24 | PROTEGÉ VAN DE BONDSCOACH

Als junior was Jos al een grootheid. Een gelukkig worden her en der ook in die categorie etappekoersen georganiseerd, zodat deze jonge renners kunnen wennen aan dit fenomeen. In 1974 startte hij op 30 april in de Dusika Jugend Tour, genoemd naar de tienvoudige kampioen van Oostenrijk, Franz Dusika. Een mooie wedstrijd om het vak nader te leren kennen. Op de deelnemerslijst van deze koers stonden vaak talentvolle jongens uit allerlei landen. Coureurs als Dietrich Thurau, Fabian Cancellara en Bernard Eisel wonnen deze wedstrijd ooit. Eric Vanderaerden was tweede in 1980, Tom Nijkamp uit Diepenheim lukte datzelfde in ’93.

Jos was in het voorjaar van 1974 net 16 jaar en was opgesteld in de Nederlandse ploeg. “Je keek je ogen uit als je over de grens mocht koersen met de nationale ploeg. Buitengewoon hoge bergen met de toppen in de sneeuw”, vertelt hij. In het Oostenrijkse decor liet hij echter meteen zien dat hij erbij hoorde. De eerste etappe was voor hem. Hij won de sprint van zijn medevluchter Etienne de Wilde. Bekende naam. Gianni Giacomini uit Italië eindigde als derde op 45 seconden. Ook een bekende naam. De volgende etappes waren zwaar, maar Jos bleef er goed bij, eindigde niet meer op het podium, maar werd wel als tweede in het eindklassement. Giacomini won de Dusika Jugend Tour. “En dat bleek bepaald geen pannenkoek te zijn”, zegt Jos, “want ik kwam hem ook weer tegen op het WK voor amateurs in 1979 in Zuid-Limburg.”

Jos was als nationaal kampioen door bondscoach Rini Wagtmans samen met Theo de Rooij, Hennie Stamsnijder, Ad Wijnands, Adrie van der Poel en Jacques van der Meer opgesteld in de nationale ploeg. Wijnands en Jos hadden beide nog recent in de Ronde van Slowakije twee etappes gewonnen, Van der Poel en Van der Meer elk één. “Rini stond als bondscoach dicht bij de renners, in tegenstelling tot Joop Middelink”, vertelt Jos. “Rini had zijn wielercarrière door hartklachten moeten opgeven en was op dat moment 32 jaar. Hij wist ons goed te motiveren, wat ook aan de resultaten te merken was. Humor was een van zijn sterke punten. Je kunt wel zeggen dat niets hem te gek was. Zo zaten we in die etappekoers voor de start op een pleintje koffie te drinken. Plots vroeg hij aan Ad Wijnands of hij zijn fiets even mocht lenen. Hij ging op het stuur van de fiets zitten, prutste zijn voeten tussen de toeclips en fietste zo achterwaarts het pleintje op. Onderwijl had hij ook nog ergens een brandende sigaret en een krant geregeld en al rokend, achteruit rondjes rijdend, las hij de krant. Dat had ik nog nooit gezien. Ik begon me ongemakkelijk te voelen, zag hem bij wijze van spreken al op het plein liggen . Maar… niets aan de hand. Het was gewoon een perfect optreden dat in het circus niet misstaan zou hebben.”

Maar we zijn er nog niet. De bondscoach had nog meer kunsten op zijn repertoire. Jos: “Terugrijdend naar het hotel ging hij met een aantal van ons een weddenschap aan. De laatste bocht voor het hotel kon hij met een snelheid van tachtig kilometer per uur nemen. Niemand was het met hem eens, maar hij bleef overtuigd en zou het wel eens even laten zien. Met een paar man gingen we mee in de Opel Rekord om het live mee te maken. Ik zat voorin naast hem. De bewuste bocht was haaks, de weg circa zes meter breed en aan beide kanten van de weg zat een stoep met daarnaast direct een huis. Onmogelijk zou je zeggen. Of had hij een truc? Hij werd dan wel de beste daler van het peloton genoemd, maar kon hij ons ook wat leren in de auto? Rini voerde het tempo op, maakte ons allemaal attent op de kilometerteller die precies 80 aangaf. Voor de bocht een beetje slingeren, daarna helemaal naar links om de bocht zo ruim mogelijk te nemen. Het werd steeds spannender, het hart bonsde me in de keel en ondertussen zetten we ons schrap om de confrontatie met de stoep en het huis op te vangen. Op het allerlaatste moment ging hij toch rechtdoor, schaterlachend. Wat een opluchting, wat had hij de spanning weten op te voeren. Ik weet helemaal niet eens meer waar we om gewed hadden, maar ik ben die actie nooit vergeten. ‘Of dachten jullie dat ik echt…..’, zei hij met een grote grijns op zijn gezicht.”

Voor de WK-wedstrijd had hij een revolutionaire strategie in petto. “Hij verwachtte veel valpartijen op dat smalle parcours in het zuiden van Limburg. Met zo’n groot peloton en met zoveel onervaren nationaliteiten daartussen kon je daar vanuit gaan. Van voren blijven, het tempo hoog houden, dan gaat alles en iedereen kapot en dan zijn wij vanzelf wereldkampioen. Liever gezegd, dan zou ik de regenboogtrui mogen aantrekken. Dat was het plan van Wagtmans. Ik was een protegé van hem, hij was op mijn hand en liet daar geen twijfel over bestaan. Op de voorpagina van een sportkatern stond levensgroot gedrukt. Rinie Wagtmans: Wie Jos Lammertink klopt, wordt wereldkampioen. En in Slowakije, een week eerder, hadden we met Rini als coach iedereen naar huis gereden. Ik had er dan ook zelf vooraf ook vertrouwen in”, vertelt Jos.

Mooi bedacht, maar deze tactiek mislukte. “Het tempo hielden we hoog, maar er waren geen valpartijen. ‘Alles en iedereen gaat kapot’ werd ook niet bewaarheid, zelf ging ik overigens wel kapot. Enigszins overmoedig bleek ik toch te veel met de krachten hebben gesmeten.”
Gianni Giacomini (foto) uit Cimadolmo fietste een uurtje of vier mee in de achterste gelederen van het peloton, maar won de ultieme sprint. Op het WK in eigen land was Wijnands met zijn dertigste plaats de beste Nederlander. Jos eindigde als 74ste. Giacomini werd voor de vierde keer wereldkampioen, want hij maakte in 1976 ook al deel uit van de Italiaanse juniorenploeg die de ploegentijdrit won en in 1978 werd hij op het WK voor militairen op de weg en de ploegentijdrit kampioen.
De zilveren medaille ging daar in ’79 in Valkenburg naar de Pool Jan Jankiewicz en dat was de man die Jos een paar dagen later op het WK achtervolging in het Olympisch Stadion als tegenstander had in de kwartfinale. Daarover schreven we al, want Jos versloeg hem ondanks twee lekke banden.
Kortom, de mannen die hij als junior als concurrent had, kwam hij ook bij de amateurs en profs weer tegen. Giacomini en Jankiewicz waren overigens slechts enkele jaren beroepsrenner. Beiden stopten om gezondheidsredenen.

Foto boven: Jos in tweede positie bij de beklimming van de Cauberg (WK79)


Uitslag WK 1979 amateurs

23 | PLOEGDISCIPLINE

Op de erelijst van Jos staat een mooie tweede plaats in het eindklassement van de Ster van Bessèges. Dat was in 1984 toen Jos de gelederen van Panasonic was komen versterken. Na een weekje trainen in Zuid-Frankrijk dirigeerde ploegbaas Peter Post naar de etappewedstrijd van 9 tot 12 februari in de gemeente Bessèges en omstreken, gelegen ten westen van de Ardèche. Theo de Rooij moest afzeggen. Hij had tijdens een trainingsritje voor de derde keer in drie jaar een sleutelbeen gebroken. De wedstrijd wordt elk jaar gehouden. Mannen als Thurau, Raas, Adrie van der Poel, JP van Poppel, McEwen en Voeckler wonnen de koers. De laatste winnaar is de Amerikaan Powless.

Jos vertelt dat de week voor Bessèges vooral in het teken stond van het elkaar beter leren kennen. De basis van het team was de oude Raleigh ploeg. Daar waren een aantal Belgen, een Australiër en wat Nederlanders aan toegevoegd die met discipline werden ingewijd in ‘het systeem Post’. “Tijdens de trainingstochten werd er behoorlijk gemeten. Meten betekende met twee man naast elkaar fietsen in strak tempo. Het ene wieltje iets voor de ander en dan werd constant het tempo opgevoerd, totdat er een het onderspit moest delven. Dat werd dan door het volgende koppel herhaald, totdat daar ook weer een winnaar was. Zo tasten we elkaar af zodat je precies wist wat je aan elkaar had.”

