17 | VEERTIEN KEER DE RONDE VAN OVERIJSSEL

VEERTIEN KEER DE RONDE VAN OVERIJSSEL
Welke bekende profrenner heeft hem niet gereden. Zoek hem met een lampje. Je vindt hem niet. Kijk alleen maar eens naar de erelijst. Vermaarde coureurs als Jan Janssen en Gerben Karstens wonnen de Ronde van Overijssel en anderen die kort na deze roemrijke klassieker bekende beroepsrenners werden. Ik noem oud-winnaars als Piet Damen, Michel Stolker (2x) Tristan Hoffman, Rudi Kemna, Gerard Vianen, Bas Maliepaard, Leo van Dongen, Gerben Karstens, Rob Harmeling, Jan Aling en ga zo maar door. Ook toprenners die geen prof geworden zijn zoals Arie Hassink, Herman Snoeijink (2x), Jan Spijker (2x), Jos Alberts, Jan Lenferink en Frits Schür hebben de pittige klassieker op hun naam geschreven.
Want de Ronde van Overijssel is zwaar en lang. Wil je weten of je een wielrenner van hoog niveau kunt worden, probeer dan deze koers maar eens te winnen of een plek op het podium te claimen of – vooruit – bij de eerste tien te eindigen.
Bert Boom stamt uit een tijd dat de regionale renners niet aan een zege in Overijssels Mooiste, zoals de nickname van de Ronde luidt, hoefden te denken. De Twentse amateurs behoorden toentertijd niet bij de nationale top.
De eerste Tukker die opviel was Hengeloër Mattie van de Heuvel. Hij werd in ’55 tweede achter Mies Stolker. Grote klasse. Berts plaatsgenoot Johan Pluimers werd in ’61 derde. Ook heel goed, met Enschedeër Jurry Dokter als vijfde. Piet van der Horst jr uit Klundert won de koers dat jaar. Bert stapte af.
De eerstvolgende ereplaats van een regionale renner was wel voor hem. Dat was pas in 1970. Bert was al 32 en werd derde, Fred Niemeijer uit Hengelo, die een keer of vier bij de eerste tien wist te finishen, eindigde als vierde. Winnaar werd John Cornelissen uit Wijchen. Jan Bakker uit Zaandam kwam in Rijssen als tweede over de meet. Zij tweeën achterhaalden de ontsnapte Bert pas op de Holterweg. Maar 700 meter voor de streep sprong hij andermaal weg om kort voor de streep toch weer ingehaald te worden. Bert had dat jaar veel studie gemaakt van de finale, maar kwam net tekort. Niettemin werd hij derde en was er blij mee. “John Cornelissen vertelde me later dat hij zijn medevluchter Jan Bakker enorm had aangespoord om door te rijden, zo bang was hij dat ik nog een keer terug zou komen”, vertelt hij met een grote glimlach.

Bert reed de Ronde in totaal veertien keer. De eerste keer was hij 19 jaar. Dat was in 1957. “Ik keek hoog op tegen de gevestigde namen. Mik Snijder, Piet Damen, Jo de Roo, Jan Janssen, Coen Niesten en dat soort mannen die later allemaal prof werden. Je reed destijds nog zonder derailleur. Later was het in zo’n klassieker wel toegestaan en zo’n dertig jaar geleden mocht het ook in criteriums. In het begin was bovendien de lengte van deze ronde af en toe wel 225 kilometer of nog langer. We reden naar Deventer, maar zouden ook nog langs Haaksbergen, Ootmarsum en Den Ham komen voor we via de Holterberg in Rijssen aankwamen. Eén keer kwamen we langs mijn ouderhuis in Herike.”
Terug naar de eerste jaren toen hij de finish een aantal keren niet haalde. “In 1957 kreeg ik kramp. In ’58 ben ik ook afgestapt. Stel dat ik zou winnen, dacht ik, dan moet ik een ereronde rijden. Kan ik nog een keer die 225 kilometer gaan rijden.”
In 2020 en ’21 was er om bekende redenen geen Ronde van Overijssel, over acht dagen volgt de 68ste aflevering. Bert looft de organisatoren. “Ik buig heel diep voor hen. Het is niet zo maar een klassieker. Maandenlang zijn ze ermee bezig.”
Veertien keer gereden, één keer derde. Dat was het. Nooit eerste. “Of dat me steekt? Nee, je kunt niet alles winnen. Oké, op die mooie erelijst van de Ronde had ik ook graag gestaan. Maar kijk eens wie er nog meer bij de eerste drie zijn geëindigd. Dat zijn allemaal klasbakken. En kijk eens wie in het jaar 2000 de winnaar was.”
De naam Boom kwam op 6 mei 2000 alsnog op de erelijst te staan. Zoon Bart ging dat jaar solo als eerste over de streep. Dat was bovendien op de dag dat vader Bert zijn 62ste verjaardag vierde. Fantastisch, beter kon niet. Die editie van de Ronde van Overijssel kreeg dankzij Bart een speciale winnaar met een bijzonder verhaal. Daarop komen we terug, later in deze reeks verhalen en anekdotes.

