33 | SNELHEIDSDUIVEL (deel 1)

Waar en wanneer is het zaadje geplant. Dat is niet helemaal duidelijk. Jos als snelheidsjunk, als liefhebber van motoren die harder en harder konden. Hoe kwam dat zo? Als wielrenner was hij vaak de snelste, maar met andere tweewielers kon je misschien nog wel vijf keer zo snel over paden en wegen jakkeren. Hij herinnert zich glunderend dat zijn vader op een motor reed en dat hij de kinderen meenam naar een viaduct waar je goed zicht had op motorrijders die op de terugweg van de TT in Assen wat nadrukkelijker dan normaal hun rijkunsten etaleerden.

Jos en motoren. Hij zou er een boek over kunnen schrijven. Met een motor in een mum van tijd de nodige kilometers afrazen, dat gaf hem een kick, een hemels gevoel. De snelheid, de bochten, de wind langs zijn hoofd. Hij herinnert zich een ander begin van de hobby die, zo bleek al gauw, danig uit de hand zou lopen. In Hengelo was een oude Honda te koop, daar liep de twintigjarige Jos in 1978 toevallig tegen aan bij kennissen. ‘Probeer hem maar’, zei de eigenaar, ‘hier heb je de sleutels.’ Dat verraste Jos. Hij had nog nooit op een motor gereden, maar sloeg het aanbod niet af. “Ik kreeg een helm zonder vizier en met mijn zonnebril op, kon ik op pad. Ik vertrok vanuit Hengelo naar Oldenzaal en had al snel door dat zo’n apparaat wat logger stuurde dan moeders Mobiletje van vroeger. Van sturen kon je eigenlijk niet van spreken, je moet de motor als het ware de bocht in laten vallen. Op de rijksweg zag ik in de verte een motorrijder en nu kon ik eindelijk ook dat zwaaien in de praktijk brengen. Motorboys zwaaien altijd naar elkaar. Met een vaartje van honderd deed ik achteloos mijn linkerhand omhoog van het stuur en in een fractie van een seconde vloog die hand zo achter op mijn rug. Die tegenwind was ongelooflijk sterk, daar ben je niet op verdacht, je moet direct goed tegendruk geven. Ik had geluk dat er in die jaren nog geen A1 lag bij Hengelo, want dan was dezelfde actie met 150 km/u heel anders afgelopen.”
Het is uiteraard achteraf de vraag hoe je aan iemand die aangeeft dat hij nog nooit op een motor heeft gereden, zomaar een 4-cilinder 750 cc durft mee te geven? “Absoluut onverantwoord”, zegt Jos anno 2023.

Jaren later kwam Jos bij de sportverkiezingen van RTV-Oost in gesprek met Henk Seppenwoolde. Ze wisselden informatie uit over de manier waarop ze trainden en aan de conditie werkten. Jos: “Henk was een zeer verdienstelijk motocrosser die zowel nationaal- als internationaal aan de weg timmerde. Hij vertelde dat hij in de tweede manche altijd vermoeidheidsproblemen had. ‘Gebrek aan duurtraining’, zei ik hem.” Jos stelde hem voor om in de ochtend een paar keer per week 2,5 à 3 uur met hem en mannen als Hennie Stamsnijder en Herman Ponsteen mee te fietsen. “Henks conditionele problemen namen af en zijn prestaties werden beter”, glimlacht Jos over zijn geslaagde advies.

Dat Seppenwoolde vond dat Jos ook maar eens met een crosser moest gaan rijden, leidde tot een laconieke reactie. “Ik gaf aan weinig respect te hebben voor crossers. Gewoon een beetje gas geven. De motor doet het werk, zei ik nogal naïef.” Uiteindelijk kwam het er toch van en togen beide mannen naar motorcrosscircuit in Harfsen. “Ik kreeg voor het vertrek nog wel een teleurstelling te verwerken. Sep zei dat hij voor mij een 125 cc had ingeladen. Maar waarom moet ik met zo’n ‘brommer’ rondrijden, zei ik. Ik wist dat Henk zelf in de koningsklasse met een 500 cc reed. Sep wist me te kalmeren en later die middag snapte ik pas waarom. Het circuit was namelijk een ramp, met allemaal gaten en kuilen. Geen enkele meter was er vlak. Als je harder reed dan stapvoets, reed je tegen de volgende ‘knip’ aan. Als ik dat zo met mijn crossfiets zou doen, zou ik gegarandeerd vallen. Uiteindelijk heb ik meer dan een uur stationair rondgetoerd tot de tank leeg was. Seppie gooide de tank weer vol, trapte de 125cc aan en reed vol gas in alle versnellingen rond, waarbij hij helemaal geen last had van de knipgaten, want hij raakte alleen de topjes maar. Tussendoor vloog hij bij de springschansen, waar ik stapvoets vanaf reed, tientallen meters door de lucht. Ongelooflijk, wat een beheersing, wat een snelheid. En wat was ik een verschrikkelijke kneus. Maar mijn interesse was wel degelijk gewekt.”