Natuurlijk kent zo’n trainingskamp ook hilarische momenten. Jos vertelt een anekdote: “Naast serieus trainen werd er ook veel geouwehoerd en dat ging van kwaad tot erger. Ik herinner me dat Jan le Grand daags voor de koers heel trots de Raleigh-wedstijdfietsen blinkend op de rij had staan. Hij adviseerde nog even te kijken of alles naar wens was met de afstelling van stuur, remmen enzovoort. Tijdens die inspectie stelde iemand de vraag wie er met de fiets in het zwembad durfde te springen. Onbenullig natuurlijk, maar Eric Vanderaerden bood zich aan om die scène even uit te voeren. Er zat een betonnen rand met een hoogte van een centimeter of tien om het zwembad en daar moest overheen gejumpt worden. De aanloop was kort en iemand moest hem vasthouden alsof het een proloog start was. De voeten in de toeclips (dat was toen nog), de riempjes goed aangetrokken, klaar voor de start en een paar tellen later een plons. Volledig koppie onder in een ijskoude zwembad. Wat een kerel. Maar wat een teleurgestelde mekaniekers natuurlijk. Die hele fiets moest uit elkaar en overal moest nieuw vet in. Maar Eric kwam er mee weg. Hij werd niet op zijn nummer gezet. Dat viel me wel op. Hij schaamde zich nergens voor, gewoon een big smile en schaterlachen, zoals een echte kopman dat doet.”

Tijdens die trainingsweek in 1984 liet Jos zich van de goede kant zien. De Belgische coureurs gaven hem al in die week de bijnaam sterke Jos. “Dat streelde mijn ego wel”, glimlacht hij.

“Ik wist wat er van mij verwacht werd”, vertelt Jos. Hij herinnert zich de koers nog goed. “Zoals zo vaak begonnen we met een proloog. Er zat een bult in, dat weet ik nog. We zaten met zes renners van onze ploeg bij de eerste twaalf. Bert Oosterbosch werd tweede op 0,2 seconden van Alain Peiper. Eddy Planckaert was vierde, ikzelf vijfde, Gerard Veldscholten zesde, Steven Rooks, negende en Bert Wekema twaalfde.

In de eerste etappe won Eddy Planckaert de sprint, die Jos voor hem aantrok. “Ik reed zo hard dat ik nog tweede werd, terwijl ik me nota bene uit liet vieren.”

In de tweede etappe van hetzelfde laken een pak. Planckaert won, Jos werd vijfde. In het klassement leidde de Belg, zijn maat Jos stond tweede op twee seconden. De derde etappe was weer voor Planckaert met Jos achter hem.

Voor de laatste etappe was het draaiboek voor alle ploegen duidelijk. Planckaert zou weer winnen, nadat Jos hem andermaal zou lanceren. “Maar dat ging anders. Ik demarreerde. Alleen wel te verstaan. Dat kwam spontaan in me op de laatste vier kilometer. Ik sloeg direct al een mooi gaatje. Dus plat op de machine en volle bak. Op dat moment was ik wel virtueel leider en als ik weg zou blijven zou ik de Ster van Bessèges winnen. Niet onaardig toch? Het mislukte, ik werd in de laatste kilometer teruggepakt. Planckaert werd ditmaal door de concurrentie, die zich uitsloofde om mij terug te pakken, van voren gehouden en hij won de etappe en het eindklassement, ik werd tweede.

Klaar, zou je zeggen. Leuk gedaan. Erepodium. Maar Peter Post dacht daar anders over. Hij kwam de kleedkamer binnenstuiven en hij was niet blij.
Jos: ‘Waar ben jij mee bezig,’ riep hij boos tegen mij.’ Ik had een ploeggenoot aangevallen. Dat kon volgens hem echt niet door de beugel. En Planckaert? Nee die was niet kwaad. Die had gewonnen, dankzij de brommer uit Wierden die hem dagelijks op de juiste plek had gebracht. Post zei nog dat ik het ook andersom zou hebben gegolden als ik leider was geweest. Wij rijden voor diegene die aan de leiding staat en gaan elkaar onderling niet aanvallen.”

Jos leerde ervan. “Bij Post is de ploeg-discipline zeer belangrijk en wat hieruit ook bleek, was dat mijn vorige ploegen een soort hap-snap-beleid hadden gevoerd.”

22 | VAN REUS NAAR KNEUS

Wedstrijden winnen na een sterke solo of een spannende sprint. Tijdritten afrazen. Veldritten naar zijn hand zetten of grenzen opzoeken met een snelle motor onder je lichaam. Jos Lammertink deed het in zijn actieve leven. Hij maakte naam. In binnen- en buitenland keken de wielerkenners met ontzag naar de rijzige coureur uit Wierden. Maar tegenwoordig is Jos’ leven het tegenovergestelde. Hij is aan huis gekluisterd. Hij is gekluisterd aan enkele vierkante meters. Lopen kan hij niet meer, enkele tellen staan ook niet. Zonder hulpmiddelen een kop koffie drinken? Nee. Alleen naar de wc? Nee. Een mail beantwoorden? Met veel moeite. Een vreselijke, naamloze spierziekte heeft hem in de greep. Alleen zijn hoofd werkt optimaal. Dat gelukkig wel.

Een vlekkeloze wielerloopbaan had Jos niet. Maar welke renner had of heeft dat wel? Net als ieder mens, heeft elke coureur ook tegenslagen. Vraag het wielrenner annex mountainbiker Mathieu van der Poel. Ups en downs. Jos was in 1980 nog maar net prof of hij kreeg de Ziekte van Pfeiffer (komen we later in deze serie nog op terug). In 1985 kreeg hij ernstige problemen met de schildklier. In 1992 stak reuma de kop op. Jos werkte bij De Marke in Rekken, een orthopedagogisch centrum voor zeer moeilijk inpasbare jeugd. Hij werd afgekeurd – als groepsleider – maar kon er als medewerker op de P&O-afdeling naadloos door. Ook op de Hogeschool Enschede kon hij qua Hbo-opleiding switchen richting het personeelswerk. Met die bagage en levenservaring kreeg hij een baan bij installatiebedrijf Van Dam in Rijssen om daar een P&O-afdeling op te bouwen. Het werk lag hem, maar na een paar jaar merkte hij dat hij steeds moeilijker en moeizamer bewoog. “Ik nam de trappen altijd met drie treden tegelijk. Dat lukte niet meer. Thuis viel ik op de bank in slaap. Ik voelde me moe en Annette was daar ongerust over. Mijn handen begonnen krom te trekken. Ik vond dat irritant. Je kon iemand niet eens fatsoenlijk een hand geven en daar begint en eindigt toch elk sollicitatiegesprek mee. Het werd zo’n slap handje. Ik vond dat heel pijnlijk.”
Jos stapte de medische wereld weer eens binnen. Via het Almelose ZGT kwam hij in het RadboudUMC te Nijmegen terecht. In 2003 werd de diagnose gesteld. Jos zou lijden aan IBM, Inclusion body myositis. Jos: “Myositis is een ziekte van de spieren die gepaard gaat met ontsteking. De spierzwakte die bij IBM optreedt, neemt langzaam toe, tot niets het meer doet en alle belangrijke bewegingsspieren zijn uitgevallen. Ongeveer dertien procent van de patiënten kiest voor palliatieve sedatie of euthanasie in het eindstadium.”
De schok was groot. Wat een belabberd vooruitzicht had Jos ineens. “Het was nu tenminste wel duidelijk waarom ik al jaren hondsmoe was. Nu snapte ik ook waarom ik al meer dan vijf jaar tijdens een fietstoertochtje door ‘ouden van dagen’ werd gelost.”
Geschat wordt dat in Nederland van elke miljoen inwoners, twaalf mensen IBM hebben. Dat zijn in totaal ongeveer tweehonderd mensen. De bedrijfsarts van de Van Dam Groep zei: “Je moet zuiniger omspringen met je energie. Om te beginnen meld je je drie halve dagen per week ziek.” Dat was heel aardig van hem, maar mijn werkzaamheden lieten dat niet toe. Ik liet hem in de waan dat ik die vrije tijd benutte om uit te rusten. Ik deed het niet en het ziekmelden kon ik zelf. Een collega ‘verlinkte’ mij en uiteindelijk werd met ondersteuning van het UWV bij mij thuis een slaapkamer omgebouwd tot kantoor.”
In 2005 kreeg hij toch weer een oproep van RadboudUMC. De neuroloog vond en dat er nog eens een biopt van een spier genomen moest worden. De conclusie daarvan was dat Jos niet aan IBM leed.
“Ik was inmiddels lid geworden van de VSN, de Vereniging Spierziekten Nederland en was op een bijeenkomst met lotgenoten die ook IBM hadden. Veel mensen met dezelfde kromme handen als ik. Ik zat tussen een optocht van rolstoelen en scootmobielen en hoorde allerlei pieptonen van hulpmiddelen die achteruit rijden. Ik heb er toen nog wel om gelachen, maar ik was op de terugweg en ’s avonds heel stil. Is dit mijn voorland, mijn toekomst? Dat spookte alsmaar door mijn hoofd. En nu werd de diagnose plotsklaps herroepen. Waarom?”
Bij het in 2003 afgenomen biopt was geen ontsteking in het weefsel aangetroffen en dat is wel een voorwaarde voor de diagnose IBM. Het ontbreken van die ontsteking werd verklaard door de hoge dosis prednison die ik voor de reuma kreeg toegediend. En prednison onderdrukt ontstekingen. In 2005 gebruikte ik geen prednison, maar was er ook geen ontsteking, dus kon daarmee IBM uitgesloten worden.
Dokter Van Vliet, revalidatiearts op ’t Roessingh in Enschede, raadde Jos aan om in Utrecht een second opinion aan te vragen. Daar kreeg hij inderdaad meer duidelijkheid. ‘Er zijn tientallen onbenoemde spierziektes. Varianten op IBM waarbij dezelfde progressieve afname van spierkracht optreedt.’

