AFSCHEID BRYAN RUIZ GONZÁLEZ (1)

OPA ALS LEERMEESTER
FC Twente is afgereisd naar Costa Rica. Hoe mooi is dat als je weet dat de FC daar de ster van het landskampioenschap van 2010, Bryan Ruiz González, gaat ontmoeten. Want hij stopt ermee. Het duel tussen zijn eerste profclub San José de LD Alajuelense en FC Twente is zijn laatste officiële optreden. Prachtig affiche. Zijn eerste club versus FC Twente, de club waar hij zijn meest succesvolle periode heeft gekend.
In de TOP 50 VAN FC TWENTE, het boek dat ik in 2015 uitbracht tgv het gouden jubileum van de FC, was Ruiz de nummer 1. Nee, niet Epi Drost of Theo Janssen, Blaise NKufo of Theo Pahlplatz, maar Bryan Ruiz. Omdat FC Twente haar enige landskampioenschap aan hem te danken had en hij ook in de seizoenen erna toonaangevend was. De landstitel was in die 50 jaar het absolute hoogtepunt van de Twentse club.
In de bagage van Richard Peters, de pers-chef van de FC, zit het boek. Richard zal hem dit exemplaar zeven jaar na dato namens mij overhandigen. Ikzelf ben nooit in de gelegenheid geweest. Hij was in het buitenland aan het voetballen en zijn manager werkte ook niet mee. Gelukkig had ik hem wel gesproken tijdens de realisatie van het boek en ook daarvoor een aantal keren, zodat hij de aandacht kreeg die de nummer 1 van FC Twente aller tijden verdiende.
Ik kom er dezer dagen op terug, op het afscheid van Ruiz. Hier alvast een terugblik op zijn jonge jaren.
Hij is geboren en getogen in de hoofdstad San José. Daar voetbalde hij op straat en op een pleintje in de buurt van zijn huis. “De grond was hard. Als je viel, had je meteen een paar schaafwonden”, vertelde hij destijds. “Het was voetballen, voetballen, voetballen. Mijn één jaar jongere broer Yendrick was er ook altijd bij en een groepje vrienden.”
De jongens konden er niet genoeg van krijgen. Omdat zijn vader het gezin in de steek had gelaten, waren hij en Yendrick aangewezen op hun opa, een voetballiefhebber pur sang die de broertjes en hun vriendjes vanaf ongeveer hun zevende jaar bij een kleine club liet voetballen om ze voor te bereiden op een loopbaan als voetballer. “Mijn grootvader hield van voetbal en in het bijzonder van Saprissa, maar die club wilde ons geen kans geven. Dan gaan we naar Alajuelense, zei ik. Dat vond mijn opa wel moeilijk. We werden aangenomen. Het was behoorlijk vreemd. We voetbalden ineens voor de rivaal van de club waar we ons eigenlijk op verheugd hadden.”