RIP HENNY

Vorige week nog kwamen we langs zijn huis in Diepenheim. “Hoe zou het met Henny zijn”, zeiden we tegen elkaar. “En was zou hem in vredesnaam mankeren?”

Henny Vrienten is sinds vandaag (of gisteren) uit de tijd. Het bericht kwam zojuist als een mokerslag binnen. Hij woonde jarenlang in een bungalow op mijn geboortegrond in Markvelde en sinds 2015 in Diepenheim op een boerderijtje met nog meer ruimte en met meer rust. Daar kon hij componeren, muziek maken, lezen, nadenken, plannen maken. Daar was hij gelukkig. Het Deepse Brook, de hele regio Twente hadden zijn hart gestolen.

Ik ervoer het zelf in de zomer van 2019 toen ik hem mocht interviewen voor Zilver Magazine. Openhartig, kalm en gevoelvol gaf hij antwoord en met alle geduld van de wereld mocht fotograaf Remco Homan zijn werk doen. Daarom kreeg ik het een uurtje geleden ineens koud toen ik het hoorde. Ik dacht meteen terug aan die fijne, onvergetelijke zomermiddag op het Deepse Brook.

Ik zal een paar bijzondere quotes weergeven uit dat interview. Ter nagedachtenis aan de veelzijdige Henny.

‘Je hoort het verkeer hier een beetje, omdat de wind uit het noordwesten komt, maar heel vaak is het hier helemaal stil. De rust van het platteland is onbetaalbaar. Daarom zit ik hier.’

‘Ik ben van de Twentenaren gaan houden. Omdat ze gewoon doen. Ze zijn open. Ze hebben iets aards, iets directs en ook iets terughoudends. Ik word hier nooit lastig gevallen, behalve af en toe door een journalist. De Twentenaar moet je even leren kennen en dan heb je hem ook. Daarom ga ik nooit meer weg hier.’

 

‘Geloven? Waste of time. Bron voor conflicten. Als je inzoomt op alle conflicten in de wereld, ligt religie aan de grondslag ervan. Ik ben niet religieus, hoewel ik katholiek ben opgevoed en op het seminarie heb gezeten. Ik ben wel een culturele katholiek. Ik houd nog steeds van Gregoriaans, ken alle heiligenlevens en sla geen kathedraal over…’

 

We spraken over allerlei plannen die hij nog had en over de inspiratie die hij dagelijks had om nieuwe muziek te componeren.
En ook bespraken we de eindigheid van het leven.
‘Angst heb ik er niet voor, want het is heel natuurlijk dat het proces een keer ophoudt.’

De connectie tussen hem en het Twentse land is onwrikbaar, zo bleek tijdens het interview. Die is zelfs zo duurzaam dat hij na zijn dood in Diepenheim de grond in gaat, zoals hij het zelf uitdrukte. ‘Op dat mooie kerkhof hier in Diepenheim of voor mijn part daarginds in het rozenperkje in de hoek van mijn tuin. Maar ik hoop dat het nog wel even uitblijft. Ik wil nog heel veel doen.’

 

Dat was in de zomer van 2019. Nog geen drie jaar geleden. Hij is 73 jaar geworden.
RIP Henny.

