34 | SNELHEIDSDUIVEL (deel 2)

Bennie Jolink vertelde mij ooit dat hij leed aan een bijzondere kwaal. De zanger van Normaal had last van motoritis. In Wierden woont Jos Lammertink en ook hij leed jarenlang aan dezelfde aandoening. Ook Jos heeft motoritis. Beschreven we vorige week zijn avonturen op cross- en enduromotoren, in de volgende aflevering van zijn levensverhaal vertelt hij over zijn passie voor wegmotoren en de risico’s die hij daarmee heeft gelopen op ongelukken en andere malheur. Zelfs een kamikazepiloot leest Jos’ verhaal met gefronste wenkbrauwen.
We gaan terug naar 1987. Jos was beroepsrenner bij Transvemij – Van Schilt en was intussen onder de indruk geraakt van een verhaal in Moto73 waarin de Honda CBR 1000 in een duurtest werd beschreven. Het was de eerste motor waarbij je geen motorblok zag. Dat zat verborgen achter een aerodynamisch stroomlijn. Op de Duitse Autobahn had de berijder van die motor een wedstrijdje met een Porsche. Die moest bij een snelheid van 265 km/u afhaken. De motor kon nog demarreren. Toe hij dat verhaal las, wist Jos genoeg. “Dat moest mijn nieuwe motor worden”, vertelt hij. “Maar echt relaxed werd ik er niet van. Telkens als ik een ontspannen motorritje had gemaakt, kwam ik met een bezwete rug thuis. Ik reed de bochten met de motor net zo als met de fiets. Je pakt de binnenbocht en komt aan de buitenkant uit. Met 50 of soms 60 km/u gaat dat. Maar met een motor ga je veel harder en dan wordt elk ritje een gevecht om de motorfiets op de weg te houden. Reed ik de oprit A1 op, beetje nat wegdek en plots tijdens acceleratie boven de 140 km/u komt de achterkant opzij. Hoe dan?”
Jos volgde een Voortgezette Rijopleiding (VRO) bij de KNMV en daarbij ook nog een slipcursus. Remmen in de bocht, bochten rijden, obstakels op het wegdek. Eerst oefenen op een afgesloten terrein daarna op de weg. Er ging een wereld voor hem open. Dat had hij veel eerder moeten doen. Het belangrijkste was de positionering op de weg, nooit op het oliespoor rijden. In de bocht, altijd aan je ‘eigen kant’ blijven, totdat je het eind van de bocht kunt zien en dan accelereren. “Waar was mij onlangs de achterzijde van de motor bijna voorbij gekomen? Juist op het oliespoor in het midden van de oprit, waar de olie lekt van optrekkende (vracht)auto’s, waar de weg het smerigst is, omdat daar niet met de banden overheen gereden wordt. Ik kon nu pas genieten van het motorrijden zonder elke bocht als tegenstander te zien. Zelfs in afdalingen op de racefiets had ik baat bij de opgedane kennis over bochtentechniek.”

Jos vertelt verder: “Een beetje overmoedig wellicht, maar ik boekte ook maar direct een bochtentraining op het TT-circuit van Assen. Marshalls met een geel hesje gaven vooraf de instructies. Ergens halverwege het circuit namen we een tussendoor-weg, zodat we meer bochten en niet te veel rechte stukken hadden. Het was streng verboden om hen op de rechte stukken te passeren. Of je hen in de bochten voorbij mocht rijden, daarover repte hij niet. Daar zag ik al direct mogelijkheden. De marshalls reden met lichte motoren en zaten rechtop kan ik me nog herinneren. Ze begonnen rustig, voor de cursisten makkelijk te volgen. Het tempo werd geleidelijk opgevoerd en in de bochten gingen ze steeds platter. Op een gegeven moment dacht ik in een bocht de instructeur te kunnen passeren. Maar mijn achterwiel spinde, maakte onverwacht een uitstap naar links en kreeg plots weer grip. Met beide benen vloog ik omhoog tot boven de buddyseat, hangend aan het stuur werd ik nog net niet van de motor afgegooid. Een highsider noemen ze zoiets. Mijn hart zat in de keel. Direct genezen. Wat een mazzelpik.”

Met zijn broer Laurens achterop ging Jos ook naar de training van de TT in Assen. “Oude tijden herleefden, ik moest denken aan de keren dat we vroeger met pa de motorrijders aanmoedigden die van de TT terugkwamen. Als een malle reed ik daar naar toe en ik was niet de enige. Regelmatig zat ik boven de 250 km/u. Ik ben door niemand ingehaald die dag.”

Duidelijk lijdend aan motoritis vertelt Jos en andere malle actie. “Voor de CBR 1000 was een acht cm verhoogd windschermpje beschikbaar. Minder windgeruis, minder dode vliegen op je kleren en je vizier bleef langer schoon. Was te koop bij Vos in Oss. Even gebeld of deze op voorraad was en gezegd dat ik naar Brabant kwam om er een op te halen. ‘Maar meneer, het is al 17.00 uur geweest, we gaan om 18.00 uur sluiten’.
‘No problemo meneer, ik zal er zijn. Laurens gebeld of hij even mee wou en gaan met die banaan. Dat was wel een uitdaging, èn in de avondspits èn toen nog met een 2-baansweg met veel doorgetrokken strepen bij de Woeste Hoeve. Maar ik was wel ruimschoots op tijd. De volgende dag denk je dan: ‘waarom eigenlijk, dat had vandaag ook gekund’. Maar ik had iets met uitdaging, met spanning, met competitie en met doelen stellen. Afspraak is afspraak, op die tijd ben ik er, altijd die belofte nakomen.”

Anekdotes genoeg. Jos kon bij Hennie Stamsnijder nieuwe Shimano raceschoenen ophalen. Het was op een zonnige dag. Eventjes snel op de motor naar Enter. Hoe neem je dan zo’n pakketje mee als er geen snelbinders op de motor zitten. Hij deed de schoenen in een plastic zak, zet het voor hem op de tank en ging zitten op het puntje van die zak. Zo gezegd zo gedaan en hij reed terug via de Ypeloweg, want daar zaten meer bochten in. Jos: “Zodra ik de bebouwing van Enter voorbij was, voerde ik het tempo op. Ik had het idee dat mijn schoenen wegwaaiden en was ermee aan het prutsen. Ik ging beter op die zak zitten, keek voor me en zag met hoge snelheid een linkse onoverzichtelijke bocht naderen en reed 200+. Ik trapte, heel dom, eerst op de achterrem. Het gevolg was een stuiterend achterwiel met minimale vertraging. Je weet dat je 90% met de voorrem moet remmen. Nogmaals met de voor- en achterrem, de bocht naderde nog steeds met rasse schreden. Eigenlijk moest ik de bocht al insturen. Ik liet nog één keer de rem los om in alle macht te remmen. In de buitenbocht in een zijweg, nèt voor een sloot en drie dikke eikenbomen stond ik stil. De volgende dag heb ik met een trainingstochtje de honderden meters remsporen voor die bocht bekeken. Marco Schuitmaker heeft een hit met de engelbewaarder. Die was mij daar ook goed gezind.”

Regelmatig moesten de renners een sporttest, de zogenaamde maximaaltest doen bij dokter Lubbinge in het Bethesda-ziekenhuis in Hoogeveen. Dat kan sneller met de motor, dacht Jos.
Douchespullen, sportkleding en raceschoenen in een rugzak en gaan. Voorover liggend, met zijn hoofd achter de kuip en met de ellebogen steunend op de knieën, kon hij redelijk ontspannen lange tijd hoge snelheden rijden. Maar de sportkleding aandoen in Hoogeveen mislukte. Door de rijwind waren alle ritsen van de rugzak open gegaan. Eén schoen was nog blijven hangen, de rest was er onderweg uit gewapperd. “Zonde”, grijnst Jos.

Nog een verhaal. “Mijn zus Trudy wilde mij wel even wegbrengen naar Piet van Dijk in Enschede. Ik kon daar mijn witte bolide weer ophalen. Er was onder andere een nieuwe achterband gemonteerd. Nog even met de monteur gesproken, geen bijzonderheden. Rijden maar. Mijn zus vroeg of ik haar eerst nog even door Enschede naar de autobaan wilde begeleiden, voordat ik de motor de sporen gaf. Ze stond met mijn auto op het bolle klinkerweggetje voor de deur geparkeerd. Ik wilde mijn eigen auto passeren en de achterkant van de motor gleed, alsof ik op een ijsbaan reed, linksaf. Klabang daar lag ik. Remhendel, spiegel, een partij plastic geknapt, uitlaat beschadigd. Even hulp gevraagd in de werkplaats om de weg weer vrij te maken. ‘Ja zo’n achterband is glad, daar zit een soort conserveermiddel op, zodat het rubber niet wordt aangetast tijdens de opslag’, zei dezelfde monteur die mij drie minuten daarvoor had weggestuurd zonder waarschuwing. Het was de allereerste keer dat ik zoiets hoorde. Ik had wel gezien dat hij de grote sticker met merk en specificaties, over de hele breedte van de band had laten zitten Waarom? Weet ik veel. Ik weet wel dat ik met zo’n band anders die valpartij een paar minuten later zou hebben beleefd. Bij het begin van de autobaan, met toen nog de brede haakse bocht bij de Grolsch fabriek, zou ik mijn zus wel eens even had laten zien hoe plat ik daardoor heen kon, met mijn spekgladde achterbandje. Ik moet er niet aan denken hoe ik door die gladde band volledig in de kreukels onder de vangrail had gezeten.”

In 1989 was Jos even klaar met het gerace en ging niet meer plat op de machine, maar rechtop erop zitten. Dus kocht hij een Honda VF 750 Magna, een chopper dus. Daar kon je toch nog vlot de 200 km/u mee halen en bijkomend voordeel was dat deze motor ook dienst kon doen om achter te trainen. Als derny. En zat een goeie steun achterop, zodat vrouw en kind veilig achterop konden blijven zitten. En ook zijn vader was wel gecharmeerd van zo’n motor. Met hem als gangmaker heeft Jos duizenden kilometers in Drenthe, Gelderland en Overijssel gemaakt. Hij vertelt. “Zo ook in het voorjaar van ’89. Mijn schema die dag was 4 uur met onder andere 8 x 6 minuten waarin ik telkens tot de maximale hartslag moest gaan. Pa kon mij mooi in de spiegels in de gaten houden. Als hij me niet zag, hoefde ik alleen maar ‘gas’ te roepen. We reden op de parallelweg van Lochem naar Laren, mooi overzichtelijk, nauwelijks verkeer op de weg. Een paar kilometer voor Laren zit links een fietsenmaker met een tankstation en direct daarna een zijweg naar links. Wij zaten weer in zo’n blok waarin het tempo opgevoerd moest worden, we reden ruim 70 km/u toen er uit die zijweg plots een auto de parallelweg overstak. Omdat er een grote bestelbus stond te tanken konden we elkaar pas twee meter voor de onvermijdelijke confrontatie zien. Mijn vader rijdt tegen het voorwiel van de auto en omdat die nog rijdt, klapt hij met zijn hoofd op de dakstijl van die auto. Ik reed rechts achter de motor en ging door de noodstop van 70 km/u naar nul binnen 10 centimeter. Mijn linker remgreep kwam tegen de rugsteun van de motor. Of ik daardoor ben gaan vliegen weet ik niet, maar met fiets en al werd ik getorpedeerd. Zonder de motor of auto te raken kwam ik dertig meter verderop terecht. Mijn rechter bovenbeen was één bloederige massa die achteraf gezien veroorzaakt bleek te zijn door het afgebroken windscherm dat ik tijdens mijn jump geraakt had. Nat van het zweet en met een hartslag van boven de 180 zag ik het dijbeen in de gapende beenwond. Ik voelde aan mijn hoofd. Misschien kon ik de volgende keer toch maar een valhelm opzetten. De auto was op de plaats blijven staan van de botsing. Ik zag dat de bestuurder bezig was met mijn vader, maar ik kon niet opstaan om er naartoe te gaan. Uiteindelijk verplaatste hij zijn auto. Pa was bij kennis en stak zijn hand op, gelukkig maar, best wel een emotioneel moment. Hij had zijn hand gebroken en een schedelbasisfractuur. De politie kwam erbij en inspecteerde mijn fietscomputer. ‘73 km/u?’ zei de agent en keek me vragend aan. ‘Afdaling in de Holterberg gehad vanmorgen en de maximum snelheid houdt ie vast’, bedacht ik ter plekke. Daar kwamen de ambulances aangesneld, klaar om ons in optocht naar het ziekenhuis in Deventer te vervoeren.”

