12 | PLAT OP DE MACHINE

Arie Hassink wilde beroepswielrenner worden, maar in 1971 gooide een pittige longziekte (pleuritis tuberculosa) roet in het eten. De revalidatie duurde twee jaar, een profcarrière werd hem afgeraden. Hij bleef lid van de befaamde Amstel formatie en kreeg daar in 1977 de bijna acht jaar jongere Jos Lammertink als ploegmaat. De twee streekgenoten waren geen onbekenden van elkaar. “Als je bij de junioren fietste, reed je vaak de koers voorafgaand aan de wedstrijd voor amateurs. Ik reed meestal met Aries ploeggenoot Nico Hilberink mee, waardoor ik ook de amateurkoers bekeek en daar zag ik Arie dan bezig. Ik merkte toen al hoe fanatiek hij was”, vertelt Jos. “Als er wat gebeurde, dan maalde hij die grote versnelling extra hard rond, dan lag hij plat op de machine, zal ik maar zeggen. Meteen stond de wedstrijd in vuur en vlam.”

Toen Jos in maart ’77 amateur werd en bij de Amstel ploeg werd verwelkomd, zochten beide mannen elkaar dagelijks op om samen te trainen, vooral in het voorseizoen. Jos: “We troffen elkaar dan ergens tussen de beide woonplaatsen Hoge Hexel en Neede en reden vervolgens samen op. De gebeurde vaak op de grote versnelling en dan ging het hard. Urenlang. Kilometers maken. In weer en wind. Als dan in de wedstrijd de boel op de kant ging, als er waaiers ontstonden, dan waren wij er altijd bij. Dan zaten we voorin. We hadden dat op de training zo vaak meegemaakt.”

De twee coureurs reden tientallen wedstrijden samen. Olympia’s Ronde, die ze beiden wisten te winnen, het NK (idem), de klassiekers en etappekoersen in het buitenland. Ook daar komen we later nog wel op terug. Zeker is dat ze elkaar goed leerden kennen en ook privé kwamen ze bij elkaar over de vloer. “Arie was in feite mijn eerste, echte coach. Hij had ervaring in binnen- en buitenlandse koersen en wist dat goed over te brengen. Het was altijd plezierig om met hem op pad te gaan. Hij had ook de broodnodige humor die in de serieuze wereld van de topsport altijd welkom is. Ik heb vooral in mijn eerste jaar als amateur veel van hem geleerd en heb me altijd volledig voor hem ingezet. Ik respecteerde ook zijn drive om na zijn longziekte weer superfanatiek door te gaan in plaats van ervoor te kiezen kalm aan te doen of een functie als jeugdcoach te ambiëren. Hij had nog zoveel aspiraties en dat leverde hem talloze mooie ereplaatsen op.”

In het voorjaar 1978 bereidde Jos zich voor op het seizoen door met Arie te langlaufen in de Tsjechische sneeuw. Aries echtgenote Antoinette was erbij evenals Annette, vriendin van Jos. “Dat deden we in de winter op een schitterende locatie. De eigenaar van een staatshotel had privé ook een blokhut in de bossen. Die konden we dan huren. Zo hadden we een donders mooie vakantie en tevens een prima trainingskamp. Het kostte de eerste keer wel even tijd voor je de goeie slag te pakken hebt op die langlaufski’s. Alle spieren werden aangesproken. Het was altijd goed voor de conditie”, zegt Jos, die er ook achter kwam dat zijn oudere maat wel van een geintje hield. “Ik had wat achterstand opgelopen en Arie moest zeker in het begin regelmatig op mij wachten. Dan kreeg ik weer tips en advies van hem. Zo ook de eerste dag dat we een sloot als obstakel hadden. Ruim twee meter breed, één meter diep. Arie stond al aan de overkant te wachten, we praatten even wat bij waarna hij me aanmoedigde verder te gaan. Terwijl ik (te) voorzichtig de sloot in skiede stond ik direct met de voor- en achterpunten vast in de wal van de sloot te balanceren. Dan kun je kiezen naar links of naar rechts de sloot in te duiken. Succes gegarandeerd. En wat een gemier om met die ski’s en stokken weer uit die sloot te komen. Daarom stond Arie juist voorbij die sloot. Ik mocht natuurlijk niet zien hoe je daar ook gewoon probleemloos doorheen kon. Daarom was hij bewust vergeten om mij te instrueren. Schaterlachend stond hij erbij. Typisch Arie.”

