Hennie Kuiper.

1970: 1. Rinze Bos, 2. H. Kuiper, 3. G. Leferink, 4. J. Vlot, 5. H. Snoeijink, 6. H. Poppe, 7. D. v. Wijhe.
Adspiranten: 1. H. Stamsnijder (Enter), 3. B. ten Berge (Enter).
In 1971 werd Hennie Kuiper weer tweede. Wiecher Vlot won. J. Pluimers was vijfde net achter Herman Snoeijink.
Op 22 mei 1972 was het eindelijk zover dat Hennie Kuiper de Enterse ronde op zijn naam schreef. Hij kwam solo aan de meet en dat zal niemand verwonderen. Zo deed hij het datzelfde jaar ook op de Olympische Spelen. Henk Poppe werd tweede in Enter. In ’73 won deze snelle Nijverdaller de koers wel. Berts broer Henk werd zesde.

In 1974 was Bert 36 jaar. Hij was amateur af en reed in Enter bij de liefhebbers en werd vierde.
Anno 2022 wordt de Ronde van Enter nog steeds gehouden. “Ik ga altijd kijken”, zegt Bert.

RUGNUMMER 1

Deze week werd hij 80 jaar. Willem de Vries, de granieten gezagvoerder van het fantastische FC Twente uit de eindjaren zestig | beginjaren 70. De robuuste, kopsterke stopper van weleer is de oudste van het elftal dat in die tijd tot de vaderlandse top behoorde. Maar Willem was meer. Hij was een van de leiders van het elftal, was derhalve ook een aantal jaren aanvoerder en had in de begintijd een bijzonder rugnummer.

Als twee clubs fuseren, moeten er ook spelers vastgelegd worden. Willem de Vries was in 1965 de eerste en dat was een keuze vol symboliek. Willem groeide namelijk op bij Enschedese Boys, de ene helft van FC Twente’65. Maar in 1963 was hij overgestapt (tot groot verdriet van de Boys, dat wel) naar de andere partner in de fusie, Sportclub Enschede. Hij was een jonge Enschedeër (23) en zeer talentvol. Hij kreeg het rugnummer 1 en dat was uniek voor een veldspeler.

Willem was het eerste boegbeeld van de nieuwe fusieclub. Rustig en geconcentreerd beet hij zich vast in de spitsen van de tegenpartij en als het sein vanaf de kant op groen ging, stormde hij naar voren en versterkte hij de aanval. Menig belangrijk doelpunt kwam van zijn voet of hoofd. Hij zat zelfs dicht tegen het Nederlands elftal aan, waar stoppers als Daan Schrijvers en Rinus Israël vaste krachten waren. Willem maakte prachtige jaren mee bij FC Twente. Drie keer waren ze dicht bij de landstitel en ook de Uefa-Cup-finale tegen Borussia Mönchengladbach in 1975 beschouwt hij nog altijd als een hoogtepunt in zijn loopbaan, hoewel de afloop een anticlimax was na een schitterend Europa Cup seizoen.

Hij genoot er met volle teugen van en niet alleen op het voetbalveld zelf. Als gezelligheidsmens ging hij ook de sfeer na de wedstrijden niet uit de weg en ook voor een avondje doorzakken draaide Willem zijn hand niet om, om zich daarna op de volgende training weer voor honderd procent in te zetten.
Meteen na de fusie in ’65 kreeg Willem van trainer Friedrich Donenfeld een basisplaats, dat zegt genoeg. Dat was tegen Telstar. De opstelling: Warringa; Vondeling, Ter Beek, De Vries, Hoomans, Ter Mors, Höher, Plageman, Ten Donkelaar, Kohn, Bulatovic.