16 | BOOM, CRUIJFF (& BARRY HAY)

Over enkele dagen zou Johan Cruijff 75 jaar geworden zijn. Bert Boom en de grootmeester kenden elkaar. Een valpartij van Bert in 1969 op de wielerbaan van Berlijn lag daaraan ten grondslag. Want soms zit het ook wel eens tegen. De pechduiveltjes fietsen af en toe mee. Dan maken de mannen of vrouwen lelijke smakken. Afgelopen zondag zagen we nog bizarre voorbeelden daarvan bij Parijs-Roubaix.
Bert viel tijdens de Grote Prijs van Berlijn, een wedstrijd voor stayers. De harde val leverde hem een gekwetst lichaam op, maar ook enkele prettige ontmoetingen. Geluk bij een ongeluk.

De mannen reden rond met snelheden van 90 km per uur. Bert lag in tweede positie toen plotseling zijn stuur afbrak. Hij rolde over de betonbaan en kwam op de sintelbaan tot stilstand. Overal schaaf- en andere wonden die vol zaten met het grind van de baan. “Alles lag open, mijn armen en benen zaten onder het bloed”, herinnert hij zich.
Snel werd hij naar een ziekenhuis vervoerd. Jan Jansen (niet de wegrenner, maar de sprinter) ging mee in de ambulance. Toen Bert een geintje probeerde te maken, sprak Jansen de woorden: “Ze moeten jou doodslaan, voor je stopt met grappen maken.”

De wonden werden in het ziekenhuis verzorgd en Bert mocht een dag later naar huis. In het vliegtuig zat hij naast Barry Hay, de zanger van de Golden Earring. “Hij bood me een glas whisky aan”, vertelt Bert. “Ik zei nee, dank je. Topsporters drinken geen whisky.”
In Amsterdam aangekomen was de fles leeg.

Bert belde dokter Rolink, sportarts, clubarts van Ajax. “Hij wist het al, had in de krant gelezen wat me overkomen was en verwees me naar Salo Muller, de verzorger van Ajax. Daar trof ik Johan Cruijff en een medespeler. ‘Jij fietst de komende drie maanden niet’, zei Cruijff tegen me. Ik zei: donderdagavond fiets ik weer op de baan in het Olympisch Stadion.” Cruijff geloofde het niet en kwam die avond met enkele ploeggenoten kijken. “Zo zagen ze wat voor bikkels wielrenners zijn.”

Vele jaren later was Cruijff (foto) als coach van Ajax met zijn ploeg in De Lutte op trainingskamp. Ze speelden bij ons in Enter een oefenwedstrijd. “Ik ging kijken en kwam hem daar toevallig tegen. Hij herkende me direct en zei: ‘Ik noem jou vaak als voorbeeld voor een speler die zeurt vanwege een wondje of een kleine blessure.’

15 | THEO HUILDE OM WERELDTITEL BERT

Uit de doos met knipsels en foto’s komt Theo Koomen tevoorschijn. Bert is in gesprek met de populaire verslaggever die bijna veertig jaar geleden bij een verkeersongeluk op de provinciale weg Alkmaar-Hoorn vlakbij Koomens woonplaats Groot-Schermer.

Theo was erbij tijdens het WK baan in Berlijn waar Bert de wereldtitel greep bij de stayers. “Ik heb het bandje nog met zijn verslag”, zegt Bert. “Toen ik over de finish kwam, riep Theo dat ik huilde van geluk. Dat was niet zo. Hij huilde zelf.”
Ze kwamen elkaar ook tegen in de Ronde van Tunesië in 1962. “Spontane kerel. Theo was enorm sportminded. Hij beschouwde zijn werk als een soort hobby.”
Bert maakte in zijn roemrijke carrière veel journalisten mee. Hij noemt Charles Taylor van De Telegraaf, Henny Everts van de Twentsche Courant en diens collega Willem Pfeiffer. Hij herinnert zich Kees Jägers, Ton van Dalen en André Vis. “Het waren allemaal zeer betrokken journalisten en ook waren ze altijd prettig aanspreekbaar. André kon verschrikkelijk zeuren, maar de volgende dag in de krant was zijn verhaal schitterend.
Ben Zomerdijk, de man van de uitslagen, komt ter sprake. “Hij is in 2007 overleden. Ik heb bij de crematie een toespraak gehouden als dank voor alles wat hij voor de wielersport gedaan heeft. Maar ik vond het wel jammer dat zo weinig mensen uit de sport bij de uitvaart aanwezig waren. Zijn zoon die ergens in de Betuwe burgemeester was, belde me later op om me te bedanken. Hij vroeg me de tekst van de toespraak naar hem op te sturen.”
Bert pakt de foto met Theo Koomen nog eens in zijn handen. “Dat overhemd heb ik nog steeds”, zegt hij. “En weet je hoe de vrouw van Theo heette?”
“Ja Bert, oké Bert, volgende foto Bert. Pff!” Hij is bijna 84, maar nog altijd een schelm.