De conclusie was dat Jos na de chopper geen sportmotor meer wilde aanschaffen. De schade laten repareren voelde ook niet goed na zo’n klapper. Hij polste zijn vader. Die was gangmaker af en had geen wensen. Dagelijks werd hij door lichamelijke klachten (oorsuizen, duizelingen) nog herinnerd aan de valpartij en hij stapte voor geen geld meer op een motor. “Dus Lampekap werd verstandig”, glimlacht Jos. “Het hoeft allemaal niet zo snel meer. Ik wilde gaan toeren en schafte een Honda Goldwing aan. Prachtding, 1200 cc, radio, cruise control, luchtvering, intercom. Super relaxed, ideale reismotor. Even naar de motorrace in Franchorchamps?”

Op een dag liet hij zich in Oldenzaal door Willie Wissink even masseren. Daarna zou hij om 3 uur even bij zijn vader langsgaan voor een bakkie koffie. Jos: “Ik was aan de late kant, dus direct ver vooruit kijkend op de rondweg had ik al een aantal inhaalmomenten gepland. Die auto’s daar, dan die vrachtwagen en voor de tunnel kon ik nog even langs dat busje. Maar ik had nog met een sportmotor-kijk gescand en nu reed ik op een logge zware Goldwing. Bovendien dook onverhoeds een rijstrook brede verhoging c.q. vluchtheuvel op waarvan ik vooraf dacht dat ik daar kon inhalen. Daar tegenaan rijden met die snelheid zou een superjump betekenen met veel schade aan mens en machine. Ik moest plots op die ene rijstrook waar het busje al bijna was gearriveerd en die ik met +130 km/u snel naderde. Op het laatste moment keken de chauffeur van het Cogas VW-busje en ik elkaar in de ogen. Maximaal afremmend kwam ik steeds dichter bij de vluchtheuvel en het busje. Naast elkaar pasten we precies strak op die rijbaan, maar al remmend kwam de verchroomde beugel rond mijn motorblok tegen een zijgedeelte van zijn bumper. Nog steeds remmend knapte dat gedeelte af, reed de bus mij voorbij waardoor ik direct gigantisch naar rechts zwiepte. Met een paar correcties kon ik de ik motor net op de been houden. Wat een geluk weer. Ik was te laat voor de koffie bij pa en heb hem maar niets over het voorval verteld.”

Trainen achter de brommer of motor houdt altijd in dat je elkaar in de bochten even kwijtraakt, met de motor kun je daar niet zo snel door en op de fiets hoef je niet te remmen. Met Henk Seppenwoolde gold dat in het geheel niet, zo herinnert Jos zich. “Ik herinner me het eerste ritje met de Goldwing. Langs het Twentekanaal eerst even finetunen, de muziek op het juiste volume. Langzaam de snelheid opvoeren naar 70, ik knikte naar Sep in de spiegel en hij schakelde de cruise control in. We naderden de eerste bocht. Bocht naar rechts, iets meer dan flauw met daarin weer zijwegen naar links en rechts in onoverzichtelijke bosschage. Ik kende die bocht, drie meter breed met zand en grind midden op de weg. Met de fiets kun je wel op zo’n bandenspoor blijven rijden, maar met zo’n grote brommer? Ik zat te wachten tot hij mij liet passeren, maar hij gaf geen krimp, begon op het rechter bandenspoor, werd door de snelheid naar de strook zand halverwege gedwongen, gleed daar zijwaarts over heen en maakte de bocht af in het linker bandenspoor. Ik had een klein gaatje laten vallen uit voorzorg, maar moest wel even op 53-12 het gaatje weer dicht rijden. Achteraf werd er niet gesproken zo van ‘nou dat ging nog maar net goed’ of zo. Niks. Alles volledig onder controle.”

1990. Een artikel in de zaterdageditie van De Telegraaf van Berry Zand Scholten maakte veel indruk op Jos. Hij schreef over de introductie van de Kawasaki ZZR 1100. ‘Sneller is fysiek onmogelijk’ luidde de kop. ‘s Maandags reed hij direct naar Piet van Dijk in Enschede en bestelde zo’n bolide in dezelfde kleur. “En een monster was het. Acceleratie 0 tot 100 km/u in drie seconden, gewoon in de eerste versnelling. Doortrekken in de tweede versnelling naar 170, in de derde naar 220 om uiteindelijk bij 290 (op de teller) naar de zesde te schakelen. Toen de motor een beetje ingereden was, lukte het om de teller naald vast te zetten. Bij 320 hield de telling op en bleef de naald steken. Zand Scholten had geen woord gelogen en niet voor niets heeft die motor ruim een half decennium de titel ‘snelste productie motorfiets’ stevig in handen gehad.”

Jos kreeg vaak de vraag: Wat heb je daar nou aan? En waar kun je 300 rijden in Nederland? In het artikel werden de prestaties benoemd, de gemeten snelheid was met 400 meter: 212 echte km/u. “Hoelang duurt dat dan. Nou acht seconden. Met 20 seconden staat 300 km/u op de klok. Dus dat is eigenlijk overal met één kilometer rechte weg mogelijk. Of het verstandig is, is een tweede, maar het kan wel.”
In zijn eerste jaar zonder profcontract werkte Jos in Rekken. Hij was onderwijl nog wel aan het aftrainen en reed nog wat wedstrijden, want acuut ermee stoppen is niet goed. De afstand naar zijn werk was op de route die hij had uitgedokterd precies veertig kilometer. Mooie afstand, wegen met weinig verkeer en zonder verkeerslichten. Jos had als doel gesteld om dat binnen het uur te doen. “Of ik nu op de mountainbike of de racefiets ging, gas erop en negen van de tien keer lukte dat ook. Hoe snel zou dat eigenlijk met de Kawa kunnen, vroeg ik mij af. Over de grote weg, naar Rijssen, Goor, Hengevelde, St. Isidorushoeve, Haaksbergen door, dan grote weg oversteken en nog vijf kilometer naar Rekken. Ik had 15 minuten als doel gesteld en dat bleek geen probleem.”

Tijdens de bouwvakvakantie van 1990 maakte Jos een deal met Seppie. Hij kreeg drie weken de beschikking over zijn motor, dan mocht Jos zijn camper meenemen naar Zuid-Frankrijk. Bij terugkomst was de achterband toe aan vervanging, helemaal glad. Hij maakte een afspraakje in Ommen en vroeg zijn buurjongen Erik of ie mee wou. “We reden van Wierden naar Den Ham, veel rechte stukken, het was niet druk, ik had alweer weken niet gereden en ging onderweg enkele keren over de 250 km/u. In e werkplaats ging de motor op de bok en toen de band van de velg af was, drukte de monteur aan de binnenkant tegen de band. Er kwam een dikke bobbel op, van zijn duim. ‘Daar heb je toch niet hard mee gereden?’ vroeg hij. ‘Dat heb ik nog nooit gezien in mijn carrière, de band is er bijna helemaal doorheen.’ Nee, tuurlijk niet, zei ik, onderwijl knipogend naar Erik. Wat een giga geluk hadden wij gehad. We hebben de band meegenomen voor Sep die een auto- en motorrijschool had. Die band heeft er vele jaren als trofee gehangen.”

Nog een anekdote met Rob Kleinsman met wie Jos in de TVM-ploeg zat. Hij kende zijn rijstijl in de auto, want Jos was jarenlang min of meer zijn privéchauffeur. Rob had dus wel regelmatig verhalen meegekregen over Jos’ motoren hobby, maar kon zich geen voorstelling maken hoe dat nu echt voelde op zo’n apparaat. Hij solliciteerde ernaar om zelf eens een keer een ritje achterop mee te maken. Jos: “Jammer genoeg had ik op dat moment de tweede integraal helm uitgeleend en moest Rob een crosshelm met motorbril op. Hij kreeg een korte instructie: meegaan in de bocht, geen onverwachte bewegingen, de handen om mij heen en vasthouden met de vingers gekruist. Waarom? Met die acceleratie kun je die krachten niet opvangen en zit je direct met de kont op straat. Bedoeling was een rondje Holterberg, zo gezegd zo gedaan. Rustig door het dorp naar de Rijssenseweg, stoplichten op groen en gaan. Niet direct te onbenullig met kruissnelheid van circa 240 km/u. Maar als je dat windgeruis om je hoofd niet gewend bent, zou je kunnen overwegen om eens over de schouder mee te kijken om een blik te werpen op de kilometerteller. Dat is precies wat Rob deed. Maar de klep van zo’n crosshelm is lang en toen hij zijn hoofd opstak, kwam de wind daaronder. Dat werkt als een remparachute en probeer dan je hoofd maar weer naar voren te doen. Voor Rob was er geen snelheidsmeter in beeld, maar de sterrenhemel. Bovendien zorgde de riem van de helm ervoor dat de ademhaling dusdanig werd belemmerd dat hij mij in paniek op de rug moest kloppen. Voorzichtig snelheid geminderd en bij de eerste mogelijkheid een pauze ingelast, waar hij geleidelijk weer bij zinnen kwam. Het rondje Holterberg ging niet meer door. Ik ben linea recta weer naar de thuisbasis gereden. Robs reactie: ‘Dit was de eerste en laatste keer dat ik achterop een motor heb gezeten’.