Jos kocht toen een nieuwe Honda XR 600, een crossmotor met een kenteken ook wel enduro genoemd. “Waarschijnlijk omdat er geen 700 cc te koop was”, vertelt hij. “Ik haalde een proefrijbewijs met blauw les plaatje op bij het gemeentehuis en toen kon ik legaal, dat wil zeggen binnen de gemeentegrenzen, zonder toezicht op de openbare weg oefenen met de motor. Blauwe lesplaatje moest achter bij het kenteken gemonteerd worden. Als je vond dat je voldoende rijervaring had, vroeg je het examen aan.” Soms nam hij zoonlief Nick als tweejarige ook mee. Hij was buitengewoon geïnteresseerd en ontdekte op die manier de wereld.”

We zitten ergens in het jaar 1986. Jos is beroepsrenner bij de Panasonic ploeg van Peter Post en ontdekte dat enkele collega’s ook liefhebber waren van de snelle motoren. Hij nam regelmatig zijn motor in de aanhanger mee naar België om met Willy, Walter en Eddy Planckaert wat te crossen. “Later pikte ik ook Bert Oosterbosch in Brabant op. De Belgen regelden een circuit waar dan ook Johan van der Velde, Eric Vanderaerden en Guy Nulens kwamen. Dat sprak zich snel rond en op een gegeven moment kwamen er honderden supporters van Eric en Eddy op af. Die boys waren daar mateloos populair. Maar goed, het duurde natuurlijk niet lang totdat Peter Post daar lucht van kreeg. Die riep ons acuut bij elkaar en er werd ons te verstaan gegeven dat bij calamiteiten of blessures die we ons door de motoren op de hals haalden, niet meer betaald werden of zelfs dat het contract ontbonden zou worden.” Na deze oekaze van de grote baas werden de heren wel wat voorzichtiger, maar van de andere kant bleven ze het interessant vinden om met deze ietwat uit de hand gelopen hobby stiekem door te gaan.

Zo kon het gebeuren dat Post bij aanvang van de voorjaarsklassiekers een afmelding kreeg van Guy Nulens. De Belg had zijn pols gebroken met papierhangen, een bezigheid die wij in Nederland ‘behangen’ noemen. Jos: “Volgens zijn verhaal was hij van een stoel gevallen waar hij bovenop stond met behangpapier. Niet iedereen geloofde dat, de crossers gniffelden, maar we lieten hem natuurlijk niet vallen.”
Jos zelf was daags voor Luik-Bastenaken-Luik nog even op zijn XR600 met zoonlief zittende voor hem op de tank even naar de vijver gereden om de eendjes brood te voeren. “Het is heel belangrijk om dan wel je crosslaarzen aan te trekken”, zegt hij, “want als de motor tijdens het aantrappen ‘terugslaat’, heb je een probleem. Toevallig wilde de buurman net weg met de auto en mocht ik me even aan zijn auto voort laten trekken om zo de motor starten, zodat de laarzen niet nodig waren. Het gaf een mooi donkerbruin gebrom en zo’n viertaktmotor bleef probleemloos stationair draaien. Ook tijdens het voeren van de eendjes had ik ‘m gewoon laten lopen. Ik gooide nog even de broodzak in een vuilnisbak, toen ik werd geroepen door Nick. ‘Kijk papa’ en hij drukte op de schakelaar om de motor uit te zetten. Voordat ik kon roepen om dat niet te doen, was het kwaad al geschied. Het werd ijzig stil. Hoe was het ook weer, moet je nou wel of geen gas geven tijdens het aantrappen? Dat is bij een twee- of viertakt motor verschillend. Ik had al een tijdje niet gereden. Ik dacht van wel, dus op goed geluk met mijn gympies aangetrapt. Eerste poging niets, tweede poging kickstarter naar beneden en die sloeg keihard terug. Het voelde alsof de bal van de voet tegen mijn scheenbeen aankwam. Het was zo enorme pijnlijk dat ik kon niet meer op mijn voet kon staan. Niemand in de buurt. Met kunst- en vliegwerk Nick op de tank gezet en steppend gingen we naar huis.”

Thuis koelde Jos de enkel, pakte de tas in, plaatste de fiets in de auto en reed toch maar naar Luik. Jos wilde zich niet zomaar met een smoes afmelden en zijn goede wil tonen. Jules de Wever was ploegleider van dienst en zag hem strompelend aan komen lopen bij het hotel.