LEO HORN

Dat Leo Horn (1916-1995) een zeer eigenzinnige scheidsrechter was, weten de oudere voetballiefhebbers nog wel. Sportclub Enschede weet er ook van mee te praten. In 1958 boorde hij de toenmalige topclub het Nederlands kampioenschap door de neus. Gerrit Moddejonge (1928-2019) scoorde op aangeven van Abe Lenstra die de bal terugtrok. Maar Horn floot af voor buitenspel.

Gerrit vertelde me een paar jaar geleden nog dat zelfs de mensen van DOS zeiden dat Sportclub erin geluisd was door Horn (foto). “Abe trok de bal voor, ik passeerde Hans Kraay en schoot de bal in de hoek. Horn zat fout. Ik zal het nooit vergeten. Ik weet nog dat ik heel kwaad was, maar wat kon je eraan doen. Horn was een grote jongen in de scheidsrechterswereld”, aldus Gerrit.

De beelden bevinden zich in het archief van de club. Ik stel voor de VAR er nog eens naar kijkt…
Ik moest aan Horn denken, omdat Dais ter Beek vandaag jarig is. Hij wordt 86. Hij speelde jarenlang voor Sportclub. Ook Dais beschreef me ooit eens een merkwaardig voorval met Horn in de hoofdrol.
“We speelden thuis tegen Heracles. De stand was kort voor tijd nog steeds 0-0, toen ik erdoor ging en op doel schoot. Maar Herbert Finken, de stopper van Heracles, tikte de bal met de handen over de lat. Ik keek meteen naar scheidsrechter Leo Horn, maar die gaf een corner. Ik naar hem toe. Dacht je, zei Horn, dat ik zo’n slechte wedstrijd door een penalty laat beslissen?”

Dat was Horn. Hij zette af en toe de regels naar zijn hand. Let wel: hij was een gerenommeerde scheidsrechter, ook internationaal.

RIP HELEN GAASBEEK

Ze was bekend van het zangduo Helen&Fred, ze was zangeres van het orkest Freddy Golden en van de Cotton Town Jazz Band. De veelzijdige zangeres Helen Gaasbeek-Werkman is woensdagochtend op 81-jarige leeftijd overleden. Voor Zilver Magazine interviewde ik Helen en haar man Fred medio 2018 en heb daar prettige herinneringen aan, niet in het minst om de gedecideerde antwoorden van Helen.

Overigens heeft haar man Fred veel moeite moeten doen om haar te strikken voor een relatie. Toen hij 21 jaar was, vroeg hij haar elke dag, maar ze zei alsmaar NEE. Hij gaf echter niet op. Anderhalf jaar later zei Helen ineens JA. “Pardoes jaaaah. Ik dook onder de piano van blijdschap. Had het totaal niet verwacht”, vertelde Fred die overal ter wereld als musicus en componist bekend was.

Enkele citaten van Helen uit het bewuste interview wil ik je niet onthouden. Ter nagedachtenis en ter lering ende vermaak.

“Ik neig naar het katholieke geloof. Dat komt doordat ik vroeger veel katholieke vrienden had. Ik vind het nog steeds belangrijk. Het weerhoudt de mensen ervan om bepaalde dingen uit te halen. Je moet je goed gedragen ten opzichte van je medemens. Net zoals ik me bij Fred thuis altijd geborgen heb gevoeld, is dat ook met het geloof. Je kunt er altijd terecht. Mijn dochter heeft datzelfde gevoel.”

“Het was heel hard werken. Ik kwam echter vaak situaties tegen die ik niet eerlijk vond. Soms hadden we een afspraak om ergens op te treden, maar werd je toch nog aan de kant geschoven. Vriendjespolitiek, daar kon ik niet tegen. Als ik ja zeg, zeg ik ja.”