Terugblikkend op de hiervoor beschreven motoravonturen wil Jos nog benadrukken dat men de verkeersdruk van destijds absoluut niet kunt vergelijken met de huidige. “Mijn rijstijl was fors, maar ik was er niet op uit om medeweggebruikers in gevaar te brengen of om passagiers bang te maken”, zegt hij. In 1993 maakte reuma niet alleen een rigoureus einde aan zijn werk als groepsleider in Rekken, maar ook aan het rijden op snelle motoren. We komen daar in deze serie nog op terug.
Hij kijkt met een goed gevoel terug op de geldverslindende hobby, die tegenwoordig zou worden omschreven als idioot rijgedrag. Wat zou het in die periode van acht jaar zoal gekost hebben met al die motoren? Hoe vaak heeft men voorspeld dat hij zich nog een keer dood zou rijden. Jos zijn leven werd beheerst door de affaire MZ zoals eerder beschreven, de coach/begeleider die hem in zijn periode tot aan de profs misbruikt had. “Dat spookte steeds weer door mijn gedachten. Door deze hobby heb ik mijn zinnen kunnen verzetten. Ik droomde van motoren. Grenzen opzoeken. Ja, extreem, dat was het. Maar achteraf ben ik blij dat ik er jaren enorm van heb kunnen genieten, zeker gezien de huidige situatie.”

Nick laat de Kawa alvast warm draaien


Jong geleerd….

33 | SNELHEIDSDUIVEL (deel 1)

Waar en wanneer is het zaadje geplant. Dat is niet helemaal duidelijk. Jos als snelheidsjunk, als liefhebber van motoren die harder en harder konden. Hoe kwam dat zo? Als wielrenner was hij vaak de snelste, maar met andere tweewielers kon je misschien nog wel vijf keer zo snel over paden en wegen jakkeren. Hij herinnert zich glunderend dat zijn vader op een motor reed en dat hij de kinderen meenam naar een viaduct waar je goed zicht had op motorrijders die op de terugweg van de TT in Assen wat nadrukkelijker dan normaal hun rijkunsten etaleerden.

Jos en motoren. Hij zou er een boek over kunnen schrijven. Met een motor in een mum van tijd de nodige kilometers afrazen, dat gaf hem een kick, een hemels gevoel. De snelheid, de bochten, de wind langs zijn hoofd. Hij herinnert zich een ander begin van de hobby die, zo bleek al gauw, danig uit de hand zou lopen. In Hengelo was een oude Honda te koop, daar liep de twintigjarige Jos in 1978 toevallig tegen aan bij kennissen. ‘Probeer hem maar’, zei de eigenaar, ‘hier heb je de sleutels.’ Dat verraste Jos. Hij had nog nooit op een motor gereden, maar sloeg het aanbod niet af. “Ik kreeg een helm zonder vizier en met mijn zonnebril op, kon ik op pad. Ik vertrok vanuit Hengelo naar Oldenzaal en had al snel door dat zo’n apparaat wat logger stuurde dan moeders Mobiletje van vroeger. Van sturen kon je eigenlijk niet van spreken, je moet de motor als het ware de bocht in laten vallen. Op de rijksweg zag ik in de verte een motorrijder en nu kon ik eindelijk ook dat zwaaien in de praktijk brengen. Motorboys zwaaien altijd naar elkaar. Met een vaartje van honderd deed ik achteloos mijn linkerhand omhoog van het stuur en in een fractie van een seconde vloog die hand zo achter op mijn rug. Die tegenwind was ongelooflijk sterk, daar ben je niet op verdacht, je moet direct goed tegendruk geven. Ik had geluk dat er in die jaren nog geen A1 lag bij Hengelo, want dan was dezelfde actie met 150 km/u heel anders afgelopen.”
Het is uiteraard achteraf de vraag hoe je aan iemand die aangeeft dat hij nog nooit op een motor heeft gereden, zomaar een 4-cilinder 750 cc durft mee te geven? “Absoluut onverantwoord”, zegt Jos anno 2023.

Jaren later kwam Jos bij de sportverkiezingen van RTV-Oost in gesprek met Henk Seppenwoolde. Ze wisselden informatie uit over de manier waarop ze trainden en aan de conditie werkten. Jos: “Henk was een zeer verdienstelijk motocrosser die zowel nationaal- als internationaal aan de weg timmerde. Hij vertelde dat hij in de tweede manche altijd vermoeidheidsproblemen had. ‘Gebrek aan duurtraining’, zei ik hem.” Jos stelde hem voor om in de ochtend een paar keer per week 2,5 à 3 uur met hem en mannen als Hennie Stamsnijder en Herman Ponsteen mee te fietsen. “Henks conditionele problemen namen af en zijn prestaties werden beter”, glimlacht Jos over zijn geslaagde advies.

Dat Seppenwoolde vond dat Jos ook maar eens met een crosser moest gaan rijden, leidde tot een laconieke reactie. “Ik gaf aan weinig respect te hebben voor crossers. Gewoon een beetje gas geven. De motor doet het werk, zei ik nogal naïef.” Uiteindelijk kwam het er toch van en togen beide mannen naar motorcrosscircuit in Harfsen. “Ik kreeg voor het vertrek nog wel een teleurstelling te verwerken. Sep zei dat hij voor mij een 125 cc had ingeladen. Maar waarom moet ik met zo’n ‘brommer’ rondrijden, zei ik. Ik wist dat Henk zelf in de koningsklasse met een 500 cc reed. Sep wist me te kalmeren en later die middag snapte ik pas waarom. Het circuit was namelijk een ramp, met allemaal gaten en kuilen. Geen enkele meter was er vlak. Als je harder reed dan stapvoets, reed je tegen de volgende ‘knip’ aan. Als ik dat zo met mijn crossfiets zou doen, zou ik gegarandeerd vallen. Uiteindelijk heb ik meer dan een uur stationair rondgetoerd tot de tank leeg was. Seppie gooide de tank weer vol, trapte de 125cc aan en reed vol gas in alle versnellingen rond, waarbij hij helemaal geen last had van de knipgaten, want hij raakte alleen de topjes maar. Tussendoor vloog hij bij de springschansen, waar ik stapvoets vanaf reed, tientallen meters door de lucht. Ongelooflijk, wat een beheersing, wat een snelheid. En wat was ik een verschrikkelijke kneus. Maar mijn interesse was wel degelijk gewekt.”

Jos kocht toen een nieuwe Honda XR 600, een crossmotor met een kenteken ook wel enduro genoemd. “Waarschijnlijk omdat er geen 700 cc te koop was”, vertelt hij. “Ik haalde een proefrijbewijs met blauw les plaatje op bij het gemeentehuis en toen kon ik legaal, dat wil zeggen binnen de gemeentegrenzen, zonder toezicht op de openbare weg oefenen met de motor. Blauwe lesplaatje moest achter bij het kenteken gemonteerd worden. Als je vond dat je voldoende rijervaring had, vroeg je het examen aan.” Soms nam hij zoonlief Nick als tweejarige ook mee. Hij was buitengewoon geïnteresseerd en ontdekte op die manier de wereld.”

We zitten ergens in het jaar 1986. Jos is beroepsrenner bij de Panasonic ploeg van Peter Post en ontdekte dat enkele collega’s ook liefhebber waren van de snelle motoren. Hij nam regelmatig zijn motor in de aanhanger mee naar België om met Willy, Walter en Eddy Planckaert wat te crossen. “Later pikte ik ook Bert Oosterbosch in Brabant op. De Belgen regelden een circuit waar dan ook Johan van der Velde, Eric Vanderaerden en Guy Nulens kwamen. Dat sprak zich snel rond en op een gegeven moment kwamen er honderden supporters van Eric en Eddy op af. Die boys waren daar mateloos populair. Maar goed, het duurde natuurlijk niet lang totdat Peter Post daar lucht van kreeg. Die riep ons acuut bij elkaar en er werd ons te verstaan gegeven dat bij calamiteiten of blessures die we ons door de motoren op de hals haalden, niet meer betaald werden of zelfs dat het contract ontbonden zou worden.” Na deze oekaze van de grote baas werden de heren wel wat voorzichtiger, maar van de andere kant bleven ze het interessant vinden om met deze ietwat uit de hand gelopen hobby stiekem door te gaan.

Zo kon het gebeuren dat Post bij aanvang van de voorjaarsklassiekers een afmelding kreeg van Guy Nulens. De Belg had zijn pols gebroken met papierhangen, een bezigheid die wij in Nederland ‘behangen’ noemen. Jos: “Volgens zijn verhaal was hij van een stoel gevallen waar hij bovenop stond met behangpapier. Niet iedereen geloofde dat, de crossers gniffelden, maar we lieten hem natuurlijk niet vallen.”
Jos zelf was daags voor Luik-Bastenaken-Luik nog even op zijn XR600 met zoonlief zittende voor hem op de tank even naar de vijver gereden om de eendjes brood te voeren. “Het is heel belangrijk om dan wel je crosslaarzen aan te trekken”, zegt hij, “want als de motor tijdens het aantrappen ‘terugslaat’, heb je een probleem. Toevallig wilde de buurman net weg met de auto en mocht ik me even aan zijn auto voort laten trekken om zo de motor starten, zodat de laarzen niet nodig waren. Het gaf een mooi donkerbruin gebrom en zo’n viertaktmotor bleef probleemloos stationair draaien. Ook tijdens het voeren van de eendjes had ik ‘m gewoon laten lopen. Ik gooide nog even de broodzak in een vuilnisbak, toen ik werd geroepen door Nick. ‘Kijk papa’ en hij drukte op de schakelaar om de motor uit te zetten. Voordat ik kon roepen om dat niet te doen, was het kwaad al geschied. Het werd ijzig stil. Hoe was het ook weer, moet je nou wel of geen gas geven tijdens het aantrappen? Dat is bij een twee- of viertakt motor verschillend. Ik had al een tijdje niet gereden. Ik dacht van wel, dus op goed geluk met mijn gympies aangetrapt. Eerste poging niets, tweede poging kickstarter naar beneden en die sloeg keihard terug. Het voelde alsof de bal van de voet tegen mijn scheenbeen aankwam. Het was zo enorme pijnlijk dat ik kon niet meer op mijn voet kon staan. Niemand in de buurt. Met kunst- en vliegwerk Nick op de tank gezet en steppend gingen we naar huis.”

Thuis koelde Jos de enkel, pakte de tas in, plaatste de fiets in de auto en reed toch maar naar Luik. Jos wilde zich niet zomaar met een smoes afmelden en zijn goede wil tonen. Jules de Wever was ploegleider van dienst en zag hem strompelend aan komen lopen bij het hotel.