‘Awel, wat is er met u gebeurd?’
‘Ja, voordat ik wegging, vroeg Annette of ik de zware wasmand nog even van de tweede verdieping wilde halen. Geen probleem, maar ik gleed uit op mijn sokken en kwam gelukkig in de bocht tegen de muur tot stilstand en kon ik dat met mijn voet opvangen. Jules prees mijn hulpvaardigheid als huisvader maar vroeg zich wel af wat ik daar nu kwam doen. De reis had mijn enkel geen goed gedaan en die was inmiddels bijna eens zo dik. ‘Hoe wou je daarmee in je schoen komen’, vroeg Jules. ‘Ga maar naar huis, dan kan ik nog iemand anders oproepen’. Jos: “Zo dat was gelukt, dacht ik. Geen argwaan en zelfs bonuspunten voor mijn hulpvaardigheid. De enkel is overigens nooit meer goed gekomen. Als ik tegen een bal trapte, voelde ik een snerpende pijn.”
Ondertussen had de kleine Nick als bijna 3 jarige ook een motor gekregen, een 60cc quad. Samen gingen we met deskundige Seppenwoolde naar de importeur in Voorthuizen.
‘Alleen even kijken’, zei ik.
‘Als je maar niet wat koopt’, zei Annette.
Een paar uur later waren ze terug, met een grote krat in de kofferbak. Het enthousiasme van Nick had het gewonnen van Annettes verordening.
Jos vond de XR600 toch te allround en wilde hem vervangen door een 250cc 2-takt. “De toppers in de enduro reden hiermee, dus wilde ik dat ook”, zegt hij. “Niet dat ik toen plotseling motocrosser was, maar het materiaal had ik wel goed voor elkaar. In de off-the-road ritten hadden we ’s winters veel plezier. Op zandpaden en maislanden ging het steeds harder en soms wilde ik wel harder, maar gaf de motor zijn grenzen aan. Seppenwoolde maakte ondertussen ook furore in de strandraces op Le Touquet en in Scheveningen. Ik hoorde machtige verhalen over de Honda CR500 waar Eric Geboers 195 km/u meereed op het strand. Hoe ze dat wisten van die snelheid? Er zit toch geen teller op die motor? Nou, hij liet gewoon iemand met zijn BMW over het strand meerijden om dat te meten. Het was niet aan te raden om zelf met een CR500 te gaan rijden. Die was zo onvoorspelbaar, had zo’n bruut inkomend vermogen, dat je daar regelmatig mee achterover ging.”

Je moest Jos niet adviseren om niet met zo’n beest te gaan rijden. Dan wilde hij het juist wel. Henk Poorte was met een soortgelijke motor wereldkampioen enduro geworden en binnen de kortste keren had Jos zijn motor gekocht. “Ik weet nog dat ik hem ophaalde en een korte instructie kreeg hoe en wat. Hij trapte het apparaat aan, ik wilde ermee wegrijden en hij sloeg af. Ik kreeg de motor niet aan. Ik deed dezelfde procedure nog een keer. Weer hetzelfde. De derde keer gaf ik zoveel gas. Met slippende koppeling lukte me dat wel. Wegrijdend bij de stoplichten in Nijverdal klom de motor bij elke versnelling in de ketting, oftewel ging op het achterwiel, terwijl dat van mij niet speciaal hoefde. Nu pas snapte ik waarom Sep mij op het circuit niet op zo’n apparaat had laten rijden. Dat zou helemaal verkeerd zijn afgelopen.”
Natuurlijk testte Jos de CR500. Als Geboers daar op het strand 195 km/u mee kon halen, dan moet dat op de weg ook kunnen. Op de parallelweg Rijssen-Wierden werd de snelheidsmeting met succesvol gerealiseerd.

“Maanden later reden we samen met onder andere Seppenwoolde en Poorte een off-the-road rit in Staphorst. Ze reden op een motor die Seppie gebruikte voor de off-road cursussen, een 21 pk viertaktje. Mijn Honda CR had meer dan drie keer zoveel pk’s. Gezamenlijk zijn we vertrokken en eenmaal op de zandpaden gaf ik die 500 de sporen. Ik tikte regelmatig de 160 km/u aan. Op een gegeven moment kwamen we bij een crosscircuit waar we ook twee rondjes overheen moesten. Seppenwoolde en Poorte waren nog in geen velden of wegen te bespeuren, dus begon ik maar vast aan die beproeving. In dezelfde stijl als mijn eerste ervaring op zo’n circuit, veel te langzaam. Het duurde niet lang of ik hoorde in de verte driftig getoeter van motoren. De beide Henks lieten alvast horen dat ze in aantocht waren. Even later denderden ze mij voorbij en verdwenen ook weer snel achter de horizon.”
“Na een kilometer of veertig zei Henk Poorte tijdens de pauze tegen mij: ‘Nog nooit van mijn leven heb ik zo hard over een zandpad gereden als jij doet. Hoe doe je dat nu eigenlijk als daar een gat zit of een diepe plas ligt op zo’n zandpad? Dan kun je door even gas te geven en iets het stuur op te trekken, ervoor zorgen dat je voorwiel niet ‘hapt’ en dat je niet valt?’ Had ik nooit bij stil gestaan. Met die snelheid vlieg je er wel overheen, toch? Het zette me wel enigszins aan het denken. Maar ik was overigens ook wel trots op zijn eerste opmerking”, aldus Jos met een greintje trots in zijn ogen.
Jos was snel met de off-the-road motor, maar was ook onder de indruk van de snellere motoren die hij in binnen- en buitenland over de snelwegen zag zweven. Dat leverde ook de nodige (hachelijke) avonturen op en daarover vertelt hij in de volgende aflevering van deze serie.

Jos met zijn allereerste Honda in 1978
1985. Jos en broertje Herman poseren op de motor van hun vader.
Jos en Nick (1986)
1978. Annette en Nick bij zijn quad