Ik vroeg hem ooit naar enkele memorabele momenten uit zijn carrière. Hij noemde meteen de uitwedstrijd tegen Feyenoord op 14 november 1971. FC Twente won met 1-0. Willem beëindigde de wedstrijd met een blauw oog, doelman Piet Schrijvers overigens ook.
Hij ging ook terug naar woensdag 4 januari 1969, de dag dat zijn vrouw Hilda van dochter Diane beviel. Paar dagen later moest de FC thuis tegen AZ. Het bleef lang 0-0. Trainer Rijvers stuurde Willem dan gewoontegetrouw naar voren en prompt maakte hij nog de 1-0. Dat was even later de eindstand.
“Moet jij niet meteen na de wedstrijd naar het ziekenhuis,” zeiden sommigen tegen hem.
“Nee, om zeven uur pas”, zei Willem. Hij bleef gezellig in het spelershome en ging om kwart voor zeven naar het ziekenhuis. Bleek dat het spreekuur afgelopen was, want op zondag was het op een andere tijd. Zijn vrouw Hilda was boos, maar gelukkig mocht Willem nog wel even blijven.

Zo noemde hij nog meer momenten uit zijn rijke voetballeven, waarin hij 289 competitiewedstrijden heeft gespeeld (23 doelpunten), plus 27 bekerwedstrijden (2), plus 34 Europa Cup-duels, plus 6 wedstrijden voor de Intertoto. Dat brengt zijn totaal op 356 officiële wedstrijden en 25 doelpunten.

42 | WERELDUURRECORD

Heb je verloren, dan wil je revanche. Je wilt genoegdoening, je wilt laten zien dat je wèl de sterkste bent. Ook vijftig jaar geleden had je al topsporters met dat soort plannen. Was je wereldkampioen geworden, dan wilde je even stoom afblazen, maar dat kon niet te lang. De sporttas moest snel weer gepakt, want je moest naar de revanchewedstrijden. De verliezers wilden graag iets rechtzetten. “Dat was een leuke tijd”, zegt Bert. “De spanning was intussen een beetje weg bij ons renners en bij de gangmakers.”
Na het WK zag stayer Bert dus zijn opponenten terug op de Europese wielerbanen bij de revanchewedstrijden. “Daar probeerden we dan de wereldkampioen te kloppen. En in ’69 wilden ze mij kloppen, nadat ik de titel in Brno had gepakt.”
Niettemin won Bert dat jaar in Apeldoorn. Cees Stam werd tweede. “Daar waren de omstandigheden anders dan in Amsterdam in het Olympisch Stadion. Daar reed Cees met Stakenburg die elke centimeter van die baan kende. Ik reed op kleine banen als Apeldoorn en Alkmaar meestal goed. Op de relatief kleine baan in Bielefeld wilde Cees me drie ronden voor de finish inhalen. Maar ik versnelde zelf nog en liet hem achter me. Na afloop zei hij: ‘Heb je het gehoord? Je hebt het werelduurrecord verbroken’. Waarschijnlijk heb ik daar harder dan zeventig gereden.”
Op het WK in 1971 eindigden Gnas en Podlesch voor Bert die met brons genoegen moest nemen. “Maar bij de revanchewedstrijden heb ik ze bijna overal in Duitsland geklopt”, grijnst hij. “Dat kwam ook omdat ze elkaar niks gunden. Daar kon ik handig gebruik van maken. Podlesch noemde men de stier. Hij dacht dat hij dwars door een muur kon fietsen. Gnas was een slimme en aardig jongen. Hij kwam uit Bayern als ik me niet vergis. We reden in Berlijn, Dortmund, Stuttgart, Neurenberg, Bielefeld. In België in Antwerpen en Gent en in het Zwitserse Zürich. In Nederland kwamen we naar Apeldoorn, Amsterdam, Alkmaar en zelfs in Oudenbosch, waar toen nog een baan was. De Spaanse renners waren er ook vaak wel bij, maar daar was het beste wel af. Al met al werden die wedstrijden ook gehouden ter vermaak van de wielerliefhebbers die eropaf kwamen. Ze wilden de wereldkampioenen graag zien rijden.”
Bert vertelt dat de revanchewedstrijden ook in financieel opzicht goed te doen waren. “Je kreeg een redelijk startgeld, reiskosten, prijzengeld en zakgeld. Dat was allemaal al van tevoren bekend, maar desondanks wilde je zo’n wedstrijd winnen”, zegt hij.
Tot slot wijst Bert nog op de derny-wedstrijden (foto) die destijds in eigen land behoorlijk vaak gehouden werden. “Ik herinner me in de regio de wedstrijden rond de vijver in Hengelo, in Neede, Delden en ook elders in het land. Mooie tijd.”