En dat bleek. Jos: “Ik merkte zowel privé als op mijn werk dat het verval zich inzette. Ik ging achteruit, maar ik wist nu wel waardoor. Krachtsverlies, je armen niet meer op kunnen tillen, moeilijk op kunnen staan, alles laten vallen en niet meer op kunnen pakken, het is tot en met frustrerend.”

Omstreeks 2010 ging Jos thuis werken. Soms ging hij één of twee dagen naar kantoor of reed er in de loop van de ochtend naar toe, als de ochtendstijfheid en pijn wat weg was. Werkzaamheden waarvoor ik niet specifiek in Rijssen hoef te zijn. Ik ben sinds 2010 volledig arbeidsongeschikt verklaard en in overleg met UWV en werkgever mag ik daarnaast nog een aantal uren werken. Ik ben hartstikke blij dat Van Dam mij die mogelijkheid biedt. Vorige maand was ik 28 jaar in dienst. Ik blijf het doen, zodat ik nog iets omhanden heb en contacten kan onderhouden met de mensen. Het doet me goed dat ik me zo nog verdienstelijk kan maken. Anders zit ik hier elke ochtend na de krant toch maar te piekeren.”

In 2021 ging Jos onderuit in de badkamer. De valpartij had grote gevolgen. “Ik kon niet meer rechtop staan, laat staan lopen. En ik had pijn. Sindsdien leef ik op twee vierkante meter. Om half tien haalt de thuiszorg mij uit bed, om 10 uur word ik op deze speciale stoel neergezet en het komt voor dat ik dan blijf zitten tot 12 uur ’s avonds.” Gemakkelijk is dat niet voor de vrouwen van de thuiszorg en voor echtgenote Annette. Want Jos is bij een lengte van 1.93 meter geen lichtgewicht.

Nog meer details over zijn dagelijkse leven. Als hij opstaat, wordt hij vanuit bed in de douchestoel naar de douche gereden. Daarna wassen, afdrogen en overstappen op de lagere trippelstoel. Daarna naar de sta-op-stoel in de hoek van de kamer, waar hij dan de rest van de dag verblijft. Dat is ook zijn werkplek. Hij ontbijt er, hij eet er. Dat laatste gaat nog net. “Ik buig me voorover en ga met de mond naar mijn handen die met steun van de bovenbenen zo kunnen draaien, dat ik wel het eten naar binnen kan krijgen. Het is super onpraktisch en een slechte houding om te eten, maar ja.”
Op zonnige dagen rijdt Annette de elektrische rolstoel nog wel eens voor om hem even een luchtje te laten scheppen in de tuin.

Jos en Annette gaan tegelijk naar bed. Hij ligt steevast op de linkerzij en kan zich daarna niet meer omdraaien. “Hoelang ik nog gebruik kan maken van de sta-op-stoel, weet ik niet? Ik heb hoogte nodig, ik moet al bijna rechtop staan, omdat ik anders zo door mijn benen zak en de grens van de sta-op-stoel is in zicht. Een paar weken geleden hebben we een passieve tillift getest. Hoe kom je daarmee uit bed, kun je er dan mee naar de wc, hoe kom ik ermee uit de sta-op-stoel? Dat wordt mijn toekomst. Ik hoop het nog lang vol te houden. Als ik maar voorzichtig ben. Want als ik morgen zou vallen, moet ik acuut in die lift.”

Hoe verwerkt Jos de acties van de sluipmoordenaar die in zijn lijf huist, boven de wenkbrauwen? Een mens is meer dan alleen vlees en bloed. Jos: “Daar moet je het goed zien te houden. Dat ik bleef werken, deed me goed. Maar soms zweefden er ook suïcidale gedachten door mijn hoofd. Bij revalidatiecentrum Het Roessingh in Enschede hebben we erover gesproken. Kun je zo’n tegenslag accepteren? En hoe dan? Ik heb een boek waarin beschreven wordt welke tabletten er te koop zijn en in welke combinatie je die moet innemen. Ik volgde de processen hierover ook. Maar wat lost het op? Dat denk ik ook. En waarmee zadel ik mijn naasten dan wel niet op?”

Hij kijkt een beetje tv en probeert te genieten van de mensen die langskomen, waaronder veel oud-renners. “Dat is natuurlijk hartstikke mooi. Ik moet er mee dealen, zoals dat heet. Het wordt alleen maar slechter. Dat beseffen we.”


Jos geniet van een zonnige dag.

 

Foto hierboven: Oud-renner Pierre Raas op bezoek bij Jos en Annette.

21 | KAPSONES

Tijdrijder Jos zou wellicht ook op de baan geen gek figuur slaan. Prologen van etappekoersen raasde hij met grote snelheid onder de wielen vandaan en won hij regelmatig. Niet gek dus, die gedachte om het eens op de baan te proberen. En inderdaad. Hij bleek ook op de baan een topper te zijn. Het leidde tot een vierde plaats op het WK in eigen land in 1979. Niettemin trok de baan hem niet zo. Jos had er eigenlijk niet veel zin in, toen Amstel-ploegleider Herman Krott hem polste voor deelname aan het NK in dat jaar om zich daarna te kunnen plaatsen voor het WK.

‘Dat is iets voor jou’, zei Krott, ‘want het NK en later het WK vindt plaats in het Amsterdamse Olympisch Stadion.’ Jos legt uit wat Krott bedoelde. “Zo’n 500-meter-baan als in het Olympisch Stadion komt meer overeen met wegwedstrijden dan die kleine baantjes van 250 meter, waarop de overgang van weg naar baan te groot is en je meer zult moeten trainen. Dat nam ik van hem aan. Toch had ik geen hoge pet op van het baanwielrennen.”

Hij vertelt over een akkefietje uit de juniorentijd met Sjaak Pieters, broer van de bekendere Peter Pieters. Dat speelde zich af in april 1976 in de Ronde van Kerkdriel. Hij weet het nog goed. “Het was een vierkant rondje met in de richting van de finish een harde wind in de rug. Kom je daar op kop door de bocht en je trekt vol door, dan kan niemand er overheen komen. Voor de junioren was 52-15 de maximaal toegestane versnelling. Als eerste door de laatste bocht lukte. Maar honderd meter voor de streep ging iemand mij voorbij met een veel hogere snelheid, maar met een lager beentempo. Hoe kan dat, dacht ik meteen. Het was Sjaak Pieters. Hij won door de boel te besodemieteren. In de bocht na de finish stond zijn vader meteen klaar met een andere fiets die dezelfde kleur had en de legale versnelling. Ik heb daar toen een partij stennis gemaakt en heb daarbij de fiets vastgehouden die hij gebruikt had met een verzet van 52-14. De jury kwam op het tumult af, controleerde de bewuste fiets en toen was Sjaak de Sjaak. Hij deed dat vaker. Reacties en schouderklopjes van ouders van mede concurrenten bevestigden dat. Jos werd uitgeroepen tot winnaar, Sjaak werd gediskwalificeerd.


MASSAGES VAN EEN HALF UUR

Over akkefietjes gesproken. Tijdens het NK individuele achtervolging waarvoor Krott Jos had ingeschreven, speelde zich ook weer het nodige af met de Twentenaar in de hoofdrol. Hij was nog steeds niet enthousiast over zijn deelname en dat gevoel werd versterkt door het gedrag van de baanploeg met onder meer de reeds genoemde Sjaak Pieters. “Allereerst werd ik al uit de kleedkamer gebonjourd. Er was één luxe megakleedkamer met grote badtombes die blijkbaar exclusief voorbehouden waren aan de baanselectie. Wat een kapsones toch. In het stadion waren de sprinters bezig en op het middenterrein stonden er massagetafels opgesteld voor de selectie. Als ze een sprintje getrokken hadden, kregen ze een handdoekje in de nek en heel opzichtig op het middenterrein een massage van een half uur. Ik plaatste me voor de halve finale en vertelde losweg aan een journalist wat ik er zoal van vond. De andere dag stonden mijn opmerkingen groot in het Algemeen Dagblad.

Dezelfde ochtend werd Jos buiten het stadion klemgereden door Frans Mahn, de bondscoach die zijn gal spuwde over zijn uitspraken. “Ik schrok wel een beetje, want ik wist niet dat ze in de krant zouden komen. Ik herinnerde me wel dat ik de dag ervoor met iemand gesproken had. Achteraf zeg ik: waarom trok ik daar mijn mond zover open. Ik was 21 jaar en kan nu niet anders zeggen dan dat het nogal onbezonnen was. Want ik kende ook baanrenners die mijn respect wel hadden zoals Gaby Minneboo en mijn streekgenoten Dick van Egmond en Herman Ponsteen.”

Maar Jos kwam daar in het Olympisch Stadion Sjaak Pieters weer tegen als sprinter en herinnerde zich ineens dat voorval in Kerkdriel van drie jaar eerder. Dat leidde wellicht tot een negatieve mindset. “Inderdaad. Ik denk dat me dat getriggerd heeft”, erkent hij.

BAANPLOEG
Op dat NK baanwielrennen in juli ’79 werd Jos vierde op de kilometer tijdrit en werd hij Nederlands kampioen achtervolging door Dick van Egmond in de finale te kloppen. Het leverde hem een plek op in de baanploeg voor het WK dat een maand later op dezelfde baan gehouden zou worden. Daar was Jos andermaal het middelpunt van enige commotie.

“Ik besefte dat ik het baanritme oftewel het baantredje zoals ze dat noemen, miste. Dat is niet gek want de baankampioenschappen waren gewoon tussen mijn wegprogramma ingeplakt. Zo reed ik zaterdag het WK op de Cauberg en de dinsdag daarna het WK achtervolging op de baan. Mijn start was altijd goed, maar na een paar rondjes kreeg ik de neiging om een tandje bij te schakelen zoals je dat op de weg ook doet. Dan had ik even een klein dipje, maar dat moet je niet hebben in een tijdrit op een WK.”
Gelukkig had bondscoach Peter Nieuwenhuis een idee. Na de series en achtste finales moest Jos in de kwartfinale rijden tegen de Pool Jan Jankiewicz en dat zou een zware kluif worden. Nieuwenhuis stelde voor om op witte enen te gaan rijden. Jos: “Dat zijn banden die alleen geschikt zijn voor houten banen. Op een betonnen baan weet je zeker dat ze tijdens die  vier kilometer gaan ploffen. Ik startte goed en reed inderdaad na drie ronden van 500 meter mijn achterband lek. De jury berekende het afstandsverschil op het moment van pech: 11 meter en 76 centimeter was ik voor op die Pool. Met die voorsprong kon ik aan het restant van de vier kilometer beginnen, zo stond het in de reglementen beschreven. Een ander wiel erin en dan opnieuw starten, wat dus mijn sterke punt was. Na twee ronden wéér een knal. De voorband begaf het. Hetzelfde ritueel. Voorsprong bepalen en verder. Ik won. Door naar de halve finale.”

Toen Jos tijdens het uitrijden zijn tegenstander opzocht om enig medeleven te tonen met diens verlies, liet de Pool duidelijk blijken dat hij kwaad was. Hij had de truc van de Nederlandse tegenstander door en spuugde een dikke fluim tussen hen in op de grond. Het Poolse kamp stelde de gang van zaken duidelijk niet op prijs. Hij moest maken dat hij weg kwam.

In de halve finale verloor Jos met een paar honderdsten verschil van de Fransman Alain Bondue en werd uiteindelijk vierde op het WK achtervolging.
(foto’s oa van Cor Vos)

WK baan. Bijna klaar voor start
WK baan. In afwachting van…
WK achtervolging ’79

WK weg 1979. Jos leidt de dans op de Cauberg. Hij finishte als 67ste…

20 | MET 50+ PER UUR NAAR TALLOZE TITELS

De officiële huldiging liet even op zich wachten. Corona was de schuldige. Maar een tijdje geleden kon het. Jos – en met hem zijn broer Herman en neef Jonny – werden tijdens de jaarvergadering geëerd ter gelegenheid van hun vijftig jarig lidmaatschap van de Almelose Wielervereniging De Zwaluwen. Intussen zijn ze alweer 53 jaar lid. “Enkele bestuursleden zijn toen bij ons thuis geweest. Ik zag het met mijn handicaps niet zitten om naar het clubhuis in Almelo te gaan. Ik kreeg een bos bloemen en deze mooie speld met het getal 50 erop”, vertelt Jos.

Hij was veel eerder al uitgeroepen tot erelid van de club. “Die benoeming kreeg ik samen met Hennie Stamsnijder vanwege bewezen diensten. Ik heb altijd veel waarde gehecht aan de vereniging. De Zwaluwen heeft een grote reputatie in het land. Sommige renners stapten voor een extra fiets over naar een andere club. Ik heb die drang nooit gehad”, zegt Jos. “Toen ik erelid werd, hoefde ik geen contributie meer te betalen. Toen de vereniging later, om toch meer inkomsten te genereren, sponsors zocht om tot nader order honderd gulden per jaar te geven, heb ik mij aangemeld. Nu betalen we 45 euro. Dat doe ik graag. Je hebt mensen nodig om zo’n vereniging te runnen en mensen die de vereniging steunen.”

Met de benoeming tot erelid hebben Hennie Stamsnijder oftewel Stammie en Jos twee esdoorns gedoneerd nabij de wielerbaan van de vereniging in Almelo, waar ze dan later onder zouden kunnen zitten om ter plekke van de sport te genieten. “Met de uitbouw van het clubhuis is er een verplaatst en die heeft het niet overleefd. Stammie vertelde me onlangs dat het zijn exemplaar was”, glimlacht Jos. Overigens zijn er naar de ereleden ook een straat of laan of plein of boulevard vernoemd op het complex van de wielerbaan.

AWV De Zwaluwen is al tientallen jaren een succesvolle vereniging. Noem de namen. De gebroeders Bert, Henk en Hans Boom, Henk Poppe, Herman Ponsteen, Hennie Stamsnijder, de familie Pluimers, Dick van Egmond, Bart Boom, Eric Cent, Bram Tankink en vele anderen. Bert Boom en Stamsnijder zijn wereldkampioen geworden. In de tijd dat Jos wielrenner was, boekten formaties van De Zwaluwen jaarlijks ereplaatsen bij het nationaal kampioenschap ploegentijdrit voor clubteams in Dronten en op de baan op het onderdeel ploegachtervolging. Jos: ”Dat had alles te maken met de benadering van de vereniging bij dat soort wedstrijden. We trainden er serieus voor. Iedereen wilde erbij zijn. Als je in de selectie zat voor Dronten, was je uit het goede hout gesneden. Het was een discipline die mij goed lag. In zo’n ploegentijdrit moet je enorm afzien als je niet bij de beteren hoort. Mij is dat gelukkig niet overkomen. Ik kon het goed aan. Ik heb dat NK in alle categorieën meegemaakt. We waren in 1978 met onze amateurploeg zelfs nog sneller dan de profs.” De jeugdcategorieën meegeteld is Jos vijf keer nationaal kampioen geworden in Dronten.

Op de baan maakte Jos zes keer deel uit van de winnende ploeg op het NK voor verenigingsteams. “Daar waren we soms even snel als de nationale selectie. Met Herman Ponsteen en Dick van Egmond hadden we twee renners die gepokt en gemazeld waren op de baan. Die reden al jaren internationale wedstrijden. Door hen kwamen de toegevoegde wegrenners in een gespreid bedje. Die reden vaak met geleende baanfietsen. Ikzelf kreeg er eentje van de Amstelploeg. Ponsteen was the king, ongelooflijk wat een souplesse. Wat kon die man gas geven. Ik moet wel zeggen dat ik nooit verzaakt heb of niet op kop kon komen. Met Van Egmond en Stammie erbij. Wie deed ons wat? Doortrappen, geen rem en dan wel 50+ per uur rijden. Het ging ons als Zwaluwen goed af.”


1979 Dronten. NK tijdrijden voor verenigingsteams. De Zwaluwen in actie met vlnr Herman Ponsteen, Jos Lammertink, Herman Lammertink, Hans Boom, Dick van Egmond en Hennie Stamsnijder.


1976 Dronten. NK ploegentijdrit voor junioren. AWV De Zwaluwen klaar voor vertrek. Vlnr Jos, Peter Hoebink, Herman Lammertink en Hans Boom.


1975. Overijsselse kampioenschappen voor junioren. Drie Zwaluwen op het podium met vlnr Jos Lammertink (de kampioen), Jos Brummelaar en Gerrit Vixseboxse.


Drie Zwaluwen op het podium van het NK veldrijden voor junioren. Vlnr Herman Lammertink, kampioen Jos en Hans Boom.

19 | EEN HORK VAN EEN PLOEGLEIDER

1986. Jos was Nederlands kampioen bij de profs geworden en ging naar de Tour. Hij had de wind in de rug, de zon stond hoog aan de hemel, want ploegbazen met dikke portefeuilles meldden zich bij de Wierdense klasbak voor een gesprek. Meteen in de week na het NK kwam ploeggenoot Eddy Planckaert bij hem: ‘Jos, ik heb een aanbieding van een nieuwe Belgische ploeg, ADR genaamd. Ga je mee met mij? Laten we jou eens vertellen wat de plannen zijn.’

Een paar dagen later reed Jos naar een plaats aan de Belgische kust en luisterde naar de voorstellen van Planckaert cs. “De miljoenen Belgische francs vlogen me om de oren”, weet Jos nog goed. “Ik zou er twee ton op vooruit gaan in vergelijking met de ploeg van Post en ik kreeg de nieuwste Mercedes.”
Het gesprek bleef niet erg lang geheim. Jos kreeg de volgende dag al telefoon van Peter Post die gehoord had van de afspraak met ADR. “We waren gesignaleerd in een eetgelegenheid…”
De Ronde van Frankrijk begon. Na een paar dagen staakte de zwaargewonde Jos de strijd, zoals al eerder is beschreven in deze serie. Thuis kreeg hij telefoon van Piet Bos die ploegleider was bij een Brabants team waarvan diens broer co-sponsor was. Deze Ad Bos wilde als opperhoofd van Transportverzekeringsmaatschappij een serieuze profploeg beginnen en had Jos als nationaal kampioen op het oog om een van de kopmannen van de ploeg te worden.
“Ik heb al een aanbieding van een andere ploeg”, zei Jos.
“Geen probleem”, zei Bos, “toch willen we jou graag spreken.”
Jos toog naar Zeewolde en zei: “De ploeg die jullie willen oprichten, is er nog niet. Ik rij in een dienende rol bij Panansonic, voor Anderson, Eddy Planckaert en Vanderaerden en heb het daar goed naar mijn zin. Ik ambieer het kopmanschap niet.” Bos was desondanks gedecideerd. Hij wilde Jos binnenhalen.
Jos: “Piet Bos vertelde mij later dat er door mijn komst als nationaal kampioen de fietsen, materiaal en kleding ook binnen waren. Met andere woorden, mijn contract hadden ze er al weer uit. Ik kon bij Bos nog meer verdienen dan bij ADR en kreeg ook daar een auto met een ster op de motorkap.”

Daar stond Jos ineens op een rotonde en dacht na over de juiste afslag. Hij belde Peter Post en vertelde hem de gang van zaken en ook wat hij kon verdienen. Aan Post had hij veel te danken. “Wat moet ik doen?” was de vraag. Post liet de beslissing aan hem over en begreep ook dat hij zo’n vorstelijke aanbieding niet kon afslaan. Jos gaf Bos zijn jawoord.
In 1987 begon hij bij de nieuwe ploeg Transvemij-Van Schilt, een bescheiden ploeg die nog niet echt een vuist kon maken ten opzichte van de ploegen van Raas of Post en PDM, maar dat was op termijn wel de bedoeling. Enkele ploegmakkers waren Hengeloër Rob Kleinsman, de recent overleden Theo Smit, Jan Jonkers, Dick Dekker, Peter Pieters en Eddy Schurer. Piet Bos was de ploegleider. Jules de Wever en Henk Steevens waren zijn assistenten.
“Ik reed goed in mijn roodwitblauwe trui. Zeker in het voorjaar, zoals in de Ronde van de Middellandse Zee en een aantal klassiekers.”
Dat jaar reed Jos ook de Giro.

In 1988 veranderde er veel. TVM was voortaan de naam van de ploeg. Cees Priem werd ploegleider met Patrick Lefevere als assistent. Ze waren gestopt als renner en begonnen hun carrière als ploegleider op relatief jonge leeftijd. Priem was 37, Lefevere 33. Bekende renners als Phil Anderson, Johan van der Velde en Johan Capiot kregen een contract.
Jos won de eerste etappe van de Ronde van de Middellandse Zee. Hij klopte Eddy Planckaert in de sprint, trok de leiderstrui aan en was goed gemotiveerd. Maar zo zou het niet blijven. In het hotel aangekomen kreeg hij telefoon van het thuisfront. Echtgenote Annette was vanuit haar vakantiehuisje met spoed teruggegaan naar huis, omdat ze enorm veel pijn had vanwege haar buitenbaarmoederlijke zwangerschap. Er waren complicaties opgetreden. Thuis nam de pijn nog toe, waardoor ze snel naar het ziekenhuis werd gebracht.
Jos: “Ik werd doorverbonden met Annette die zei dat het wel meeviel. Maar mijn zus Gea maande mij onmiddellijk naar huis te komen als ik Annette nog levend terug wilde zien. Ik ging dus als leider van het klassement meteen naar huis. Annette werd voor de dood weggehaald.”
Jos betaalde het vliegticket zelf. Priem beloofde hem het reisgeld terug te betalen, maar kwam de belofte niet na. Desgevraagd zei hij later tegen Jos dat die toezegging alleen gegolden zou hebben als Annette zou zijn overleden. “Ik kan dat nog steeds niet met droge ogen vertellen”, zegt Jos geëmotioneerd. “Hoe kun je zoiets zeggen, hoe bot kun je zijn?”

Hoe ging de samenwerking met Priem eigenlijk? “Waarschijnlijk”, oppert Jos, “kon hij niet verkroppen dat ik zo’n lucratief contract had. Hij was jaloers. Maar dat was een feit. Dat ‘kwaad’ was al geschied en door hem niet meer terug te draaien. Je moet het los van elkaar zien, maar het kwam juist tussen ons in te staan. Het lijkt achteraf wel dat ik daar met terugwerkende kracht voor moest boeten. Dus deed hij er alles aan om mij het wielrennen zo onplezierig mogelijk te maken, om mij te breken. Zoals verplichte kermiskoersen in België rijden, waarbij je langer in de auto moest zitten dan op de fiets, met een boete van 500 gulden als je niet op kwam dagen. Hij schroomde niet om dat juist op dagen dat je in Nederland lucratieve criteriums kon rijden, op te leggen. Hij wees me steeds op het bedrag dat ik verdiende en wat ik presteerde. Ondertussen gaf hij mij opdrachten, waardoor ik niet kon presteren. ‘Hou die man uit de wind; geef hem jouw wiel bij een lekke band; laat je afzakken naar….’

Jos geeft nog meer voorbeelden van de houding waarmee de Zeeuwse wielercoach hem voortdurend bejegende. Zoals de Amstel Gold Race in ’88 -en andere koersen- waarin hij vanaf de start met alle ontsnappingen mee moest springen. “Dan weet je bij voorbaat dat je de finish niet haalt. Of neem de Ronde van Denemarken. Ik was opgesteld en vroeg Cees hoe de reis was gepland. ‘Jij hebt toch een Mercedes, zorg maar dat je er komt’. Zonder blikken of blozen. Ik werd door iemand afgezet in Kopenhagen, haalde mijn fiets en koffer uit de auto en net op dat moment kwam Priem met de ploegleiderswagen de parkeerplaats oprijden met alléén Jan Siemons in die auto. Daar had ik zo bij in gekund. Hij passeerde nota bene mijn huis op vijf kilometer afstand. Door Priems komst was ik op dramatische wijze op weg naar het einde van mijn loopbaan als prof. Van jongs af had ik mijn hobby met veel plezier en succes mogen beoefenen. Ik kon er mijn beroep van maken, maar ineens kwam Priem in mijn leven en richtte al mijn ambities te gronde.”

Het contract met TVM liep af. Jos was in principe vrij om te gaan. “Maar TVM mocht voor het eerst de Tour rijden, dus trok ik de stoute schoenen aan en ging met Priem in gesprek. Ik heb hem gezegd: ik zal je laten zien dat het me niet om het geld gaat. Geef me maar een tweejarig contract à 50.000 gulden en behandel mij dan net als de andere coureurs.” Met een ferme handdruk werd de deal beklonken. Priem was nog steeds mijn ploegleider.

Met frisse moed ging ik 1989 in. Een trainingsrit achter de motor liep bijna fataal af. De voorbereiding op de Tour liep geen gevaar, maar de toezegging om die te mogen rijden werd twee dagen voor de start doorgestreept ten faveure van Capiot. Priem werd hiertoe gedwongen door de sponsors. Althans dat was zijn excuus. De tweede etappe was een ploegentijdrit. Dat was nota bene mijn discipline. Eén coureur kwam buiten de tijdslimiet binnen: Capiot.”
De volgende opdracht luidde: ‘Bereid je goed voor op wereldbekerwedstrijd na de Tour in Engeland’. Jos koerste in België, trainde ijverig bij, maar bij de opstelling van de ploeg in Engeland stond hij er weer naast.

Jos sprak Priem erover aan, maar de Zeeuw haalde zijn schouders op en zei: ‘Ik beloof je, dat je volgend jaar nog minder aan de bak zult komen. Dan heb je driemaal per week een kermiskoers’. Priem was weer mijn tegenstander geworden, gedane beloftes en afspraken telden niet. Jos: “Hij had schijt aan iedereen. Priem was een hond van een ploegleider.”
“Ik deed hem weer een voorstel”, zegt Jos. “Ik heb volgend jaar contractueel nog recht op geld, maar geef me nu dat bedrag, dan ben ik weg. Dat was akkoord, maar hij zette het maar niet zwart op wit, hij bleef het uitstellen. Ik had gigantisch geïnvesteerd in mijn contract, daarvoor veel geld ingeleverd. Ik had waterdichte afspraken gemaakt en een akkoord met Priem gesloten. Maar toen puntje bij paaltje kwam, bleek het allemaal niets waard.”

Na de Kerst in 1989 kreeg Jos een telefoontje. “Kom naar kantoor Roosendaal voor een contractbespreking. Er lag een contract, maar met een aantal ongebruikelijke bepalingen. Ik kreeg volgens dat contract het bedrag in drie termijnen, eind april, oktober en december. Maarrrrrr één negatief bericht over Priem (foto links), TVM of het contract zou worden ontbonden en de betalingsverplichting zou vervallen. Daar stond ik, met de rug tegen de muur, 31 jaar oud, van het ene op het andere moment was mijn carrière ten einde. De tijd om een andere ploeg te vinden, was te kort. En ik moest me stil houden anders kostte dat geld, dus maar een lulverhaal ophangen over dat ik al lang wist dat ik ging stoppen. Dat het tijd werd om aan mijn maatschappelijke carrière te denken enz. enz. De missie van Priem was geslaagd. Maar wat bezielde die man?”
Jos zucht diep. Dat verhaal is eruit. Een frustratie van bijna 35 jaar. Hij was bezig aan een behoorlijk succesvolle profcarrière, maar de ploegleider Priem zat hem vreselijk dwars.
In 1990 stopte Jos noodgedwongen met pijn in het hart en een grote kater.


Klaar voor de Giro. Rechts Rob Kleinsman. 

foto Cor Vos©


De TVM-ploeg in 88

Jos en zoontje Nick en de nieuwe Mercedes

18 | KUSKLUS

Jos Lammertink won graag wielerwedstrijden. Van stad tot stad of om de plaatselijke kerk, kleine of grote, op straat of in het veld, in binnen- of buitenland, hij deed er alles aan om na afloop op het hoogste treetje te staan van het erepodium. Tijdens de laatste ronden van de vele criteriums vroeg de dienstdoende speaker alvast aan de ietwat nerveuze rondemiss wie haar favoriete renner was. Met andere woorden, wie wilde ze straks ten overstaan van de honderden wielerfans bij de finish het liefst van drie smakkerds voorzien. ‘Jos Lammertink’ luidde regelmatig het antwoord. De fraai gecoiffeerde jongedames hadden meestal goed rondgekeken en waren vervolgens in de ban geraakt van de lange, donkere atleet uit Hoge Hexel en later Wierden. En als hij won, dan had zo’n rondemiss geluk. Sommigen moesten overigens op hun tenen gaan staan om erbij te kunnen, van de andere kant was Jos ook geregeld bereid om te bukken, zodat hij de kussen zonder haperingen in ontvangst kon nemen.

Een zekere Angelique was in 1981 tijdens de Zesdaagse van de Rijn&Gouwe aangesteld om dagelijks de eerste drie renners van de wedstrijd alsmede de leider van het klassement al kussend te huldigen. Elke dag was er tijdens de Tour de France een profkoers in een stad tussen de Oude Rijn en de Gouwe. Zo hadden de renners die niet in Frankrijk koersten ook een doel. Het waren leuke wedstrijden in respectievelijk Alphen aan de Rijn, Gouda, Bodegraven, Waddinxveen, Boskoop en weer Alphen aan de Rijn. Zo’n criteriumcircus, zoals Jos het noemt, lag hem. Sterker nog, hij nam twee keer deel aan de Zuid-Hollandse zesdaagse en eindigde beide keren als eerste in het eindklassement. “Er was elke keer een tijdritje bij”, vertelt Jos, “dat was in mijn voordeel. De eerste dag had je die tijdrit en een criterium, daarna de andere vijf dagen alleen een criterium. Er was overal veel publiek. Er kwamen ook veel Belgen aan de start.”

Jos kon daar tussen de twee riviertjes lekker verdienen. “Je had de standaard vergoedingen plus 400 gulden startgeld per wedstrijd. Daarnaast kon je dan nog premies winnen en lagen er elke dag leuke bedragen klaar voor de eerste drie plekken en tenslotte leverde het eindklassement nog een aardige stuiver op.”

Jos herinnert zich dat de stemming daar altijd goed was, niet in het minst door de aanwezigheid van de speaker der speakers Chris Delbressine( foto links), die de lange Lammertink continu aansprak met de voornaam Joske. Het was een aangenaam serietje criteriums, hoewel bij Chris, de renners en een groot aantal fans tijdens een van de wedstrijden de schrik om het hart sloeg, toen twee coureurs met de sturen in elkaar haakten, waardoor de langste van de twee in de vaart naast het parcours verdween. “Gelukkig”, glimlacht Jos, “kwam hij na enkele seconden met allemaal groene zooi op zijn kop weer uit de plomp tevoorschijn. Even later hoorden we van Chris dat het Jantje van Houwelingen was.”

In bijgaand filmpje uit Boskoop in 1980 zien we hoe Chris met zijn karakteristieke, rasperige stemgeluid Jos en enkele collega’s huldigt. En natuurlijk is Jos de favoriete renner van Angelique, de rondemiss, die het geluk had dat Jos elke dag op het erepodium present was. De laatste dag in Alphen kuste ze hem opvallend intens op de mond. De eervolle kusklus van zes dagen was haar uitstekend bevallen.
(foto’s uit het archief van Jos Lammertink)
1980. Jos voelt zich senang met de rondemiss en dames van het promotieteam.

1981. Huldiging met vlnr Wies van Dongen, Theo Smit, Jos, miss Angelique en Hans Langerijs

1981. Jos rijdt een rondje met rondemiss Angelique.

Rondemiss Angelique is in de ban van de renners op de eerste rij. Vlnr Kees vd Wereld, Hans Langerijs, Peter Zijerveld, Gerry v Gerwen, Jos en Theo Smit

17 | “TROUW MAAR MET JE FIETS”

Van bruiloft komt bruiloft. Ken je dat gezegde? Jos Lammertink kan het uitleggen. Hij maakte het zelf mee. Twee keer zelfs. Hij was 18 jaar toen Arie Hassink, die enkele maanden later zijn ploeggenoot zou worden bij Amstel, trouwde met de lieftallige Antoinette uit Zieuwent. Dat was in november 1976. Jos reed mee met zijn toenmalige begeleider MZ en met de eveneens voor Amstel koersende Nico Hilberink uit Den Ham. Het feest werd gehouden in het nabij Neede gelegen dorpje Noordijk, in het etablissement met de naam Hassink. Hoe toevallig.

Een zekere Annette Kistemaker was ook van de partij. Jos was niet de enige wiens ogen regelmatig op zoek gingen naar die kleine, blonde, jonge, aantrekkelijke vrouw. Dat kon je zijn ogen overigens niet kwalijk nemen, want Annette mocht er zijn. Het achttienjarige buurmeisje van de bruidegom straalde. En ja, de avond vorderde en ineens stond Jos op van zijn stoel en vroeg haar ten dans. Het was een mooi gezicht om die lange, donkere atleet met de kleine, tengere knapperd te zien bewegen op de muziek van de band.

Het klikte en Jos wilde Annette met alle plezier naar huis begeleiden. Annette was daar ook voor in. Ze had al voorvoeld dat de vraag zou komen en zei meteen ja.
“Laten we gaan lopen”, stelde ze voor. “Het is niet ver.”
Toeval bestaat niet. Nico had het aangepapt met Annettes zus Trudy en ook zij verkozen een wandeling van Noordijk-Centrum naar de Dr. A. Th. Plantenstraat in Neede.
Het is niet ver, had Annette gezegd. “Maar dat viel tegen”, vertelt Jos een kleine 47 jaar later. “Het was een lang stuk. Ik denk dat een kilometer of vier was.” Wielrenners houden niet van lopen. In werkelijkheid was het 2,6 kilometer. Al met al konden hij, Nico en de geduldig wachtende MZ om half vier in de nacht de thuisreis aanvaarden.
“Zullen we elkaar nog weer zien?” vroeg Jos.

“Heel graag”, smachtte Annette.

