BROOD

Mick Jagger fietste door Amsterdam. Soms wil een grote ster maar al te graag een uurtje of een dag of misschien wel een paar jaar incognito door het leven gaan.
We zouden een serie kunnen beginnen. Want op de wereldberoemde Zomerfeesten in Hengevelde zou in het jaar 1986 Herman Brood (foto) met zijn Wild Romance weer eens optreden. Herman arriveerde dat jaar nogal vroeg in het dorp en besloot daarom eerst maar even wat rond te kijken. Zo liep hij café De Gebrande Waateren binnen en nuttigde daar een paar jonge jenevers. Zittend op een barkruk had Herman aan de toog een prettig gesprek met uitbater Bernard Varenbrink. Bernard wist eerst niet precies welke klant bij hem aan de bar zat, maar vermoedde wel dat het een artiest was die moest optreden op het feestterrein tegenover zijn bedrijf.

“Het is Herman Brood die daar zit”, zei een klant tegen hem.
“Prima”, zegt Bernard. Rockmuziek à la Brood was niet zo aan hem besteed.
Niettemin was het gezellig daar aan het schap van de Gebrande Waateren. Zelfs Bernards achtjarige zoon Arno klom nog een paar minuten naast ‘oom’ Herman op de barkruk. Ook dat heeft volgens de overlevering een geanimeerd gesprekje opgeleverd tussen de rockster en de jongen met achter het schap de toch wel trotse vader.
Toen Herman Brood zijn derde jenevertje achterover had gegooid, vertrok hij en liep hij naar de naast het café gelegen Petrus en Pauluskerk, alwaar de avondmis van 6 uur reeds begonnen was. Daar trok Herman zich weinig van aan. De kerkgangers hadden die avond weinig aandacht voor de prekende pastor, want niemand minder dan Herman Brood wandelde door de kerk. Hij bekeek de kruiswegstaties aan de muren, volgde zelfs de mis vanuit de achterste bank nog een tijdje en vertrok.
Teruggekomen bij De Gebrande Waateren nuttigde hij andermaal drie jonge jenevertjes en begaf zich daarna naar de kleedkamer van zijn band. Geïnspireerd als nooit tevoren trakteerde hij die avond een volle tent op een fantastisch optreden.
Dat waren nog eens Zomerfeesten, want dezelfde avond speelde ook nog de Golden Earring….

JAGGER

Mick Jagger die twee weken geleden ergens in Amsterdam in een rijtje stond te wachten en met Keith Richards door de stad fietste. Hij was even onder de mensen en genoot ervan. Deed me denken aan een verhaaltje dat Krijn Torringa (links) mij ooit vertelde. Even pro memorie: Torringa was jarenlang dj en presentator bij Radio Veronica, Avro’s Toppop (beurtelings met Ad Visser) en programma’s bij andere zenders.

Na zijn verhuizing naar Glanerbrug werd hij aangesteld tot speaker van FC Twente in het Diekman Stadion en ook nog in het Arke Stadion. Hij is in 2006 op 66-jarige leeftijd overleden aan kanker.

Na afloop van thuiswedstrijden van de FC mocht Krijn aan de bar van de perskamer onder het genot van enkele stiekeme borreltjes graag vertellen over zijn carrière in Hilversum en omstreken. Het gebeurde tijdens opnames van Avro’s TopPop dat Krijn en enkele collega’s in de kantine zaten toen daar Mick Jagger binnen kwam lopen. De Rolling Stones waren in de studio met opnames bezig, maar Jagger was even vrij. Hij wist de weg in de kantine, want hij liep rechtdoor tot achter de bar en maakte daar een kop koffie klaar, vertelde Krijn.
Op dat moment kwam er een postbode binnen met een pakketje. Hij vroeg iets aan Jagger (foto links), die vervolgens met een brede grijns het pakketje aannam. De postbode ging niet weg, maar nam plaats op een barkruk en bestelde bij Jagger een kop koffie.
“Sugar, milk?” vroeg Jagger met een ondeugende glimlach.
“Milk”, zei de brave postman.
Hij dronk de koffie op en pakte zijn portemonnee. “Effe afrekenen?”
“Alright”, reageerde Jagger, “one guilder fifty.”
De postbode gaf twee gulden en zei: “Hou maar.”
Jagger antwoordde met zijn karakteristieke brede grijns: “Thank you very much, sir.”
De postman stond op, wenste Jagger en de andere aanwezigen nog een goede middag toe en vertrok.
Waarschijnlijk heeft hij nooit geweten welke beroemdheid hem die middag een kopje koffie heeft ingeschonken.
Dat vertelde Krijn Torringa destijds. Een anekdote om te onthouden. Mooi dat ik het voorvalletje weer even kon oprakelen.