“Ik ben en was gekker van klassieke muziek. Trijntje Oosterhuis? Neuh. Zoals ze de ogen heeft staan, zo zingt ze ook. Ik mis de emotie. Glennis Grace is heel goed.”
(De foto is gemaakt door Remco Homan)

14 | OM DE VIJVER

Het is al jaren een heel tof criterium, de Ronde van Hengelo. Niet te verwarren met de Nacht van Hengelo. Het parcours is ruim 800 meter kort en is gelegen rondom de idyllische Tuindorpvijver. Over twee weken staat deze oeroude koers weer op de rol. Bert Boom is van plan te gaan kijken, niet in het minst omdat hij een van de vele oud-winnaars is. “Ik wist niet dat hij nog steeds gehouden wordt. Waarom lees ik daarover bij ons in Enter niets in de krant? Gelukkig weet ik het nu, dus ga ik kijken die zaterdag.”
De oud-renner uit Enter heeft tientallen wedstrijden op zijn naam geschreven, maar die van Hengelo in 1960 was een van de mooiste. Er stonden 4000 toeschouwers langs de kant, waarbij je moet bedenken dat aan de binnenkant niemand mocht staan. Wat je krijgt op dat korte parcours, is dat de betere en slimmere renner al gauw een ronde voorsprong neemt. Op die tiende juli in 1960 slaagden Henk Nijdam, Wim Dieperink en Bert erin met twee ronden voorsprong op het peloton richting de eindstreep te rijden. Bert Boom won de eindsprint, zo meende de jury. Nee Nijdam won, meenden eveneens een paar juryleden en zeker de aanhang van de man uit Eelderwolde. “Gelukkig stond er een goeie foto van de eindsprint in de krant”, weet Bert zich 62 jaar na dato nog goed te herinneren. “Die wilde ik Nijdam een paar dagen later laten zien, maar hij er geen belang meer bij, zei hij. Ik won met een halve banddikte voorsprong. Dat weet ik zeker.”
Bert vond en vindt het een mooie koers daar in het Hengelose Tuindorp. “Kort rondje, pijlsnel. Dat lag me goed. Het viel nooit stil. Veel renners hadden daar moeite mee. Ik heb er ooit ook nog achter derny’s gereden. Schitterend was dat. Dat moet in 1969 of ’70 geweest zijn.”
Er schiet hem een voorval te binnen met Massie Zandjans uit Stokkum als hoofdpersoon. “We reden daar eind jaren vijftig, toen Massie in de voorlaatste ronde ontsnapte en honderd meter voorsprong nam. De toeschouwers moedigden hem massaal aan, ik stopte de groep af zo goed ik kon. Massie ging winnen, maar niet heus. Achter het badhuis kneep hij in de remmen en stapte af. We snapten er niks van. Wat was dat Massie, vroegen we hem. ‘Ik heb nooit iets gewonnen, dan vandaag ook niet’, was zijn bizarre reactie. Ik denk”, zegt Bert, “dat hij bang was voor de rondemiss.”
De Ronde van Hengelo werd vaak een dag na de Ronde van Overijssel gehouden. Daardoor was het rennersveld vaak extra sterk. In 1956 bijvoorbeeld won Adrie van Houwelingen uit Sassenheim met drie ronden voorsprong. Coen Niesten uit Beverwijk werd tweede en die had daags ervoor de Ronde van Overijssel op zijn naam geschreven. Fré Mik uit Oude Pekela werd derde. Bert Boom was vierde bij de nieuwelingen.
In 1957 won de ijzersterke Gerrit Lentelink uit Wiene en werd de 19-jarige Bert tweede. Jan van Vliet uit Rotterdam, annex Rooie Jan, finishte als derde. In 1959 was Bert ook een van de deelnemers bij de amateurs. Hij werd achtste. De plaatselijke favoriet Henk ‘Tex’ Scheuten won de koers voor Klaas Visser uit Enschede en diens stadgenoot Jurry Dokter. Paul Nieuwkamp uit Borne kwam als vierde binnen en Harrie ‘Bill’ Rouweler uit Goor als vijfde.
In 1963 stapte Bert af. Hij was niet best in orde die dag. Piet Schreur uit Wolvega kwam solo over de meet met Ben Heusinkveld uit Lichtenvoorde als tweede en Gerrit van Lith (Gellicum) als derde.
In 1966 won Jan Boode uit Nijverdal die samen met Bert een ronde voorsprong had. Gert Bongers uit Voorst werd derde, de wielrennende schaatsenrijder Rudie Liebrechts uit Vlaardingen eindigde als vierde.
De ronde om de vijver was ook in 1968 en ’69 voor duizenden wielerliefhebbers een schitterend schouwspel. Beide keren won de bekende in Enschede geboren coureur Tino Tabak. Ook toen was door de invloed van de Ronde van Overijssel het rennersveld supersterk. Tabak had twee ronden voorsprong, de nummer 2 René Pijnen (Woensdrecht) één ronde. Derde was Wim Prinsen uit Hank. Theo Meijer uit Denekamp was de beste Tukker met de vijfde plaats. Bert werd elfde.
Tabak (foto) mocht op die zevende juli zijn collega-renner Bennie van de Kolk uit Diepenheim heel dankbaar zijn. Want in Hengelo aangekomen, bleek zijn fiets er niet te zijn. “Hij leende toen een fiets van Bennie en kon daar prima mee uit de voeten”, glimlacht Bert. “Hij won de koers. Die fiets van Bennie had nog nooit zo hard gereden. Hijzelf won nooit een prijs, maar zijn fiets dus wel.”