Een paar dagen later bedacht Jos dat hij geen telefoonnummer had. En ook geen adres. In Neede dacht Annette ongeveer hetzelfde. Gelukkig had zij een collega ziekenverzorgster die de nicht was van Richard Freriksen, een kameraad van Jos, die ook wielrenner was. “Op die manier legden we weer contact met elkaar”, glimlacht Jos. “Tegenwoordig heb je mobieltjes.”

Ze werden verliefd, kregen verkering, gingen op stap en leken voor elkaar gemaakt. “Het ging ook wel eens uit”, weet Jos nog. “Maar het kwam ook weer aan.” Het jonge stel had het sowieso niet gemakkelijk in hun nog prille verkeringstijd. Annette woonde in Haaksbergen op kamers. Als Jos haar daar wilde opzoeken, fietste hij eerst van Hoge Hexel naar Den Ham om daar de auto van MZ op te halen die bij Nico Hilberink in de garage stond. “Dan reed ik naar Haaksbergen naar Annette, maar moest ik alweer bijtijds terug naar Den Ham en Hexel, omdat ik om 12 uur thuis moest zijn. Ja, ik was negentien jaar en moest inderdaad om 12 uur thuis zijn. Strenge regels. Mijn ouders vonden dat ik als oudste van de zes kinderen het voorbeeld moest geven. Om 12 uur ’s nachts ging de deur op slot.”

Bij de Kistemakers lag dat anders. Jos was er meer dan welkom. “Annette was al gepokt en gemazeld in het uitgaansleven en ik kende dat wereldje nog nauwelijks”, vertelt Jos. “Ze kende ook de wielerwereld, omdat haar vader Jan erg wielerminded was. Haar oudste zus Freke ging ook regelmatig met hem en Arie naar de koers in de tijd dat hij nog geen auto had. Zij kende de renners die al wat ouder waren, goed zoals de gebroeders Niemeijer en Gert Bongers. Jan vond dat interessant en toen kwam ook nog die jongen van Lammertink erbij die als aanstormend talent veel in het nieuws was.”
Hij en Annette gingen dus wel samen uit, maar van een leien dakje ging dat lang niet altijd, omdat Jos ook serieus bezig was met wielrennen. “Dan trouw je maar met de fiets”, riep Annette op een dag en vertrok. Weer kende de relatie een terugslag. “Maar de lucht klaarde weer op. Dan waren we weer bij elkaar.”
Hij vertelt dat de verkering ten tijde van de Ronde van Hengevelde in juni 1978 ook weer uit was. “Het nus lag weer onder ‘n boom, zoals ze hier zeggen, maar ze keken elkaar na afloop van de door Jos gewonnen koers in de ogen en het was weer aan. Zo ging het vaker toentertijd.”
Niettemin werden de twee een stel. De relatie werd hechter toen ze in Oldenzaal, waar Annette was gaan werken, gingen samenwonen. “In huize Lammertink in Hoge Hexel werd het begrip kostgeld ingevoerd. Toen ben ik meteen bij haar gaan wonen, hoewel mijn wieleruitrusting in Hexel bleef. Van daaruit bleef ik wel trainen.”
Op 17 oktober 1980 trouwden Jos en Annette. Op die bruiloft leerde Han Vaanhold zijn Jantien kennen. Weer veroorzaakte een bruiloft een volgende bruiloft.

In 1982 kochten Jos en Annette het huis in Wierden, waarin ze nog altijd wonen. “Dat was in het begin een krap bestaan vanwege de extra hoge hypotheekkosten. De bank kende namelijk het beroep van wielrenner niet. Daar kwam nog bij dat het financieel nog moeilijker werd toen Annette met werken stopte na de geboorte van Nick en ik voor een Italiaanse ploeg reed, die geen salaris overmaakte. Gelukkig werd het later beter.”

Het paar kreeg twee kinderen, waarover later meer. Tientallen jaren later is Jos door zijn intense spierziekte aan huis gekluisterd. Zelfs een paar passen lopen, kan hij niet meer. Hij is afgezien van de thuiszorg volledig afhankelijk van zijn vrouw, die zes jaar geleden is gestopt met werken. Hij is haar dankbaar. “Annette is altijd vrolijk. Ze staat elke ochtend fluitend en zingend op. Ze is nooit chagrijnig, staat altijd klaar voor mij en voor iedereen die haar hulp kan gebruiken.”

“Ja”, zegt de zonaanbidster zelf, “gelukkig het gaat goed. We hebben zelden ruzie, ondanks dat we de laatste jaren continu bij elkaar op de lip zitten. Als ik een uurtje weg ben, kan dat al een probleem geven. ‘Annette ik heb mijn telefoon laten vallen. Annette ik moet plassen, Annette wil je mijn telefoon aan de lader leggen, enzovoort. Maar ik doe het met alle liefde’.

17 oktober 1980
1979. Annette ziet toe hoe Jos in de Oranje leiderstrui van Olympia’s Ronde wordt uitgerust door de rondemiss
1978. Onderonsje na afloop van de etappe naar Dieren in Olympia’s Ronde.

2023. Jos en Annette hebben bezoek van oud-renner Pierre Raas

1978. De Ronde van Hengevelde met Annette als geïnteresseerd toeschouwer.

16 | DESILLUSIE

Eind juni 1986. Jos is blij. Peter Post heeft de knoop doorgehakt. Voor het eerst zal hij de Tour de France gaan rijden. Iedere renner die prof is geworden, maakt zijn loopbaan stukken completer als hij in de Tour van start mag gaan. “De ploegen waar ik voordien beroepsrenner was, gingen niet naar de Tour. In 1984 kwam ik bij Panasonic, maar werd ik niet geselecteerd. In ’86 werd dat anders, want toen was ik Nederlands kampioen geworden en had ik tevens in Posts assistent Walter Planckaert een prima pleitbezorger. Ik kreeg een plek in de ploeg om de sprint aan te trekken voor Walters broer Eddy.”

Post koos voor het volgende tiental: Robert Millar (Sch), Phil Anderson (Aus), Eric Vanderaerden, Eddy Planckaert, Eric Van Lancker, Guy Nulens (allen Bel), Peter Winnen, Henk Lubberding, Jos Lammertink en Johan van der Velde (allen NL). Dat betekende dat erkende Tourrenners als Theo de Rooij, Teun van Vliet, Bert Oosterbosch, Alan Peiper en Ludo de Keulenaer thuis moesten blijven. Bijna had hij De Rooij nog geselecteerd ten koste van Van der Velde die nog niet in vorm was, maar koos toch voor de Brabander.

In het AD van 30 juni stond dat Millar, de absolute kopman is, die steun krijgt in het hooggebergte van Anderson, Van Lancker, Winnen en Van der Velde. Planckaert en Vanderaerden worden uitgespeeld voor de spurts en krijgen landskampioen Lammertink als aangever aan hun zijde. Lubberding en Nulens moeten overal waar nodig bijspringen. Post: ‘Het was niet leuk om de afvallers in te lichten, maar ik denk, dat dit mijn meest evenwichtige ploeg is’.

Jos was erbij. De Volkskrant van die dag wist waarom: Hij is de enige die een sprint kan aantrekken, schrijft de krant en citeert Eddy Planckaert: ‘Hij is zelf rap, een goede sprinter, en hoeft niet zo nodig zelf te winnen. Ze willen allemaal wel de sprint aantrekken, maar als ze de streep zien, denken ze zelf te kunnen winnen. En dan gaat het mis. Ik heb er nog maar één gekend die net zo goed was als Lammertink: mijn broer Walter. Die was ook zo brutaal en sterk als een beest. Want je mag van niets en niemand schrik hebben.’

Jos vertelt dat hij de keuze van Post heel logisch vond. “Ik was in vorm, reed het hele voorjaar goed en bevestig dat ook nog eens door te winnen op het NK.”

Overigens was Jos niet de enige Twentenaar in deze Ronde van Frankrijk. Ook Gerard Veldscholten, Henk Boeve en Erwin Nijboer staan in Boulogne aan de start.

Jos reed, zoals hij zelf aangeeft, een matige proloog (4,6 km). Hij werd 57ste op 19 seconden van winnaar Thierry Marie. De eerste etappe kreeg de Belg Pol Verschuere als winnaar. Jos werd 72ste op 11 seconden. De volgende etappe was een ploegentijdrit. Panasonic werd derde. De derde etappe kreeg bijna een Twentse winnaar. Henk Boeve verloor na een sprint tussen negen coureurs alleen van Davis Phinney. Jos werd op vijf seconden weer 72ste.

De vierde etappe op 6 juli voerde het peloton van Liévin naar Evreux in Normandië, een rit over 243 kilometer. Jos was in goeden doen. “Ik reed lekker mee, stond in het klassement op de 21ste plaats. De slotfase van de etappe naderde toen ik tijdens een afdaling op vijf kilometer van de streep na een knal tegen mijn achterwiel in de goot naast de weg terecht kwam. Ik reed door een diepe put waardoor ik met mijn tanden zo hard op elkaar klapte, dat ik versuft voorover viel.” Zonder zichzelf tijdens de val af te kunnen weren en zonder helm maakte Jos een enorme smak.