25 | BRUNO

Bert bewaart goede herinneringen aan zijn samenwerking met gangmaker Bruno Walrave. Samen werden ze in 1969 wereldkampioen achter de grote motoren in het Tsjechische Brno. Bert was toen 31 jaar, Bruno een klein jaar jonger. U weet het nog. Bert was via de herkansingen in de finale beland, startte op kop en liet er niemand meer langs, daarbij voortreffelijk gegangmaakt door Bruno.
“Hij liep als jongen altijd in en rond het Olympisch Stadion. Hij speelde er als kind en keek later naar de wielerwedstrijden. Zelf heeft hij nooit gewielrend”, zegt Bert over Bruno. “Hij was de jongste gangmaker van Nederland.”

Bert reed in de jaren voorafgaand aan de wereldtitel een aantal keren op de baan en kreeg van de stayer Jan van Dijk uit Lisse die achter Bruno reed, de tip om het ook eens achter de grote motor te proberen. “Hij bracht me in contact met Bruno. Zelf was hij intussen gestopt.

“In het begin was het puinhoop”, karakteriseert Bert zijn eerste probeersels als stayer. “Ze lachten me uit en dat is iets wat men niet moet doen. Zo ben ik in 1969 tijdens de Ronde van Hengelo hard van de fiets gevallen, kreeg een tetanusinjectie en mocht een tijdje niet fietsen. Maar enkele dagen later reed ik het NK. Nog een voorbeeld. In 1971 reed ik op het NK baanrennen als een dweil. De KNWU zei dat ze me desondanks wilden meenemen naar het WK in Varese. ‘Dan kan hij voor de finale de fietsen van de andere renners verzorgen, zeiden ze. Dat soort opmerkingen komen aan op het verkeerde adres. Ik won brons op dat WK.”

Bruno was en is een aardige man, zo vertelt Bert. “En hij liet zich geen oor aannaaien. Hij wist hoe het spel gespeeld moest worden. In 1970 op het WK in Leicester reed ik ook met hem, maar daar werden we gediskwalificeerd.” Bert zou een gevaarlijke manoeuvre hebben uitgehaald. Daar komen we later in deze serie nog op terug.

In 1971 in Varese waren Bruno Walrave en Noppie Koch overgestapt naar de Duitse bond en werden op het WK met de renners Gnas en Podlesch eerste en tweede. “De Duitsers betaalden hen, bij de KNWU kregen ze niks. Dat ze ingingen op de Duitse aanbieding was terecht”, zegt Bert. Hijzelf kreeg Joop Stakenburg toegewezen. “Dat was ook een echte Amsterdammer. We werden toch nog derde op dat WK.”
Niettemin heeft Bert goede herinneringen aan zijn samenwerking met Bruno Walrave. “Hij won met mij zijn eerste wereldtitel. Bruno was een nette man, we hadden een goeie connectie. Elk jaar sturen we elkaar een kaart of spreken we elkaar telefonisch.”

Bruno Walrave (83) woont in Loenen aan de Vecht. Op zijn erelijst als gangmaker staan oa vijftien wereldtitels en acht Europese.

GEBIT

Kan een afbeelding zijn van 7 mensen, mensen die volleyballen, staande mensen, bal en buitenshuisAf en toe wandel ik in het Enschedese Van Heekpark. Ik moet dan even wat tijd overbruggen. Maar het is beslist geen straf om een uurtje door het fraaie 104 jaar oude park te dwalen. Het is historische grond, zeker ook op sportgebied. Ja, Abe Lenstra woonde er tegenover. Sportclub Enschede en Enschedese Boys speelden er hun thuiswedstrijden. Er wordt getennist, gekorfbald en vorige week waren alle jeu-de-boule-banen bezet.
Ik vond in mijn archief een mooie anekdote uit het Oostelijk Sportblad. Zo’n 15.000 toeschouwers keken in februari 1949 in het Van Heekpark naar de wedstrijd Sportclub Enschede-NEC toen ze plotseling in de lach schoten. De omroeper vroeg de aandacht van de toeschouwers met een bijzonder verzoek.
“‘Dames en heren.
Tijdens de wedstrijd Sportclub Enschede-Hengelo, die kort geleden werd gespeeld, was een supporter blijkbaar zo verheugd over het doelpunt van zijn club, dat hij bij de juichkreet die hij aanhief, het gebit uit de mond heeft laten vallen. Diegene die het heeft gevonden, wordt vriendelijk verzocht die terug te bezorgen in de kleedkamer.”
(De foto is in 1926 genomen in het Van Heekpark. Het betreft de wedstrijd Sportclub-Feijenoord)
17 opmerkingen