JANS HAD DIT EN JANS HAD DAT…

We hadden het goed voor elkaar, oud-collega Jan Ankoné en ik. We zaten hoog in de Veste tussen de fans van de FC en zagen een soevereine 3-0. FC Groningen kwam goed weg. 6-0 had ook gekund en had dus gemoeten. Zo kritisch moet je zijn. De ploeg uit het noorden met mijn clubgenoot Mike te Wierik heeft en krijgt het lastig om het zogenaamde eerste rijtje nog te bereiken dit seizoen.

Ja natuurlijk let ik op Mike. Naast zijn ‘functie’ als centrumverdediger bij Groningen is hij ook nog assistent-trainer van WVV’34. Terwijl hij in de Veste alle zeilen bij moest zetten, speelden zijn pupillen uit Hengevelde in Rossum gelijk tegen RSC. Hij speelde best goed tegen de Twentse FC, maar wat heb je eraan als de tegenstanders steeds van alle kanten komen en de wedstrijd in handen hebben.

Jan en ik zaten stoïcijns te kijken, hoewel Jan regelmatig liet blijken enthousiast te zijn over de verrichtingen van de thuisclub. We volgden het spel in alle rust. Ikzelf moet er nog aan wennen, zo tussen het supportersvolk. Goa Stoan a’j veur Twente bint en hup dan moet je in de benen komen. Dat soort dingen doe je niet op de perstribune, waar ik jarenlang gezeten heb.

Daarbij komt dat Jans buren – drie jongens van een jaar of 18 – de wedstrijd schreeuwend bekeken met in beide handen een beker van een halve liter die gevuld was met bier. Was het op dan haalde een van hen weer zes verse bekers. Dat bier bedwelmde vooral de jongeman die pal naast Jan zat. Hoe zo’n jonge keel anderhalf uur een overdosis aan decibellen kon produceren met het woord ‘homo’ als leidmotiv, is weergaloos. Hadden we hem tot de orde moeten roepen? Ja, dat hadden we moeten doen. Maar we deden het niet. Spijt van.

Daar kwam nog bij dat achter me een paar mannen zaten van onze leeftijd die zich tussen de 28.000 aanwezige kenners opwierpen als voetbalprofessoren. Voor de rust: “Jans had Vlap niet op moeten stellen, Misidjan moet niet elke keer zijn man willen passeren, Rots is er nog lang niet, Jan had Brenet beter rechtsbuiten kunnen zetten.”
Na de rust: “Jans had Brama moeten brengen”.
Vanaf de 2-0 voorsprong: “Groningen is niks. Jans moet nou de wisselspelers een kans geven. Waarom zet hij Brama er niet in. Het wordt tijd voor Steijn. Ik wil die Van Leeuwen wel weer eens zien. Waarom weer die Ugalde en Cleonise?”

Zo ging dat door. En daar zit je dan tussen. Dat is wennen, maar van de andere kant heeft het ook zijn charmes. Behalve dan die halbstarken met hun homo-geschreeuw.

41 | EEN KROMGETROKKEN DRAADNAGEL OP EEN RACEFIETS

We beschreven in deze serie regelmatig een aantal concullegae van Bert. In dat rijtje hoort Gerrit Lentelink alias IJzeren Gerrit waarschijnlijk bovenaan te staan. De renner uit Wiene, die zes jaar ouder was dan Bert, had vaak van die dagen dat hij niet te kloppen was. “Geen wonder”, zeiden enkele oud-renners onlangs tegen mij, “want Gerrit nam regelmatig vlak voor de koers een stuk of vijf van die paarse pilletjes.” Wijlen Bennie Doldersum zei letterlijk: “Maar of Geit daar harder van fietste, denk ik niet, want hij kon sowieso heel hard fietsen.”