Ploegleider Peter Post was meteen bij hem. ‘Voordat een of andere idioot hem weer op zijn fiets wil duwen, om hem maar naar de finish te kunnen krijgen, ben ik er bij gebleven totdat hij in de ambulance lag. Het bloed kwam uit zijn voorhoofd, ik ga geen enkel risico nemen;, zei hij ’s avonds tegen enkele journalisten. Post had in zijn carrière al eerder ernstige valpartijen meegemaakt, o.a. met Kuiper, Knetemann en Van der Velde.

Jos vertelt in het kort wat er daarna gebeurde. “Ik was buiten westen en werd met een ambulance naar het universitair ziekenhuis gebracht. Daar constateerden de dokters een schedelbreuk en een zware hersenschudding. Ik heb er een week gelegen en ben daarna, liggend in een Franse ambulance, naar huis vervoerd in Wierden. Ik moest me natuurlijk wel gedeisd houden en oppassen met hoofdpijnklachten en zeker niet te vroeg weer beginnen met koersen.”

Die laatste aanbeveling was gericht aan dovemansoren. Jos ging vanaf de laatste dag van de Tour van koers naar koers en reed dagelijks een criterium. “Ik was Nederlands kampioen. Na de Tour wilde ik cashen. Twee rooitjes als startgeld. Dat tikte aan, maar ik was niet lekker op dreef en voor het herstel van mijn gewonde hoofd was het ook niet goed. Dat had eigenlijk meer tijd nodig. Pas een jaar later kreeg ik het gevoel in mijn tanden terug en was ik weer enigszins de oude.”

Zijn enige Ronde van Frankrijk eindigde in een desillusie. Hij moest al na vier etappes naar huis, maar vanzelfsprekend ging de Tour gewoon verder. Ploeggenoot Johan van der Velde won de vijfde etappe en droeg die zege op aan de ongelukkige Jos.

Lemond won de Tour met ruim drie minuten voorsprong op Hinault. Rooks was de beste Nederlander. Hij werd negende. Gerard Veldscholten was de enige Tukker. Hij haalde Parijs als 62ste.



(foto’s – van Cor Vos – van de ploegentijdrit, van Jos in zijn kampioenstrui) 

15 | ONBENULLIG UITGESLOOFD

Nog net voor hij amateur zou worden, nam Jos eind maart 1977 op gepaste wijze afscheid van de junioren door de Omloop van het Lage Land te winnen. Bij de amateurs voelde hij zich meteen thuis. Als kersvers lid van de Amstel ploeg werd hij derde in de driedaagse van Noord-Holland. Zijn eerste zege als amateur liet ook niet lang op zich wachten. De Ronde van Vreeland had de primeur. En toen volgde Olympia’s Ronde al, een etappekoers in eigen land waarin amateurs met profplannen een dominante rol willen spelen.

Dat besefte Jos ook. “Maar ik was zo groen als gras”, vertelt hij. “Ik was nog geen zes weken amateur.” Dat ploegleider Herman Krott hem selecteerde, was niet zo gek, want Jos was buitengewoon succesvol bij de junioren. De ronde ging op de negentiende mei van start. Wat meteen al bleek, was dat Jos zich gedeisd moest houden. Want voor de koppeltijdrit, waarmee de negendaagse etappekoers van start ging,  hoopte hij stiekem op Leo van Vliet of Arie Hassink als kompaan, maar Krott zette juist die twee mannen bij elkaar en Jos kreeg Jan Spijker als partner. “Dat was dus niet mijn eerste keus. Ik wilde juist iemand waaraan ik me kon optrekken en geen remparachute. Ik bedoel een renner die qua postuur en vermogen beter bij mijn paste”, merkt hij daarover op.
Van de Bunder en Scheuneman wonnen de tijdrit, Jos en Spijker werden negende.

Een resumé van de acht etappes die volgden.
Etappe 1: Jos heeft pech onderweg en eindigt in de tweede groep. Frits Schür wint. vdBunder in de oranje trui.
Etappe 2 (deel 1, ploegentijdrit): De Amstel-ploeg wordt veertiende op meer dan vier minuten van de Jan van Erp-formatie. De ploegentijdrit telde niet mee voor individueel klassement, vandaar. Het was een tactische zet van Krott.  Deel 2: Jos in de kopgroep van 36 renners. Pirard wint, vdBunder leidt.
Etappe 3: In Zuid-Limburg hebben de renners het zwaar. Arie Hassink wint met voorsprong en pakt de leiderstrui. Jos is 17e op ruim vier minuten. Herman Krott zei na afloop over Jos: “Hij kan nog goed omhoog ook, dat was het enige wat ik nog niet zeker van hem wist.”
Etappe 4: Bierings wint de langste etappe (180km). Jos en Arie rijden sterk en eindigen als zevende en achtste. Arie blijft leider.

Etappe 5: Piet vd Kruijs wint, Jos wordt zevende op 42 seconden. Arie nog steeds in de oranje trui.
Hun ploegleider Herman Krott is lovend over Jos. “In het algemeen klassement staan wij nu toch een, vier en vijf. Jos Lammertink zat er opnieuw bij. Daar geniet ik van. Zoals die jongen zich aanpast. Natuurlijk moeten we hem nu wel wat terug gaan houden. Hij rijdt de Ronde van de Achterhoek nog en de nationale kampioenschappen. Daarna gaat hij mee naar de Ronde van Bohemen. Maar alleen om te leren. Al komt hij daar iedere dag op een kwartier binnen, dan geeft dat niets. Als hij maar zo sterk is om van de criteria weg te blijven. Ik heb veel liever dat Jos dan van de winter weer lekker gaat veldrijden”, aldus Krott. Jos reageert daarop met enige verbazing: “Ja, ik las dat toen ook. Ik vond het vreemd. Waarom moest ik beschermd worden? Ik was toch een grote kerel die nou niet bepaald een overbelaste indruk maakte. Integendeel. Dat gold toen ook voor de 100 km ploegentijdrit op het WK. Die wou ik wel rijden, maar daar was Krott faliekant op tegen. ‘Daar kom je nooit meer overheen’, zei hij en dan noemde hij de voorbeelden van Oosterbosch en co. Maar die werden alleen maar beter in de jaren daarna. In mijn ogen waren er meerdere WK titels ploegentijdrit mogelijk geweest. Bondscoach Rini Wagtmans gooide later ook nog eens olie op het vuur door te zeggen dat als ik mee had gedaan, we twee minuten sneller waren geweest. Dan ga je de woorden van Krott toch steeds meer in twijfel trekken.”
Etappe 6: Bart van Est wint in Dieren, Gerrit Vixseboxse uit Holten is tweede en Jos is derde op een handvol seconden. Arie leidt het klassement, Jos is intussen derde.
Etappe 7: Oekraïner Leskov wint, Jos finisht als zevende op een minuut. Arie leidt de rangschikking.
Etappe 8 (deel 1, tijdrit over 23km): winnaar is Jan van Houwelingen. Jos is heel indrukwekkend tweede op veertien seconden. Arie is achtste op één minuut en elf seconden. Hij blijft leider. Jos is nu tweede op drie minuten.
Tweede deel: Herman Ponsteen uit Nijverdal wint de slotetappe naar Amsterdam met voorsprong. Jos en Arie finishen in het peloton.
Eindstand: 1. A. Hassink (Amstel) 28.19.55, 2. J. Lammertink (Amstel) 28.22.55, 3. A. Prinsen (Soka) 28.23.54, 4. L. v. Vliet (Amstel) 28.24.15, 5. P. v. Leeuwen (Jan van Erp) 28.24.16, 6. F. Schür (Elite-Ketting) 28.24.18, 7. H. Langerijs (Elite-Ketting) 28.25.22, 8. B. v. Est (Jan van Erp) 28.27.46, 9. J. Spijker (Amstel) 28.27.58, 10. G. Bierings (Militaire Ploeg) 28.29.21.

Dat was voor Jos de eerste grote etappekoers. Dat hij als kersverse amateur tweede werd in het eindklassement, was schitterend. “Het voelde voor mij alsof ik al jaren voor Amstel reed. Tweede in de tijdrit, tweede in het eindklassement. Dat vond ik wel een succes. Als je de verslagen in de kranten van destijds over die ronde nu nog eens naleest dan lees je dat ik me onbenullig uitgesloofd heb voor de overwinning van mijn ploegmaat Arie.”
Na afloop kenden de journalisten die de ronde volgden, hem de prestatieprijs toe.
Wat een debuut voor de reus uit Wierden. “Het maakte mij hongerig naar de volgende grote wedstrijden. En misschien zou ik Olympia’s Ronde in 1978 kunnen winnen. Dat speelde toen zeker door mijn hoofd.”
Verderop in deze serie zien we verder. Jos reed de ronde ook in 1978 en 1979.