‘Awel, wat is er met u gebeurd?’
‘Ja, voordat ik wegging, vroeg Annette of ik de zware wasmand nog even van de tweede verdieping wilde halen. Geen probleem, maar ik gleed uit op mijn sokken en kwam gelukkig in de bocht tegen de muur tot stilstand en kon ik dat met mijn voet opvangen. Jules prees mijn hulpvaardigheid als huisvader maar vroeg zich wel af wat ik daar nu kwam doen. De reis had mijn enkel geen goed gedaan en die was inmiddels bijna eens zo dik. ‘Hoe wou je daarmee in je schoen komen’, vroeg Jules. ‘Ga maar naar huis, dan kan ik nog iemand anders oproepen’. Jos: “Zo dat was gelukt, dacht ik. Geen argwaan en zelfs bonuspunten voor mijn hulpvaardigheid. De enkel is overigens nooit meer goed gekomen. Als ik tegen een bal trapte, voelde ik een snerpende pijn.”
Ondertussen had de kleine Nick als bijna 3 jarige ook een motor gekregen, een 60cc quad. Samen gingen we met deskundige Seppenwoolde naar de importeur in Voorthuizen.
‘Alleen even kijken’, zei ik.
‘Als je maar niet wat koopt’, zei Annette.
Een paar uur later waren ze terug, met een grote krat in de kofferbak. Het enthousiasme van Nick had het gewonnen van Annettes verordening.
Jos vond de XR600 toch te allround en wilde hem vervangen door een 250cc 2-takt. “De toppers in de enduro reden hiermee, dus wilde ik dat ook”, zegt hij. “Niet dat ik toen plotseling motocrosser was, maar het materiaal had ik wel goed voor elkaar. In de off-the-road ritten hadden we ’s winters veel plezier. Op zandpaden en maislanden ging het steeds harder en soms wilde ik wel harder, maar gaf de motor zijn grenzen aan. Seppenwoolde maakte ondertussen ook furore in de strandraces op Le Touquet en in Scheveningen. Ik hoorde machtige verhalen over de Honda CR500 waar Eric Geboers 195 km/u meereed op het strand. Hoe ze dat wisten van die snelheid? Er zit toch geen teller op die motor? Nou, hij liet gewoon iemand met zijn BMW over het strand meerijden om dat te meten. Het was niet aan te raden om zelf met een CR500 te gaan rijden. Die was zo onvoorspelbaar, had zo’n bruut inkomend vermogen, dat je daar regelmatig mee achterover ging.”

Je moest Jos niet adviseren om niet met zo’n beest te gaan rijden. Dan wilde hij het juist wel. Henk Poorte was met een soortgelijke motor wereldkampioen enduro geworden en binnen de kortste keren had Jos zijn motor gekocht. “Ik weet nog dat ik hem ophaalde en een korte instructie kreeg hoe en wat. Hij trapte het apparaat aan, ik wilde ermee wegrijden en hij sloeg af. Ik kreeg de motor niet aan. Ik deed dezelfde procedure nog een keer. Weer hetzelfde. De derde keer gaf ik zoveel gas. Met slippende koppeling lukte me dat wel. Wegrijdend bij de stoplichten in Nijverdal klom de motor bij elke versnelling in de ketting, oftewel ging op het achterwiel, terwijl dat van mij niet speciaal hoefde. Nu pas snapte ik waarom Sep mij op het circuit niet op zo’n apparaat had laten rijden. Dat zou helemaal verkeerd zijn afgelopen.”
Natuurlijk testte Jos de CR500. Als Geboers daar op het strand 195 km/u mee kon halen, dan moet dat op de weg ook kunnen. Op de parallelweg Rijssen-Wierden werd de snelheidsmeting met succesvol gerealiseerd.

“Maanden later reden we samen met onder andere Seppenwoolde en Poorte een off-the-road rit in Staphorst. Ze reden op een motor die Seppie gebruikte voor de off-road cursussen, een 21 pk viertaktje. Mijn Honda CR had meer dan drie keer zoveel pk’s. Gezamenlijk zijn we vertrokken en eenmaal op de zandpaden gaf ik die 500 de sporen. Ik tikte regelmatig de 160 km/u aan. Op een gegeven moment kwamen we bij een crosscircuit waar we ook twee rondjes overheen moesten. Seppenwoolde en Poorte waren nog in geen velden of wegen te bespeuren, dus begon ik maar vast aan die beproeving. In dezelfde stijl als mijn eerste ervaring op zo’n circuit, veel te langzaam. Het duurde niet lang of ik hoorde in de verte driftig getoeter van motoren. De beide Henks lieten alvast horen dat ze in aantocht waren. Even later denderden ze mij voorbij en verdwenen ook weer snel achter de horizon.”
“Na een kilometer of veertig zei Henk Poorte tijdens de pauze tegen mij: ‘Nog nooit van mijn leven heb ik zo hard over een zandpad gereden als jij doet. Hoe doe je dat nu eigenlijk als daar een gat zit of een diepe plas ligt op zo’n zandpad? Dan kun je door even gas te geven en iets het stuur op te trekken, ervoor zorgen dat je voorwiel niet ‘hapt’ en dat je niet valt?’ Had ik nooit bij stil gestaan. Met die snelheid vlieg je er wel overheen, toch? Het zette me wel enigszins aan het denken. Maar ik was overigens ook wel trots op zijn eerste opmerking”, aldus Jos met een greintje trots in zijn ogen.
Jos was snel met de off-the-road motor, maar was ook onder de indruk van de snellere motoren die hij in binnen- en buitenland over de snelwegen zag zweven. Dat leverde ook de nodige (hachelijke) avonturen op en daarover vertelt hij in de volgende aflevering van deze serie.

Jos met zijn allereerste Honda in 1978
1985. Jos en broertje Herman poseren op de motor van hun vader.
Jos en Nick (1986)
1978. Annette en Nick bij zijn quad

32 | NICK EN ROXANE

Op de ziel van Jos zitten meerdere krassen. De buitengewoon getalenteerde wielrenner van weleer heeft veel meegemaakt in zijn thans 65-jarige leven. We hebben in deze serie al paar van die littekens beschreven zoals zijn huidige situatie waarbij een ernstige spierziekte de meeste van zijn ledematen lam heeft gelegd. Daardoor kan hij zijn gehandicapte dochter Roxane (34) maar sporadisch zien. En dat is eveneens een hard gelag voor de oud-coureur. Dit hoofdstuk van Jos’ (wieler)leven gaat over zijn kinderen Nick en Roxane.

Vader Jos en dochter Roxane zijn zwaar gehandicapt. Dat maakt hun leven, maar ook dat van echtgenote Annette en zoon Nick er niet gemakkelijker op. Onderzoek heeft uitgewezen dat Roxane de cognitieve vermogens heeft van een kind van anderhalf jaar. Ze woont alweer 24 jaar in een huis waarin groepsgewijs dag- en nachtzorg is waarvan de laatste 18 jaar De Baalderborg in Hardenberg, daarvoor in huizen in Enschede, Hulsen en Ommen. De bewoners van De Baalderborg hebben een verstandelijke beperking. Het zijn kinderen met ontwikkelingsproblemen en ouderen met een intensieve ondersteuningsvraag.

Roxane was met Vaderdag een paar uurtjes bij Jos en Annette in Wierden, mede dankzij een aantal fijne begeleiders die daar hun vrije tijd voor hadden opgeofferd. Jos had haar al ruim twee jaar niet meer gezien. Omdat hij er niet meer heen kan. Hij pinkt een traan weg. Het kost hem moeite om erover te praten en valt even stil. “Een van de laatste keren dat ik bij haar was op De Baalderborg, ben ik ongelukkig gevallen en brak daarbij een paar ribben. Ik kon toen al niet meer zelfstandig opstaan en Roxane kwam maar spontaan bij me op de grond liggen. Zo van ‘goh dat is leuk, dat doet papa anders nooit’. Helemaal niet beseffend dat ik viel toen ik de rollator die ze heel hard in mijn richting had gerold, wilde tegenhouden. Ik werd uiteindelijk via een tillift aan het plafond weer in mijn rolstoel gezet.”

Hun dochter is altijd vrolijk, ze is goed op haar plek in Hardenberg, maar naast het voorzichtig brabbelen van de woordjes papa en mama kan ze nog steeds niet praten. Sinds ze een jaar of zeven was, kan ze wel lopen. Ze kreeg echter knieproblemen, is nog geopereerd met alle moeilijkheden van dien qua revalidatie en heeft sindsdien een rollator of andere hulpmiddelen nodig om zich voort te bewegen.

Hij en Annette laten een minialbum zien met foto’s van haar laatste bezoek op 16 juni. “Het was een mooie dag”, zegt Jos. “Roxane was blij en wij hebben samen enorm genoten van haar bezoek.”
Hij vertelt over de geboortes van zijn zoon Nick (in 1984) en Roxane (in 1989). Beiden kwamen ze met de keizersnee ter wereld. “We vernoemden Roxane naar een nummer van the Police, dat we allebei mooi vonden. Vele jaren later drong de tekst van dat liedje pas tot ons door. Het gaat over een prostituee. Toen zagen we ook op de CD dat de naam Roxanne eigenlijk met 2 n’s had gemoeten. Maar een kniesoor die daar op let, het is een mooie naam.”
Een paar dagen na de geboorte – in de beginuren van een semiklassieker – feliciteerde collega-renner Gerrie Knetemann Jos met de geboorte en hij vroeg naar de naam. ‘Roxane’, zei Jos.

‘Oh, wat origineel’, zei de glimlachende Kneet. Hij had een paar jaar eerder een dochter gekregen die ook die naam gekregen had. “Dat is de oud-wielrenster die tegenwoordig commentator bij de NOS is bij wielerwedstrijden”, aldus Jos.

Roxane Lammertink werd op Goede Vrijdag in het voorjaar gehaald. “Dat kwam beter uit. Anders zou ze misschien in het weekend zijn geboren, wanneer ik ook zomaar plots verplicht opgesteld op zou kunnen worden voor een koers. Nu kon ik er tenminste bij zijn.”

De kleine meid groeide goed en voorspoedig. “Er was verder weinig aan de hand”, zegt Jos, “maar na een jaar kregen we in de gaten dat ze niet al te snel was in haar reacties en ze was een beetje afwezig. Op het consultatiebureau gaf Annette aan dat Roxane wat achterliep bij leeftijdsgenoten. Met de opmerking ‘daar heb je weer zo’n ongerust moedertje, dat komt allemaal vanzelf wel, het is gewoon een laatbloeier’, kon ze weer naar huis. Op een gegeven moment begon ze ’s avonds over te geven, telkens als ze net in bed lag. De frequentie nam toe, de huilbuien ook en op het laatst gebeurde dat elke dag. Het was niet te stoppen.”

Dus togen Jos en Annette met hun dochtertje naar het ziekenhuis waar een kinderarts opmerkte dat hij wel iets dacht te zien aan Roxane, maar dat hij kon niet precies kon aangeven wat.

Jos: “Allerlei onderzoeken volgden, ook chromosomen-testen bij ons zelf. Het kan zo zijn dat bepaalde XY-combinaties gevolgen hebben voor het kind. Maar dat werd uitgesloten. Daarna werden we doorgestuurd. Onderzoek in het Universitair Medisch Centrum Utrecht wees uit dat er ruimte zat tussen de hersenen en het schedeldak, een andere manier om te zeggen dat de hersenen niet volgroeid zijn. We kregen te horen dat ze niet konden voorspellen hoe Roxane zich zou ontwikkelen, maar wel dat het een zorgenkind zou kunnen gaan worden.”

Roxane groeide op en bleek een enorm aanhankelijk kind te zijn, zo vertelt Jos. “Als Annette naar de keuken liep, begon ze te huilen. Alsof ze voor lange tijd afscheid moest nemen, terwijl ze haar gewoon kon zien staan. Het werd een enorme handenbinder. We waren er dag en nacht druk mee en gingen er soms bijna aan onderdoor. Je wilt voor je kind zorgen en haar bij je thuis houden, maar het besef dat dit onhoudbaar ging worden, werd steeds groter.”

Op achtjarige leeftijd verhuisde Roxane naar Het Bouwhuis in Enschede. Jos: “Dat was eerst een proefplaatsing. Ze kon nog steeds niet lopen en verplaatste zich zittend. Ze was een fan van schommelen, zowel binnenshuis als buiten. Maar dat deed ze zo hard en schaterlachend zonder zich vast te houden, dat we soms ons hart vasthielden.”

