32 | FELICITATIES

Hoe mooi, verrassend en efficiënt Bert in augustus 1969 op de wielerbaan in het Tsjechische Brno de wereldtitel veroverde, hebben we eerder al uitvoerig beschreven. Ook zijn reacties op de baan en de uitgebreide huldiging in woonplaats Enter. Maar daar bleef het niet bij. De postbode bracht hem kaarten, brieven, telegrammen en cadeautjes. Mensen gooiden prachtig versierde felicitaties in de bus of brachten hem een katoenen regenboogtrui versierd met een enorm lint waaraan een gouden medaille was bevestigd. Bert herinnert zich dat iemand uit Markelo met een textielzaak, die ook zelf kleding maakte, een gelukwens had gefabriceerd in de vorm van een schaar.

Enter was trots op Bert en niet alleen Enter, ook Twente, de verdere regio en het hele land. Zelfs in het buitenland.
De minister die sport in zijn portefeuille had, stuurde een telegram. De Commissaris van de Koningin deed hetzelfde, maar Jhr.Dr. O.F.A.H. van Nispen tot Pannerden (of wellicht zijn secretaris) had de berichten niet goed bijgehouden. ‘Bert Boom, hartelijk gelukgewenst met het behaalde wereldkampioenschap in Borne’, luidde de tekst.
Kan gebeuren in die kringen, maar het is erg slordig; noem het gerust bizar.
Hieronder een collage van enkele herinneringen aan die tijd.

31 | GELUK BIJ EEN ONGELUK

Nog een leeftijdgenoot van de 84-jarige Bert Boom, Johan Oude Lenferink, slechts vier maanden ouder dan de oud-wereldkampioen. Hengeloër, net als Bert lid van de Tubanters, de club die ruim zestig jaar geleden een glorietijd beleefde met tal van goede renners. Vooral in de regio pakten de coureurs van de Hengelose vereniging de ene hoofdprijs na de andere.

Bert vertelde dat Johan een goede renner was die altijd graag in de aanval ging, maar geen goede eindsprint had. Hij is ook Overijssels kampioen geweest. “Johan was een aardige vent”, zegt hij tot slot.
Johan zelf was graag bereid enkele avonturen uit zijn wielerleven op te delven, verhalen met beide heren in de hoofdrol. Allereerst bedankte hij Bert voor een ongeluk dat hem geluk gebracht heeft. Daarvoor gaan we terug naar 1956. De Tubanters hadden een clubwedstrijd. De finish was gesitueerd bij het voormalige café Het Stroot, een eind voorbij De Waarbeek gelegen. Beide mannen waren uit het peloton ontsnapt en naderden in het centrum van Hengelo in volle vaart de vijfsprong bij de Anninksweg. Op dat moment stak de zeventienjarige Giny Scheuten met haar hondje de weg over. Giny was – toeval of niet – de dochter van Tubanters-voorzitter Jan Scheuten en zus van de renners Jan jr en Henk. Ik sprak haar over het voorval en wat bleek? Met het geheugen van de 83-jarige Giny is niks mis. Ze diepte de situatie met gemak weer op. “Ik schrok. Want ik liep midden op de weg toen er twee wielrenners aan geracet kwamen. Het bleken Johan en Bert te zijn. Johan kon me ternauwernood ontwijken, maar Bert reed me ondersteboven. Vanaf dat moment weet ik niks meer. Ik ben met een hersenschudding in het Gerardus Majella ziekenhuis terechtgekomen.”
Johan nam het verhaal over, in dubbel opzicht. “Gelukkig viel het mee. Het had erger kunnen aflopen. Ik ging de andere dag met een bos bloemen naar het ziekenhuis en toen ze na twee dagen ontslagen werd, ben ik met weer een bos bloemen naar haar huis gegaan. Ik was 18, Giny was 17. Ik kende haar en haar familie wel, omdat haar vader en broers bij De Tubanters zaten. Ze ging wel eens mee naar wedstrijden.”
Giny: “Ik kende die mannen inderdaad. Bij ons thuis werd de hele dag over wielrennen gepraat.”
Johan: “Ik vroeg haar of ik nog eens terug mocht komen. Dat mocht. Daarna vroeg ik haar ouders of ik met haar uit mocht. Zo ging dat in die tijd. Haar moeder zei dat het oké was, als we maar tussen het volk bleven. En, we moesten om 11 uur thuis zijn.”

