38 | GEROEZEMOES IN HET HOTEL

Als beroepsrenner diende Jos vijf broodheren: HB-Alarmsystemen, B&S Wegenbouw-Elro Snacks, Vivi-Benotto, Panasonic en TVM. Het shirt van Vivi-Benotto droeg hij slechts één jaar, in 1983. Zoals zo vaak staan je netwerk en/of toevallige ontmoetingen aan de basis van een dienstverband waaraan je een week eerder nooit gedacht zou hebben. Toeval bestaat niet. Jos was op een dag even langs gewipt bij de fietsenwinkel van Bert Boom in Enter. Daar zat een vertegenwoordiger van Vivi, een Italiaans kinderfietsmerk. Die vertelde dat zijn baas het jaar nadien sponsor zou worden van een wielerploeg Vivi-Benotto. En geen amateurploegje, maar een team voor beroepsrenners. Jos kwam met de beste man in gesprek. Je kunt nooit weten. Hij wilde eigenlijk wel weg bij Elro. “Die ploeg was niet professioneel genoeg”, vertelt hij. “Ik maakte toen via die vertegenwoordiger een afspraak met die Italianen. Gregor Braun, destijds een bekende renner die ik in het peloton al regelmatig tegenkwam, had er ook getekend.”
De deal kwam tot stand. Jos glimlacht. “Ik sloot een tweejarig contract af en ging miljonair worden in Italië. Miljonair in lires wel te verstaan -een miljoen lire was 1700 gulden- en het vooruitzicht was zo riant dat ik al stiekem durfde te kijken naar de prijzen van de 4-deurs Maserati’s aldaar.”

Het eerste trainingskamp in Bormio begon al met een huzarenstuk van Jos, die als chauffeur van gemotoriseerde voertuigen nogal onverschrokken was in die tijd. Daarover hebben we al eerder geschreven. De vrouwen mochten ook mee. Jos en Annette gingen op pad met hun Opel Senator en moesten uiteraard ook de Alpen over. Op enig moment stonden ze voor een pas die hen naar de Italiaanse grens moest voeren. Maar die was gesloten. Overvloedige sneeuwval. Wat nu? Doorrijden, dacht Jos en zonder sneeuwkettingen ging hij glibberend de berg over. Hoe vaak schreeuwde Annette ‘Jos, Jos, Jos’? Hoe vaak sloeg ze de handen voor de ogen? Hoe vaak dacht ze een diepe afgrond binnen te glijden. Maar de stoïcijnse chauffeur slibberde door langs ravijnen en rotswanden en kwam waarachtig ’s avonds laat heelhuids bij de grenspost aan. Maar die was gesloten. Niet onlogisch. Het paar moest wachten tot 6 uur in de ochtend en probeerde in de Senator te slapen.

Het trainingskamp liep goed. “Ik heb er goed kunnen trainen. Er zaten naast onze ploeg nog meer renners die zich op het seizoen voorbereidden. Annette speelde spelletjes jokeren met onder andere Guido Bontempi en ik legde contacten”, herinnert hij zich.
Zo maakte Jos kennis met de Italiaanse ploeggenoot Graziano Salvietti, wiens schoonvader een hotel runde in zijn woonplaats in Toscane. “En daar kon ik in januari met hem als gids al terecht om lekker te trainen in aanmerkelijke betere weersomstandigheden dan hier”, vertelt hij.

Goed op de reis voorbereid ging Jos op pad, bevoorrading bij de hand, de wegenkaarten gesorteerd, de verschillende valuta marken, schilling en lires in aparte envelopjes en zo verliepen de ruim 1300 kilometer voorspoedig. Vol moraal in één ruk naar het zuiden. De reis werd alleen onderbroken door een paar tankbeurten. De start van zijn privé trainingskamp verliep niet geheel voorspoedig.
Jos: “Na de eerste nacht op de bestemming heerste er een opgewonden sfeertje in de ontbijtzaal met veel gepraat en geroezemoes in het hotel. Daar bleek dat iedereen die zijn hotelkamerdeur niet had afgesloten, ongewenst bezoek had gehad en was bestolen. In mijn beste Duits, Frans en Italiaans legde ik aan medegasten uit dat ik daar helemaal niets van snapte. Je hoort het toch als er iemand binnenkomt. Ik doe mijn deur nooit op slot en ben toch altijd direct wakker, zei ik. Onderwijl begon ik me toch wat minder zeker te voelen en ging toch maar eens kijken op mijn kamer. Ik had op verschillende plaatsen geld, in die broekzak, die binnenzak, in die jas en de polstas. En wat bleek? Ik was ook bezocht. Ik had helemaal niks meer. En ik had niks gemerkt. Op hangende poten ging ik terug naar beneden. De boeven spoten een bepaald soort gas onder de deur door de kamer in, waardoor de gast in een diepe slaap terecht kwam. Daardoor konden ze ongestoord hun gang gaan. Ik miste mijn paspoort, rijbewijs, girobetaalkaarten en 4000 gulden.”