Orthopeden en andere onderzoekers bogen zich over het kind en kwamen tot de conclusie dat een definitieve opname in Het Bouwhuis noodzakelijk was. Uiteraard kreeg ze vaak bezoek van haar ouders en broer. Later werd ze overgeplaatst naar een huis in Hulsen. “Het was fijn dat ze daarvoor in aanmerking kwam. Het was nieuwbouw en de groep waarin ze kwam, was jong en dynamisch. Daar gingen we ook vaak naartoe. We fietsten dan met haar en deden er spelletjes. Sinds een jaar of tien zit ze in Hardenberg”, aldus Jos.

Gelukkig voor Jos en Annette beleven ze veel plezier aan hun zoon Nick (39) die ook in Wierden, niet ver bij hen vandaan woont. Hij is supervisor bij Bleckmann Fashion & Lifestyle Logistics in Almelo. Hij komt bijna elke dag wel even langs. Ooit deed Nick een poging om ook wielrenner te worden net als zijn vader, maar dat werd geen succes. Hij heeft gevoetbald bij Omhoog en was een begaafd badmintonspeler. “Hij heeft heel wat bekers en ereprijzen gewonnen”, zegt Jos, “maar moest stoppen wegens problemen met een van zijn schouders. Daarnaast is hij een liefhebber van motorsport en de Formule 1. En niet te vergeten, hij bezoekt regelmatig een festival met hardcore muziek. Maar dat laatste heeft hij niet van ons.”

Dat was het verhaal van de kinderen van Jos en Annette. Het zijn er twee. “Meer soorten waren er niet”, lacht Jos minzaam, “en daarom heb ik er toentertijd een knoop in laten leggen. Ik ging alleen op de motor naar het ziekenhuis, onderging de operatie en wilde op de motor terug. Ik herinner me nog dat de verpleegkundigen dat geen goed idee vonden. ”

Of hij zich daaraan gehouden heeft? Jos’ glimlach zegt genoeg.


Nick en Annette tijdens hun laatste vakantie in 2018


Nick en Roxane, de beide kinderen van Jos en Annette

 

31 | OVERWINTEREN

Sommige  renners vinden het leuk om met een fiets door mul zand, over hellende bospaden of natte weilanden te rijden. Soms hangen ze de fiets aan de schouder alsof het een city-bag is en lopen een trap op of een steile bult. Wie dat allemaal goed afgaat, doet het in wedstrijdverband. Veldrijden of crossen, Jos Lammertink kon het uitstekend in de jaren zeventig.
Vond je dat leuk Jos, met een fiets op je nek door de blubber zwoegen?
Het antwoord zegt veel: “Ja, omdat ik er goed in was.”
Zeg dat wel, hij won alle crosswedstrijden waaraan hij ooit deelnam op één na. Dat was het EK voor junioren toen hij tweede werd, omdat hij niet doorhad dat ze al bij de finish waren. Op dat EK en al die andere kampioenschappen die hij won (oa vier keer de nationale titel), komen we nog terug in deze serie over zijn (wieler)leven.

Het lijkt niet al te charmant om met je doorweekte tenue en een bemodderd hoofd over zo’n parcours te fietsen en te rennen om uiteindelijk doodmoe aan de finish te komen, maar Jos verklaart waarom het toch een zinnige bezigheid was/is. “Zie het als een vorm van overwinteren. Op de weg is het vaak koud en nat. In het bos ben je veel actiever bezig. Een aantal uurtjes training in het veld telt dubbel in vergelijking met de weg.  En het is ook goed om je stuurmanskunst wat op te krikken.”
Hij voegt er nog aan toe dat men van toerder tot wedstrijdrijder crost. “Niet voor niets  zijn de veldtoertochten mateloos populair. Veel ploegleiders van eliteploegen plannen die toertochten in als serieuze training.”

Toen Jos begon met wielrennen, raakte hij ook geïnteresseerd in veldrijden. Daarvan was zijn bijna vier jaar oudere neef Hennie Stamsnijder een belangrijke aanstichter. “Hij timmerde aan de weg en wij, mijn broer Herman, neef Jonny en ik, raakten erdoor geïnspireerd. Ondanks dat Hennie een neef was, keek ik tegen hem op.”
Niet dat ze elkaar als familie vaak spraken, zo vertelt Jos. “Met verjaardagen kwamen de ooms en tantes, maar de neven en nichten waren er lang niet altijd bij en Hennie was druk met fietsen. Ik weet nog dat ik hem ooit in een brief om advies heb gevraagd.”

De Lammertinks woonden in Hoge Hexel. Achter hun huis liep een pad van 400 meter tussen weilanden door naar  een zandafgraving, de zaandkoele genaamd. Jos: “Daar konden Jonny, Herman, Richard Freriksen en ik lekker rossen. We oefenden daar ook hoe je met je fiets over een sloot springt of hoe je met je fiets van die steile zandafgravingen afgaat. We leerden wanneer je met harde of zachte banden moest rijden. Mijn vader had daar ook kijk op. Hij wist hoeveel spanning je op bepaalde parcoursen in je band moest hebben. En dan niet met allerlei moeilijke apparatuur maar gewoon de band met zijn duim indrukken. Hij had ook eens bij een fietsenmaker een hele brede tube op de kop getikt, die op een oude sportfiets zat. Als het parcours heel mul was en je had die brede tube als voorband, dan was dat net het verschil tussen moeten lopen of nog kunnen fietsen. Daar had ik dan veel voordeel van. Toen ik bij de junioren reed, kon Herman er bij de nieuwelingen op rijden. Toen hij ook junior was en we in dezelfde categorie reden, mocht ik met dat voorwiel rijden. Alle vrije tijd die we hadden, crosten we door de bossen.”

Jos en de zijnen reden de crossen vaak bij de wielerverenigingen in Twente en de Achterhoek. In veel plaatsen werd een wedstrijd georganiseerd en de verenigingen hadden veelal een eigen circuit. “Eén keer per weekend reden we een nationale cross. Vier jaar lang heb ik ze allemaal gewonnen, inclusief de clubwedstrijden.”
Jos stapte in 1976 als een volleerd veldrijder over naar de amateurs, maar daar besloot hij te stoppen met deze wielerdiscipline. “Soms moet je keuzes maken, ik koos voor de weg”, verklaart hij het rigoureuze besluit van destijds.


1976. Jos wint een veldrit in Zwolle.


1977-78, Jos voorop, Herman Snoeijink achter hem.


Gefocust stuurt Jos zijn fiets door het zand

30 | SEIZOENSARBEID

Profwielrenners moeten niet alleen wedstrijden fietsen. Ze moeten ook op de portemonnee letten. Per slot van rekening moet de schoorsteen roken. Het derde jaar als beroepswielrenner was voor Jos qua verdiensten geen bloeiperiode. De HB-ploeg was gestopt, de renners moesten elders een nieuwe broodheer zien te vinden. Jos werd benaderd door de leiding van de formatie B&S – Elro Snacks – Concorde en tekende een contract voor een jaar. Het was eigenlijk de bedoeling dat hij naar de Splendor-ploeg zou gaan met onder andere Eddy Planckaert en Claude Criquielion. Maar deze Belgische ploeg hield hem te lang aan het lijntje, waardoor het B&S – Elro Snacks – Concorde werd.

“Het was geen vetpot”, weet Jos nog heel goed. “Ik kwam van HB en kreeg bij mijn nieuwe ploeg nog minder. Om precies te zijn had ik 2000 gulden per maand, maar dat was niet voor een heel jaar. Het contract gold van 1 maart tot 30 oktober. Een deel ervan was je bruto salaris, de rest waren onkosten. Over een heel jaar uitgesmeerd had ik dus 1300 per maand. Van november tot maart ging je in de ww. Wielrennen werd gezien als seizoensarbeid. Maar over de onkosten die je gemaakt had, kreeg je geen ww. En dan had ik nog een van de beste contracten. Van de meeste collega’s werkten de vrouwen of werkten de renners zelf nog parttime. Ging je op trainingskamp, dan kostte je dat als renner een bepaald bedrag. Daarom gingen sommigen niet mee.” Jos was ook van deze ploeg een der kopmannen, samen met Theo Smit en Jan Aling.

Gelukkig voor Jos had hij in deze ploeg dus nog een van de beste contracten en werkte echtgenote Annette. In veel koersen zat hij van voren en zo verdiende hij nog wat bij. Hij won de proloog van de Ronde van Zweden en verdiende daardoor een extra bedragje voor de ploeg. De ploeg reed wel mee in de meeste klassiekers. Beste resultaat van Jos waren de elfde plek in de Amstel Gold Race en de twaalfde in de Ronde van Vlaanderen. Voor de Ronde van Nederland was de proloog in Enter. Jos werd tweede op twee-tiende van Jan Raas. Handgeklokt.

 

Jos Elen uit Tilburg was de ploegleider/sponsor/eigenaar. Jos typeert hem als een donders fanatiek baasje met een groot hart voor de wielersport “Hij liep bij -2 graden nog in een overhemd met korte mouwen. Omdat hij zich op zijn werk regelmatig in koelcellen ophield, waarin het meer dan -20 graden was. Het was een aardige man die heel wat jaren als ploegleider werkzaam is geweest. Twintig jaar in totaal, waarvan tien jaar bij de profs Ik had veel respect voor hem. Zijn zoon en dochter hebben ook gefietst.”
Nog een anekdote uit het jaar bij de ploeg van Elen. Jos: “Dat gaat over de Ronde van Wierden. Op een zonnige julidag in de vakantie met vele duizenden toeschouwers. Op enig moment ontsnapten we in de finale met drie man uit het peloton. We hadden van tevoren niet met elkaar overlegd, maar ik wist van de organisatie dat ze Francesco Moser hadden gecontracteerd voor 7000,- gulden, plus vliegticket en hotel. Eigenlijk had ik verwacht dat Checco vooraf wel even met de geldbuidel zou rammelen. Zo van quanto costa, dan win ik? Maar hij sprak niet, ook niet toen ik met hem en Hennie Stamsnijder voorop kwam in de finale.”

De beide neven Hennie Stamsnijder en Jos Lammertink bevonden zich in de finale met de oud-wereldkampioen Francesco Moser, ook winnaar van diverse klassiekers. Hoe zou dat aflopen? Jos: “Hennie vroeg: wat doen we? We spraken af om de beurt te demarreren. Stammie ging vol aan, Moser kwam op stoom haalde hem richting Nijverdalsestraat hard terug en vloog er overheen. En daardoor bleef ik alleen met hem over. Het publiek ging helemaal uit zijn dak, spanning ten top. Moser begon demonstratief de toeclip riempjes aan te trekken, mij de kop op te dringen en dan hij zou mij eens even zijn sprintkunsten laten zien. Maar ik klopte hem in de eindsprint. Van alle kanten kwam de vraag hoeveel mij die overwinning wel niet gekost had. Maar dat was dus eens niet aan de orde. Bij grote uitzondering was Moser op waarde geklopt.”