Hij lacht. “Ja, ja, we hebben ons wel eens afgezonderd. In november 1961 zijn we voor de wet getrouwd en in mei 1962 in de Lambertus voor de kerk. Zestig jaar geleden. We kennen elkaar al 67 jaar.”
Het paar woont tegenwoordig in Gildehaus. Ze hebben twee kinderen gekregen, Michael die ook wielrenner is geweest, en Silvana. Ze hebben vijf kleinkinderen. Kleindochter Lieke (20) is lid van de Nederlandse zwemploeg.

Nog een tweede verhaal over beide heren. Johan wist dat je altijd moest oppassen voor de streken van Bert. Maar toch… “Ik had een racefiets met een bijzonder mooi zadel gekocht bij Dokter senior in Enschede. Jan Spenkelink zei tegen mij: ‘Doe dat zadel nooit meer weg. Het is echt een heel goed exemplaar’. Ik kreeg er moraal van en vertelde het tijdens de eerstvolgende training ook aan de jongens.”
De andere dag kwam Bert Boom bij mijn moeder aan de Deurningerstraat. “Johan heeft me het zadel van zijn racefiets verkocht”, zei hij. Mijn moeder vond het best en wees hem de fiets aan. Bert nam het zadel mee. En daardoor moest ik de andere dag met het zadel van mijn baanfiets naar Markelo rijden om mijn eigen nieuwe zadel weer op te halen. Zijn vader en moeder waren thuis en lachten zich rot om de grap van hun zoon.”

Een enkele keer spreken de mannen elkaar nog. “Dan staat Bert links van mij”, zegt Johan, “want ik ben aan mijn rechteroor doof en Bert aan zijn linker.”

Drie foto’s: Johan Oude Lenferink alleen; hierboven de groepsfoto met renners van De Tubanters waarop zich ook Giny Oude Lenferink-Scheuten bevindt: gehurkt, tweede van rechts.
En bovenaan het tweetal dat in ’56 gefotografeerd werd na afloop van de Ronde van Annen voor nieuwelingen met winnaar Johan Oude Lenferink (links) en naast hem Bert Boom die vijfde werd. Johans latere zwager Henk Scheuten won daar die dag bij de amateurs.

30 | BOOM IS BOOS

Terug naar Berts activiteiten als stayer. Racen over de wielerbaan achter de grote motor. Hij vond het prachtig en kon het goed. In 1969 werd hij in Brno wereldkampioen bij de amateurs, waarover we al uitvoerig uitgeweid hebben op deze plaats. Een jaar later was het WK in Leicester. Bert plaatste zich moeiteloos door op het NK in het Olympisch Stadion in Amsterdam als tweede te eindigen achter Cees Stam.

Hij en Stam plaatsten zich daar in Leicester in de tweede week van augustus moeiteloos voor de finale. In de finale liep het aanvankelijk ook gesmeerd. Bert en gangmaker Bruno Walrave reden een paar ronden op kop, waarna Stam & Stakenburg hen passeerden. Maar Bert kreeg pech, moest even van de rol en raakte een ronde achter. “Dan moeten we ons volledig richten op de gouden plak voor Cees”, dachten hij en gangmaker Bruno Walrave. “Dan was ik hem bovendien kwijt als concullega, want dan zou Cees zeker prof gaan worden”, vertelt Bert 52 jaar na dato met een knipoog.

Hij reed dus in Leicester op de vierde plaats toen de Spanjaard Cerda een aanval inzette. ‘Ik sloeg die aanval af en kreeg plotseling de rode vlag. Het Duitse jurylid Malz die op de baan stond, zwaaide ermee. Je mag als je een ronde achter bent, geen renner proberen op te houden die in de aanval gaat. Ik moest de wedstrijd verlaten. Ik was behoorlijk kwaad, reed op hem af, maar hij bleef gewoon staan. Op het laatste moment ben ik om hem heen gereden. Op het allerlaatste nippertje kreeg ik een verstandige gedachte. Toen ben ik afgestapt en was nog steeds woedend. Ik had nog voor een medaille kunnen gaan. Stel je eens voor: je rijdt op de wereldkampioenschappen, hebt podiumkansen en dan moet je ineens van de baan af.’