Overigens was Annette een buurmeisje van Arie. Sterker nog, op de bruiloft van Arie en Antoinette in november 1976 kwamen zij en Jos elkaar voor het eerst tegen en sloeg de vonk meteen over, maar daar komen we later nog op terug in deze serie. ‘Van bruiloft komt bruiloft’, zeggen ze dan.

De renners uit de jaren zeventig weten ook dat Arie Hassink geen lieverdje was in het peloton. Dat had ook te maken met zijn enorme eerzucht. Een anekdote tot slot. Jos: “We hadden ergens over de grens een criterium. Ik won. Dat was mooi, maar Arie had het afstoppen iets te letterlijk genomen. Niet van dat benauwde. Daar was hij ook van. Hij had blijkbaar een concurrent de hekken in gereden en daarom kwamen ze met een paar man verhaal halen. Eerst een scheldpartij die overging in geduw en getrek wat niet erg fijn is op die gladde schoenplaatjes. De sfeer werd grimmiger waardoor zelfs Annette zich genoodzaakt voelde om de vent die mij moest hebben, met een boodschappentas die rijkelijk gevuld was met blikjes en bidons, te bestoken. Iets wat ik in de commotie overigens pas meekreeg in de evaluatie.” Arie riep zijn hond Willem, die op de stoep dom naar het tafereel zat te kijken, ook om mee te helpen. Maar die bleef de rust zelve. Die dacht waarschijnlijk: wat doet mijn baasje toch gestoord of gek of raar of abnormaal of…? En eigenlijk had die hond nog gelijk ook”, aldus Jos.


Arie (links) op oorlogspad in de typerende stijl. Rechts Leo van Vliet.

Foto rechts: Jos (links) en Arie

LAATBLOEIER

SC Heerenveen kan op vakantie. De ploeg die in de competitie liefst 18 punten minder had dan FC Twente hoort niet thuis in de Conference League. De FC liet overduidelijk zien wie daar het meeste recht op heeft. 4-0. Niet eens geflatteerd. Ik zag zondagmiddag allerlei oogstrelende acties en wat extra aangenaam was, dat was het uitstekende spel van Ramiz Zerrouki. Ik lette op hem, want hij gaat de FC binnenkort verlaten, de man die al drie seizoenen bijna wekelijks uitblinkt. Ik kan sowieso tijdens de thuiswedstrijden meestal mijn ogen niet van hem afhouden. Zijn spel is een lust voor het oog. Tegen Heerenveen ook weer: ballen veroveren, rugdekking geven, een verre crosspass, medespelers stimuleren, de assist geven voor de 4-0, hij kan en doet het allemaal. Omdat tegenwoordig alles, maar dan ook alles geregistreerd wordt, weten we dat hij zondagmiddag net als in bijna elke wedstrijd in de meeste spelonderdelen hoge scores bereikte.

Voor Ramiz beurt de FC van Feyenoord een dikke handvol briefjes van een miljoen en wat kostte hij in 2016 toen hij op zeventienjarige leeftijd bij Ajax weg moest (niet goed genoeg, te klein, te lichtgebouwd). Niets, nul euro. Ze hadden hem zien spelen in Ajax onder 18 tegen de FC onder 19, Michel Jansen en Rob Boudrie, respectievelijk als hoofd jeugdopleiding van de FC en als verantwoordelijke man voor kwaliteit en ontwikkeling. FC Twente stond toentertijd onder leiding van Jan van Halst. De club had geen cent te makken. Michel en Rob vonden de tengere Amsterdammer goed. Ze wisten dat hij weg mocht bij Ajax, waar ze geen toekomst meer zagen in hem en overtuigden Van Halst. Ze zagen een laatbloeier in hem en ze zagen zijn potentie. Je moest geduld met hem hebben. In de profvoetballerij heeft men meestal geen plek voor laatbloeiers. Duurt te lang, kost te veel. Of ze worden niet als zodanig onderkend. Jansen en Boudrie zagen dat het goed zou komen met de jonge Ramiz, want ze hadden ook in de gaten dat het qua mentaliteit een sterke jongen was.