Huldiging: Jos wint de proloog van de Ronde van Zweden


Jos na afloop van de Ronde van Heerhugowaard

Jos na afloop van de Nacht van Hengelo in gesprek met microfonist Harrie Middeljans


Voorjaar 1982. Jos in actie tijdens Parijs-Roubaix.


Francesco Moser en speaker Haarie Middeljans

29 | CLUB VAN 48

Jos staat op de ledenlijst van de Club van 48, een gezelschap wielervips. Vooral voormalige topwielrenners zijn er lid van. Maar ook belangrijke officials en anderen die van grote betekenis zijn geweest voor de wielersport. Jaarlijks komen de mannen en vrouwen bij elkaar op een wielergala in Den Bosch, waar de beste renners van het afgelopen seizoen gehuldigd worden. De Club van 48 is vernoemd naar het jaar 1948. In dat jaar wist Gerrit Schulte in het Olympisch Stadion van Amsterdam de wereldtitel op het onderdeel achtervolging te winnen door de Italiaan Fausto Coppi te verslaan.

In 1992 werd Jos door Peter Post gevraagd of hij lid wilde worden. “Ter gelegenheid van de Ronde van Almelo was er ook een wedstrijdje voor ex-profs. Leo van Vliet was erbij, Fedor den Hertog, Hennie Kuiper, Rob Harmeling en meer coureurs van weleer. Peter Post was ploegleider”, vertelt Jos die zelf ook meedeed en zelfs van plan was om te winnen. “Maar ik kon ze niet volgen”, verzucht hij. “We zouden het rustig aandoen, maar in de eerste ronde door de winkelstraat had ik al 57 op de teller staan. Ik werd echt gelost. Kuiper later ook, herinner ik mij. Harmeling won, maar zeker weten doe ik dat niet.”

De oud-profs bleven slapen in het Theaterhotel. De volgende dag vroeg Post aan Jos en aan Rob Harmeling of ze lid wilden worden van de Club van 48. “Dat leek ons wel wat”, zegt Jos. “we vonden het een eer. Normaal moet je dan voorgedragen worden door twee leden van de club en vervolgens neemt het dagelijks bestuur daarover een besluit. Daar kwam ik veel later pas achter, maar nu regelde de grote baas dat gewoon zelf.”

De leden hebben bepaalde privileges. Bij belangrijke gelegenheden en wedstrijden zoals de dag dat de Vuelta in Groningen startte, werden we daags voordien uitgenodigd voor de presentatie en de start. Jos: “Hotel, diner, alles erop en eraan is geregeld. Ik ben er geweest en ook bij andere evenementen van enige betekenis.”
Bij de Tourstart in 2010 in Rotterdam en in 2015 in Utrecht zijn Jos en Annette geweest. Voor de leden die mobiel waren werd de proloog op de fiets verkend, voor de anderen gebeurde dat in een touringcar. “In Rotterdam hadden we een rondvaart met aan boord een diner. Burgemeester Opstelten was erbij. Het was heel feestelijk allemaal.”

Na het overlijden van Peter Post nam Theo de Rooij het stokje over en nu is Joop Atsma voorzitter van de club. Jos is in 2015 voor het laatst bij het jaarlijkse wielergala in Den Bosch geweest. Annette was er ook bij.

Jaarlijks begint het met het officiële gedeelte waarin het voorgaande jaar wordt geëvalueerd en het komende jaarprogramma wordt doorgesproken. Het is overigens niet altijd feest, ook goede doelen worden niet vergeten. Jos: “Vroeger hadden we nog een grote vinger in de pap. Onze stem telde toen voor 50% mee over renners die aanmerking komen voor de titels wielrenner en wielrenster van het jaar en het talent van het jaar, respectievelijk Gerrit Schulte Trofee, de Keetie van Oosten-Hage Trofee en de Gerrie Knetemann Trofee. De laatste jaren stemmen we elke maand dan is de uitkomst wat minder een verrassing. Het is altijd een mooie dag. We betalen 48 euro contributie per jaar. Ik vind het een eer dat ik ervoor gevraagd ben en was er altijd graag bij. Jammer genoeg is dat door mijn spierziekte niet meer mogelijk.”

Aan één Twentse wielrenner werd de Gerrit Schulte Trofee twee keer uitgereikt. Dat was in 1975 en ’77 Hennie Kuiper die ook al in 1972 uitgeroepen was tot talent van het jaar. Die eer viel ook Gerard Veldscholten (in 1882) en Bram Tankink (2000) te beurt.

Overigens vindt het Wielergala 2023 vindt voor het eerst in 60 jaar niet plaats in Den Bosch. De organisatie van het gala, waar de beste wielrenners en wielrensters van Nederland gehuldigd worden, vindt op maandag 27 november namelijk plaats in de Jaarbeurs in Utrecht. Het is volgens de Club 48, organisator van het Wielergala, tijd voor vernieuwing.


De leden van de Club van 48 poseren tgv van een jaarvergadering.


Hennie Kuiper is erelid geworden van de Club van 48. Links zijn echtgenote Marianne. (2002)


De Club van 48 bezoekt de Ridderzaal in Den Haag.


2014. Burgemeester Van Zaanen van Utrecht ontvangt de Club van 48.


Jaarvergadering in Den Bosch. Met vlnr Jean Houben (UCI), Jo de Roo, Rini Wagtmans, Jean Marie Leblanc en Gerben Karstens.

28 | ROODWITBLAUW

Een van de mooiste momenten in de wielercarrière van Jos vond plaats in 1986. Op 22 juni om precies te zijn. Ergens rond de klok van 5. Toen werd Jos Lammertink in Geulle Nederlands kampioen wielrennen bij de professionals en kreeg hij de roodwitblauwe trui aangemeten. Dat wilden toen en nu veel meer coureurs, maar zo’n trui win je niet zomaar. Dan moet je van goeden huize komen, dwz dan moet je veel talent hebben en ook nog een dosis geluk. Jos was destijds opgenomen in de brigade van de legendarische ploegleider Peter Post. Panasonic was de naam van de hoofdsponsor. Post stuurde zijn renners die middag op pad met de boodschap: ‘Als er een groep wegrijdt, moeten wij erbij zitten.’

Na een uur passeerde de meute voor de derde keer de Slingerberg in het Bunderbos. Matthieu Hermans en zijn ploeggenoot Erwin Nijboer, rijdend voor een Spaanse ploeg, trokken vol door op deze heuvel en zo ontstond er een kopgroep van tien man met Jos erbij als enige vertegenwoordiger van Panasonic. Wereldkampioen Joop Zoetemelk zat er ook bij. Vaak wordt zo’n gezelschap dat zo vroeg in de koers wegrijdt, teruggepakt. Maar in het peloton keken ze elkaar aan. Niemand toonde zich bereid het gat dicht te rijden. Toen het verschil vier minuten was, kwamen er nog eens drie mannen bij: Twan Poels, Adrie van Houwelingen en Peter Winnen, een ploegmaat van Jos. Peter Post zag meteen hoe laat het was en liet de reservefietsen van Erik Breukink en Johan van der Velde van de materiaalwagen halen. Beide renners hadden in de Rondes van Zwitserland en Italië hun goede vorm geëtaleerd, maar Post zag dat die twee het niet meer gingen worden. De fietsen van Jos en Peter Winnen gingen op de wagen.

Hoe liep het af? Jos vertelt: “Het werd een soort afvalkoers. Op het laatst reden Nico Verhoeven en ik weg. Ik stelde voor: ‘Laten we ervoor sprinten en de winnaar betaalt de verliezer dan ƒ 15.000.’ Maar daar wilde Verhoeven niks van weten. Hij zei dat hij sowieso ging winnen. Ook goed, dacht ik. Als je de finishfoto bekijkt, zul je zien dat hij erg overmoedig was. Ik had op de streep een paar lengtes voorsprong op hem. Peter Stevenhagen werd derde en Joop Zoetemelk vierde.”

Jos was voor de zoveelste keer Nederlands kampioen, maar deze keer was het bij de profs op zondagmiddag. Dan kom je in een mooi rijtje te staan. “Dat ik kampioen kon worden, kwam ook door mijn positie in de ploeg van Peter Post. Ik had de Ronde van Zwitserland achter de rug, waar ik goed reed, maar toch wegens een aanval van diarree nogal slap naar huis ging. Gelukkig herstelde ik en reed ik het NK, waarin ik het geluk had dat ik deel uitmaakte van een grote ploeg. We hadden daardoor een overtalsituatie. En ook was het mooi dat Post mij het vertrouwen gaf. Hij geloofde erin dat ik Nico Verhoeven wel zou kloppen. Daardoor zat er wel wat druk op de ketel, maar het ging uiteindelijk goed.”

Telegraaf-journalist Ron Couwenhoven schreef de volgende dag dat Nederland een knecht als kampioen had gekregen. ‘Maar’, zo schreef hij, ‘zo zou je het in de met talent overladen ploeg van Panasonic wel kunnen zeggen, maar Lammertink was toch altijd een renner, die mogelijkheden — grote zelfs — in de klassiekers moest hebben. Het eendaagse werk lag hem altijd, maar de ziekte van Pfeiffer in zijn eerste profjaar remde zijn ontwikkeling. Vorig jaar bleek zijn schildklier als gevolg van slechte nazorg nog maar voor 5 procent te werken.’ Couwenhoven memoreert vervolgens dat Post tegen Jos had gezegd dat hij – als hij herstellen zou – een nieuw contract zou krijgen. In de Volkskrant schreef Guus van Holland dat Henk Lubberding bij Post gepleit had om de lange renner uit Twente een nieuwe kans te gunnen. Jos: “Post was de enige die uiteindelijk nog aan mij dacht. Voor de rest was iedereen behalve Henk mij vergeten. Daar ben ik hen enorm dankbaar voor.”

De 28-jarige Jos greep de titel, zeven jaar na zijn titel bij de amateurs. Streekgenoot Erwin Nijboer werd vijftiende op 9.35, Hennie Kuiper finishte als 21ste en Gerard Veldscholten als 27ste.
Bij de amateurs werd John Talen kampioen. Rob Harmeling eindigde als achtste en Rob Kleinsman als veertiende.
Heleen Haage won bij de vrouwen, met Almelose Rita Timpers als zevende.
Jos werd gehuldigd in het gemeentehuis. “Dat was een mooie happening”, herinnert hij zich. “Voor mij én voor de gemeente. Zo vaak gebeurde dat niet in Wierden.”

Een jaar lang mocht Jos tijdens de wegwedstrijden in de roodwitblauwe trui rijden. Dat was ook voor de portemonnee een goede zaak. “Mijn startgeld ging van 400 naar 2000 gulden. Ik was zwaar geblesseerd uit de Tour gekomen, kreeg het advies om eerst goed te herstellen van de schedelbreuk en niet te koersen, maar ik deed het toch. Dat veranderde de wereld. Ik kreeg ook van alle kanten aanbiedingen. Het verschil tussen de situatie bij de start van mijn profcarrière en de periode na dat NK van ’86 was door die trui behoorlijk groot geworden.”

Wereldkampioen Joop Zoetemelk moet alle zeilen bijzetten om in het wiel van Jos te kunnen blijven. 

Kort na de finish wordt Jos door speaker Kees Maas al geïnterviewd. 