Bert legde nog aan de jury uit, waarom hij zo boos was. Maar even later kwam er een communiqué uit waar in stond dat hij voor een maand geschorst was. Hij zou een paar lelijke woorden geroepen hebben en het Tsjechische jurylid had zelfs gezien dat Bert het betreffende jurylid gespuugd zou hebben. Hij ontkende in alle toonaarden, de KNWU reclameerde ook. De jury verminderde de straf met twee weken en dezelfde jury adviseerde hem een gratieverzoek in te dienen bij de UCI.

Voorzitter Van Dijk van de KNWU diende het verzoek in en kreeg een positieve reactie. Bert was vrij man en kon tot zijn grote opluchting mee gaan doen aan de lucratieve revanchewedstrijden in oa het Olympisch Stadion.
Cees Stam won de wereldtitel, de Duitser Gnas werd tweede en de Spanjaard Cerda derde.

29 | RITSELAAR

Als renner heeft Bert de Tour de France nooit gereden, simpelweg omdat hij nooit beroepsrenner is geworden. Maar in 1973 kreeg hij als mecanicien de kans om het jaarlijkse spektakel mee te maken. Ploegleider Ton Vissers benaderde hem om de Canada Dry-Gazelle Ploeg te ondersteunen met zijn vaardige handen. Het was hoofdzakelijk een Nederlandse ploeg. De oudere wielerliefhebbers zullen de meeste namen nog wel kennen. Matthijs de Koning, Ben Janbroers, Wim Kelleners, Jan Krekels, Wim Prinsen, Mathieu Pustjens, Jo Vrancken en Theo van der Leeuw. De Portugezen Oliveira en Martins en de Belg Noels maakten het elftal compleet. Slechts Krekels, Van der Leeuw en de beide Portugezen haalden de finish in Parijs. Ze waren vanaf de negende etappe al met zijn vieren. De andere zeven waren naar huis. Ze konden het niet aan of kregen te horen dat ze wegens dopinggebruik een week eerder op het NK (Kelleners en Janbroers) de Tour moesten verlaten.

Vissers was een ritselaar. Hij had geen beste naam in de wielerwereld. Bert zou het merken. “Toen na een week de meeste renners afgestapt waren, moest ik ook naar huis. Vissers had nog een mecanicien, een zekere De Vries, meegenomen en dat was een vriend van hem. Die zou het overgebleven kwartet verzorgen. Ik mocht gaan. Daar stond ik ergens in het zuiden van Frankrijk”, weet Bert nog goed. “Er was een mecanicien over en degene die moest vertrekken, was ik.”
Vreemd is het wel, dat zo’n ploegleider met een zwakke equipe de Tour wil rijden. “Dat snap ik ook nog steeds niet”, zegt Bert. “Ik zag al snel dat die mannen niet geschikt waren voor het zware werk.”
Hij legt uit hoe ze moesten werken. “Tegenwoordig hebben die ploegen een grote bus en nog wat ondersteunende auto’s plus een batterij aan medewerkers. Ze slapen en eten in grote, goede hotels. Wij waren blij met een waterkraan om de fietsen schoon te kunnen maken. Daarna moesten we nog eten. Dan was het al middernacht. Het was zwaar, omdat we provisorisch moesten werken.”
De Spanjaard Ocana won de Tour, Joop Zoetemelk werd vierde. De beste man van CanadaDry-Gazelle was Herculano Oliveira. Hij eindigde als 45ste. Maar toen was Bert allang weer thuis.

28 | BOOM & NIEUWKAMP

Vandaag wordt Henk Nieuwkamp 80 jaar. Hij is iets minder dan vier jaar jonger dan Bert Boom. Beide renners hadden rappe benen, maar waarschijnlijk waren de korte benen van Henkie Nieuwkamp nog sneller dan die van Bert. Toch zijn er wel uitslagen waarin Bert hoger geklasseerd staat dan Henk.
Af en toe mochten Bert en soms ook zijn plaatsgenoot Gert Zwienenberg met vader Nieuwkamp mee in de auto naar een koers. “Dat was een aardige man”, zegt Bert. Hij herinnert zich dat hij vaak vergat de richtingaanwijzer weer uit te zetten. “Dat waren toen nog van die uitklapbare dingen aan de zijkant van de auto”, vertelt Bert. “Toen we op een dag al in Bornerbroek waren en die dingen nog steeds uit stonden, zei Gert tegen hem: U mag de vleugels weer intrekken, heer Nieuwkamp.”