Bert vertelt dat Gerrit heel veel koersen won. Meestal had hij meer één of zelfs meer ronden voorsprong. Legendarisch is het verhaal van de Ronde van Goor in 1960. Heel veel publiek. Gerrit was solo op weg naar weer een ronde voorsprong toen hij een kindje onder de fiets kreeg dat iets te ver op de weg stond. Het bleek zijn nichtje te zijn, die gewond naar het ziekenhuis werd afgevoerd. Gerrit stopte even, stapte weer op en won de koers. Hij had dat jaar overal succes. “Kortom”, zegt Bert, “hij reed ontzettend goed in die tijd. Ik fietste wel eens met hem naar Limburg om daar een koers te rijden. Soms gingen we een dag van te voren en logeerden we in een pensionnetje voor drie gulden. Op een nacht was daar een feest en lagen we uren wakker. Vervolgens reden we de andere dag die koers.”

Buiten de koers om was Gerrit een aardige man, zegt Bert. “Hij lustte dan graag een biertje. Als wielrenner was hij in zichzelf gekeerd. Hij deed wat hij wilde, overleggen met hem ging niet.”
De Ronde van Goor was voor beide renners een soort van thuiswedstrijd. “We woonden in nabije buurtschappen, hij in Wiene en ik in Herike. Een paar duizend toeschouwers met veel supporters van ons beiden stonden of zaten langs de kant. Hij won een keer met twee ronden voorsprong, maar in 1959 hadden we beiden een ronde voorsprong. Ik ontsnapte in een van de slotronden, Gerrit kwam erbij, ik reed hem weer uit het wiel en won de koers. Hij was zo nijdig en teleurgesteld dat hij met rugnummer en al pardoes naar huis reed.”

Gerrit was een fenomeen. Hij reed een aantal jaren bij de zogenaamde onafhankelijken. Dat waren semiprofs, ze fietsten in een soort klasse tussen de amateurs en de profs en konden in beide categorieën starten. Ook Mattie van den Heuvel uit Hengelo was onafhankelijk. Gerrit reed in die afdeling voor de Italiaanse fabriek Legnano die in Nederland vertegenwoordigd werd door Wevo-Sport. Als zodanig startte Gerrit in 1960 de klassieker Milaan – San Remo en reed die koers ook uit.
Bert herinnert zich een typering uit die periode van de journalist Frits van Griensven na een lange solo van Gerrit in de Ronde van Nederland. Frits omschreef hem als ‘een kromgetrokken draadnagel op een racefiets’.

Gerrit Lentelink is op 2 maart 2010 overleden. Hij is 78 jaar geworden. Hij was een oom van de succesvolle renner Eric Cent uit Goor.

HOMOFIELE PAARDEN?

Die namen. Hoe die paarden heten, die aan de Military van Boekelo meedoen. Harry Belafonte is erbij, Happy Boy, Smokie. Elk jaar is het weer een feestje om op de deelnemerslijst te kijken naar de visitekaartjes van de paarden. Laura Colett zou vandaag de wedstrijd wel eens kunnen gaan winnen. De Engelse staat er met Dacapo (foto) het beste voor. Mooie naam voor een paard. Immers na elke wedstrijd begint het circus weer van voren af aan.

In 2003 was ik als verslaggever van de TCTub ter plekke. De deelnemende paarden hadden ook toen prachtige namen. Daarom dook ik stiekem de stallen in en ging op onderzoek uit. Zat een stukje in voor de maandagkrant, dacht ik. Waarom heet een paard zoals hij | zij | hen heet?

Het was geen straf om in die gigantische, tijdelijke stallen rond te dwalen. De geur van hooi, die soms even verdreven werd door paardenstront, was aangenaam. Ook de beste paarden laten wel eens iets vallen. Of noem je die stront paardenpoep of paardenontlasting, omdat een paard ook geen kop en geen poten heeft, maar een hoofd en benen?

Op iedere box stond de naam. De film- en muziekwereld voerden dat jaar de boventoon. Er zaten opvallende namen tussen. Tom Cruise II, het paard dat Boekelo 2003 zou gaan winnen, was een machtige, zwarte ruin en het was volgens de eigenaresse zelf ook een echte acteur. Ik las de namen Sledgehammer en Lily the Pink, voormalige tophits, nu echte hits. Uit Zweden kwam My Fair Lady, de uiteindelijke nummer 4 van het eindklassement. Crazy Love was er en Pure Genius. Ik moest denken aan AVRO’s Weekendkwis waarin Fred Oster de cavia’s Ria Valk, André van Duin en Willeke Alberti tegen elkaar liet rennen.