Speaker Ben Roesink stelt Jos de nodige vragen tijdens de huldiging in het gemeentehuis van Wierden.

27 | LAMMERTINK VERSUS SNOEIJINK

Meestal was Jos in de drie jaar dat hij amateurwielrenner was, de te kloppen man. In klassiekers, etappekoersen of in de tientallen criteriums die hij tussen de bedrijven door reed, wilde niemand graag met hem in de buurt voor de overwinning strijden. Hij kon sprinten, hij kon alleen aankomen.  In de regio waar hij geboren is, Twente, waren de meeste amateurs niet tegen hem opgewassen. Maar hoe zat dat dan met Herman Snoeijink? Dat is een logische vraag, want de man uit Denekamp was een gulzige coureur. Winnen, winnen, winnen, was zijn parool. De finishlijn, dat was zijn ultieme teaser in elke wedstrijd. Die witte streep naast de jurywagen was keer op keer zijn heilige doel. Volgens Herman mocht niemand anders daar de armen in de lucht steken. Hij deed het uiteindelijk meer dan 350 keer. Jos werd in 1977 amateur. De bijna zeven jaar oudere Snoeijink was toen al een gearriveerde renner die zijn wielerloopbaan combineerde met een baan als onderwijzer op een lagere school in zijn woonplaats Denekamp.

Jos glimlacht, als hem de vraag gesteld wordt hoe hij omging met de rivaliteit tussen hem en deze concollega. “Ik kwam hem als amateur niet vaak tegen in de wedstrijden. Ik reed veel criteriums in het zuiden. De organisatoren in die regio’s wisten me te vinden. Ik kreeg daar als junior al startgeld. Herman reed vaak in het noorden. Daar heeft hij zo ongeveer elke koers wel gewonnen.”
Niettemin streden beide topcoureurs ook wel eens tegen elkaar. Zo was het in Jos’ allereerste wedstrijd bij de amateurs meteen raak. Hij vertelt: “In Twente was op Koninginnedag de Ronde van Almelo de eerste wedstrijd van het seizoen. In 1977 was ik net een paar dagen amateur en schreef ik daar in. Het was toevallig ook de laatste koers van streekgenoot Jan Huisjes, die per 1 mei prof werd bij Jet Star Jeans, een ploeg waarvoor onder andere ook Jan Krekels en Herman Ponsteen fietsten. Jan Huisjes woonde aan de Rozenstraat die aan het parcours lag. Het was dus mijn eerste koers op dat niveau. Ik was er donders op gebrand om te winnen. We namen met een paar man een ronde voorsprong. Snoeijink, Huisjes en ikzelf zaten erbij. Bij de junioren reed ik dan net zo lang hard door tot iedereen gelost was. Dat was het systeem. In het laatste rondje naar de finish op de Bornerbroeksestraat kwam ik als derde door de laatste bochten had nog volop mogelijkheden om mijn rivalen te passeren. Huisjes trok vol de sprint aan, Snoeijink kwam dichterbij en gedeeltelijk naast Jan. Zo kwam ik mooi gelanceerd en wilde ze allebei voorbij steken. Dat zag Herman natuurlijk ook en stuurde mij de hekken in. Ik moest mijn benen stilhouden en remmen. Jan Huisjes won en ik besefte dat hij en Snoeijink overleg met elkaar gepleegd hadden.”

Jos had subiet een lesje geleerd over de rituelen bij de topamateurs. “Ik was ineens op de hoogte, maar nogmaals Herman en ik reden maar sporadisch tegen elkaar. Ik herinner ook nog een wedstrijd in Glanerbrug. Daar reden we allebei en ook Dries van Wijhe. Dat was  een toprenner die twaalf jaar ouder was dan ik. We zaten met ons drieën voorop. Het was duidelijk dat het tussen ons zou gaan. Ik demarreerde, Dries pakte me terug. Herman demarreerde, Dries pakte hem terug. Dries, ook wel Dolle Dries genoemd, was oud-winnaar in Glanerbrug. Hij had veel fans daar. Vier ronden voor het einde moest het peloton afsprinten voor de vierde plek. Eerlijk gezegd hadden we al afgesproken om te blijven demarreren, totdat we Dries op de knieën kregen. Degene die dan voorop lag, zou winnen. Dries bepaalde op die manier eigenlijk zonder dat hij het wist, wie er zou winnen in Glanerbrug.  En zo gebeurde het dat hij Snoeijink bij de zoveelste ontsnapping liet rijden. Met z’n tweeën reden we er achteraan en onderwijl was het publiek Dries aan het opjutten. Maar een ronde later was ik Dries ineens kwijt. Was hij aan de achterkant van het parcours afgestapt en bij fans in de tuin gaan zitten om even een biertje te drinken. Hij was toch al derde, wist hij. Even later reed hij rustig over de streep. Herman werd de winnaar.”

We bladeren door de uitslagen van de eind jaren zeventig.
Nogmaals Glanerbrug 1977: 1. Lammertink, 5. Snoeijink;
Wierden ’77: 1. Lammertink, 4. Snoeijink. Jos: “Hier in Wierden flikte Herman mij een keer, waardoor we met elkaar in gesprek gingen.” Daar komen we later in deze serie op terug.
Almelo ’78: 1. Lammertink, 2. Snoeijink;
Enschede 15 juni ’78: 2. Snoeijink, 5. Lammertink; Oisterwijk ’79: 1. Lammertink, 2. Snoeijink.
Bij koersen in Duitsland kwamen Jos en Herman elkaar ook regelmatig tegen. Over de Ronde van Overijssel hebben we al eerder in deze serie geschreven. Jos reed de klassieker één keer, in 78. Hij werd vijfde. Herman won. In de uitslagenlijst van het NK in 1979 komen we Jos tegen op de vierde plek en Herman op de 22ste. De titel bleef dat jaar in de familie: Jos’ neef Hennie Stamsnijder werd kampioen.

Al met al heeft Jos veel respect voor de carrière van Herman. “Toen ik nog in Oldenzaal woonde, hadden we meer contact dan later. Het was een enorm gedreven renner die enorm serieus met zijn vak bezig was. Na zijn vijftigste heeft hij de Ronde van Overijssel nog een keer gereden. Hij volgde na zijn carrière de trainingscursus van de bond en was ook daarmee fanatiek bezig. Hij heeft met zijn adviezen veel renners zowel op de weg als in de cross naar een hoger plan getild. Ik heb daar altijd veel bewondering voor gehad.”

Boven een foto van de eerste drie van de ronde van Almelo op 1 mei 1978.


Beeld uit de Ronde van Almelo Koninginnedag 1977. Vlnr Hennie Stamsnijder, Herman Snoeijink, Jos Lammertink, Jan Huisjes.


Actie in de Ronde van Oldenzaal met in het midden Herman Snoeijink en Jos Lammertink (1977).

 ‘Dolle’ Dries van Wijhe, een graag geziene gast in Glanerbrug, eind jaren zeventig. 

 

26 | GEMISTE KANS

Drie keer reed Jos Olympia’s Tour. Renners die deze rondgang door ons eigen land wilden winnen, moesten van goeden huize komen. Jos was in ‘77 pas een blauwe maandag amateur of hij was al favoriet voor de eindzege. Hij werd tweede. Wielerliefhebbers, fans en neutrale kenners: iedereen was lovend. Zie hierover ook aflevering 15 van deze serie.

Een jaar later stond de naam van Jos Lammertink weer op de deelnemerslijst. Sterker nog, Jan en alleman tipten hem voor de eindzege. Overigens tipte Jos zichzelf ook voor de overwinning. “Ik was het eerste jaar tweede geworden en had een enorme drang om te winnen. Ik sprak het niet uit. De sportjournalisten probeerden het in hun voorbeschouwingen wel uit te spelen. Ze zochten naar barstjes in de plannen van de Amstel Ploeg en in de onderlinge verhoudingen’, herinnert de Wierdenaar zich nog goed.
Naast Jos wees ploegleider Herman Krott in mei 1978 de volgende renners aan: Jos Alberts, Arie Hassink, Nico Hilberink, Gerrit Möhlmann, Theo Peeters, Frits Pirard en Ad Wijnands.
Krott gaf niet aan hoe de rolverdeling was. Jos: “Voor de proloog, een koppeltijdrit, reden Pirard en ik samen. We kwam een paar seconden tekort op het duo Oosterbosch-Van Est. Hassink en Möhlmann werden derde.”

Uitslag koppeltijdrit: 1. B. Oosterbosch-B. van Est (Jan van Erp) 4.51 (met bon.), 2. Jos Lammertink-F. Pirard (Amstel Bier) 4.59 (met bon.), 3. A. Hassink-G. Möhlmann (Amstel Bier) 5.07 (met bon.), 4. B. Scheuneman-P. Maas.

We lopen de etappes nog eens langs.
Eerste etappe: Scheveningen-St. Willebrord,163 km.
Niet ver van de finish ontstond de kopgroep van zeven renners. Jos zat er niet bij, ploeggenoot Hassink als enige Amstel-renner wel. Hij won de etappe. Op ruim een minuut werd Jos 22ste.
Tweede etappe: St. Willebrord-Schijndel, 167 km.
Scheuneman won, Amstel miste de slag. Jos werd op achttien seconden achtste, Oosterbosch nam de Oranje trui over van Hassink, die op slechts één seconde op de tweede plaats terechtkwam.
Derde etappe (eerste deel): tijdrit te Schijndel, 20,2 km.

Bert Oosterbosch was de sterkste en breidde zijn voorsprong op Hassink uit tot 1.19. Jos was de beste Amstel-renner in de tijdrit. Hij werd derde op iets meer dan een halve minuut. In het algemeen klassement schoof hij door naar de derde plaats, op 1.40 van Oosterbosch.

Derde etappe (2e deel): Schijndel-Hulsberg, 143 km.
Oranje trui drager Oosterbosch kreeg een inzinking. Hassink niet en profiteerde. Nam de leiderstrui weer over. Jos werd tiende net achter ploeggenoot Arie en bleef op de derde plaats staan van het klassement. Jacques van Meer won de etappe.
Vierde etappe: Hulsberg-Hulsberg, 168 km.
In Zuid-Limburg faalden Oosterbosch en zijn ploegmakkers. De Amstel-renners profiteerden. Van Meer won de rit. Op enkele seconden werd klassementsleider Hassink negende. Jos reed goed, maar kreeg in de finale een lekke band. Jos (foto): “Dan is het gebruikelijk dat je een ander wiel krijgt. Jaap de Wit, de mekanieker kwam bij me met de reservefiets van Pirard. In Limburg heb je dan een probleem, want de maten zijn anders. Bovendien zat het achterwiel niet vast en moest ik na de fietswissel nogmaals van de fiets. Ik verloor 73 seconden. Ik was dichter bij de trui gekomen, maar kon nu vrijwel zeker de eindzege van de ronde vergeten.”

Citaat over Jos uit een van de dagbladen: ‘Met tranen in de ogen kwam de jonge reus over de streep en hield ze even later niet meer in bedwang, toen hij zich realiseerde, dat hem door stomme pech duidelijk tekort was gedaan. Met de tijdrit in Nibbixwoud nog voor de boeg en een achterstand van niet meer dan anderhalve minuut, was Lammertink Hassinks grootste concurrent, ook al zijn beiden van dezelfde ploeg. Eerst een lekke band en vervolgens een verkeerd achterwiel maakten echter aan alle illusies een einde.’