Bert karakteriseert de kleine sprinter uit Borne als een linkebal. “Hij kwam niet veel op kop, maar zijn eindsprint was formidabel. Hij heeft ook op de baan gereden, maar ik had hem daar ook wel eens willen zien als sprinter. Hij kon uit bijna stilstand meteen op snelheid liggen. Als hij tijdens een koers in de kopgroep zat, probeerden veel renners nog weg te komen. Hij nam in de laatste bocht alle risico’s, ging onderdoor waar het eigenlijk niet meer kon en nam in de laatste meters ineens een meter voorsprong. Ik herinner me dat hij dat ook eens deed in de Ronde van Enter. Op de streep waren we zeker tien meter achter”, aldus Bert die het knipsel van die wedstrijd bewaard heeft. “Kijk maar naar de foto”, zegt hij, “en je weet genoeg.”

Bert wijst ook nog even op de kwaliteiten van Henks oudere broer Paul. “Hij was plaatwerker, herinner ik mij. Het was meer een vechter, een heel andere type dan Henk. Paul heeft hier in de regio ook wel wedstrijden gewonnen.”

Henks carrière als zakenman was grillig, volgens Bert. Hij verkocht de metaalwaren voor Ketting Didam, nadat hij voor de sponsorploeg van dat bedrijf had gereden. “Ik weet”, zegt Bert, “dat hij schulden had bij Ketting. Henk was in zijn zakendoen een duister figuur. Daarnaast was het een playboy. Dat was hij als renner al. Ik heb renners meegemaakt die hem waarschuwden. Hij mocht niet bij hen thuis langs gaan, als hun vrouw alleen thuis was. Dat vonden ze gevaarlijk. Het verwondert me dat hij vandaag 80 jaar wordt. Misschien komt het wel doordat hij met Marian zo’n aardige vrouw getrouwd had.”

27 | DE MAN VAN PRODENT

In de jaren vijftig leefde het wielrennen volop in het zuiden des lands en ook in Noord-Holland. De regio Twente en omstreken bleef daarbij achter tot begin jaren vijftig. Toen Bert Boom met zijn rappe benen wedstrijden begon te winnen bij de amateurs, waren de Hengeloërs Mattie van den Heuvel en Toon Oink al bekende coureurs. Al gauw kwamen daar ook Henk Scheuten, Korrie Niemeijer, Frans Nijmeijer en enkele anderen bij. Ze kwamen voort uit de wielervereniging De Tubanters, wat destijds een zeer actieve club was met relatief veel succesvolle renners.

Bert herinnert zich deze concullega’s maar al te goed. “Mattie was ouder. Hij woonde aan de Deurningerstraat. Het was een vechter met wedstrijd inzicht. Hij was een beetje ingetogen. Voor mij was hij een voorbeeld. Ik adoreerde hem een beetje, dat weet ik nog goed. Hij was waarschijnlijk de eerste renner die in klassiekers en bij het nationaal kampioenschap vooraan meereed. 1955 was zijn topjaar. Ik vond het ook een aparte renner, vooral daarom. Ik keek tegen hem op en dat had ik ook met Toon Oink. Ze reden klassiekers en mochten daardoor met een derailleur fietsen. Ik reed in de begintijd nog met een vast verzet.”

Oink en Van den Heuvel waren in de eerste Ronde van Overijssel (in 1952, winnaar Piet Smit) al zeer actief. Oink werd zesde en Van de Heuvel negende.

Bert herinnert zich nog een trainingswedstrijd op ’t Stroot in het buitengebied van Hengelo. “Daar trainden De Tubanters. Op ’t Stroot werd vaak al hard gereden. Ik zat daar een keer met Toon mee in een ontsnapping. Hij met verzet, ik zonder. Op 300 meter voor de meet zei Toon: ‘Rij er maar langs m’n jongen. Je hebt het verdiend.’ Mooi toch.”

Dan Henk Scheuten (foto rechts), de rossige Hengeloër, iets jonger dan Van den Heuvel en Oink. “Die zat vaak mee in de kopgroep”, zegt Bert. “Henk was een slimme vogel. Hij werkte niet al te hard mee in een ontsnapping, maar won dan vaak wel de spurt met zijn snelle benen. Hij reed vooral in de criteriums en werd net als ik in zijn nadagen nog wereldkampioen bij de veteranen. Zijn vader was voorzitter van De Tubanters. Henk was een zwager van Johan Oude Lenferink die later naar Gildehaus is verhuisd. Dat was een coureur die goed vooruit kon fietsen, maar geen goede sprint in de benen had. Hij heeft oa de rondes van Coevorden, Arnhem en Nieuw-Amsterdam gewonnen. En hij ging veel om met Theo de Kinkelder, ook een renner van dezelfde club.”

Bert herinnert zich ook Frans Nijmeijer en Tonnie Bijen goed. “Frans was een echte temporijder, eenzelfde type als ik, hoewel ik een betere sprinter was. Tonnie was een sterke tijdrijder. In het peloton viel hij niet zo op.”

Ik sprak ook nog even met Bennie Doldersum (84) en Jan Roesink (89), Hengeloërs en clubgenoten van het drietal topcoureurs uit de jaren vijftig. Zo krijgen we een nog completer beeld van hen. Bennie karakteriseert Mattie en Toon als fijne kerels. Hij noemt Mattie de beste renner die we destijds hier gehad hebben. “Het was een schiere kearl. Toon en Henk waren ook fijne mannen en erg goeie coureurs. Wat heeft Tex veel wedstrijden gewonnen.”, aldus Bennie die oa de Ronde van Markelo op zijn naam heeft staan. (Tex was de bijnaam van Scheuten.)

Jan Roesink, die als amateur koerste tussen 1948 en 1952, vertelt dat Mattie een jaar ouder was dan hij. “Mattie was een enorme doorzetter. Als hij steil kapot zat, kon hij toch nog demarreren. Mattie was gemakkelijk in de omgang en had altijd goeie zin. We noemden hem de man van prodent. Hij lachte vaak en dan zagen we altijd dat mooie gebit van hem.”

Jan vertelde ook nog een anekdote. Profrenner/plaatsgenoot Jan Spenkelink had hem en Mattie ingeschreven voor een koppelkoers in Neuss bij Düsseldorf. “Daar konden we geld verdienen, zei De Spenk. De wedstrijd vond plaats op een sintelbaan. Het bleek tot onze verbazing een landenwedstrijd te zijn. Er waren olympische renners uit verschillende landen. Niettemin reden we goed. Toen we op enkele meters na een ronde voorsprong hadden, riep De Spenk dat we ons terug moesten laten zakken. Wat bleek: wij mochten niet winnen. Een koppel uit Neuss zelf won. Ja, dat had je toen al. Maar we gingen wel elk met 400 Mark naar huis terug”, glimlacht de krasse Hengeloër, zelf winnaar van oa de rondes van Neede en Goor.

Terug naar Bert. Hij wijst nog even op enkele topresultaten van met name Mattie van den Heuvel, die in vrijwel alle grote, nationale wedstrijden startte. Enkele resultaten van Hengelose coureurs uit de jaren vijftig op een rijtje.
1950. Overijssels kampioenschap: 1. Mattie van den Heuvel, 2. Bram van de Velde (Almelo).
1951. Idem: 1. Tonnie Bijen, 2. Toon Oink, 3. vd Heuvel (allen Hengelo). Toon won dat jaar de Ronde van Goor voor Mattie.
1952. NK amateurs: 1. Aanraad (Oud Gastel), 2. Van Steenselen (Mijnsheerenland), 3. vdHeuvel.
Noordelijke kampioenschappen (Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel): 1. vdHeuvel, 2. Frans Nijmeijer, 3. Oink (allen Hengelo).
1953. Noordelijke kampioenschappen (Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel): 1. Oink (foto links)
1954. Idem: 1. K. Dost (Enschede), 2. Bulten (Zwolle), 3 vdHeuvel, 8. Oink.
Acht van Bolsward: 4. VdHeuvel.
1955. Ronde van Overijssel: 1. Michel Stolker, 2. vdHeuvel.
NK amateurs: 1. Verhoef (Rotterdam), 2. Van Steenselen, 3. vdHeuvel.
Overijssels kampioenschap: 1. Klaas Visser (Enschede), 2. Korrie Niemeijer (Hengelo). 3. vdHeuvel.
Ronde van NW Nederland: 1. Van Wetten, 2. vdHeuvel.
In eigen woonplaats won Mattie de Ronde om de Vijver in 1952. Henk Scheuten won deze koers in 1959 en Bert Boom in 1960.
Tot slot nog deze uitslag: Ronde van Heerde, 30 juli 1955.

Amateurs en Nieuwelingen: 1. M. vd Heuvel, Hengelo; 2. H. Scheuten, Hengelo; 3. F. Nijmeyer, Hengelo; 4. J. Oude Lenferink, Hengelo; 6. B. Boom, Markelo.

NB. Mattie van den Heuvel is op 1 mei 2017 overleden. Hij leed aan de ziekte van Alzheimer en is 85 jaar geworden. Toon Oink is op 8 september 2021 overleden. Hij was 89. Henk Scheuten is op 16 januari 2017 gestorven. Hij was 79 jaar.

Korrie Niemeijer is 78 jaar geworden. Hij overleed op 27 september 2016. Zijn tien jaar jongere broer Freddie is eerder gestorven. Op diens carrière komen we in deze serie nog terug.

Op de actiefoto rijdt Mattie van den Heuvel voorop tijdens de Ronde van de Vijver te Hengelo.
Op de groepsfoto zien we vlnr: Toon Oink, Jan Roesink, Theo Rødel, Tonnie Bijen en Mattie van den Heuvel.

26 | PLOEG VAN DE KRANT

Een renner zoals Bert Boom die regelmatig een wedstrijdje won en ook verderop in het land met de besten mee kon, is al gauw een soort reclamezuil. Het Dagblad van het Oosten, dat domicilie hield in Almelo, zag wel wat in een complete wielerploeg. Het leverde extra publiciteit op en wellicht primeurs.
De directeur van de krant, de heer Potjewijd, kwam in 1967 bij Bert op bezoek en kreeg hem zover dat hij kopman wilde zijn van de wielerploeg waaraan ook het bedrijf Van Coeverden verbonden was. “Veel stelde dat destijds niet voor”, vertelt Bert, “we kregen het tenue gratis en natuurlijk was het voor de renners niet verkeerd dat een krant hen op de voet volgde.”

Bert weet nog dat de mannen veel samen optrokken en dat ze elkaar tijdens de koersen zo goed mogelijk probeerden te steunen. “Maar het was geen heel sterke ploeg. Tijdens de koers vielen de meesten er wel af.”

Volgens Bert was Eppie van Dijk een goeie sprinter. “Hij is echter al vrij jong naar Delft vertrokken om te studeren. De anderen? Gert Puimers was ook een renner die een koers kon winnen. Hij is vorig jaar januari drie weken na zijn vrouw Corrie gestorven. Beiden hadden ze corona.”
Henk Hondeveld werd Pim genoemd. “Hij kwam uit Markelo”, weet Bert, “maar woonde later in Gelselaar. Gerard van den Berg uit Rijssen was een schuchtere jongen. Hans Blauwgeers uit Borne wist alles beter, maar op de fiets kwam het er niet uit”, glimlacht Bert, “ofschoon hij wel actief was tijdens de koers.”

Een van de meest wonderlijke renners uit de ploeg van Het Dagblad van het Oosten was volgens Bert een zekere Jan Nijhoff alias Basje. “Hij woonde in een houten huisje in Vriezenveen en later in een zomerhuisje in Ommen. De Hengelose gebroeders Niemeijer, Korrie en Freddie, hadden met hem te doen en namen hem in huis. Maar daar ging hij helemaal zijn eigen gang. Basje was nogal dwars. Toen ze een keer de auto stonden te wassen en Basje alleen maar toekeek, hebben ze hem niet meegenomen naar een koers. Hij is ook nog even prof geweest. Hij schijnt nu ergens in Afrika te wonen, hij repareert daar fietsen.”

Na één seizoen plakte de krant er nog een jaar bij aan. Co-sponsor Van Coeverden werd vervangen door Sinalco. Van Dijk was overgestapt naar een ploeg in Deventer. Johan Pluimers, een man die enorm veel koersen gewonnen heeft, nam zijn plaats in. Ook de jonge renners Harrie Homan en Fred Jaarsma kregen een plek in de sponsorploeg.

25 | BRUNO

Bert bewaart goede herinneringen aan zijn samenwerking met gangmaker Bruno Walrave. Samen werden ze in 1969 wereldkampioen achter de grote motoren in het Tsjechische Brno. Bert was toen 31 jaar, Bruno een klein jaar jonger. U weet het nog. Bert was via de herkansingen in de finale beland, startte op kop en liet er niemand meer langs, daarbij voortreffelijk gegangmaakt door Bruno.
“Hij liep als jongen altijd in en rond het Olympisch Stadion. Hij speelde er als kind en keek later naar de wielerwedstrijden. Zelf heeft hij nooit gewielrend”, zegt Bert over Bruno. “Hij was de jongste gangmaker van Nederland.”

