14 | KAMPIOEN MET EEN KATER

Het zat Jos ook wel eens mee. Anders win je niet zo vaak. Neem de nationale titelstrijd in 1978 in Beek op het bekende Adsteeg-parcours. Jos had zijn zinnen gezet op de roodwitblauwe trui. “Ik had Olympia’s Ronde niet gewonnen, maar met de Amstelploeg domineerden we de ronde wel. Dan hoef je op een NK niet bang te zijn”, zegt hij. Jos was alert op de aspiraties van de gevestigde orde, de mannen die in Olympia’s Ronde en de klassiekers van voren zaten. In het begin van de wedstrijd met de wind op de kant reed Jos tijdens het gebruikelijke heen-en-weer-gekwak tegen de derailleur aan van Wim Albersen waardoor een spaak in zijn voorwiel knapte, maar gelukkig net niet viel. Even later een gigantische crash en er vlogen tientallen renners over elkaar heen. “De groep was te groot, zo’n 180 renners”, zegt Jos, “iedereen wil uit de wind zitten en dan krijg je dat.”

De gevolgen van de enorme valpartij waren groot. Menig renner staakte de strijd, streekgenoot Han Vaanhold had een behoorlijke hoofdwond en werd met enkele andere coureurs per ziekenauto naar het ziekenhuis gebracht. Vanzelfsprekend werd de koers geneutraliseerd, hoewel de renners die na de valpartij ontsnapt waren, hun woede niet onder stoelen of banken staken. Sommigen wilden staken, maar na verloop van enige tijd werd iedereen weer rustig. De neutralisatie kwam Jos overigens goed van pas. “Ik kon tijdens de neutralisatie mijn voorwiel en rem repareren. Daarna gingen we opnieuw van start.”
Een paar ronden voor de finish belandde Jos in een kopgroep van vier man. Johan Kuiken, Jac van Meer en Bert Oosterbosch waren de sterke kleppers met wie hij af moest rekenen. Kuiken leek gezien. Althans die indruk wekte hij.

Jos: “Hij zei dat hij niet over kon nemen en niet mee zou sprinten. Maar onderaan met de laatste beklimming van de Adsteeg demarreerde hij toch. Dat was een rotstreek. Van Meer haalde hem terug, ik twijfelde niet, vloog er direct vol over heen. Zo’n actie als van Kuiken verhoogt natuurlijk ook de adrenaline. Ik won met voorsprong de titel”, luidt 45 jaar na dato het miniverslag van de kampioen. Uitbundig vierde hij de passage van de finish. Op twaalf seconden volgden Van Meer en daar weer acht seconden achter finishte Bert Oosterbosch. Op het podium stonden drie 20-jarigen. Jos: “Als je als amateur destijds Olympia’s Ronde of het Nederlands kampioenschap kon winnen, dan was dat heel mooi meegenomen.”

Nederlands kampioen bij de amateurs, dat was een prestigieuze titel. Dat wilden er wel meer worden. Maar Jos was in die jaren beresterk. Hij en zijn mensen bleven nog een avond en nacht in de buurt van Beek en nuttigden die avond een fijne maaltijd met heerlijke drankjes. Daar was Annette, toen nog zijn vriendin, ook bij. Ze was naar Beek gekomen met de supportersbus van Arie Hassink en ging de andere dag met Jos terug. Thuis kwam hij al gauw in contact met Bram, de sportambtenaar van de gemeente Wierden. Jos zou in een open auto worden rondgereden door Wierden met een receptie erachteraan bij Hotel Restaurant De Zwaan. “Dat was erg leuk”, herinnert Jos zich, “er waren veel mensen op afgekomen maar na de koffie kwam Bram me vertellen dat de rest van het feest voor mijn eigen rekening was. Dat was minder, dat noem ik iemand blij maken met een dode mus. De gemeente was klaar voor 300 gulden en ik was de pisang.”

Zo liep de kersverse Nederlands kampioen in zijn eigen gemeente tegen een anticlimax aan.

1978. Uitslag NK Amateurs: 1. en Nederlands kampioen Jos Lammertink (Wierden) 164 km in 4 uur 7 min. 25 sec., 2. op 6 sec. Jac van Meer (Wouw), 3. op 20 sec. B. Oosterbosch (Eindhoven), 4. J. Kuiken (Breda), 5. op 29 sec. F. Pirard (Breda), 6. E. Visschers (Sweykhuizen), 7. J. de Nijs (Amsterdam), 8. J. Maas (Maastricht), 9. J. Verbrugge (Putte), 10. W. Maessen (Maasbracht), 11. A. Hassink (Neede), 12. op 1.43 min. B. van Lamoen (Rosmalen), 13. H. Mutsaars (Schijndel), 14. H. Koot (St. Oedenrode), 15. P. van Leeuwen (Hilvarenbeek), 16. Th. Hogervorst (Pijnacker), 17, R. Kos (Oudkarspel), 18. op 4.26 min. P. Maas (Huybergen), 19. B. Wekema (Peize), 20. M. Taverne (Amsterdam).


13 | JUNIOR JOS

1975. Jos werd eind maart 17 jaar en was daarmee toegetreden tot de junioren. Hij bleef ook in die categorie veel wedstrijden winnen. Hij was sterk en rap. Elk weekend was het wel een keer raak. Als de finish in zicht kwam, was hij niet te houden. Joop Middelink, bondscoach van de amateurs én de junioren, schreef de naam Lammertink in zijn boekje. Het WK was dat jaar op 22 juni in Lausanne en Jos werd geselecteerd. Theo de Rooij (Vleuten), Paul Driessen (Elsloo) en de nationale kampioen Ad Verstijlen (Sint Willebrord) completeerden de ploeg. Het WK was voor Jos geen succes. Er viel voor de lange renner uit Twente geen eer te behalen, omdat een kopgroep van drie man met daarbij Verstijlen een minuut voorsprong had. De Brabander werd tweede, Jos finishte als elfde net achter De Rooij. Roberto Visentini, de Italiaanse zoon van een uitvaartondernemer won de wereldtitel. Elf jaar later won hij de Giro. Een terugblik van Jos: “Voor mij als eerstejaars was die elfde plaats het hoogst haalbare. Meer zat er niet in.” Dat was zijn beknopte conclusie van zijn eerste WK.

Een jaar later zou Jos namens Nederland andermaal op het wereldkampioenschap uitkomen. In het Belgische Gooik werd zijn optreden geen succes. Middelink selecteerde vlnr op de foto boven Rob Rabe, Jos Lammertink, Jos de Bruin en Theo Luyten voor de ploegentijdrit over 75 km. “Het was geen zorgvuldig samengesteld team”, blikt Jos terug op dit altijd zware onderdeel. “We moesten het met deze vier renners doen, maar Rabe moest al vroeg lossen en De Bruin reed ook niet sterk. Dat schoot niet op”, weet hij nog goed. De vaderlandse juniorenploeg werd slechts tiende. Italië won het goud.

De wegwedstrijd leverde wel een gouden plak op. Jos’ ploeggenoot Ron Bessems werd wereldkampioen. De Amsterdammer won de sprint van een kopgroepje van drie man. Jos werd voor de ogen van vrienden en familie 67ste. Hij baalde behoorlijk, maar het liep zoals het liep. “Bessems zat in de kopgroep en dan ga je niet rijden”, was zijn summiere verklaring.

Niettemin begon Jos uit Hoge Hexel destijds behoorlijk naam te maken als wielrenner. Maar een junior renner moet ook gewoon naar school. Hoe was hij in die dagen als scholier? Hield die loopbaan gelijke tred?


Jos won veel wedstrijden als junior. Op de kleurenfoto de eerste drie van de ronde van Loosbroek. Vlnr de nummer 2 Toine Verstappen, Bert Oosterbosch (3e) en winnaar Jos.Na de lagere school ging hij naar de mavo. Misschien zat er wel meer in, zoals men destijds constateerde. Maar Jos zelf dacht er anders over. Laat mij maar naar de mavo gaan, had hij voorgesteld. “Ik dacht dat ik daardoor veel meer tijd zou kunnen besteden aan het wielrennen”, vertelt hij ruim vijftig jaar later. “Ik had een fiets gekregen bij het groot aannemen* en daarmee reed ik dagelijks naar het Canisius in Almelo, 11 kilometer heen 11 kilometer terug. De eerste dag nam ik alle boeken mee, de grote Bosatlas incluis. Twee tassen vol. Wat wist ik ervan.”

Maar Jos leerde snel bij. Zo zag hij hoe zijn klas- en schoolgenoten erbij liepen. Hij wilde er ook bij horen en droeg al snel een spijkerjasje met een pakje drum dat boven de linkerzak uitstak. Trouwens, niet iedere leraar begreep zijn argumenten waarom hij het huiswerk niet had kunnen maken of leren. “Directeur Ten Berge bijvoorbeeld”, zegt Jos, “vroeg zich vaak af waar ik met het oog op de toekomst mee bezig was. Maar toen ik in 1986 nationaal kampioen werd bij de profs, stuurde hij een uitgebreide brief met zijn felicitaties en complimenten.”