Zo zag zijn eerste trainingstocht met Graziano in Toscane er door dit voorval heel anders uit dan hij zich had voorgesteld. Toch was er bij terugkomst nog wat positiefs te melden. De schoonmaaksters hadden in een badkuip van een niet verhuurde kamer alle buitgemaakte spullen teruggevonden. ‘Alleen’ het contante geld was verdwenen. Een zorg minder voor Jos en de andere gedupeerden.

Verder verliep het trainingskamp voorspoedig. Onder gunstige weersomstandigheden konden flink wat kilometers gemaakt worden. In goede conditie en vol zelfvertrouwen reed Jos terug naar huis om eind februari samen met Gregor Braun af te reizen naar de Ronde van Sardinië. Braun won de etappekoers. Terug in Wierden bleek dat het salaris van de maand januari nog niet overgemaakt was. Jos: “Ik had in ’82 het huis gekocht waar we nu nog steeds in wonen. Een derde deel van de hypotheek moest in vijf jaar extra afbetaald worden. Ik stopte maar met het bekijken van de advertenties voor de nieuwste Maserati. Lang verhaal kort, in mei kregen we het salaris van januari. Het was allemaal slecht geregeld bij Vivi-Benotto. Onze ploegleider Franco Montanelli had een liefje in Tsjechië. Hadden wij ergens een wedstrijd, dan zat hij bij haar en liet hij een stroman de koers doen. Bovendien was hij vooral geïnteresseerd in de resultaten van Franco Chioccioli. Dat was overigens een goeie renner. Die kreeg waarschijnlijk wel zijn salaris en hoorde dan ook niet bij de klagers.”

Jos was de enige Nederlander bij de ploeg. Dat was een natuurlijk een nadeel: “Ze spraken alleen Italiaans. Aan tafel verstond ik bijna niks van de gesprekken, hoewel ik in de auto Italiaanse lessen volgde. Dat was leerzaam. Ik vond het een mooie taal.” Er schiet hem een anekdote te binnen. “We kwamen een keer van de training. Een collega kwam net van het toilet en zei Pff, stanco. Ik dacht, ja ja, hè, hè. Daar hoef je je niet voor te verontschuldigen. Wie ruikt er nou lekker als je van de WC komt, dus ik maakte maar een beweging van het is je vergeven. Maar toen ik later leerde wat stanco betekende, kon ik een lach niet onderdrukken. Moe. Hij was moe.”

De conclusie was duidelijk. Jos’ Italiaanse avontuur was een mislukt jaar. “Ik stond op de bank in het rood, kreeg geen salaris en ook geen reiskostenvergoeding. De ploegen moeten bij de UCI een borgsom betalen voordat ze als ploeg een licentie kunnen krijgen. Dat is bedoeld voor calamiteiten, maar daar waren ze blijkbaar ook onderuit gekomen. De KNWU zou het regelen met de UCI. Ik heb wel wat teruggekregen, maar dat was niet meer dan de reiskosten. Het netto resultaat bleef onder nul.”
Het jaar 1983 was voor Jos dan ook geen succesjaar. “Ik was de meesterknecht van Braun. De Italiaanse renners zelf waren niet zo gecharmeerd van de voorjaarsklassiekers in het noorden. Te koud, nat en al dat gehobbel op de kasseien. Toch lieten we ons in de koers nog regelmatig van voren zien. Steeds weer liet ik me overhalen om weer voor een koers naar Italië te komen, dan zou ook het achterstallige loon betaald worden. Evenzovele malen bleek dat een loze belofte. Ik kreeg gaandeweg een enorme hekel aan ploegleider Montanelli. Altijd beloven en niks doen. Domani zei hij dan. Morgen. Hij kwam nooit iets na.”

Eind augustus nam Jos deel aan de Ronde van Nederland met een mixploeg van landgenoten die in andere buitenlandse ploegen reden. Hij werd tweede in de proloog en eindigde op de negende plaats, pal achter Henk Lubberding die hem – zoals we al eerder beschreven – bij Peter Post voordroeg voor het jaar 1984. Gelukkig voor hem lukte dat en kon hij afscheid nemen van het vermaledijde Vivi-Benotto.

De ploeg 


1983. Parijs-Roubaix, Jos rijdt Bernard Hinault uit het wiel


1983. Amstel Goldrace, Jos op kop met links van hem Jan Raas en rechts Steven Rooks.