Oud-prof Marcel Mentink en diens echtgenote namen hem in huis en ook daar was hij aan het goeie adres. Bij een oud-speler van de FC in huis wonen; hoe wil zo’n jongen het beter voor elkaar krijgen?
Het kwam dus goed met de Amsterdammer. Het duurde even, maar eenmaal in het eerste manifesteerde hij al zijn talenten. Dat heb je soms met laatrijpe jongens. Geef ze even de tijd en ze gaan het waarmaken. Die tijd kreeg hij bij de FC. En dan volgt uiteindelijk de cruciale vraag of de hoofdtrainer het in zo’n talent ziet zitten. García García stelde hem niet op, diens opvolger Ron Jans wel. En Ramiz greep zijn kans.
Zo kwam het toch goed met het hem. Een aantal mensen geloofde in hem, maar het allerbelangrijkste was echter dat Ramiz zelf geloofde in zijn toekomst als prof. Hij ging stoïcijns door, trainde hard, liet zich niet klein krijgen en speelt medio 2023 alweer drie jaar in het eerste van de FC. Vaak was hij een van de uitblinkers, zoals zondag tegen Heerenveen.

Binnenkort gaat hij hogerop. Dan sluit hij aan bij de omvangrijke selectie van de landskampioen en speelt hij Champions League olv Arne Slot. Wat mooi is dat. Ik blijf fan.

foto: vlnr Ramiz Zerrouki, Michel Vlap, Joshua Brenet en Michal Sadilek, (foto FC Twente)

11 | HANGEND AAN DE AMBULANCE

Juli 1978. Jos was tweedejaars amateur en was van de partij toen de Amstel Bier ploeg uitgenodigd werd voor de Red Zinger Bicycle Classic, de latere Coors Classic in de Amerikaanse staten Colorado en Nevada. Overigens heette de ploeg van Herman Krott daar Heineken, want Amstel was er niet bekend. Jos vertelt dat de ploeg tickets kreeg die niet omgeboekt konden worden. De achtdaagse koers werd gehouden van de achtste tot en met de vijftiende juli. Arie Hassink, ploeg- en streekgenoot van Jos, was erbij evenals Gerrit Möhlmann en Frits Pirard. Frits won een etappe en Gerrit won een soort criterium in een park. Ook de Australiër Phil Anderson won een rit in deze zware wedstrijd. De Belg Dejonckheere schreef de laatste etappe op zijn naam en de Amerikaan George Mount won het eindklassement.

De omstandigheden waren zwaar. “We reden in de Rocky Mountains waar het veertig graden in de schaduw was”, herinnert Jos zich. Maar er gebeurde meer, wat hij nooit vergeten is. “Want uiteindelijk”, zegt Jos, “was het de koers waarin mijn relatie met Krott verslechterde.”

Jos neemt ons allereerst in deze zogenaamde mountain road race mee naar de tweede etappe. “De weg liep omhoog, tientallen kilometers. Nog nooit had ik zo lang achtereen geklommen. Het veld viel volledig uit elkaar, her en der groepjes met eenlingen ertussen die dan weer moesten lossen uit het groepje waarin ze een tijdje meegefietst hadden. Ik had ook moeite het tempo te volgen en moest lossen. Tergend langzaam reed het groepje bij mij vandaan, maar geleidelijk passeerde mij ook een ambulancewagen. Om even op adem te komen, ging ik eraan hangen, onderwijl kletsend met de bijrijder die mij wel duidelijk maakte dat dat niet mocht, wat ik deed. ‘Geef dan gewoon gas en ga niet naast mij rijden’, probeerde ik hem tijd rekkend, uit te leggen. Die boodschap kwam blijkbaar over, ze leken het te snappen en gingen weer achter me rijden. Een minuut of vijf later herhaalde zich hetzelfde ritueel. Ik reed zes kilometer per uur en de ambulance zeven kilometer. En dan niet aan de andere kant van de weg maar weer strak langs me heen. Een duidelijk geval van uitlokking. Ik was wel gedwongen om mij aan hen vast te klampen. In mijn beste Engels met veel fuck’s erin probeerde ik ze dat duidelijk te maken. ‘Geef dan gewoon gas asshole en probeer mij geen oor aan te naaien’, dacht ik bij mezelf.”