24 | EROP EN EROVER

In de eind jaren vijftig en de jaren zestig won Bert Boom tientallen koersen. In de regionale criteriums stond hij regelmatig op het erepodium. Ook in andere delen van het land en in het westen van Duitsland liet de coureur uit Enter met zijn snelle benen menigmaal al zijn opponenten achter zich. Vraag je hem naar zijn mooiste overwinningen, dan noemt hij al gauw de Ronde van Oldenzaal op de derde mei van het jaar 1970, daags na de Ronde van Overijssel waarin hij als derde was gefinisht.
Oldenzaal situeerde het parcours destijds op het ietwat glooiende Kalheupink aan de oostelijke kant van de stad. Honderden toeschouwers zagen een kopgroep wegrijden met onder andere de Friese criteriumkoning Henk Hoekstra, Trijnco Buurmeijer uit Veendam, de sterke Piet Kleine uit Hollandsche Veld en de 18-jarige Herman Snoeijink uit Denekamp die als jonge renner indruk maakte en al een aantal koersen had gewonnen. Dat hij in het naburige Oldenzaal ook graag wilde winnen, stak hij niet onder stoelen of banken.
De groep Snoeijink nam een ronde voorsprong op het peloton, waaruit Bert intussen ook was ontsnapt, samen met onder andere Jan Bols, Willem Neeskens, alias de Beul van Borne en Gerrit Leferink uit Haaksbergen. “Vier ronden voor het einde reed ik weg uit deze groep. Bij het ingaan van de laatste ronde zag ik in de verte het peloton voor me met daartussen de koplopers. Ik zette alles op alles, reed langs het peloton en passeerde ze allemaal. Erop en erover. Snoeijink dacht dat deze Ronde van Oldenzaal voor hem zou zijn, maar toen racete de ouwe Boom met een rotgang erlangs”, lacht Bert 52 jaar na dato. Op de krantenfoto zie je dat de gretige Snoeijink enorm baalde. Woedend sloeg hij op het stuur toen Bert als eerste over de finish ging.
Later zou Gazelle de finishfoto van de Oldenzaalse ronde gebruiken voor een folder. Uit de mond van Snoeijink zie je dan een tekstballonnetje met de woorden: Nu wil ik ook een Gazelle.

Aan de finish wachtte Bert nog een verrassing. Niemand minder dan wereldkampioen schaatsen Ard Schenk had de wedstrijd gevolgd en reikte de prijzen uit. Bert: “Hij vond het een mooie koers, zei hij. En hij was onder de indruk van de manier waarop ik had gewonnen. Schenk was een kenner.”

Amateurs: 1. B. Boom, 2. H. Snoeijink, 3. H. Hoekstra, 4. T. Buurmeijer, 5. A. Hazewinkel, 6. P. Kleine, 7. H. Luchies, 8. A. Hofman, 9. J. Bols, 10. J. Nijhof.
Nieuwelingen: 1. W. Albersen, 2. J. Poelman, 3. J. Zweerink, 4. G. Beem. 5. C. Bongers.

23 | SCHELM

De wielrenner Bert Boom alsmede de oud-wielrenner Bert Boom stond ook bekend om zijn humor, om zijn grapjes. Menigeen herinnert zich zijn twinkelende oogjes. Af en toe was en is Bert een schelm, een vlegel zonder weerga. Ik zie hem nog na afloop van de jaarlijkse gentlemenkoers in Hummelo tijdens het slotdiner een serie afgekloven kippenboutjes naar coureurs aan de andere tafels gooien.

Liefst zeventien jaar fungeerde de oud-wereldkampioen als Sinterklaas op de basisschool in Enter en ook in gezinnen. Dat was altijd een feest, zowel voor de kinderen als voor de aanwezige volwassenen.

In 1984 werd hij Prins Carnaval. De mannen van de Enterse Boorköttels vroegen hem voor deze buitengewoon gewichtige functie. De presentatie was verwarrend. “Ik moest eerst in de ton om de carnavalisten met een buut te vermaken’, vertelt Bert. “Daarna zou de nieuwe Prins aan de mensen worden voorgesteld. Maar dat was ikzelf. Daarom kondigde ik aan dat Bertus Slot die ook aanwezig was, de nieuwe Prins van de Boorköttels zou worden. Bertus, oud-renner en sportmasseur vertrok geen spier. Zijn vrouw Riek schrok enorm. Haar man Prins Carnaval? Ze wist nergens van.
Ikzelf ben toen van het podium afgegaan en kwam even later als Prins terug.” De Boorköttels hadden een Prins van naam en Riek Slot was opgelucht.
Overigens had het nieuwe, maar tijdelijke ambt van Bert nog een bijzondere consequentie. Hij zou meedoen aan het TV-programma van de EO, Spelregel genaamd, met als presentator Berts oud-plaatsgenoot Rob van der Spek. De opbrengst ging naar een goed doel. “Maar ze ontdekten bij de EO dat ik Prins Carnaval was geworden en toen mocht het niet meer. Volgens de principes van de EO kon dat niet. Daar kwamen toen de kranten massaal op af en ook was ik te gast in radio- en tv-programma’s zoals de talkshow van Sonja Barend om over de rel met de EO praten. Dat waren nog eens tijden”, glundert hij met weer die glimmende oogjes.

“En eigenlijk waren Truus en ik geen carnavalstypes. We gingen er eigenlijk nooit heen. Maar het ging me goed af, dat mag ik wel zeggen.” Op de bovenste foto krijgt Prins Bertus I van de Boorköttels van burgemeester Lieuwen de sleutel van het gemeentehuis.

Oh ja, we hebben ook nog een foto met Bert in een schilderachtige vermomming op een antieke gentleman-fiets. “Dat was in 1993 ter gelegenheid van de bruiloft van Marieke Kroes, een bekende oud-renster. Ze vroeg me of ik met die fiets voorop wilde rijden. En dat wilde ik wel.”
Weer een voorbeeld van Berts eigenschap dat hij zich graag en moeiteloos hulde in uitzonderlijke creaties.

RIP MICHIEL KEMPERS EN KOEN WEIJDIJK

Twee overlijdensadvertenties die mijn aandacht trokken. Die van Michiel Kempers, loyale, ijverige, eigenzinnige oud-medewerker van de Sportredactie van de Twentsche Courant en na de fusie van de Twentsche Courant Tubantia. Hij overleed door een hartinfarct.

Michiel was nog altijd actief in de basketbalwereld in allerlei functies, was jarenlang een van de drijvende krachten achter de Twente Rally die jaarlijks in het najaar in en rond Hengelo wordt gehouden en had ook in andere takken van sport zijn verdiensten. Hij speelde een tijdlang cricket en was ooit doelman van de HVV Hengelo.
Fijne vent. Hij is 68 jaar geworden.

Op dezelfde pagina werd ook het overlijden gemeld van de bijna 85-jarige Koen Weijdijk. Heb hem niet gekend of zien voetballen, maar ik weet wel dat hij in zijn jonge jaren een technisch begaafde rechtsbinnen was van Enschedese Boys en als zodanig nog drie jaar met Abe Lenstra in hetzelfde elftal speelde.
Toevallig heb ik mijn archief een knipsel van een wedstrijd tussen Sportclub Enschede en Enschedese Boys, waarin Weijdijk een belangrijke rol speelde. Vaak kwamen die wedstrijden niet voor, Sportclub speelde meestal hoger. In dit geval ging het om een bekerwedstrijd tussen beide clubs. Een derby tussen de zwarten en de groenen, tussen de ietwat elitairs en het plebs, was sowieso al het gesprek van de dag, maar die wedstrijd op 17 augustus 1960 was extra bijzonder, omdat beide ploegen twee absolute vedettes in de gelederen hadden. Bij Sportclub stond wereldkampioen Helmut Rahn in de basis en ook nog de internationals Voges en Kerkhoffs, bij de Boys stond de bijna 40-jarige Abe Lenstra naast Weijdijk en Gerrit Moddejonge. Duizenden toeschouwers zagen de Boys winnen met 2-0. Abe maakte de 1-0 en Weijdijk (zie het knipsel) de 2-0. Leuk omdat nog even te memoreren bij de dood van Weijdijk. De Enschedeër is 85 jaar geworden.

Hierboven een portretje van Michiel en onderaan de elftalfoto van de Boys uit 1960 met de bekende voorhoede Weijdijk, Ter Mors, G. Moddejonge, Lenstra en Leusink.
In 2017 is de vereniging Enschedese Boys opgeheven.

 

22 | BALKON NAAR BENEDEN

Weer even terug naar 1969, om precies te zijn naar de 22e augustus. Bert Boom was twee dagen eerder in Brno verrassend wereldkampioen geworden achter de grote motoren.

Terug in Enter zou hij na een rondrit gehuldigd worden. Hij woonde in de Van Uitertstraat. Toen de open auto met de held door zijn eigen straat reed, was het juist daar enorm druk. Rijen dik stonden inwoners en wielerliefhebbers langs de straat om hun wielerheld toe te juichen.

Aan de overkant van Berts huis stonden op het balkonnetje van nummer 27 liefst 14 mensen te duwen en te dringen om een glimp van de kampioen mee te krijgen. “Op de plek waar normaal gesproken slechts een dekentje over de balustrade hing, stonden nu veertien mensen”, vertelt Bert. “Tja, dat balkon hield het niet en stortte naar beneden. Ik zag het gebeuren en riep meteen ‘wegwezen hier’. Anders zou het enorme chaos worden en konden de hulpverleners er niet door.”

Het gezelschap reed door naar café Koenderink voor de officiële huldiging. Maar daar werd logischerwijs mee gewacht tot er meer duidelijkheid was over de ramp met het balkon. Bert: “Op enig moment kwam dokter Veldhuyzen Van Zanten naar de zaal om verslag te doen. De gewonden waren naar het ziekenhuis gebracht. Sommigen hadden botbreuken, anderen hadden een herenschudding en een dame werd met een schedelbasisfractuur naar een ziekenhuis in Enschede gebracht. De slachtoffers die er zonder kleerscheuren afgekomen waren, zaten nog vol emoties.”

De dokter adviseerde de organisatie om de huldiging door te laten gaan. “We hebben de bloemstukken die we kregen, naar de mensen gebracht die op dat balkon gestaan hadden”, zegt Bert. “Op het nippertje trokken we de kaartjes met ‘Gefeliciteerd met je wereldtitel’ er nog af.”

De balkons in de Van Uitertstraat werden daarna door de gemeente of door de eigenaars zelf extra goed gestut.

TRAINER IN GODBETERT ENSCHEDE

Het was gisteren twaalf jaar geleden dat FC Twente een nieuwe trainer presenteerde. Michel Preud’homme luidde de naam. Voormalig topkeeper. Trainer van AA Gent. Hij bleef maar een jaar bij de FC, maar het was een van de allerbesten die ik bij de club heb meegemaakt.

Aanvankelijk was men sceptisch. Een doelman kan nooit een goede trainer zijn, zeiden de twijfelaars. Johan Derksen noemde hem een dorpsidioot en wij als journalisten zagen een man die tijdens de persbijeenkomsten af en toe een stukje pruimtabak achter zijn kiezen drukte.

Maar al gauw bleek het een man te zijn met een enorme arbeids-ethos. Hij werkte dag en nacht en allengs kregen we meer respect voor hem. Preud’homme bleek een professional te zijn, een voortreffelijke vakman. De Belg won met de FC de Johan Cruijff-schaal, de beker, werd bijna kampioen en leidde de ploeg tijdens enkele schitterende Champions League-wedstrijden. Ook werd hem nog de Rinus Michels Award toegekend. Dat zegt genoeg.

De bekende Vlaamse auteur Herman Brusselmans vernam destijds ook dat Preud’homme van Gent naar Enschede verkaste en schreef er een column over in Het Laatste Nieuws.
Een fragment:
Michel Preud’homme, het genie met het kapsel, de tanden en de pruimtabak, verkast zomaar eventjes naar Twente. Ik zal nooit begrijpen waarom iemand, of hij trainer is of wat dan ook, de schitterende stede Gent zou willen verlaten. Zelfs al zit ik weg te kruipen van ellende in het meest afgelegen hoekje van m’n huis, dan ben ik blij dat dit hoekje zich in Gent bevindt en niet in noem maar op New York, Parijs, Londen, Berlijn, Madrid, Milaan, Lissabon, Kopenhagen of godbetert Enschede, een stad waar ik ooit één keer doorheen gewandeld heb en die me zo depressief maakte dat ik midden in een kleine, doodlopende Enschedese steeg tranen met tuiten begon te huilen. Preud’homme moet echter zijn eigen plan trekken en ik geloof niet dat wij ervan wakker liggen.