De mavo was voor Jos geen probleem: “Eigenlijk was het een makkie. Ik had natuurlijk geen tijd om boeken te lezen, maar gelukkig had ik wel een goed uittrekselboek. Kortom, ik fietste er doorheen.” Zestien jaar worden op de mavo betekende wel dat er voor de jongens -die buiten de stad woonden- keuzes gemaakt moesten worden. Welke brommer wordt het een Puch, Tomos of wellicht een Yamaha? “Ik kreeg een fiets van mijn ouders, met drie versnellingen Sturmey Archer, duimversteller op het stuur. In de derde versnelling over de brug van het Twenthekanaal, stel je voor. Wat was ik er blij mee! Die blijdschap moest je niet laten merken op school natuurlijk, net doen alsof je liever een brommer had gekregen. Daar had je toch zo op gehoopt, ha ha.”

Na vier jaar rondde Jos de mavo af en ging meteen door naar de havo op de Pius X, ook in Almelo. “Daar werd meer van mij verlangd”, zegt Jos, “maar de KNWU verlangde ook meer van mij. Ik moest drie keer per week naar Papendal om te trainen.”
De jonge coureur kwam voor een dilemma te staan. Zijn ouders vonden dat hij de school af moest maken, dat hij de studie serieus moest nemen, dat hij voldoendes haalde voor de tentamens. Maar Jos zelf vond dat niet. Hij wilde trainen op Papendal. “Ik bleef zitten en het jaar erop weer. Want weer kwam de combi school en Papendal met elkaar in het gedrang. Dat betekende einde middelbare school voor mij. Achteraf was het jammer. Dat vond ik wel. Ik zag er destijds het belang niet van in, maar later baalde ik ervan.”

*Met ‘groot aannemen’ wordt de hernieuwing der doopbeloften bedoeld. De oudere katholieken zullen zich ongetwijfeld nog herinneren dat dit als een feest werd gevierd. Men noemde dat eertijds de Plechtige Communie of eenvoudigweg het groot aannemen, wat plaatsvond in het laatste jaar van de lagere school.

Jos poseert keurig tgv zijn aannemen met zijn peetoom en -tante, oom Johan Jannink en tante Sientje Stamsnijder met hun echtgenoten.

 

12 | PLAT OP DE MACHINE

Arie Hassink wilde beroepswielrenner worden, maar in 1971 gooide een pittige longziekte (pleuritis tuberculosa) roet in het eten. De revalidatie duurde twee jaar, een profcarrière werd hem afgeraden. Hij bleef lid van de befaamde Amstel formatie en kreeg daar in 1977 de bijna acht jaar jongere Jos Lammertink als ploegmaat. De twee streekgenoten waren geen onbekenden van elkaar. “Als je bij de junioren fietste, reed je vaak de koers voorafgaand aan de wedstrijd voor amateurs. Ik reed meestal met Aries ploeggenoot Nico Hilberink mee, waardoor ik ook de amateurkoers bekeek en daar zag ik Arie dan bezig. Ik merkte toen al hoe fanatiek hij was”, vertelt Jos. “Als er wat gebeurde, dan maalde hij die grote versnelling extra hard rond, dan lag hij plat op de machine, zal ik maar zeggen. Meteen stond de wedstrijd in vuur en vlam.”

Toen Jos in maart ’77 amateur werd en bij de Amstel ploeg werd verwelkomd, zochten beide mannen elkaar dagelijks op om samen te trainen, vooral in het voorseizoen. Jos: “We troffen elkaar dan ergens tussen de beide woonplaatsen Hoge Hexel en Neede en reden vervolgens samen op. De gebeurde vaak op de grote versnelling en dan ging het hard. Urenlang. Kilometers maken. In weer en wind. Als dan in de wedstrijd de boel op de kant ging, als er waaiers ontstonden, dan waren wij er altijd bij. Dan zaten we voorin. We hadden dat op de training zo vaak meegemaakt.”

De twee coureurs reden tientallen wedstrijden samen. Olympia’s Ronde, die ze beiden wisten te winnen, het NK (idem), de klassiekers en etappekoersen in het buitenland. Ook daar komen we later nog wel op terug. Zeker is dat ze elkaar goed leerden kennen en ook privé kwamen ze bij elkaar over de vloer. “Arie was in feite mijn eerste, echte coach. Hij had ervaring in binnen- en buitenlandse koersen en wist dat goed over te brengen. Het was altijd plezierig om met hem op pad te gaan. Hij had ook de broodnodige humor die in de serieuze wereld van de topsport altijd welkom is. Ik heb vooral in mijn eerste jaar als amateur veel van hem geleerd en heb me altijd volledig voor hem ingezet. Ik respecteerde ook zijn drive om na zijn longziekte weer superfanatiek door te gaan in plaats van ervoor te kiezen kalm aan te doen of een functie als jeugdcoach te ambiëren. Hij had nog zoveel aspiraties en dat leverde hem talloze mooie ereplaatsen op.”

In het voorjaar 1978 bereidde Jos zich voor op het seizoen door met Arie te langlaufen in de Tsjechische sneeuw. Aries echtgenote Antoinette was erbij evenals Annette, vriendin van Jos. “Dat deden we in de winter op een schitterende locatie. De eigenaar van een staatshotel had privé ook een blokhut in de bossen. Die konden we dan huren. Zo hadden we een donders mooie vakantie en tevens een prima trainingskamp. Het kostte de eerste keer wel even tijd voor je de goeie slag te pakken hebt op die langlaufski’s. Alle spieren werden aangesproken. Het was altijd goed voor de conditie”, zegt Jos, die er ook achter kwam dat zijn oudere maat wel van een geintje hield. “Ik had wat achterstand opgelopen en Arie moest zeker in het begin regelmatig op mij wachten. Dan kreeg ik weer tips en advies van hem. Zo ook de eerste dag dat we een sloot als obstakel hadden. Ruim twee meter breed, één meter diep. Arie stond al aan de overkant te wachten, we praatten even wat bij waarna hij me aanmoedigde verder te gaan. Terwijl ik (te) voorzichtig de sloot in skiede stond ik direct met de voor- en achterpunten vast in de wal van de sloot te balanceren. Dan kun je kiezen naar links of naar rechts de sloot in te duiken. Succes gegarandeerd. En wat een gemier om met die ski’s en stokken weer uit die sloot te komen. Daarom stond Arie juist voorbij die sloot. Ik mocht natuurlijk niet zien hoe je daar ook gewoon probleemloos doorheen kon. Daarom was hij bewust vergeten om mij te instrueren. Schaterlachend stond hij erbij. Typisch Arie.”

Overigens was Annette een buurmeisje van Arie. Sterker nog, op de bruiloft van Arie en Antoinette in november 1976 kwamen zij en Jos elkaar voor het eerst tegen en sloeg de vonk meteen over, maar daar komen we later nog op terug in deze serie. ‘Van bruiloft komt bruiloft’, zeggen ze dan.

De renners uit de jaren zeventig weten ook dat Arie Hassink geen lieverdje was in het peloton. Dat had ook te maken met zijn enorme eerzucht. Een anekdote tot slot. Jos: “We hadden ergens over de grens een criterium. Ik won. Dat was mooi, maar Arie had het afstoppen iets te letterlijk genomen. Niet van dat benauwde. Daar was hij ook van. Hij had blijkbaar een concurrent de hekken in gereden en daarom kwamen ze met een paar man verhaal halen. Eerst een scheldpartij die overging in geduw en getrek wat niet erg fijn is op die gladde schoenplaatjes. De sfeer werd grimmiger waardoor zelfs Annette zich genoodzaakt voelde om de vent die mij moest hebben, met een boodschappentas die rijkelijk gevuld was met blikjes en bidons, te bestoken. Iets wat ik in de commotie overigens pas meekreeg in de evaluatie.” Arie riep zijn hond Willem, die op de stoep dom naar het tafereel zat te kijken, ook om mee te helpen. Maar die bleef de rust zelve. Die dacht waarschijnlijk: wat doet mijn baasje toch gestoord of gek of raar of abnormaal of…? En eigenlijk had die hond nog gelijk ook”, aldus Jos.


Arie (links) op oorlogspad in de typerende stijl. Rechts Leo van Vliet.

Foto rechts: Jos (links) en Arie

11 | HANGEND AAN DE AMBULANCE

Juli 1978. Jos was tweedejaars amateur en was van de partij toen de Amstel Bier ploeg uitgenodigd werd voor de Red Zinger Bicycle Classic, de latere Coors Classic in de Amerikaanse staten Colorado en Nevada. Overigens heette de ploeg van Herman Krott daar Heineken, want Amstel was er niet bekend. Jos vertelt dat de ploeg tickets kreeg die niet omgeboekt konden worden. De achtdaagse koers werd gehouden van de achtste tot en met de vijftiende juli. Arie Hassink, ploeg- en streekgenoot van Jos, was erbij evenals Gerrit Möhlmann en Frits Pirard. Frits won een etappe en Gerrit won een soort criterium in een park. Ook de Australiër Phil Anderson won een rit in deze zware wedstrijd. De Belg Dejonckheere schreef de laatste etappe op zijn naam en de Amerikaan George Mount won het eindklassement.

De omstandigheden waren zwaar. “We reden in de Rocky Mountains waar het veertig graden in de schaduw was”, herinnert Jos zich. Maar er gebeurde meer, wat hij nooit vergeten is. “Want uiteindelijk”, zegt Jos, “was het de koers waarin mijn relatie met Krott verslechterde.”

Jos neemt ons allereerst in deze zogenaamde mountain road race mee naar de tweede etappe. “De weg liep omhoog, tientallen kilometers. Nog nooit had ik zo lang achtereen geklommen. Het veld viel volledig uit elkaar, her en der groepjes met eenlingen ertussen die dan weer moesten lossen uit het groepje waarin ze een tijdje meegefietst hadden. Ik had ook moeite het tempo te volgen en moest lossen. Tergend langzaam reed het groepje bij mij vandaan, maar geleidelijk passeerde mij ook een ambulancewagen. Om even op adem te komen, ging ik eraan hangen, onderwijl kletsend met de bijrijder die mij wel duidelijk maakte dat dat niet mocht, wat ik deed. ‘Geef dan gewoon gas en ga niet naast mij rijden’, probeerde ik hem tijd rekkend, uit te leggen. Die boodschap kwam blijkbaar over, ze leken het te snappen en gingen weer achter me rijden. Een minuut of vijf later herhaalde zich hetzelfde ritueel. Ik reed zes kilometer per uur en de ambulance zeven kilometer. En dan niet aan de andere kant van de weg maar weer strak langs me heen. Een duidelijk geval van uitlokking. Ik was wel gedwongen om mij aan hen vast te klampen. In mijn beste Engels met veel fuck’s erin probeerde ik ze dat duidelijk te maken. ‘Geef dan gewoon gas asshole en probeer mij geen oor aan te naaien’, dacht ik bij mezelf.”

De volgende ochtend bij het ontbijt kwam Herman Krott binnen met de uitslagenlijsten. Hij richtte zich tot Jos en riep: “Jos, je bent uit koers! Je hebt aan een auto gehangen”. Hij keek Jos strak aan en wilde de waarheid horen. “Ja en wat doe je dan? Bekennen? Daardoor is nog nooit iemand vrijgesproken. Ontkennen dus maar. Krott ging alleen in protest als ik het echt niet gedaan had. Met mijn plechtige belofte onschuldig te zijn, ging hij op pad. Briesend kwam hij terug met een haarscherpe foto op A4-formaat met daarop Lammertink hangend aan de ambulance. Een van de passagiers was een jurylid. Ik werd gedeclasseerd en moest de koers verlaten. Ja, Krott was woedend.”

De tweede etappe was achter de rug, maar Jos was uit koers. Meteen naar huis, kon niet. Maar Krott gebood hem de volgende vier etappes wel te rijden. “Ik moest wel degelijk aan de bak daar. Een uurtje eerder vertrekken dan het peloton en gaan met die banaan.” Hij glimlacht. “Een publiciteit dat ik had. Kilometers voor de finish, rijen dik publiek zowel links als rechts van de weg en laaiend enthousiast. Ik werd door hen binnengehaald als de winnaar. Wat snapten die Amerikanen nou van die wielrenners.”

Maar dat was nog niet alles. De kerfstok van Jos kreeg daar in het westen van de USA nog een streepje erbij. De dag na het incident met de ambulance won Gerrit de derde etappe, een criterium. “Dat was in de plaats waar we verbleven. Daar konden we op de fiets naar toe. Op weg naar ons ‘gasthuis’ tikte ik een jonge vrouw in hotpants die daar, staand op de pedalen, fietste, tegen de billen. Prompt gilde ze tegen haar partner die een eindje verderop fietste, dat ze aangerand was. Jos: “Ze riep: ‘Die met dat donkere haar’, waarna de partner de nietsvermoedende Gerrit Möhlmann wilde afstraffen, maar ik zei meteen dat ik de schuldige was. Overleg was er absoluut niet bij, hij zou zich wel eens even bewijzen voor zijn lief en vloog mij aan. Maar ik was hem voor met een knal op de kaak en had direct zichtbaar resultaat. Het gaf een hoop tumult. Zelfs de sheriff kwam erbij. Gelukkig liep het allemaal met een sisser af, hoewel later Heineken een grote rekening van zijn Amerikaanse tandarts kreeg .”

Als wielrenner kwam de amateur uit Hoge Hexel in de Amerikaanse koers niet aan zijn trekken, maar hij maakte er in paar weken tijd van alles mee.  Ze gingen met de hele ploeg naar de première van de film Grease en naar een glanzend optreden van de Rolling Stones in Boulder Colorado. “Ik herinner me dat tientallen mensen daar flauw vielen.”

Het was al met al een zeldzaam avontuur die Red Zinger Bicycle Classic. “De wedstrijd was mislukt, maar we hadden daar een mooie en leerzame tijd. Tussendoor heb ik daar ook nog goed kunnen trainen”, aldus Jos.
Het avontuur was echter nog niet ten einde. De mannen van Amstel moesten nog terug naar huis. Dertien uur vliegen en Jos en Arie namen een paar wijntjes. “De bedoeling daarvan was dat we het grootste deel van de thuisreis zouden kunnen slapen”, glimlacht Jos.
De relatie met ploegleider Krott kreeg overigens daags na thuiskomst nog weer een knauw. Jos was nauwelijks thuis, toen hij een telefoontje kreeg van Jan Bakker die hem uitnodigde nog diezelfde avond aan een criterium mee te doen in Rijssen. Jos hapte toe. “Ik reed er als een trein. Maar Jan Spijker, een ploeggenoot van mij bij Amstel, zat continu in mijn wiel als ik demarreerde. Dat is niet verboden, maar overnemen was er niet bij. Na een herhaling van zetten weer dezelfde situatie, met zijn tweeën vooruit, hij aan het wiel en weer nam hij niet over. Ik heb hem helemaal verrot gescholden en nog eens stevig vastgepakt aan de achterkant van het parcours. Ik won de koers met een ronde voorsprong? De andere dag belde Krott mij, waar ik nu toch in vredesnaam mee bezig was. Ik dacht dat Spijker zijn beklag had gedaan. Maar nee, het was om mij erop te wijzen dat ik dat criterium niet had mogen rijden. Het was niet professioneel.”
De ploegleider was van mening dat Jos na zo’n lange reis had moeten uitrusten.

10 | OMKLEDEN IN DE MIDDENBERM

Ze keken verbaasd naar het podium. Op het hoogste treetje stond een lange Nederlander. Hoe heet hij? Wie is hij? Gelouterde profs als Sean Kelly, Jean-Luc Vandenbroucke, Gilbert Duclos-Lasalle, Fedor den Hertog en Daniel Gisiger waren geklopt door een amateur uit Nederland. Zijn naam? Jos Lammertink. Hij was de snelste geweest tijdens de proloog van de jaarlijkse Ster der Beloften waarvoor als hoge uitzondering ook talentvolle amateurs voor uitgenodigd waren.

Jos was in eigen land bekend. Hij was nationaal kampioen, had Olympia’s Ronde gewonnen en meer mooie overwinningen op zijn erelijst staan. Dat was mooi, maar de profs haalden hun schouders ervoor op. Totdat ze de proloog over ruim vier kilometer achter de rug hadden. Toen zagen ze dat daar in het Franse stadje Bethune niemand sneller was geweest dan ene Lammertink.

Ten huidigen dage kijkt Jos er met een royale glimlach op terug. “Het was een prima vuurdoop”, zegt de man die destijds in 1978 eigenlijk niets liever dan beroepsrenner wilde worden. “Ik ging ervoor, wilde me laten zien. Ik ranselde volle bak de zware versnelling rond en was de snelste. Nee, dat vonden die profs maar niks, zo’n jonge snuiter die won.”

Toch, verschil moest er zijn. Jos merkte daar in Bethune voor het eerst hoe groot het statusverschil was tussen profs en amateurs. “Ik herinner me dat de Brabander Piet Bos meeging als ploegleider. Hij was door de KNWU bereid gevonden om de selectie te begeleiden en reed mee met zijn eigen witte Ford Taunus. Ad Bos, de latere directeur van TVM was zijn broer. We stonden ons in de middenberm van een grote autoweg om te kleden. We hadden niet eens een stoeltje om te kunnen zitten. De profs beschikten over grote touringcars. Wat leuk was, dat was dat we zonder helm mochten fietsen. In Nederland was dat verboden.”

Het belangrijkste was dat de man uit Hoge Hexel zich had laten zien en erachter kwam hoe de profs hem de andere dag flikten tijdens de eerste etappe. “Ze lieten steeds een gaatje vallen”, vertelt Jos. “Dan moest ik elke keer een extra inspanning leveren om terug te komen. Toen wat later de wind gunstig stond, dacht ik de boel wel eens even op de kant te kunnen zetten. In de waaierklassiekers in Nederland was dat altijd een beproefd middel om het kaf van het koren te scheiden. Maar daar pakte dat anders uit. Eén persoon -ikzelf- op de kant en 200 meter daarachter aan de andere kant van de weg het hele peloton. Rustig kop over kop rijdend lieten ze die Hollander uitrazen. En ze kregen mij ‘tam’. Ik werd 45ste met een achterstand van een minuut of zeven. Gelukkig was de slotetappe een tijdrit van 27 kilometer. Toen kon ik me weer laten zien.”
Hij werd op 11 seconden van zijn landgenoot Fedor den Hertog tweede.
In het Noord-Franse land had Jos zijn toch al attractieve visitekaartje weer wat meer opgesierd.

9 | STIEKEM OP DE BROMMER

De meeste wielrenners hebben broers en zussen, zeker zij die van katholieke komaf zijn. Hennie Kuiper komt uit een gezin van twaalf kinderen, de legendarische coureurs Wim en Piet van Est hadden veertien broers en zussen. Henk en Truus Lammertink uit Hoge Hexel kregen zes kinderen, drie zonen en drie dochters. In de vorige eeuw was een gezin met zes kinderen heel normaal. Tien, twaalf of veertien kwam ook vrij regelmatig voor. Of zestien zoals bij de Van Esten. De moeder van Herman Snoeijink kwam uit een gezin van twintig kinderen, allemaal eenlingen en allemaal van dezelfde vader en moeder. Kom daar tegenwoordig nog eens om. Drie is veel. Eén of twee komt eerst.

Van de zes Lammertinks was Jos de oudste. Hij trouwde met Annette. Maar daar komen we later nog op terug. Ze kregen een zoon en een dochter.
Een jaar later (in ’59) werd Herman geboren die later ook wielrenner werd. Misschien had hij meer talent dan Jos. Althans dat is wel eens geopperd. Maar Herman had wat meer problemen met de motivatie. “Hij vond het nog wel een keer goed”, vertelt Jos. “Herman kreeg al op jonge leeftijd verkering met Ina Kaal uit Almelo. Mijn vader wilde hem graag pushen. Achter mij aan. Maar dat lukte niet. Hij had ook andere interesses. Bij veldritten stond hij bij de nieuwelingen en junioren vaak op het podium en ik herinner me ook nog dat hij in juniorenklassieker de Flevo Tour won. Ik mocht bij toeval mee in de neutrale materiaalauto achter hem en riep met nog anderhalve kilometer te gaan: Erop en erover! Zo geschiedde. Dat was fraai.”

Herman is amateur geworden, werd ingelijfd in een Limburgse ploeg, maar stopte toen hij 20 jaar was. Hij heeft bijna zijn hele werkzame leven als spuiter gewerkt bij Thales. Hij en Ina wonen in Wierden en kregen twee kinderen. Hun zoon Roy was ook wielrenner en werd in de jeugdcategorieën regelmatig nationaal kampioen veldrijden.

Zus Gea (van 1961) trouwde met oud-Amstel-renner Nico Hilberink. Ze zijn alweer jaren gescheiden. Ze kregen twee zoons. Gea woont in Wierden en werkt op de administratie van Nijhof-Wassink en woont samen met Rob.
Trudy (1963) werkt in de zorg en woont eveneens in Wierden. Ze is getrouwd met Alfons Woolderink, gemeenteraadslid van de lokale partij NEW. Ze hebben twee dochters. Aukje is Jos’ petekind.

Laurens was de nummer 5 in de rij. Hij werd schilder en trouwde met Rimke, maar ze zijn intussen gescheiden. Ze hebben twee kinderen, zoon Wout is ook al petekind van Jos. Laurens heeft in Sylvia een nieuwe partner gevonden.
Ook Laurens (’67) heeft een blauwe maandag gewielrend, maar het werd geen succes. Wel heeft Laurens een grote rol gespeeld in de carrière van Jos. “Hij heeft me altijd op en top gestimuleerd. Mijn vader leerde ons allemaal autorijden. Toen we 14 jaar waren, reden we al rond. Toen ik prof werd, ging Laurens vaak mee en dan reed hij gewoon. Veertien, vijftien jaar. Wielrennen had zijn interesse”, vertelt Jos. “Hij was al jong geïnteresseerd en ging graag mee naar de koers. Toen wij nog koersten in de jeugdcategorieën, moesten mijn zussen ook mee, of ze wilden of niet. Want pa en ma konden hen niet alleen thuis laten.”

De jongste van het sextet luistert naar de naam Leontien (1969). Ze is getrouwd geweest met Bart Vedders uit Goor. Ze hebben geen kinderen. “Bart heeft veel gefietst, is door ons besmet geraakt.”
Leontien werkte als productieplanner. Ze leerde in 2002 op het carnaval in Oldenzaal de Amerikaan Michael kennen. Jos: “Ze kochten een zeilboot om de wereld rond te varen, maar ze weten, naar eigen zeggen, niet hoever ze komen. Ze zitten momenteel in Gibraltar. Een huis hebben ze niet meer. Ze leven voortaan op de boot.”

Jos karakteriseert zijn ouders als hardwerkende mensen. “Ze hebben best wel een goed leven gehad. Moeder had een brommer om boodschappen te kunnen doen in Wierden. Op zaterdag ging pa voor de zwaardere spullen mee met de auto. Dat was dan meteen een mooi moment voor ons om stiekem met de brommer rond te scheuren. Dat is een keer goed misgegaan na een frontale botsing bleek de brommer een stuk korter, het voorwiel zat naast de trapper. Gelukkig konden we dit met behulp van een tractor weer wat in het fatsoen trekken. Moeder merkte het nauwelijks. Die brommer was trouwens ook belangrijk voor mijn carrière, want we hebben veel erachter getraind met mijn vader als stuurman. Hij was handig, zo fabriceerde hij zelf voor ons een hometrainer.”

Jos’ moeder Truus is al in 1992 gestorven. Ze is slechts 57 jaar geworden. “Ma had last van galstenen die ze in het ziekenhuis eenvoudig zouden kunnen vergruizen. Maar dat mislukte waarna ze toch geopereerd moest worden. Bij die operatie ontstonden heftige complicaties en anderhalve week later overleed ze.”
Vader Henk bleef alleen achter in Hoge Hexel. “Hij genoot er volop”, zegt Jos, “maar het werd hem langzaam maar zeker te groot met de grote tuin en de vogels die hij hield. Hij verkocht het en verhuisde naar Wierden. Hij leerde er een vrouw kennen, waarmee hij samen op vakantie ging, iets wat vroeger nooit gebeurde. Jammer genoeg kreeg hij leukemie. Hij overleed in 2007 op 78-jarige leeftijd.”

Foto boven. Vlnr staand: Herman, Trudy, Truus, Henk, Gea en Jos. Zittend:  Leontien en Laurens.


Moeder Truus op de brommer met Leontien

8 | HET EERSTE PROFCONTRACT VAN LAMPEKAP

Dan ben je 21 jaar, ben je woonachtig bij je ouders in de buurtschap Hoge Hexel, ben je net een paar weken prof en ga je voor het eerst met je nieuwe profploeg HB-Alarmsystemen op trainingskamp. Niet in Limburg of de Ardennen, maar in een superhotel in Hyères, de stad van de duizenden palmbomen aan de Côte d’Azur. Jos Lammertink glimlacht bij de herinnering: ‘Jan Aling, Johan van de Meer en ik waren er zelfs al een week eerder om extra in de bergen te kunnen trainen. We logeerden op de boot van sponsor Rody Hoogenboom, die er door medewerkers van hem vanuit Nederland daar naar toe gevaren was. We hadden op de boot een eigen kamer met douche. We kwamen niks tekort daar. Heerlijk.”

HB-Alarmsystemen. Zo luidde dus de naam van de eerste profploeg van Jos. De amateur die vaak op het hoogste treetje stond van het erepodium, trok de aandacht van de professionele wielerwereld. Jos had o.a. Olympia’s Ronde en de nationale titel op zijn erelijst staan en hij reed voor de succesvolle Amstel-ploeg met Herman Krott als baas, die goeie ingangen had in wereld van de beroepsrenners. Het was 1979, Jos leefde toe naar een nieuwe uitdaging. Hij verlangde naar een leven als prof. “Het zou mijn eerste betaalde baan zijn”, vertelt hij. “Krott had contacten met Miko-Mercier, waar Joop Zoetemelk de kopman was en Jean-Pierre Danguillaume de ploegleider. Daar wilde ik graag heen. Frits Pirard reed er al, Leo van Vliet ook. Daar zou ik een gedegen opleiding krijgen als beroepsrenner, daar leerde je koersen. Ik zat regelmatig al met mijn gedachten in Frankrijk.”
Maar het liep anders. Joop vertrok in het najaar naar TI Raleigh, de ploeg van Peter Post, waardoor de weg naar Frankrijk voor Jos een grote stap zou zijn. Bovendien vertrokken de andere Nederlanders er ook. Pirard ging naar Italië, Van Vliet ging ook naar Post. Jos zag Miko-Mercier niet meer zitten en ook Krott was niet overtuigd van mijn kans van slagen. “Dat hoorde ik via via. Maar als Joop er was gebleven, had ik het wel gedaan. Zeker weten.”

Krott regelde een andere ploeg. Het was de kersverse formatie van HB Alarmsystemen van de gebroeders Rody en Bob Hoogenboom. Ze stopten als sponsor van de Formule I. Rody vertelde Jos later dat hij schoon genoeg had van die wereld. “Hij zei: ‘Steeds als een coureur een blok opgeblazen had, moesten wij weer even zeventig rooitjes overmaken. Dat was ik meer dan zat’, zei hij tegen me. Gelukkig bleven de broers in de sport en werden ze sponsor van een wielerploeg. Krott regelde dat ik er ook een plek kreeg. Ik las een tijdje later dat Gis Gelati en IJsboerke ook belangstelling hadden voor mij, maar zelf heb ik dat nooit gehoord. Theo de Rooij ging in die tijd naar IJsboerke voor een basiscontract van 50.000 gulden en ik ging voor de helft naar HB. Daar zit overigens het prijzengeld niet bij. Nee, Krott heeft me in zekere zin niet goed verkocht. Van de andere kant vond ik het best goed dat me dit als 21-jarige jongen overkwam.”

Enkele ploeggenoten van Jos waren streekgenoot Herman Ponsteen, Ad van Peer, Peter Zijerveld, Jos Schipper, Jan Aling en Wim de Ruiter.  “Het zag er goed uit”, herinnert Jos zich, “Gios-fietsen, mooie kleding en met Fons van Heel hadden we een goede, betrouwbare verzorger. Dat was een man die geen grappen uithaalde. We kregen allemaal een Volvo 343. Alleen Wim de Ruiter kreeg een 244. Hij had een grotere auto nodig, omdat hij Jan Raas en Cees Priem mee moest nemen naar de koersen buiten Zeeland. Raas en Priem zaten bij Post, maar dat maakte niet uit. Die hadden op die manier een eigen chauffeur. En wat die Volvo’s betreft. Die hadden heel dikke bumpers waar je gerust met enkele kilometers per uur ergens tegenaan kon botsen, zonder gevolgen. Dat liet de baas zelf regelmatig trots zien. Zich niet realiserend dat je wielrenners niet moet stimuleren dat je met die auto’s ook botsautootje kon spelen. Daar kunnen we ook nog wat verhalen over vertellen. Zo maakten wij er een sport van om ploeggenoten op de autobaan te begroeten door bij elkaar achter op de bumper te knotsen, een beetje testen met hoeveel snelheidsverschil dat kon. Deed je dat te hardhandig dan knalde de nummerbordverlichting er wel eens uit. Maar trof je het dat Wim de R. je achterop kwam dan moest je het stuur wel goed vasthouden. Die auto had een veel hogere topsnelheid en dat moest je dan merken ook!”

Annette, de echtgenote van Jos, haalde met de Volvo de voorpagina’s van enkele kranten. Jos: “Ze reed ermee als wij in buitenland zaten. We woonden toentertijd in Oldenzaal. Tijdens haar werk als ziekenverzorgster moest ze naar de apotheek. Daar zat vroeger schijnbaar het Molkenboer-complex waarvan ze een aantal tanks in de grond hadden laten zitten. En daaroverheen hadden ze een straat aangelegd. Een van de tanks was intussen verroest en ingestort en als je dan op het verkeerde moment op de verkeerde plaats bent, ontstaat er ineens een gat.”

Annette liet de krant aan Rody zien toen de ploeg van Schiphol werd opgehaald. “Wij hadden weinig gepresteerd, maar Annette had wel de krant gehaald. Rody  vond het goeie reclame.”
Saillant detail, Annette had auto wel op de handrem gezet.

Meer anekdotes uit die tijd? “We waren op trainingskamp. Daags voor de eerste wedstrijd gingen ploegleider Henk Koopmans en Rody op stap en dronken daarbij (te) veel whisky.  De volgende dag lag Koopmans in het ziekenhuis. Rody promoveerde zichzelf tot ploegleider. Had hij nooit eerder gedaan. Hij had er geen verstand van, maar deinsde er niet voor terug om tijdens de wedstrijd de gelouterde ploegleider Cyrille Guimard te laten merken dat er met hem niet te spotten viel. Hij was een vreemdeling in de rij van volgauto’s achter de renners. Met alle gevolgen van dien.”

Ander voorval: “Rody nam ons tijdens de etappekoers Parijs-Nice een keer mee naar een nachtclub. We waren in tafelkleding en mochten niet naar binnen. Mooie, strakke, witte pakken en op slippers. De grote baas moest erbij komen. Rody zei hem dat hij kon kiezen. Of wij naar binnen of hij kocht de hele zaak op waarbij hij hem als eerste zou ontslaan. Toen mochten we naar binnen. Aan tafels, dicht bij de show op het podium, waar vervolgens de grootste flessen champagne uit hun assortiment werden geserveerd.  Dat soort dingen deed Rody. Hij wilde ons laten zien wat er zoal te koop is in de wereld. Dat het niet ten goede kwam aan de prestaties van de coureurs, was voor hem niet belangrijk.”

De twee jaren bij HB (daarna stopte de ploeg alweer) waren om nooit te vergeten. De renners beleefden allerlei avonturen die ze nooit voor mogelijk hadden gehouden. En van de  zes weken geleden overleden Henk Koopmans erfde Jos toch nog iets, de bijnaam Lampekap. Lammertink vond hij zo’n lange naam (?).

Al met al concludeert Jos dat de ploeg van Post voor hem een veel betere ploeg geweest was. “Daar wonnen jongens, die ik bij de amateurs veruit de baas was, in dezelfde periode etappes in de Tour. Maar Krott en Post waren geen vrienden, waardoor die weg afgesloten was voor mij. Ik reed de Tour toen niet, want HB kreeg er geen uitnodiging voor. Niettemin was het een leerzame periode. We hebben veel gelachen, maar je kunt gerust betwijfelen of HB wel de juiste ploeg was om als beginnend prof het vak te leren.”

Dat mag allemaal zo zijn, toch was Jos behoorlijk succesvol in de twee jaren dat hij in het shirt van HB fietste, ondanks dat hij ook nog de ziekte van Pfeiffer kreeg. Zo won hij meteen zijn eerste koers als prof, de Grand Prix de Saint-Raphaël. Hij won in ’80 en ’81 een etappe in de Ronde van Spanje, won in die jaren beide keren het eindklassement van de Zesdaagse van Rijn en Gouwe en in 1981 een etappe in de Ruta del Sol. Diverse keren eindigde hij kort in één- en meerdaagse koersen. In zijn eerste Parijs-Nice werd Jos negentiende.
(Op een aantal van deze prestaties komen we later in deze serie terug.)

7 | JOS & DE RONDE VAN OVERIJSSEL

Bert Boom wordt morgen 85 jaar op de dag dat de Ronde van Overijssel voor de 69ste keer de regio doorkruist. Boom was veertien keer van de partij. De renners uit de regio staan graag op de deelnemerslijst. Han Vaanhold was er tien keer bij, Herman Snoeijink negen keer, waarvan twee keer als winnaar. Jos Lammertink is een uitzondering. Hij reed de ronde maar één keer (in 1978) en werd tot zijn grote spijt slechts zesde. “Daar baal ik nog steeds enorm van”, zegt Jos. “Ik ben maar drie jaar amateur geweest en moest vaak in het buitenland rijden. Daardoor kon ik niet altijd meedoen. Maar die keer in ’78 had een overwinning er wel ingezeten.”

Tijdens de finale van de klassieker waren er diverse ontsnappingen. Jos: “Daar hebben wij met de Amstel-ploeg niet alles uitgehaald. Acht kilometer voor de streep in Rijssen reden Herman Snoeijink van de Ketting-ploeg en mijn ploeggenoot Frits Pirard weg uit een kopgroep van zeventien man. Snoeijink won, Pirard werd tweede en ik zesde. Arie Hassink werd dertiende. “Ja, ik baal nog steeds dat ik niet op de erelijst van de Ronde van Overijssel sta. Ik voelde me beresterk, maar het liep voor mij verkeerd die dag. Anderhalve maand later werd ik kampioen van Nederland.”

Hier de uitslag met de eerste dertig.1. Snoeijink (Denekamp) 192 km in 4.23.49, 2. Pirard (Breda) z.t., 3. Wekema (Peize) op 5 seconden, 4. Koersen (Emmeloord) z.t., 5. Klomp (Giessenburg) z.t., 6. Jos Lammertink (Wierden) op 9 seconden, 7. Nederlof (Maarssen), 8. Van Lamoen (Rosmalen), 9. Henk Boom (Markelo), 10. Th. de Rooij (Utrecht), 11. Gommers (Roosendaal), 12. Scholten (Ruurlo), 13. Arie Hassink (Neede), 14. Hilberink (Den Ham), 15. Kuys (Vlijmen), 16. Gruijters (Lieshout), 17. Groen (St. Pancras), 18. Plugers (Eindhoven), 19. Hans Boom (Markelo), 20. vdVelden (Geldrop), 21. Brokelman (Hardenberg), 22. Borst (Zwanenburg), 23. De Jong (Schijf), 24. Seuntjes (Bladel), 25. Versteeg (Giessenburg), 26. Albersen (Wierden), 27. Van Gaalen (Winssen), 28. Van Nistelrooy (Nuland), 29. Van Pierre (Mijdrecht), 30. vdBroek (Soest).

Jos was slechts één keer van de partij, toch is zijn naam voor altijd verbonden aan de Ronde. Want na zijn loopbaan als prof kreeg hij een telefoontje van Jan Bakker, destijds de voorzitter van de klassieker. Jos: “Of ik wat wilde doen voor de Ronde; in de organisatie. Daar had ik nooit bij stil gestaan. Het enige wat ik meestal deed, was commentaar geven op dingetjes die niet voor elkaar waren. Maar ik zei ja en kwam erachter dat de organisatie van zo’n koers een gigantische klus is. Je hebt een handboek van a tot z, van maand tot maand, waarin elke verlangde actie tot in detail uitgewerkt wordt. Wanneer doen we dit en wanneer dat. Na de koers werd er geëvalueerd waarmee het handboek steeds verder werd geperfectioneerd.”

Hij zag de trots bij zijn collega’s in bestuur en commissies als de UCI geen aanmerkingen had en het een perfecte koers had gevonden. Tot 2021 stelde Jos het deelnemersveld samen. Dat was in het begin vrij gemakkelijk, omdat hij nog veel contacten had in de wielerwereld. Later werd het moeilijker. “We moesten oppassen dat er geen ploeg deelnam die er met kop en schouders bovenuit stak, zoals een bepaalde periode de Bankgiroloterij-ploeg. Ook hadden we een periode dat enkele oud-profs die niet doorgebroken waren bij de profs, de koers domineerden en zo de doorstroming van de jeugd blokkeerden. John Talen was daar een voorbeeld van. Daarom hebben we ons hard gemaakt om renners boven de 27 jaar niet meer toe te laten. De toenmalige coördinator van de profrenners Gerrie van Gerwen deed er alles aan om die plannen niet te laten slagen.”

Tijdens de Ronde van Overijssel wordt ook altijd dankbaar gebruik gemaakt van diverse garagebedrijven die een aantal auto’s beschikbaar stellen aan de organisatie. Het is een mooie kans om hun product op een andere manier te presenteren dan in de showroom: de auto strak in de lak, de naam van het bedrijf pontificaal in beeld. Een vaste contactpersoon onderhoudt de relatie met de garages en zorgt ervoor dat alles van a tot z wordt geregeld.

Jos: “Het was puur toeval dat ik op een dag door Jan Wolterink van Pouw Rijssen aangesproken werd. Hij had dat jaar de taak gekregen om de auto’s te regelen. Hij vroeg mij als insider van de Ronde hoe dat werkte. Ik gaf aan dat ik met de persauto reed voor TCTubantia, Telegraaf en Wielerrevue. Ik zit dan boven op het nieuws, ben veel in beeld dus zou mijn auto veel reclame genereren en aangezien Audi kort daarvoor bekend had gemaakt dat ze met een speciale Audi S6 uit zouden komen, moest hij zorgen dat ik daarover kon beschikken. Ik vertelde hem dat de motoren in die Audi’s van de 10 tiencilinder Lamborghini Gallardo worden. Onderwijl moest ik me op de op de onderlip bijten om maar vooral niet in lachen uit te barsten. Maar wonder boven wonder pakte Jan het heel serieus op. Hij beloofde zijn best te doen. Wat zou dat een mooie dag gaan worden als het mocht lukken.”

Daags voor de koers kon Jos de bolide ophalen. Hij wist al dat Wolterink erin geslaagd was de bewuste auto te reserveren. Iets eerder dan het afgesproken tijdstip, hij moest ‘m natuurlijk wel even uitproberen, kwam Jos bij Pouw Rijssen aan. En daar stond een zilvergrijze Audi met zwarte voorkant. Zwart van de duizenden insecten wel te verstaan! Blijkbaar was zijn keus ook in de smaak gevallen bij de verkopers en hadden alvast driftig wat proefritten gemaakt. Maar de auto werd keurig gewassen, bestickerd, afgetankt en iets later dan gepland kon Jos hem meenemen. “En als je dan uit je eigen VW-busje komt waarin je pas na kilometers eindelijk de topsnelheid van 197 km kon bereiken, was dit wel andere koek. Ongelooflijk wat een acceleratie en wat was het geluid uit de vier uitlaten opzwepend. Ietsje meer dan dertig seconden en de begrensde topsnelheid stond op de klok. In de koers kon ik dat natuurlijk niet maken. Na de start om 12.00 uur reed ik met de journalisten eerst even via de A1 naar de Tankenberg alwaar de eerste bergsprint werd gehouden. Nog nooit hebben we daar zo lang moeten wachten op de renners als in dat jaar, rara hoe zou dat toch kunnen?”

Vervolgens in de wedstrijd was de Audi in zijn element en chauffeur Jos nog meer. “Wat een uniek speelgoed”, glimlacht hij. “Hoezo smal, klinkertjes, slechte weg? We zaten met elke ontsnapping en elke kopgroep mee. Ik heb er die dag alles aan gedaan om bij elke sportieve autorijder het brullende V-10 Lamborghini geluid onder de aandacht te brengen. Elke bocht met publiek ietsje gas d’r bij en direct resultaat.”

Toen de fysieke toestand van Jos achteruit ging en hij niet meer uit de auto kon komen, nam hij in 2021-’22 het besluit om te stoppen. “In die tijd telde de dag van de Ronde voor mij zo zwaar dat ik drie dagen nodig had om te herstellen. Ik vond het jammer, was graag door gegaan. Ik moest janken zelfs. De band met mijn collega-organisatoren werd na heel wat jaren doorgesneden. Edo Elfrink zou mijn opvolger worden.”

Jos, wiens vrouw Annette als gastvrouw ingezet werd, kijkt vol dankbaarheid terug op zijn werk voor de Ronde. “Het was een heel mooie hobby. Ik heb er veel plezier aan beleefd. Op enig moment, was het een soort reünie. Ik voelde me na afloop altijd heel voldaan als het allemaal weer goed was afgelopen.”


Jos als een van de organisatoren van de Ronde

6 | JOS & HENNIE

Hoeveel oud-renners kennen Jos en andersom. Dat zijn er veel, in Nederland en andere landen. Jos was een winnaar, van de aspiranten tot en met de beroepsrenners. Dan ben je bekend, dan heb je aanhangers en word je niet vergeten. Het bleek de afgelopen week toen Jos een zware steen van zijn maag gooide door eindelijk bekend te maken dat hij in zijn eerste jaren als renner meerdere keren seksueel misbruikt is door zijn begeleider MZ te B, zoals hij hem zelf altijd betitelt. De reacties op de tragische ontboezeming waren talrijk en zonder uitzondering buitengewoon meevoelend en sympathiek. Familieleden en vrienden, oud-renners, wielerliefhebbers, organisatoren, ploegleiders en vele anderen leefden met hem mee en staken hem een hart onder de riem. “Bijzonder hartverwarmend”, zeggen Jos en zijn vrouw Annette. “Telefoontjes, appjes, emotionele bezoeken. Mensen die vroeger ook met misbruik te maken hebben gehad en er nu mee naar buiten durven te komen. We hebben een hectische week gehad en hebben daar achteraf geen spijt van.”

Dit gezegd hebbende, stappen we over op hoofdstuk 6 van de serie over het leven van oud-wielrenner Jos. Deze keer vertelt hij over zijn beroemde, negen jaar oudere streekgenoot Hennie Kuiper. De beide mannen kennen elkaar goed. Ze spreken elkaar af en toe nog. Vroeger koersten ze regelmatig tegen elkaar. Nuchtere Tukkers, die elkaar begrepen.

Van 1980 tot ’88 waren beide matadors regelmatig op weg naar dezelfde finish. “In principe was hij een concurrent van mij. Ik had veel gelezen over Hennie en had extra aandacht voor hem. Ik vond het mooi om tegen hem te koersen. Hij was de dertig al gepasseerd, maar was nog enorm actief. Hij zette zich iets in zijn hoofd en maakte het nog waar ook. Dat was vaak heel bijzonder”, zegt Jos. “Toen ik bij de nieuwelingen en junioren fietste hoorde ik om mij heen vaak het advies dat ik een voorbeeld moest nemen aan Hennies karakter en doorzettingsvermogen. Een jaar of zes later fietste ik met hem in dezelfde wedstrijd. Ik reed met ‘cowboys’ als Wim de Ruiter, een coureur die grappen uithaalde in het peloton. Hennie zei dan tegen mij: ‘Let op Jos. Hij doet zo gek om in het gevlij te komen van Raas en Priem. Hij zei dat in het Twentse dialect om niet op te vallen’. Zo wierp hij zich soms een beetje op als mijn adviseur.”

Jos verwijst naar een van de biografieën van Hennie waarin te lezen is hoe de relatie was tussen hem en zijn ouders. Jos kan zich daar goed in vinden. Beide Tukkers lijken op elkaar. Niet alleen begonnen ze beiden hun wielerloopbaan met oude fietsen en wilde koersen en waren ze misdienaar in de parochiekerk, ook de thuissituatie was vergelijkbaar. “Onze ouders hielden van ons, maar uitten dat niet in tedere liefkozingen”, zegt Jos. “Hennie vertelt dat zijn ouders veel hielden van hun kinderen, maar dat ze dat niet toonden. Hij kan zich niet herinneren ooit bij zijn ouders op schoot te hebben gezeten. Ruimte voor gevoelens was er niet in huize Kuiper. Zo was het bij ons thuis ook. En daarmee wil ik mijn ouders niet tekort doen. Zo was dat toentertijd.”

Anekdotes met beide oud-coureurs als hoofdpersonen zijn er ook. Hennie was in 1998 de coach van 560 wielerliefhebbers die onder auspiciën van de Twentsche Courant Tubantia de Alpe d’Huez opfietsten. Daarmee kreeg hij een fraaie vermelding in het ‘Guinness Book of Records’. Hennie kreeg vanaf toen de vraag van meer kranten en andere instanties om dat ook met hen te doen.

In 2000 vroeg Hennie aan Jos en Wim Albersen (ook een oud-renner) of zij met hun partners mee wilden naar de Alpe d’Huez. “Dat jaar hadden Wim en ik ook een aantal weken een groep fanaten onder de hoede die we in de cols rond Oldenzaal hebben voorbereid op de Alp. Die keer coachte Hennie 260 schaatsliefhebbers in samenwerking met de KNSB op weg naar de alpentop. Onze vrouwen konden samen met Marianne, Hennies vrouw, administratieve ondersteuning bieden. We zijn met eigen vervoer naar Frankrijk gereden en waren in vakantiestemming. We sliepen in Les Deux Alpes, een ideale après-ski plaats, als je de berichten mocht geloven. Maar alleen in de winter zo bleek bij aankomst. Het was er uitgestorven.”

Daar in Les Deux Alpes waren de beide echtparen qua huisvesting goed bedeeld. Elk stel beschikte over een riant tweekamerappartement voor vier personen. En Lammertink zou Lammertink niet zijn als er niet direct een plan op kwam borrelen. “Als wij nu eens bij elkaar in één appartement trokken, dan hadden we nog een locatie voor vier personen in de aanbieding. Dus belden we met het thuisfront en nodigden broer Laurens en zus Leontien met partners uit. Laurens was volop in training en zwager Bart was inmiddels ook met het wielerbacil besmet. Het was niet moeilijk om ze over te halen, de spullen werden gepakt en ze kwamen plankgas onze richting”, glimlacht Jos.

Gelukkig hadden Jos en zijn mensen nog een vrije dag voordat de Alpe d’Huez op het programma stond. Ze benutten de tijd om de klimspieren alvast lichtjes op te warmen. Althans, dat hadden hij en Wim de anderen wijsgemaakt. Jos: “Tussen muren van sneeuw bedwongen we de Col du Lautaret en de Col du Galibier. Dat verliep probleemloos, op kleine vloekjes van Abdoe na. Dat was de bijnaam van Laurens vanwege zijn giga-sprintvermogen, nagenoeg gelijk aan de legendarische Djamolidin Abdoezjaparov. De dag van de waarheid, de race tegen de klok op de Alpe d’Huez, was een bloedhete dag. We zijn gedrieën van schaduwplek naar schaduwplek naar boven gereden, en dat zijn er niet zo veel. In het dorp net voor de finish hebben we nog een terrasje gepakt, dat ietsje uitliep. Toch waren we uiteindelijk maar 1 uur en 45 minuten langzamer dan de recordtijd van Marco Pantani, die nog steeds staat op 37 minuten en 35 seconden.”

“Omdat we niet helemaal uitgeblust waren konden we ons ’s avonds op het slotfeest van de beste kant laten zien en ‘het licht uitdoen’. Annette zei tegen Marianne: ‘Ik ga straks even met Hennie dansen’. Marianne wist te melden dat Hennie niet kon dansen èn ook nooit zou gaan dansen. Een kwartier later was dat toch een feit. Grenzen werden verlegd op die legendarische plek”, aldus Jos.
De beide toprenners van weleer hebben nog altijd contact. “Af en toe, toen het nog kon, gingen we uit eten. Soms belt Hennie spontaan om even een bakje koffie te doen. Ik zie hem hier nog op de knieën voor de tafel zitten om voor alle bezoekers een toastje te smeren. Nergens te groot voor. En waarom ook? “
Foto boven: vlnr Wim Albersen, Abdoe, Jos en zijn zwager Bart op de top van de Galibier.


1987. Een grote groep renners in Parijs-Roubaix met rechts Jos en links Hennie.


En het certificaat dat iedere bedwinger van de Alpe d’Huez kreeg.

2000. Gezelligheid in Les Deux Alpes. Vlnr Wim Albersen, Jos’ echtgenote Annette, Annie Albersen, Hennie, Jos en Laurens.

5 | TRAUMA

De vijfde aflevering van deze serie. Het wordt hoog tijd om een afschuwelijke episode te beschrijven uit het leven van Jos. Dan is het gedaan, dan hebben we dat gehad. Want Jos zat er zijn hele (wieler)leven mee in de maag. Dagelijks. Als een zwerfsteen zo groot. Hij vertelt dat hem, na ons eerste telefonisch contact om een afspraak te maken, een weeïg gevoel bekroop en dat hij besefte waar dat toe zou gaan leiden.

Jos: “Toen jij een weekje later vertrok met stapels fotoalbums en plakboeken, wist ik het zeker. In die tassen en dozen was namelijk mijn wielercarrière opgetekend, een periode waarin MZ (Jos kan de volledige naam van zijn voormalige begeleider niet meer over zijn lippen krijgen -GE) veelvuldig in beeld is, de begeleider met een groot hart voor de wielersport. De man die zeer bekend was in de wielerwereld. De man die werd getypeerd als de ideale coach waarbij successen gegarandeerd leken. De knipsels, overzichten en talrijke foto’s uit de beginjaren van mijn carrière genereren vanzelf ook een grote lofzang over hem”, aldus Jos. ‘’De man leek op het eerste gezicht een voorbeeldfiguur, maar achter die façade ging een duister geheim schuil. Hij was de man die mij seksueel misbruikte gedurende vele jaren. Een groot trauma dat inmiddels een halve eeuw oud is. Het was al die jaren een heel zwaar blok aan het been. Het was een hel om te zwijgen over wat er zich afgespeeld heeft, want ik schaamde me zo verschrikkelijk diep.”

We zouden de komende tijd zijn leven, zijn carrière, zijn kijk op de wielersport van toen en nu doorspitten. We zouden oude verhalen ophalen en anekdotes. Jos: “Om MZ daarbij ook nog op te hemelen, dat zou ik niet kunnen. Dan maar op de proppen met het verhaal. Ik realiseer me dat dit is het moment is om mijn walging en weerzin van wat er destijds is gebeurd, te moeten vertellen. Ik kan me niet herinneren wanneer ik de plakboeken heb aangeraakt. Deze eeuw sowieso nog niet. Nogmaals uit pure walging en afkeer.”

Jos vroeg zich in de jaren zeventig constant af. ‘Waarom ik?’ En ‘Zou hij dat ook met anderen hebben gedaan? Waren er wellicht andere slachtoffers te traceren en kunnen we hem met een groep medestanders dan confronteren met zijn wandaden. Kunnen we die man ontmaskeren.’

“Op dat gebied had ik de antennes altijd ver uit staan”, vertelt hij, “maar ik heb nooit iets vreemds kunnen ontdekken. Ik zag dat Jantje Bakker uit Eenrum, een Amstel coureur, ook ‘begeleid’ werd door een vrijgezel, een man uit Usquert. Zou hij misschien ook…..? Kon ik hem misschien polsen of om advies vragen? Maar dan was mijn vraag ook direct een bekentenis van mij en dat zou dan een rel veroorzaken. En als zich de mogelijkheid voordeed om dat aan hem te vragen, zou ik dichtklappen.”

