51 | SPRINTEN VOOR EEN REGENJAS

Het moet een mooie scène geweest zijn. Een groep wielrenners in de trein van Boxtel naar huis, die taarten, dozen met gevulde koeken en metworsten verdelen. Het waren de premies die ze gewonnen hadden. Bert herinnert het zich nog goed. “De Ronde van Boxtel was altijd op 15 augustus met Maria Hemelvaart. Er was veel publiek. Op enig moment kregen we daar ook startgeld.”
Criteriums in Limburg, Brabant of in het westen van het land; de Twentse renners reden er graag. Vaak gingen ze met de trein. “Fiets voor ƒ 1,95. in de bagageruimte. Ging vanzelf”, zegt Bert. “De toprenners uit het westen reden er ook vaak. Het leverde mooie koersen op.”

Wereldkampioen op de baan achter de grote motoren, wereldkampioen bij de veteranen, winnaar van klassiekers, kampioen van Overijssel en van Twente. Mooie prijzen, waaraan Bert met veel plezier terugdenkt en nog liever erover vertelt. Met nog altijd die kwinkslag of een slappe mop. Maar tussen de bedrijven door reed en won hij ook talloze rondjes om de kerk in Nederland en Duitsland. Veel van die koersen staan in zijn geheugen gegrift. Enter, Hengelo rondom de vijver, Delden, Oldenzaal, Borne, Rijssen, Almelo: bekende wedstrijden in Twente die allemaal Bert op de erelijst hebben staan. Delden won hij zelfs vijf keer.

Zoals gezegd reed Bert overal. “We gingen ook graag naar doordeweekse koersen. Dan had je vaak een heel sterk rennersveld. Beter dan in het weekend, omdat er dan meer koersen waren.”
De Ronde van Wijchen won hij ook een keer. “En dan ging je vaak de jaren erop ook naar zo’n ronde.” Hij noemt Gendringen, Silvolde. “Dat waren topkoersen. Ze hadden daar ook geld. Daardoor waren ze sterk bezet. In Silvolde was de eerste prijs een gasfornuis van de firma Atag.”

Hij fietste veel wedstrijden in het noorden des lands. Zwaagwesteinde, Surhuisterveen, Wolvega, Drachten, Annen, Stadskanaal, Coevorden, Groningen. In de noordelijke provincies kenden ze hem allemaal, niet in het minst omdat hij er regelmatig won. “In Surhuisterveen won ik ook een regenjas. Daar was een fabriek waar ze die maakten. In 1958 won ik in Coevorden. Meteen na de huldiging kwam mijn onderwijzer van de lagere school uit Elsen/Herike huilend op mij af. Hij woonde inmiddels in Coevorden. Hij keek mij aan en zei: ‘Bertus Boom, ik ik ik ben jouw onderwijzer geweest’. Dat ik won emotioneerde hem. In Stadskanaal reed ik met Wim Dieperink een koppelkoers. Ik weet nog dat we daar een tussendoor-weggetje namen waardoor we steeds weer gemakkelijk konden aansluiten. We reden daar om de veemarkt, net als in Zwolle en Doetinchem.”

Dan had je ook nog de Duitse koersen. “Daar wonnen we regelmatig een gewone fiets. Zo kwam ik een keer aan de grens in Glanerbrug met een damesfiets achterop de auto.
‘Heeft u iets aan te geven’, vroeg de douanier.
‘Nee’, antwoordde ik.
‘Maar ik weet intussen al dat je de Ronde van Münster gewonnen hebt’, zei hij. ‘Je moet die damesfiets aangeven.’
Hij lachte erbij. Ik mocht doorrijden.”

In dat Oostblok wonnen de renners ook geldbedragen. Bert: “Maar die moest je eerst op de bank zetten. Je mocht het gewonnen geld niet meenemen. Je moest het wel binnen drie maanden ophalen, anders viel het terug aan de staat. Ik kocht er vaak fototoestellen voor om dat probleem te omzeilen. Ze hadden heel goeie daar. Die verkocht ik hier weer. Soms zette ik een advertentie.”
Daar in het oosten van Duitsland won Bert in 1959 ook een schitterende fotocamera. “Ik verstopte hem in de auto. Aan de grens gekomen, was ik toch wel bang dat het ding ontdekt zou worden. Ik draaide het raampje open: ‘Sind Sie Herr Baum’, vroeg de douanier. Ik knikte. ‘Wilt u hier dan uw handtekening zetten?’
Dat deed ik. De man was dolblij, want hij herkende mij. Hij zag dat ik de man was die een maand daarvoor wereldkampioen was geworden. Maar ik was ook blij. Tja. zo ging dat vroeger.”

(foto: Bert in actie in de Ronde van Boxtel in augustus 1956, hij werd zesde)