Vijfde etappe: Hulsberg-Bladel,168 km.
Een aantal ploegen spande samen tegen het Amstel-blok, maar de schade bleef beperkt. Möhlmann won, ploeggenoot Hassink bleef leider, Jos reed sterk en eindigde als zeventiende. Maar hij zakte naar de vierde plaats in het klassement, op 1.42 van de Oranje trui.
Zesde etappe: Bladel-Dieren, 173 km.

Een kopgroep met oa Egbert Koersen beheerste de etappe. De Rus Petrov won. Koersen rukte op naar de derde plaats in het klassement. Jos werd zevende op een minuut, maar zakte daardoor wel een plaats. Hassink bleef leider.

Zevende etappe: Dieren-Nibbixwoud, 177 km.

Amstel werd weer aangevallen. Een kopgroep van tien man bouwde een grote voorsprong op. Wekema zat erbij en nam de trui van Hassink over. Maar wat gebeurde er met Jos. Hij was op de Afsluitdijk ontsnapt met Oosterbosch, Pirard en Scheuneman. Ze bouwden snel een voorsprong op. Jos: “Drie sneltreinen gingen op volle snelheid naar de kopgroep. Maar voor we erbij waren, moesten Pirard en ik ons laten afzakken, omdat Oosterbosch grote kans zou gaan maken op de eindzege. Voor mij was dat een teleurstelling, want daardoor gaf hij blijk van minder vertrouwen in mij. Dan zou de tijdrit de beslissing gaan brengen en was het de vraag of ik Oosterbosch voor had kunnen blijven. In Limburg en tijdens deze etappe miste ik dus de kans op de eindzege.”

Achtste etappe (eerste deel): tijdrit te Nibbixwoud, 22,3 km.
De Oranje trui ging terug naar Arie Hassink. Hij was stukken sneller dan Bert Wekema. Oosterbosch won de rit, Van Houwelingen werd tweede, Van Est derde. Op 1.08 werd Jos zesde. Arie werd tiende op 1.21.
Achtste etappe (tweede deel): Nibbixwoud-Amsterdam 83 km.
Jos won de laatste etappe (foto boven). Arie bleef leider en won de Ronde net als in 1977. Voor Amstel was Olympia’s Tour andermaal een succes.
Eindklassement: 1. Hassink (Amstel) 30.18.24, 2. Van Houwelingen (Bossche) op 36 sec, 3. Oosterbosch (Van Erp) op 49 sec, 4. Lammertink (Amstel) op 54 sec, 5. Jonkers (Union) z.t., 6. Scheuneman (Gazelle) op 55 sec, 7. Wekema (Batavus) op 1.26, 8. Schür (Bossche) op 1.50, 9. Pirard (Amstel) op 1.55, 10. Koersen (Batavus) op 3.02. 27. N. Hilberink (Den Ham/Amstel) 30.35.59, 32. Th. de Rooij (Gazelle) 30.40.49, 39. F. Schootman (Neede/Militairen) 30.44.36.
Ploegen: 1. Amstel Bier 87.36.17

Punten: 1. B. Scheuneman (Gazelle) 140 pnt, 2. Jos Lammertink (Amstel) 132 pnt.

 

In de Volkskrant schreef Guus van Holland: ‘Jos Lammertink won de laatste etappe. Een schrale troost voor Lammertink, want voor hem had er deze Olympia’s Ronde beslist meer ingezeten. Niet Hassink, maar de 20-jarige renner uit Wierden maakte de meeste indruk. Een betere knecht had Hassink zich in ieder geval niet kunnen wensen. Als er tempo gemaakt moest worden dan was hij de man, in de verdediging evenzo. Maar Lammertink achtte zich sterk genoeg deze Ronde te winnen. In de Limburgse heuvels klom hij gemakkelijk aan de zijde van Hassink mee. Slechts een lekke band vlak voor de streep in Hulsberg wierp hem enigszins terug in het klassement, maar nog kansrijk genoeg om uitgerekend Hassink te kunnen bedreigen. Woensdag kwam die kans. Samen met Pirard, Oosterbosch en Scheuneman had hij de achtervolging ingezet op de groep met de latere oranje-trui-drager Wekema. Maar Lammertink mocht niet doorgaan van zijn ploegleider Krott. Deze gaf de voorkeur aan Hassink. Het gevaar bestond immers dat Lammertink Oosterbosch mee zou nemen en die zou in de tijdrit van donderdag onverbiddelijk toe kunnen slaan en de oranje trui pakken. Slechts 58 seconden was de voorsprong van Lammertink op dat moment en hij achtte die marge toereikend om Oosterbosch voor te kunnen blijven na de tijdrit. Krott kreeg gistermorgen gelijk, maar helemaal steekhoudend waren zijn argumenten toch niet. Lammertink kwam weliswaar in de tijdrit toch tekort op Oosterbosch (80 seconden), maar de inspiratie was volgens Lammertink toch niet meer aanwezig geweest om na die tegenvaller van woensdag nog voluit te rijden.’
Jos vult aan: “Jammer dat Krott probeerde om achteraf zijn terugroepactie van de dag ervoor recht te praten. Het ging niet meer om de eindoverwinning in die laatste tijdrit. Die kans was mij ontnomen en dat frustreerde mij behoorlijk. De moraal was weg. Als je in de twee kilometer kortere tijdrit in Schijndel 27 seconden op Bert verliest, dan is het logisch dat ik 58 seconden verschil ruim toereikend mocht achten voor de overwinning. Hij vergelijkt nu een renner die de beslissende tijdrit ingaat als potentiële Olympia’s Tour winnaar met die van een kanshebber die in de steek gelaten en volledig afgetroefd werd.”
Slotconclusie: Twee keer miste Jos de kans op de eindzege. In Limburg had hij pech en in de zevende etappe mocht hij niet doorrijden van de ploegleider.

Hulsberg (Zuid-Limburg). Arie Hassink op kop, Jos in de witte trui van beste jonge renner, in zijn wiel. Jacques Verbruggen (Union), René vd Broek en Jan van Houwelingen.

Nogmaals Hulsberg. Jos ziet af.


Kort na de finish van de etappe naar Dieren krijgt Jos bezoek van partner Annette en hun vriendin Sylvia Freriksen.

25 | VOOR DE KONINGIN

Liefst 113 keer won een Nederlandse profwielrenner een etappe in de Ronde van Spanje. Gerben Karstens deed het veertien keer, Jos Lammertink twee keer. Niet slecht. Hoeveel profrenners hebben aan het eind van hun carrière nooit op het hoogste treetje gestaan in een van de drie grote rondes. Het is bovendien bijzonder dat Jos de beide zeges behaalde in 1980 en 1981, in zijn eerste twee jaar als prof. Hij was kopman van de HB-ploeg en gaf meteen zijn eigen visitekaartje af alsmede dat van de ploeg die net als Jos nieuwkomer was in het circus van de beroepswielrennerij.

Op 22 april 1980, kort na zijn 22ste verjaardag, startte Jos in de Vuelta en begon met pech. Hij had een lekke band in de proloog en eindigde als 82ste. Nadat hij in de vijfde etappe na een bergrit als laatste was binnengekomen, begon hij niettemin op stoom te komen en eindigde steeds voorin. Op 1 mei stond de negende etappe op de rol – van Logroño naar Burgos – met weer enkele cols in het parcours. “Ik zag het eigenlijk niet zitten”, vertelt Jos. “Het regende, maar honderd kilometer voor de streep besloot ik te demarreren. Ik was alleen vooruit. Het was nog een eind. Ploegleider Henk Koopmans jutte mij op en ik kwam solo over de streep in Burgos. Het was prachtig, want onderweg passeerde ik duizenden enthousiaste toeschouwers. In Burgos was het ook enorm druk, dus dat zijn mooie herinneringen.” Ruim drie minuten later werd het nog mooier voor de HB-formatie, toen Ad van Peer als tweede en Heddy Nieuwdorp als vijfde over de meet flitsten. De nieuwe ploeg kon een geweldig succes bijschrijven op die eerste mei. Jos droeg de klinkende etappezege op aan Koningin Beatrix. Waarschijnlijk omdat het daags na Koninginnedag was.
De Vuelta in 1980 werd gewonnen door Faustino Ruperez die twee etappes won. Sean Kelly won er vijf. Jos eindigde in het eindklassement als zestigste op ruim twee uur, in het puntenklassement voor de groene trui werd hij derde. Zijn ploeggenoot Peter Zijerveld was de beste Nederlander op de 25ste plaats.

Een jaar later begon Jos de Ronde van Spanje veel beter. Achter de Fransman Regis Clère en de Deen Jørgen Marcussen eindigde hij als derde in de proloog net voor de latere winnaar van de Vuelta, de Italiaan Giovanni Battaglin. Ook in de eerste etappe kwam Jos als derde over de streep. Ploeggenoot Nieuwdorp won de vijfde etappe na een sterke solo, Jos werd vierde. De zesde etappe op 27 april zou het zijn dag worden. De vlakke etappe over 199 kilometer, die startte in Merida en finishte in Sevilla, liep uit op een sprint met 48 renners. “Jos Schipper trok de sprint voor mij aan en ik won. Mooi dat ik het nog een keer flikte in de Vuelta. Ik kan niet anders zeggen dan dat me dat goed deed. Een etappe winnen in een grote ronde geeft meer cachet dan bijvoorbeeld in de Ronde van Nederland of de Middellandse Zee”, zegt Jos.
Uitslag: 1. Lammertink (NL), 2. Chinetti (It), 3. Fernandez (Sp), 4. Murga (Sp), 5. Cuevas (Sp), 6. Vichot (Fr), 9. Nieuwdorp (NL), 10. Van Meer (NL), 11. Van der Meer (NL).

Jos reed dat jaar de Vuelta niet uit. De achtste etappe bestond uit een vrij korte rit (Jos finishte als tweede) en een bergtijdrit. Hij weet het nog goed: “Dat was mijn eerste bergtijdrit, ruim 30 kilometer lang. Het was bloedheet. De tijdslimiet had ik ingeschat op een half uur, het zou een toertochtje worden. Rustig peddelend door de vallei, nog nèt niet fluitend, kwam ik aan de voet van de klim. Ondertussen werd ik zeer regelmatig ingehaald door renners die na mij gestart waren. Wat dom dacht ik nog, spaar je krachten toch voor morgen. Een verzorger langs de kant wees me toch maar eens op de tijdslimiet en moedigde mij aan om het tempo op te voeren, maar het werd ook steeds steiler. En het was mistig èn sneeuw èn het versnellen dat mij als niet-klimmer voor geen meter lukte.”
Lang verhaal kort, Jos kwam te laat binnen en kon naar huis.
In het eindklassement was ploeggenoot Zijerveld met de vijftiende plaats andermaal de beste Nederlander.

1 mei 1980. Jos wint in Burgos


Co Moritz, Jos, sponsor Rody Hogenboom, Peter Zijerveld en Ad van Peer poseren bij de start van de Vuelta in 1980.