Een jaar later had Tabak drie ronden voorsprong op het peloton. Bennie Groen uit Steenwijk werd tweede, Jan Vlastuin uit Scherpenzeel derde en Hennie Kuiper uit Noord-Deurningen was de eerste Twentenaar. Hij eindigde als vijfde. Bert was er niet bij, want hij verlegde zijn aandacht naar de baan en werd enkele weken later wereldkampioen…. 

DROMMEL

Wat was het een pracht van een wedstrijd, FC Twente-PSV. Mijn maat en ik zaten toevallig bij de goeie 16meter, daar waar vijf van de zes doelpunten vielen en daar waar nog veel meer moois te zien was. Voor onze neus stond in de eerste helft PSV-doelman Joël Drommel, de man die bij de FC opgroeide en uitgroeide tot een topkeeper. Maar bij PSV is het een twijfelaar geworden. Soms is ie goed, soms ook niet zoals zaterdagavond toen hij terug was in het huis waar hij als keeper werd geboren.

Dus eigenlijk is het géén topkeeper. Hij gaat het niet redden bij een club met ambities tot in de Champions League aan toe. Dat zegt mijn gevoel, dat zegt het gevoel van duizenden voetballiefhebbers.

Mijn maat vroeg me wat de laatste spektakel-wedstrijd was in de Veste van dit niveau? Ik kwam uit in december 2017 toen Twente- Ajax in 3-3 eindigde met twee goals van aanvoerder Thesker. Dat was een dijk van een wedstrijd, maar een paar weken later werd datzelfde Ajax door de FC op spectaculaire wijze uit de beker geknikkerd. Na de reguliere speeltijd was het 1-1. De FC scoorde pas in de laatste minuut de gelijkmaker door Assaidi. (Herinner je je deze weergaloze dribbelaar nog?)

De grote uitblinker was tot dan toe ene Joël Drommel. In de verlenging werd hij nog beter. Zoek de beelden maar op (op You Tube). Het bleef 1-1. Er volgden strafschoppen. Drommel keek de penalty van Hakim Ziyech over zijn doel en stopte die van Matthijs de Ligt. Vervolgens was hij het middelpunt van de enorme feestvreugde. Mensen op de hoofdtribune stonden te janken, zo gelukkig waren ze met deze parel in een mager tijdperk.

“Die Drommel”, zeiden we toen, “gaat een grote toekomst tegemoet….”

13 | UIT DE KATTENBAK

Bekend tafereel in de buurt van de startstreep van een koers. Althans in de vorige eeuw. Renners die zich omkleedden vanuit de kattenbak van de auto. Stoeltje ernaast. Meestal waren er geen kleedkamers beschikbaar, maar de renner redde zich wel. Ook belden sommigen aan bij een woonhuis om daar dan na afloop om een emmertje water te vragen. Of misschien mochten ze daar wel even douchen.

Bert zit hier achter zijn eigen huis. De Ronde van Enter stond op de rol. Uiteraard had hij zich binnen omgekleed, maar echtgenote Truus had hem verordonneerd buiten zijn benen in te smeren met de welbekende Midalgan. Renners geloofden heilig in dit smeermiddel op hun spieren en gewrichten. “Ik moest ermee naar buiten”, vertelt Bert, “want dat spul stonk te hard.”