De volgende ochtend bij het ontbijt kwam Herman Krott binnen met de uitslagenlijsten. Hij richtte zich tot Jos en riep: “Jos, je bent uit koers! Je hebt aan een auto gehangen”. Hij keek Jos strak aan en wilde de waarheid horen. “Ja en wat doe je dan? Bekennen? Daardoor is nog nooit iemand vrijgesproken. Ontkennen dus maar. Krott ging alleen in protest als ik het echt niet gedaan had. Met mijn plechtige belofte onschuldig te zijn, ging hij op pad. Briesend kwam hij terug met een haarscherpe foto op A4-formaat met daarop Lammertink hangend aan de ambulance. Een van de passagiers was een jurylid. Ik werd gedeclasseerd en moest de koers verlaten. Ja, Krott was woedend.”

De tweede etappe was achter de rug, maar Jos was uit koers. Meteen naar huis, kon niet. Maar Krott gebood hem de volgende vier etappes wel te rijden. “Ik moest wel degelijk aan de bak daar. Een uurtje eerder vertrekken dan het peloton en gaan met die banaan.” Hij glimlacht. “Een publiciteit dat ik had. Kilometers voor de finish, rijen dik publiek zowel links als rechts van de weg en laaiend enthousiast. Ik werd door hen binnengehaald als de winnaar. Wat snapten die Amerikanen nou van die wielrenners.”

Maar dat was nog niet alles. De kerfstok van Jos kreeg daar in het westen van de USA nog een streepje erbij. De dag na het incident met de ambulance won Gerrit de derde etappe, een criterium. “Dat was in de plaats waar we verbleven. Daar konden we op de fiets naar toe. Op weg naar ons ‘gasthuis’ tikte ik een jonge vrouw in hotpants die daar, staand op de pedalen, fietste, tegen de billen. Prompt gilde ze tegen haar partner die een eindje verderop fietste, dat ze aangerand was. Jos: “Ze riep: ‘Die met dat donkere haar’, waarna de partner de nietsvermoedende Gerrit Möhlmann wilde afstraffen, maar ik zei meteen dat ik de schuldige was. Overleg was er absoluut niet bij, hij zou zich wel eens even bewijzen voor zijn lief en vloog mij aan. Maar ik was hem voor met een knal op de kaak en had direct zichtbaar resultaat. Het gaf een hoop tumult. Zelfs de sheriff kwam erbij. Gelukkig liep het allemaal met een sisser af, hoewel later Heineken een grote rekening van zijn Amerikaanse tandarts kreeg .”

Als wielrenner kwam de amateur uit Hoge Hexel in de Amerikaanse koers niet aan zijn trekken, maar hij maakte er in paar weken tijd van alles mee.  Ze gingen met de hele ploeg naar de première van de film Grease en naar een glanzend optreden van de Rolling Stones in Boulder Colorado. “Ik herinner me dat tientallen mensen daar flauw vielen.”

Het was al met al een zeldzaam avontuur die Red Zinger Bicycle Classic. “De wedstrijd was mislukt, maar we hadden daar een mooie en leerzame tijd. Tussendoor heb ik daar ook nog goed kunnen trainen”, aldus Jos.
Het avontuur was echter nog niet ten einde. De mannen van Amstel moesten nog terug naar huis. Dertien uur vliegen en Jos en Arie namen een paar wijntjes. “De bedoeling daarvan was dat we het grootste deel van de thuisreis zouden kunnen slapen”, glimlacht Jos.
De relatie met ploegleider Krott kreeg overigens daags na thuiskomst nog weer een knauw. Jos was nauwelijks thuis, toen hij een telefoontje kreeg van Jan Bakker die hem uitnodigde nog diezelfde avond aan een criterium mee te doen in Rijssen. Jos hapte toe. “Ik reed er als een trein. Maar Jan Spijker, een ploeggenoot van mij bij Amstel, zat continu in mijn wiel als ik demarreerde. Dat is niet verboden, maar overnemen was er niet bij. Na een herhaling van zetten weer dezelfde situatie, met zijn tweeën vooruit, hij aan het wiel en weer nam hij niet over. Ik heb hem helemaal verrot gescholden en nog eens stevig vastgepakt aan de achterkant van het parcours. Ik won de koers met een ronde voorsprong? De andere dag belde Krott mij, waar ik nu toch in vredesnaam mee bezig was. Ik dacht dat Spijker zijn beklag had gedaan. