4 | DE GEUR VAN HET PLAKLINT

Hoe begon het allemaal? Op welke manier komt een loopbaan als professioneel wielrenner op gang? Net als veel coureurs begon het wielerverhaal van Jos Lammertink met wilde koersen, waarbij hij op een fiets reed die in de verte op een racefiets leek. Vader Henk en zijn broer Gerard stonden aan de basis. Gerard is dan weer de vader van Jonny Lammertink (die eveneens wielrenner zou worden). Gerard is ook de tweelingbroer van Sientje Stamsnijder (inderdaad de moeder van Hennie). Gerard en Henk keken altijd goed rond op de vuilnisbelt in de naburige buurtschap Rectum of er nog een oude herenfiets gedumpt was. Als ze er eentje vonden, maakten ze die korter. Zoals de eerste foto hieronder laat zien stond de voorvork te veel onderuit, in de chopperstand. Daarom was de fiets te lang en alleen geschikt om rechtuit te rijden. Dus zochten de mannen weer naar ander modellen of combinaties.

Jos: “Mijn vader kocht bij fietsenmaker Schasfoort in Wierden een verchroomd stalen racestuur voor ƒ 13,95, dat erop werd gezet. Op die manier hadden we voor weinig een zogenaamde racefiets.” Hij en zijn broer Herman en hun neef Jonny konden zodoende met hun aan elkaar gelaste frame met brede banden meedoen aan wedstrijden. Kortom, een wielercarrière was geboren. En al snel bleek het een carrière te worden met veel perspectief.

Jos zat op de lagere school in Hoge Hexel toen hij bijna dagelijks met een paar jongens met de provisorische racefiets in de buurt van zijn ouderhuis al kleine, onderlinge wedstrijdjes reed. Ze hadden achter hun huis een parcours van anderhalve kilometer, waarop ze zelfs al tijdritten reden. Neef Jonny was er ook bij. Vlot en vaardig reden de jongens hun rondjes. Zo werden ze steeds meer één met hun imitatie-racefietsen.

Ja, dan kun je ook wel aan een wilde koers meedoen. Dus gingen ze in 1968 naar Nijverdal. Daar had je zo’n wedstrijdje. Jos won. Wie anders?

Van het een kwam het ander. Rijssen had een vijfdaagse met een algemeen klassement erbij. Dat begon erop te lijken. Jos en zijn maten troffen daar Gerrit Vixseboxse. Die was een jaartje ouder en zat op een echte racefiets. Jos won twee keer en Gerrit won twee keer. De vijfde dag viel de beslissing. Gerrit won. Han Vaanhold uit Haaksbergen was er ook al bij. Die had een fiets met echte tubes.

Vader Henk zag dat zijn jongens geknipt waren voor de wielersport. Het begon menens te worden. In 1971 tikte hij een tweedehands racefietsje op de kop bij Hubert Oude Wesselink in Bornerbroek. Herman (bij de 10- en 11-jarigen) en Jos (12/13) konden wedstrijden fietsen. Op dezelfde fiets dus. Ze wonnen beiden hun eerste wedstrijd.

Jos vertelt dat hun vader een overkapping had gemaakt tussen schuur en huis. “Daar stalden we onze racefiets met de echte tubes. We waren zo trots. De geur van het plaklint, pfff wat lekker was dat. Elke morgen als ik opstond, liep ik eerst even naar de fiets.”

Er was daar in Hoge Hexel een onvervalste wielrenner geboren…

1971. Bovenaan de foto waarop Jos lachend poseert met de fiets van het plaklint. Plaklint werd gebruikt om de tubes (banden) op de velg te plakken. Het was dubbelzijdig, superoed plakkend tape. Leren zadel, met wielen nog zonder klapnaaf. En voor het eerst zonder terugtraprem!


1967. Vader Henk demonstreert de fiets met het bijzondere stuur. Links Jos, rechts Herman en onder zien we nog een deel van Jonny’s hoofd. Het was een volledig, kostenneutrale herenfiets die getransformeerd was naar racefiets. De stuurbocht leek al op een echt racestuur, maar bleek in de praktijk toch niet helemaal te voldoen.

1968. De fietsen waar Jos en zijn maten de eerste wilde koersen mee reden, allemaal met zo’n zelfde glimmend racestuur. V.l.n.r. Jos, Jonny, Anne Edelenbos, Hennie Stamsnijder, Ben te Wierike en Herman, de broer van Jos.

1971. Jos is al een echte wielrenner. Hij rijdt de Holterbergtijdrit. (Beugels onder de bovenbuis voor de fietspomp!)

3 | NIET VOOR MIETJES

Jos reed een aantal keren van Parijs naar Roubaix, ook zo’n klassieker die iedere profrenner graag op zijn erelijst heeft staan. Hij genoot ervan, maar kwam er ook achter dat je op die keien goed moet kunnen sturen. Je rijdt immers in een regio waarvan de infrastructuur middeleeuws aandoet. Iedere kei is een scherprechter. Wie niet behendig is met zijn fiets, heeft een rotdag. “Als je niet oppast”, zegt Jos, “vlieg je alle kanten op. Je hebt de lange aanloop naar het Bos van Wallers en daarna komt de ene strook na de andere. De beste plek is midden op de weg. Daar is de weg wel slecht, maar daar zitten de minste gaten. Het is moeilijk om kort aan het wiel te rijden waardoor vaak de sterksten overblijven. Ik fietste mee in de voorste gelederen maar altijd in een dienende rol. Toch was het wel een koers naar mijn hart. Parijs-Roubaix is een wedstrijd voor bikkels, niet voor mietjes.”

Qua zwaarte is Parijs-Roubaix te vergelijken met de Ronde van Vlaanderen. In 1983 was Jos voor het eerst van de partij. Ik moest ervoor zorgen dat Gregor Braun als eerste op de kasseien arriveerde. “Opdracht geslaagd”, weet Jos. “Ik heb hem zelfs later nog eens mijn wiel kunnen geven. Resultaat nul. Niemand haalde de finish.” Hennie Kuiper won.

In 1984 reed Jos in dienst van Peter Post bij Panasonic en was hij knecht van de kopmannen Planckaert en Vanderaerden. “Met de ploeg hadden we dat jaar de voorjaarsklassiekers beheerst. Maar aan de finish hadden we alleen Eric Vanderaerden; op een kwartier achterstand. Blijf je wel of niet gespaard van pech. Daar draait het om in Parijs-Roubaix. Ik had een paar keer een lekke band en dan ben je gezien, want de wagen met reservewielen is meestal niet in de buurt. Dan moest je maar ergens een lift regelen om bij de wielerbaan te komen. Nee, dat was geen probleem. Er waren zoveel wielerliefhebbers in de buurt. Je vond wel iemand die jou en je fiets erheen wil brengen. Zo’n toeschouwer is er blij mee om op die manier een renner te kunnen helpen.”

Tegenwoordig zijn de taken van de renners nog meer gestructureerd. “Je hebt Van der Poel, Van Aert, Pocajar, Pidcock en nog enkele toprenners. Alles draait om hen. Verder zal niemand een vrije rol hebben. Iedereen heeft een taak. Voor het eten zorgen, kleding van de kopman naar de ploegleidersauto terugbrengen, zorgen dat de kopgroep niet te ver wegrijdt, enzovoort. Zelf initiatief nemen is er niet meer bij. In mijn tijd kon dat nog wel.”

Zes keer stond de naam Lammertink op de deelnemerslijst. In 1983 en ’84 stapte hij af, in 1986 werd hij namens Panasonic 27ste, in ’87 reed Jos voor Transvemij en werd hij 35ste. In ’88 bij TVM finishte hij als 23ste en in 1989 kwam hij niet aan in Roubaix. Na 160 kilometer moest hij een wiel afstaan aan ploeggenoot Johan Capiot die desondanks niet meer aan kon sluiten bij de voorste groepen.
Kortom: zes keer was Jos van de partij, maar hij kwam op het Vélodrome André Pétrieux in Roubaix geen enkele keer in de buurt van de ereplaatsen. Desondanks kijkt hij met plezier terug op de Noord-Franse kasseienklassieker.
Foto’s uit het archief van Jos. Boven: 1983 Bernard Hinault probeert het wiel van Jos te houden.
1986, Jos voorop met links Hennie Kuiper, daarachter Eric Vanderaerden en links naast hem Sean Kelly van KAS.
1986. Jos met in zijn kielzog een renner van PDM.
1986, Jos rijdt in het wiel van Gilbert Duclos-Lasalle. Achter hem een renner van Renault en daarachter Guido Bontempi.

2 | MET DANK AAN JAN RAAS

Stel je voor, je bent 21 jaar en je wordt profwielrenner. Je traint een paar maanden met je nieuwe team en de ploegleider zegt vervolgens dat je mee gaat doen aan de Omloop het Volk, Parijs-Nice, Dwars door België, de Ronde van Vlaanderen enzovoort. ‘Dat kan niet, dat is onverantwoord’, zeggen de pedagogen onder de wielerkenners. Maar de leiding van de kersverse HB Alarmsystemen-ploeg had al snel in de smiezen dat Jos Lammertink over zo’n groot potentieel aan talent beschikte, dat hij deze neoprof in het vroege voorjaar van 1980 meteen als kopman aanstelde met als taak de nieuwe ploeg van goeie uitslagen te voorzien.

In de Omloop het Volk, op 2 maart de officieuze opening van het seizoen, werd Jos elfde. Joseph Bruyere won, Walter Planckaert won de spurt van het peloton en werd tweede. Jos’ ploeggenoten Jan Aling en Johan van der Meer finishten ook nog in dezelfde tijd. In Milaan-San Remo was HB niet van de partij. “We waren een klein ploegje”, vertelt Jos. “Daar zaten ze in Italië niet op te wachten.”

Jos reed Parijs-Nice (eindigde als 21ste) , E3 Harelbeke, Dwars door België, de Driedaagse de Panne (werd tiende in de eerste etappe) en toen volgde op 30 maart, twee dagen na zijn 22ste verjaardag, de fameuze Ronde van Vlaanderen. Zwaar werk voor een beginnende prof, maar Jos had laten zien dat de vorm goed was. Hij ging dan ook met de besten mee. “Als je wat wilt, moet je er op de Koppenberg nog bij zitten, hadden ze mij verteld. Maar ja, die weggetjes daar waren smal. Het was een hele strijd om voorin te komen en te blijven. Daarbij komt nog dat de wegen destijds veel slechter bestraat waren. Soms kon je bergop door een gootje langs de kant, maar als je banden dan nat werden, gleed je op de keien alle kanten op en zat er niets anders op dan te lopen”, vertelt hij.

Op de Koppenberg ontstond inderdaad de kopgroep. Jan Raas, Francesco Moser, Gregor Braun, Michel Pollentier, Marc Demeyer, Roger De Vlaeminck, wereldkampioen Freddy Maertens, Gilbert Duclos-Lasalle, destijds de groten der aarde en Jos. “Ik keek om me heen en wist niet wat me overkwam als onervaren renner. Ik verrichtte veel werk en smeet met mijn krachten om maar voorin te kunnen zitten. Het was 270 kilometer.”

Raas was de enige landgenoot die mee van voren zat. Hij reed voor de concurrerende TI-Raleigh-ploeg. De 27-jarige Zeeuw was gelouterd en doorkneed. Hij zag de jonge concullega dapper meefietsen in de kopgroep en gaf hem aanwijzingen. Hoe sympathiek is dat? Jos: “Dat hoefde hij niet te doen, maar hij deed het wel. ‘Let op, voor die bocht op het binnenblad schakelen, want na de bocht is het meteen steil’ en meer van dat soort aanwijzingen kreeg ik van hem.”

Jos reed met de zeven vedetten naar de finish en moest ze op het eind laten gaan. Pollentier was de slimste. Raas werd derde. Jos werd zestiende op ruim twee minuten. Zijn ploegmaten Ad van Peer en Martin Havik kwamen op acht minuten binnen. Jos herinnert zich nog dat hij niet kon plassen na afloop. “Het lukte niet en lukte niet. En toen het dan eindelijk wel lukte, liepen me de tranen over de wangen van de pijn.”

In 1981 – toen streekgenoot Hennie Kuiper won – haalde Jos wegens pech de finish niet, in ‘82 dacht Jos dat hij gewonnen had, maar werd hij twaalfde. Hij reed inmiddels voor B&S – Elro Snacks – Concorde. “Ik klopte Jan Raas in de sprint en gooide de handen in de lucht. Maar Raas riep tegen me dat er een groep vooruit was. Dat had ik gemist. Je reed toen nog zonder oortjes.”

De Belg Martens won, Johan van der Velde werd tiende.

In 1983 reed Jos voor Beckers Snacks – Gazelle – Santini en finishte als 36ste. In 1984 stond hij voor Panasonic op de deelnemerslijst en reed hij in dienst van Eric Vanderaerden en Eddy Planckaert. “Het was mooi dat ik hen naar de voet van de Koppenberg kon leiden. Je zit er dan nog bij en kunt de kopman van dienst zijn. Daarna ben ik afgestapt.”
In 1986 staat Jos als renner van Panasonic – Merckx – Agu ook nog in de uitslag. Hij werd 35ste. Adrie van der Poel won dat jaar Vlaanderens Mooiste.

In 1987 moest Jos opgeven.

Door al die avonturen in het land van West- en Oost-Vlaanderen heeft de beroemde voorjaarsklassieker Jos’ hart gestolen. “Ik kijk er met heel veel respect en voldoening op terug’, zegt hij. “Stel je voor dat ik die koers een keer had kunnen winnen. Dan had ik in België niet meer kapot gekund.”

Foto boven: Ludo Peeters op kop, daarachter links naast Jos Adrie van der Poel en aan de andere kant Guido Bontempi.

Ronde van Vlaanderen 1986, beklimming Koppenberg met vlnr Frank Hoste, Adrie van der Poel en Jos Lammertink

1 | JOS LAMMERTINK, VAN DRIE- NAAR ZESWIELER

Ter Inleiding
Na de 52 afleveringen over oud-wereldkampioen Bert Boom, die het jaar 2022 bestreken, beginnen we vandaag aan een lange serie met/over de twintig jaar jongere Jos Lammertink, vele malen kampioen van Nederland als crosser, als weg- en baanrenner. Mooi moment om het (wieler)leven van de Reus uit Wierden nog eens in herinnering te brengen, want dinsdag 28 maart wordt hij 65 jaar.

1

VAN DRIE- NAAR ZESWIELER
In de piepkleine buurtschap Hoge Hexel, niet ver van Wierden, stond in de vorige eeuw het huis van Herman Jannink, pannenmaker van beroep. Toen de prachtige verkering van Henk Lammertink en Hermans dochter Truus op 20 juni 1957 was bezegeld met een huwelijk, ging het bruidspaar in een nieuw huis wonen dat Henk eigenhandig met behulp van familie en collega’s had gebouwd. De woning stond achter het huis van de pannenmaker en daar werd negen maanden en een paar dagen na de bruiloft een jongen geboren die de namen Johannes Hendrikus Jozef kreeg met als roepnaam Hans. Dat was allemaal leuk en aardig, hoewel sommige familieleden op besmuikte wijze commentaar hadden op de naam Hans. Want Regien, de zus van Truus, had ook net een zoon gekregen en die heette ook al Hans. Maar het probleem, dat eigenlijk al niet groot was, werd snel opgelost. Truus en Henk veranderden Hans in Jos. Het jongetje zelf was pas een paar dagen oud. Hij zou voortaan door het leven gaan als Jos Lammertink, zoon van Truus van ‘n Pannenmaker en Henk van Keppelinks Jans. Een jaar later werd Herman geboren, die ook wielrenner zou worden en daarna kreeg Jos nog drie zussen en een broer. We zullen hen later in deze serie nog de revue laten passeren.

Jos groeide daar in Hoge Hexel in goede omstandigheden op. Hij leerde lopen en racete al gauw met een driewieler rond het huis. Het was de eerste aanzet naar een glanzende wielercarrière. Niet veel Nederlandse renners zouden een grotere stapel kampioenstruien bij elkaar fietsen dan Jos.

Anno 2023, aan de vooravond van zijn 65ste verjaardag, is de situatie aanmerkelijk anders. “De driewieler is een zeswieler geworden”, zegt hij met het bij velen zo bekende, zuinige glimlachje op zijn mond. Zijn situatie is rampzalig. De zeswieler is een elektrische rolstoel, een QUICKIE Q700 M met midwheeldrive.

Maar zo quick is het supersonische vervoermiddel niet. Jos, de voormalige snelheidsduivel, kan er maximaal 10 kilometer per uur mee rijden. “Ik gebruik hem alleen voor noodzakelijke ritjes naar het ziekenhuis. Ik had hem met kerst bij me toen we bij mijn broer op bezoek gingen en misschien gaan we er komende zomer nog wel een keer mee naar een zonnig terras.”

Want Jos gaat in feite nergens meer naar toe. Al jaren lijdt hij aan een zeldzame spierziekte die geen naam heeft. “Dat is niet raar”, zegt hij, “er zijn meerdere spierziektes die geen naam hebben.” En sinds anderhalf jaar kan hij na een val in de badkamer niet meer lopen. Sterker nog, hij kan sindsdien eigenlijk ook niet rechtop staan. Slechts even gebukt staan is al enorm pijnlijk. De helft van de dag zit hij in de hoek van de kamer in een zogenaamde sta-op-stoel. De benedenwoning is volledig aangepast. Zijn leven speelt zich af op slechts enkele vierkante meters. Echtgenote Annette is bijna continu stand-by, dagelijks assisteert de thuiszorg hen. Jos kan nog wel tamelijk goed met de laptop overweg, kan daardoor voor zijn werkgever ‘de Van Dam Groep’ uit Rijssen nog werkzaamheden doen, hij ontvangt bezoek en kijkt tv. Dat is momenteel zijn leven.

Het komende jaar doorkruisen we zijn (wieler)leven met al zijn hoogte- en dieptepunten en zullen daarvan elke vrijdag op deze plek verslag doen.