Waarom liet Jos het toe? Waarom sloeg hij hem niet direct op zijn bek, bij wijze van spreken?

“Nou heel eenvoudig, ik was nog een kind. Bijna net zo klein als die dikke zelf. Hij plande het continu heel sneaky. Hij koos de geschikte gelegenheden uit. Ik geef een voorbeeld. Voor de Acht van Chaam was het noodzakelijk dat er overnacht werd in een hotel. Een hotel? Ik, een jochie van ‘t Hexel, in een hotel? Mooi man, dacht ik. Maar achteraf gezien was dat een afschuwelijke belevenis. Hij betaalde ook later altijd het hotel, maar deed ook de kamerindeling. Er werd achteraf niet over gesproken. Ik durfde het niet en MZ deed alsof er niets gebeurd was.”

“Zo was het ook altijd de gewoonte om bij criteriums zo dicht mogelijk bij het parcours te parkeren. Dan hoefde hij niet zo ver te lopen, dat was niet zijn favoriete bezigheid. Soms kwamen de bewoners, waar we de auto voor de deur hadden staan, ook geïnteresseerd kijken hoe wij de fietsen in elkaar zetten, de banden oppompten enz. Dan was het makkelijk voor de coach, even een babbeltje en de kleedruimte -lees slaapkamer- nota bene in een wildvreemd huis was geregeld voor zijn ‘zoon’. Natuurlijk moest hij daar ook de Midalgan op de benen smeren, als ‘verzorger’, of spanjeur zoals hij zichzelf betitelde in zijn plakboeken.”

“Later werden er fotoboek- en plakboekcontroles ingevoerd. Of biefstuk-eet-sessies. Op de fiets naar het station in Wierden, met de trein naar Borne, waar ik dan bij hem achterop de fiets naar zijn huis ging. Hij woonde samen met twee broers, ook allebei vrijgezel. De jongste broer Toone had een blauwe maandag gefietst en hij bracht zijn dagen door met knooi’n met oale fietsn. Hij had net zoveel tanden als MZ. Ook twee. Zijn oudste broer werkte net als Toone ook niet, maar die zag er nog wel schier uit. Hij was bezeten van voetbal en fungeerde als secretaris van de voetbalclub NEO. Als ik bij hem kwam, kon het zijn dat ik ze nog even trof, maar meestal waren, of gingen ze de hort op. En zo kan ik een hele opsomming van locaties en gelegenheden noemen waar hij toesloeg.”

Vaak vroeg de jonge wielrenner Jos zich af bij wie hij terecht kon met zijn probleem. Wie kon hij vertrouwen? Bij wie voelde hij zich voldoende veilig om ermee op de proppen te komen? Zijn ouders wellicht?

“Nee. Thuis waren we daar niet mee opgevoed. Over gevoelens of over problemen zoals het trauma waar ik mee worstelde, werd niet gepraat. Niet zeuren, luisteren moet je, je eigen boontjes doppen en je doet gewoon wat van je gevraagd wordt.”

Ook al won hij zijn wedstrijden, echt blij werd hij daar niet van. Jos hoorde de wielercommentatoren als Ad van de Meulenreek, Rien Hermse en Chris Delbressine ontelbare malen op het podium omroepen: “Jos, je hebt gewonnen, je mag gerust lachen hoor. Kan er geen lachje af? Hé jongen, kijk eens wat blijer, je hebt gewonnen! Maar die kenden logischerwijs de reden niet. Als ik naar de foto’s kijk, dan zie ik een bang joch, een cry for help. Ken je deze liedjes? Als ik dit soort regels hoor, denk ik altijd meteen terug aan deze rottijd.
Ik ben mezelf niet of al die jaren nooit geweest…
Maar onder die lach zat een droevig gezicht….

Niemand kende de pijn van z’n stille verdriet….”

Jos racete van erepodium naar erepodium, maar ondertussen beheersten de schanddaden van zijn coach zijn leven volledig. Hij kon ook nergens anders aan denken. “Om de gedachten eruit te blazen, heb ik in 1975 van het prijzen- en premiegeld stereo apparatuur aangeschaft. Met muziek, op mijn slaapkamer, probeerde ik op andere gedachten te komen. Verdoven of nog beter, hard, harder, keihard. Eerst met een dikke Pioneer versterker en twee gigantische luidsprekers. Keihard CCR, Dire Straits, Stones, Pink Floyd. Geen succes. Meer speakers, grotere versterker. Mooie gadgets kopen dan maar, weer een tijdelijke afleiding. Het verdiende geld opmaken aan auto’s en accessoires daarin of aan.”

Jos zocht uitdagingen op tot onbenullige aan toe. Hij zette zich af tegen MZ als hij zei hij dat zwemmen niet goed voor wielrenners is. “Dan gingen wij een dag zwemmen in Diffelen en dan won ik evengoed daags nadien een koers. Dat zei ik hem dan niet, maar ik had er wel een goed gevoel erover. Later kon ik dat wel, bewust op stap, gigantisch aan de zuip tot half 5 in de nacht. De volgende dag vroeg ik hem dan, nadat ik met overmacht een criterium gewonnen had, hoe laat dacht je dat ik op bed lag? Half 10? Nee, half 5. Ik herinner me dat ik op die manier de Ronde van Ouderkerk aan de Amstel won op 12 juni 1977. 1. Jos Lammertink, 2. R. Smit, 3. Co Moritz. Maar ja, ik had dan het gevoel dat ik hem wat aandeed, maar in feite had ik me zelf te pakken.”

MZ had zelf geen rijbewijs maar wel een auto (waarin de plek rechts voorin voor hem was gereserveerd). De toen 18-jarige wielrenner Nico Hilberink uit Den Ham reed in de auto van MZ en reed de auto dan via Hoge Hexel en MZ in Borne naar de koers, waar dan ook. MZ regelde de verzekering, de wegenbelasting en wij betaalden de brandstof.
Jos noemt de typeringen die hij in de media ik in de loop der jaren over zichzelf langs zag komen.
Nors, stug, bedeesd.
Een man van weinig woorden.
Neo-prof Jos Lammertink, het verlegenste jongetje.

‘’Allemaal het gevolg van”, zegt hij. “Op het sterfbed van MZ had ik me voorgenomen te zeggen: “Ik wil dat je beseft dat je mijn leven tot een hel gemaakt hebt”. Maar ik heb de kans niet gepakt, heb het toch niet durven zeggen. Met zijn overlijden in januari 1999 dacht ik eindelijk bevrijd te zijn van deze nachtmerrie. Maar helaas.”

Al jaren maakt Jos momenten mee waarin mensen hem aan MZ herinneren. “Ex-coureurs die ik na vele jaren terug zag en vroegen: ‘Hoe heette die dikke man ook alweer? Goeie keerl hè?’ zeiden ze dan.
Via de KNWU moesten we naar een sportarts in Brabant voor een test. Die zei: ‘Kleed je maar uit’.
Ik vroeg: ‘Alles?’
‘Ja alles’.
Dan schrok ik. Het zal toch niet weer….”
Meer voorbeelden die hem te binnen schieten. Na de Mooscross in St. Isidorushoeve hoorde hij zijn vader Henk met Sjakie Schipper, een andere wielervader, vol respect over MZ praten. Over de kleine, dikke man waarover in de wandelgangen respectvol gefluisterd werd, die talentvolle wielrenners naar een hoger plan bracht. Hij was de coach met verstand van zaken, de man die gekoppeld werd aan renners die grote successen behaalden.
Het hoge woord is eruit. Op naar aflevering 6.
Foto boven

1973. Huldiging Overijssels kampioenschap voor nieuwelingen in Luttenberg. Vlnr Boom sr, Jos’ jongste broer Laurens, Jos, MZ, kampioen Rik Tijhuis, Fons Schootman.

1974. Overwinning als nieuweling in Breda. MZ fotografeert de huldiging. Jos kan er niet van genieten.

 

1974. Jos wint de Ronde van Ulvenhout, rechts Martin van de Broek
Nog een knipsel over oud-Tour-winnaar en lotgenoot Bradley Wiggins.

Een toepasselijk knipsel.

1964. Wim Neeskens (links) wordt als winnaar van de Ronde van Steenderen gehuldigd door de rondemiss. Rechts zijn adviseur en plaatsgenoot MZ. Een kleine rondvraag in de wielerwereld levert naast wijlen Wim Neeskens de namen op van renners die in hun jonge jaren eveneens door MZ zijn begeleid en gecoacht: Nico Hilberink, Rik Tijhuis, Herman Ponsteen, Henry Dorgelo, Rob Froeling, Hans Blaauwgeers, Harrie Wolters, Hans Thijs, Jan Willem Fokke, waarmee niet gezegd is dat deze oud-renners ook door MZ misbruikt zijn.