Ook Bert Boom heeft zich bij wedstrijden in stad of dorp vaak moeten omkleden bij de auto of bij wildvreemde mensen thuis. “Kleedkamers waren er zelden. Je haalde in een naburig café de rugnummers op en na afloop was daar ook meestal de prijsuitreiking. De meeste deelnemers hadden wel een of meer premies gewonnen en de eerste drie werden ook nog eens gehuldigd op een podium. Iedereen kent die taferelen wel.”

Bert zou Bert niet zijn als hij ook over dit onderwerp niet een paar anekdotes uit zijn mouw schudt. Hij gaat terug naar 29 juni 1959. Hij woont nog in Herike. Op het programma staat de Ronde van Assendorp, een bekende wijk te Zwolle. De Twentse renners Hendrik van Sark uit Boekelo en Jurrie Dokter uit Enschede treffen elkaar bij het omkleden. Jurrie werkt in Zwolle en is rechtstreeks naar de koers gereden. Als ze klaar zijn, halen ze hun rugnummers. Maar waar is Jurries fiets? Bert: “Hendrik kreeg de opdracht om naar de omroeper te gaan met het verzoek Jurries vader te laten oproepen. Dokter sr. meldde zich, maar had de fiets van zijn zoon niet bij zich.” Jurrie ging daar vanuit, maar had het niet afgesproken met zijn vader. Hij kon onverrichterzake naar huis. En Bert had een concurrent minder. Hij won de koers met een grote voorsprong op Piet Schreur uit Wolvega en Gerrit Lentelink uit Ambt-Delden. Evert Hup uit Kampen won de spurt van het peloton.

Zo ging Bert ook eens met een aantal streekgenoten naar een koers in Mönchengladbach. Huub Ras uit Eibergen, Wim Neeskens uit Borne en Bert mochten zich omkleden bij twee broers die een kruidenierszaak runden. “Dat was fijn”, zegt Bert. “Na afloop mochten we van de broers wat overhemden en hemden uitzoeken. Huub en Wim bedachten zich geen moment en vochten om een stapel hemden. Ik stond erbij en schudde lachend mijn hoofd.”

Nog een herinnering aan een Duitse koers. “Bill Rouweler en enkele andere renners vonden het altijd leuk om een paar bierglazen met opdruk in hun binnenzak te steken. ‘Hier’, riep Bill tegen mij, ‘die is voor jou. Steek hem snel in je binnenzak.’ Ik pakte een fraai glas aan en deed wat hij zei. Toen ik wegliep voelde ik overal nattigheid. Het glas was nog vol en dat had ik niet gezien. Het schuim stond in mijn broek.”

Kortom vrolijkheid alom bij het omkleden op straat en bij de prijsuitreikingen in het plaatselijke café.

1 APRIL

Henk Kesler uit Enschede was een buitengewoon succesvolle bobo. Hij schopte het tot directeur van de KNVB en dat word je niet zomaar. Henk was ook zeker een prettige bobo. Eerst als penningmeester van FC Twente en later bij de bond had ik als journalist vaak met hem te maken en dat was altijd prima. Hij nam in tegenstelling tot de meeste bobo’s geen blad voor de mond en je kon hem altijd bellen. Hij vergat zijn hoesbreefke nooit. Alle lof.

Henk had als KNVB-directeur ook een column. Op 1 april 2010 gaf hij een staaltje toepasselijke humor ten beste. In zijn column op de website van de voetbalbond kwam de Tukker met de optie om de bekerfinale voortaan in de Grolsch Veste in Enschede te spelen. Onder het welluidende motto: “Het wordt tijd dat er nu ook eens iets naar het oosten komt.”

Voor de microfoon van RTV Oost gaf de KNVB-baas toe dat het om een grapje ging, maar wel een met een serieuze ondertoon. “We wilden wel eens weten hoe de reacties uit het westen op dit idee zouden zijn”, grinnikte Kesler.

“Daarom zijn we daar een beetje speels mee om gegaan. Het hele seizoen hoor je steeds weer verhalen over een zogenaamde Twentse lobby in Zeist. Dat wilden we nu juist op deze dag even op een andere manier voor het voetlicht brengen.”
Enschedeër Henk Kesler is thans 73.
(De cartoon is van Thijs Wessels)