Ik zag hoe Amaretto met de bips naar ons toe stond uit te rusten van de zware cross. Prachtig paard. ‘Wat is het,’ vroeg ik de lieftallige Zweedse groom, ‘een he of een she?’ “Hij was ooit hengst”, lachte ze, nu is hij ruin. Maar in zijn gedrag is het een meid. Hij is ijdel, wil er steeds goed uitzien. Ik denk dat hij graag een spiegel in de stal wil hebben. En steeds als er een fotograaf op hem af komt, steekt ie elegant het hoofd omhoog. Hij vindt zelf dat hij er goed uitziet en dat is ook zo’, vertelde me de Zweedse jongedame. Destijds zei je nog ‘hij’ als het een ruin betrof.

Naast Amaretto keek Flash Gay nieuwsgierig naar buiten. Lily the Pink, Flash Gay… Zijn sommige paarden homofiel? Ik vraag het dezelfde groom. ‘Nee, een paard is geen aap’, zei ze een tikkeltje verbolgen en keek me hoofdschuddend na.
Eén naam moet ik nog noemen van de lijst uit 2003. Kyrenejennalla’s Boy, een ruin uit Tsjechië. Handig voor een radioreporter.

40 BOOMSTAM – STAMBOOM

Stel je voor. Je gaat naar de wereldkampioenschappen. Iedereen zegt dat je de grote favoriet bent voor de titel. De regenboogtrui heeft jouw maten. En zelf denk je dat ook. En dan word je het niet. Je baalt extra hevig. Je bent ontiegelijk teleurgesteld.

In 1969 ging Cees Stam uit Koog aan de Zaan als glorieuze winnaar van het nationaal kampioenschap stayeren voor amateurs naar Brno voor de strijd om de wereldtitel. Hij was de grote favoriet, maar….. Bert Boom werd wereldkampioen.
“Cees was goed. Nee, hij was soeverein en zo voelde hij zich ook. Hij gaf mij die jaren het gevoel dat hij de baas was”, zegt Bert daar meer dan vijftig jaar later over. “Hij was sterk en hij was zeven jaar jonger. Maar ik was verstandiger, haha.”
En wat zegt de bijna 77-jarige Cees zelf over die titelstrijd in Brno? “Ik was inderdaad de topfavoriet. Bert lootte de koppositie, ik zat er een paar posities achter. Coach Martin Wierstra mikte op goud voor mij en zilver voor Bert. Ik wachtte tot het eind met aanvallen, maar ik kwam er niet langs. Dat was verrassend, maar ik kon en kan niet anders zeggen dat Bert de terechte winnaar was.”
En ja, hij baalde enorm. “Ik was teleurgesteld voor mezelf. Dat is me wel bijgebleven. Het was voor mij belangrijk om wereldkampioen te worden, want dan zou ik beroepsrenner worden. Dat werd hierdoor een jaar uitgesteld. Het deed pijn. Niemand had dit verwacht. Op het NK was het verschil nog duidelijk. Maar ja, elke wedstrijd is anders, elke baan is anders.”
Cees en Bert stonden een jaar later in Leicester weer samen aan de start. Cees reed achter Joop Stakenburg. Bert had andermaal Bruno Walrave als gangmaker. Dit duo probeerde vooral de gevaarlijke opponenten uit Spanje dwars te zitten om Cees aan de wereldtitel te kunnen helpen. “Het was niet mijn beste wedstrijd”, zegt Cees, “maar ik won en werd wereldkampioen. Ik werd prof en heb daarna niet meer tegen Bert gereden.”
Hoe was Bert als concurrent, luidt de vraag. Cees: “Jaah, wat zal ik zeggen. We zijn intussen een paar jaar ouder. Ik heb hem maar kort als tegenstander gehad. Op de weg hebben we nooit tegen elkaar gereden, alleen op de baan. Bert was een heel goeie allround renner. Op de baan van het Olympisch Stadion was hij duidelijk de mindere, op kleine banen reed hij beter. Ik vond hem een leuke vent en een fijn mens. Ben hem later nog wel tegengekomen op beurzen toen hij voor Shimano werkte en ik bij AGU-Sport. Bij dat soort gelegenheden was hij met zijn Twentse humor meestal wel in voor een geintje.”
Bert beaamt het goede contact dat de beide oud-wereldkampioenen in hun werkzame leven hadden.
Ineens schiet hem nog een anekdote te binnen over de huldiging in Enter na de gewonnen wereldtitel. “Onze buurman heette ook Stam. Een groep Enternaren kwam hem feliciteren met de tweede plaats. Gekkigheid. De goede man had nog nooit op een racefiets gezeten.”
NB Cees Stam won oa vier wereldtitels, reed 48 zesdaagsen en was een tijdlang werelduurrecordhouder. Zijn zoon Danny en kleinzoon Yoeri Havik zijn eveneens bekende wielrenners geworden, zowel op de baan als op de weg.

VOOR DE KEU

FC Twente won met 3-0 van Vitesse. Dat was prima, maar de score mag best wat hoger uitvallen tegen dit soort zwakke tegenstanders. Feit is dat twee van de drie goals door verdedigers werden gemaakt (Brenet en Smal). Feit is ook dat Van Wolfswinkel en Vlap nog steeds niet in vorm zijn. Ik vind dat Van Wolfswinkel, zoals ik op deze plek al eerder verkondigde, zijn beste tijd gehad heeft.

Er zit sleet op de spits van de FC. Hij kreeg weinig goeie ballen, dat is waar, maar beetje spits komt toch een paar keer in scoringspositie. Daar zorgt hij wel voor en anders doen zijn medespelers dat. “Hij heeft een doelpunt nodig”, roept de kenner. Dat mag zo zijn en dat helpt ook wel eens, maar Van Wolfswinkel heeft na acht wedstrijden nog steeds geen doelpunt gescoord. Niet goed!
Vlap is onzichtbaar. Als aanvallende middenvelder zou hij een steun voor Van W kunnen zijn, maar hij zoekt en zoekt, maar vindt nog weinig. Als Sadilek weer mee kan doen, gaat Vlap naar de bank. Want de andere twee middenvelders, Zerrouki en Kjølø, zijn zo belangrijk geworden, dat hun plekjes in de elf van Jans verzekerd zijn. Overigens, Wout Brama is er ook nog. Deze ervaren rot kan nog steeds veel voor het elftal betekenen. Coachend, duels winnend, passend (meestal direct), inzicht.
Niettemin, 3-0 winst voor de FC die keurig bij de eerste vijf van de ranglijst staat. De zege op Vitesse was voor één man in het stadion de kers op de taart. Dat was Eddy Achterberg, alias de Keu. Hij werd voor de wedstrijd door Jan Streuer uitgeroepen tot erelid van de FC. Geheel verdiend. De Keu is een clubman pur sang. De FC betekent alles voor hem. En waarachtig zong Vak P nog even de hit van de eind jaren zestig/begin jaren zeventig Heya De Keu….

GRUNDEL

Laat ik nou helemaal vergeten zijn dat Lyceum De Grundel afgelopen zaterdag het 75-jarig jubileum vierde met een enorme reünie. Jammer, maar helaas. Ik zocht en zocht en vond als schrale troost een klassenfoto terug. Derde klas gymnasium. Ik bewaar goede herinneringen aan de school die op 20 kilometer van mijn huis in Markvelde lag. Meestal ging ik met de bus vanuit Hengevelde vanaf café De Witte. Het was de werkbus, waarin ook de plaatsgenoten zaten die bij Stork, Heemaf, Hazemeijer en andere Hengelose bedrijven werkten.

Ik vond de Grundel een interessante school, genoot van de sfeer en de lessen. Rector pater Zonneveld, Piet Bakels (aardrijkskunde), Lenferink (Nederlands), Hoens van geschiedenis en Kuijpers (Duits) die volgens de TCTub afgelopen zaterdag aanwezig was. Hij is inmiddels 93. Pater Gemmeke, juffrouw Knol, Tops, Komen, Ter Braak (bijgenaamd Flap), Wiggers, Wessels, Wienk, Van Dongen, Huizinga et cetera. Karakteristieke mannen en vrouwen. Steeds meer namen komen bovendrijven.

Ook sommige leerlingen spraken tot de verbeelding. Ik smulde als jonge leerling van de krantenartikelen over de heldhaftige Theo Elschot die in de hoogste klas het eindexamen niet afwachtte en ineens verdwenen was. Na zes weken werd hij in Frankrijk teruggevonden. Hij was het schoolleven zat en had een baantje gevonden bij een wijnboer. Later werd hij een befaamd horecaman. Ik keek ook hoog op tegen de kleine schoolgenoot Henk Nieuwkamp, de succesvolle wielrenner uit Borne en herinner me de jongens van Wagenaar en de voetballer Wim Zervaas.

Dan die klassenfoto. De heer Moulijn staat quasi nonchalant achter in het lokaal, onze leraar latijn die erg veel moeite had om ons in bedwang te houden. Maar hier poseren we gedwee en hier en daar schichtig voor de dienstdoende fotograaf.

Ik ken van bijna iedereen de namen nog. Van de meesten weet ik waar hun ouderhuis stond. Maar waar ze nu wonen?

Eerste rij vooraan Peter Ham uit Enschede, de hockeyer. Naast hem Willy Brummelhuis uit Haaksbergen. Er zaten veel Enschedeërs en Haaksbergenaren op De Grundel. Later hadden die plaatsen zelf een katholieke middelbare school. Dan weer twee Enschedeërs: Michiel Vergeer, de latere economist en woordvoerder van het CBS met naast hem Guus van ’t Reve. Daarachter Kees de Rooij (als ik het goed heb) en Jon Vismans. Drie Hengelose meiden, Monique Schreijer (?), Yvonne Assink en ?? (sorry) en daarachter Ben Oude Groeniger (Borne), mijn zwager Jan Scholten (Goor) woont in Laren en Peter Scheij (Hengelo) die verkering had met een meisje uit een andere klas. (Hoe curieus dat ik dat onthouden heb.)

De rechter rij. Links Dick Rabelink, mijn Goorse vriend van toen, woont in Oegstgeest. De jongeman naast hem heet Winfried Poelman. Hij kwam oet Eanske. Tweede bank: Johan ten Thije (Isidorushoeve) en Ben Vaanhold (Enschede) die later in Nijmegen woonde. Van hem weet ik dat hij overleden is. Hopelijk is hij de enige die uit de tijd is. Dan Karel Tibbe, zoon van de directeur van Bad Boekelo (gratis entree dus), thans Usselo. Hij is fotograaf geworden. Naast hem zit ikzelf, toen de kleinste van de klas, nu 180 centimeter. Dan Edith de Rijk (Hengelo) en ?? (andermaal sorry). Tot slot daarachter ook twee Hengelose meiden Gerrie Kuipers en Ria Bruggink die later net als ik en overigens net als haar vader journalist geworden is.

Ik hou me aanbevolen voor aanvullingen | verbeteringen | foto’s.

TWENTSCHE COURANT

Het speciale speldje zit al op de revers van mijn colbert. Want de dag van vandaag staat in het teken van wijlen de Twentsche Courant. De oud-werknemers komen weer eens bij elkaar in een mooi etablissement nabij het stadhuis in Hengelo. Reünie. Nostalgie. Babbelen over vroeger en nu.

De oudste krant van Twente – opgericht (of zeg je gesticht) in 1844 – geliefd bij duizenden Tukkers en ook Sallanders en Achterhoekers. Ik las hem al toen ik acht was. Op de buik liggend op de keukenvloer. Mijn moeder vertelde me later dat ik dan plaatjes uitknipte en in een schrift plakte. Waar is dat schrift gebleven?

Later ging ik er werken. Eerst een tijdje als correspondent en later in vaste dienst als sportredacteur. Dat was fijn. Eén grote familie, dat zullen we vanmiddag ook weer meemaken. In 1994 vierden we op smaakvolle wijze het 150-jarig bestaan, in ’96 fuseerden we met Dagblad Tubantia en werd het De Twentsche Courant Tubantia. Dat was even wennen, maar het leven ging uiteindelijk gewoon door.

Ik kan er veel meer over vertellen, over die goeie, ouwe TC en het gebouw aan de markt in Hengelo, dat een soort doolhof was. Anekdotes, verhalen, tranentrekkers. Beetje overdrijven mag.