Bert reed in de jaren voorafgaand aan de wereldtitel een aantal keren op de baan en kreeg van de stayer Jan van Dijk uit Lisse die achter Bruno reed, de tip om het ook eens achter de grote motor te proberen. “Hij bracht me in contact met Bruno. Zelf was hij intussen gestopt.

“In het begin was het puinhoop”, karakteriseert Bert zijn eerste probeersels als stayer. “Ze lachten me uit en dat is iets wat men niet moet doen. Zo ben ik in 1969 tijdens de Ronde van Hengelo hard van de fiets gevallen, kreeg een tetanusinjectie en mocht een tijdje niet fietsen. Maar enkele dagen later reed ik het NK. Nog een voorbeeld. In 1971 reed ik op het NK baanrennen als een dweil. De KNWU zei dat ze me desondanks wilden meenemen naar het WK in Varese. ‘Dan kan hij voor de finale de fietsen van de andere renners verzorgen, zeiden ze. Dat soort opmerkingen komen aan op het verkeerde adres. Ik won brons op dat WK.”

Bruno was en is een aardige man, zo vertelt Bert. “En hij liet zich geen oor aannaaien. Hij wist hoe het spel gespeeld moest worden. In 1970 op het WK in Leicester reed ik ook met hem, maar daar werden we gediskwalificeerd.” Bert zou een gevaarlijke manoeuvre hebben uitgehaald. Daar komen we later in deze serie nog op terug.

In 1971 in Varese waren Bruno Walrave en Noppie Koch overgestapt naar de Duitse bond en werden op het WK met de renners Gnas en Podlesch eerste en tweede. “De Duitsers betaalden hen, bij de KNWU kregen ze niks. Dat ze ingingen op de Duitse aanbieding was terecht”, zegt Bert. Hijzelf kreeg Joop Stakenburg toegewezen. “Dat was ook een echte Amsterdammer. We werden toch nog derde op dat WK.”
Niettemin heeft Bert goede herinneringen aan zijn samenwerking met Bruno Walrave. “Hij won met mij zijn eerste wereldtitel. Bruno was een nette man, we hadden een goeie connectie. Elk jaar sturen we elkaar een kaart of spreken we elkaar telefonisch.”

Bruno Walrave (83) woont in Loenen aan de Vecht. Op zijn erelijst als gangmaker staan oa vijftien wereldtitels en acht Europese.

24 | EROP EN EROVER

In de eind jaren vijftig en de jaren zestig won Bert Boom tientallen koersen. In de regionale criteriums stond hij regelmatig op het erepodium. Ook in andere delen van het land en in het westen van Duitsland liet de coureur uit Enter met zijn snelle benen menigmaal al zijn opponenten achter zich. Vraag je hem naar zijn mooiste overwinningen, dan noemt hij al gauw de Ronde van Oldenzaal op de derde mei van het jaar 1970, daags na de Ronde van Overijssel waarin hij als derde was gefinisht.
Oldenzaal situeerde het parcours destijds op het ietwat glooiende Kalheupink aan de oostelijke kant van de stad. Honderden toeschouwers zagen een kopgroep wegrijden met onder andere de Friese criteriumkoning Henk Hoekstra, Trijnco Buurmeijer uit Veendam, de sterke Piet Kleine uit Hollandsche Veld en de 18-jarige Herman Snoeijink uit Denekamp die als jonge renner indruk maakte en al een aantal koersen had gewonnen. Dat hij in het naburige Oldenzaal ook graag wilde winnen, stak hij niet onder stoelen of banken.
De groep Snoeijink nam een ronde voorsprong op het peloton, waaruit Bert intussen ook was ontsnapt, samen met onder andere Jan Bols, Willem Neeskens, alias de Beul van Borne en Gerrit Leferink uit Haaksbergen. “Vier ronden voor het einde reed ik weg uit deze groep. Bij het ingaan van de laatste ronde zag ik in de verte het peloton voor me met daartussen de koplopers. Ik zette alles op alles, reed langs het peloton en passeerde ze allemaal. Erop en erover. Snoeijink dacht dat deze Ronde van Oldenzaal voor hem zou zijn, maar toen racete de ouwe Boom met een rotgang erlangs”, lacht Bert 52 jaar na dato. Op de krantenfoto zie je dat de gretige Snoeijink enorm baalde. Woedend sloeg hij op het stuur toen Bert als eerste over de finish ging.
Later zou Gazelle de finishfoto van de Oldenzaalse ronde gebruiken voor een folder. Uit de mond van Snoeijink zie je dan een tekstballonnetje met de woorden: Nu wil ik ook een Gazelle.

Aan de finish wachtte Bert nog een verrassing. Niemand minder dan wereldkampioen schaatsen Ard Schenk had de wedstrijd gevolgd en reikte de prijzen uit. Bert: “Hij vond het een mooie koers, zei hij. En hij was onder de indruk van de manier waarop ik had gewonnen. Schenk was een kenner.”

Amateurs: 1. B. Boom, 2. H. Snoeijink, 3. H. Hoekstra, 4. T. Buurmeijer, 5. A. Hazewinkel, 6. P. Kleine, 7. H. Luchies, 8. A. Hofman, 9. J. Bols, 10. J. Nijhof.
Nieuwelingen: 1. W. Albersen, 2. J. Poelman, 3. J. Zweerink, 4. G. Beem. 5. C. Bongers.

23 | SCHELM

De wielrenner Bert Boom alsmede de oud-wielrenner Bert Boom stond ook bekend om zijn humor, om zijn grapjes. Menigeen herinnert zich zijn twinkelende oogjes. Af en toe was en is Bert een schelm, een vlegel zonder weerga. Ik zie hem nog na afloop van de jaarlijkse gentlemenkoers in Hummelo tijdens het slotdiner een serie afgekloven kippenboutjes naar coureurs aan de andere tafels gooien.

Liefst zeventien jaar fungeerde de oud-wereldkampioen als Sinterklaas op de basisschool in Enter en ook in gezinnen. Dat was altijd een feest, zowel voor de kinderen als voor de aanwezige volwassenen.

In 1984 werd hij Prins Carnaval. De mannen van de Enterse Boorköttels vroegen hem voor deze buitengewoon gewichtige functie. De presentatie was verwarrend. “Ik moest eerst in de ton om de carnavalisten met een buut te vermaken’, vertelt Bert. “Daarna zou de nieuwe Prins aan de mensen worden voorgesteld. Maar dat was ikzelf. Daarom kondigde ik aan dat Bertus Slot die ook aanwezig was, de nieuwe Prins van de Boorköttels zou worden. Bertus, oud-renner en sportmasseur vertrok geen spier. Zijn vrouw Riek schrok enorm. Haar man Prins Carnaval? Ze wist nergens van.
Ikzelf ben toen van het podium afgegaan en kwam even later als Prins terug.” De Boorköttels hadden een Prins van naam en Riek Slot was opgelucht.
Overigens had het nieuwe, maar tijdelijke ambt van Bert nog een bijzondere consequentie. Hij zou meedoen aan het TV-programma van de EO, Spelregel genaamd, met als presentator Berts oud-plaatsgenoot Rob van der Spek. De opbrengst ging naar een goed doel. “Maar ze ontdekten bij de EO dat ik Prins Carnaval was geworden en toen mocht het niet meer. Volgens de principes van de EO kon dat niet. Daar kwamen toen de kranten massaal op af en ook was ik te gast in radio- en tv-programma’s zoals de talkshow van Sonja Barend om over de rel met de EO praten. Dat waren nog eens tijden”, glundert hij met weer die glimmende oogjes.

“En eigenlijk waren Truus en ik geen carnavalstypes. We gingen er eigenlijk nooit heen. Maar het ging me goed af, dat mag ik wel zeggen.” Op de bovenste foto krijgt Prins Bertus I van de Boorköttels van burgemeester Lieuwen de sleutel van het gemeentehuis.

Oh ja, we hebben ook nog een foto met Bert in een schilderachtige vermomming op een antieke gentleman-fiets. “Dat was in 1993 ter gelegenheid van de bruiloft van Marieke Kroes, een bekende oud-renster. Ze vroeg me of ik met die fiets voorop wilde rijden. En dat wilde ik wel.”
Weer een voorbeeld van Berts eigenschap dat hij zich graag en moeiteloos hulde in uitzonderlijke creaties.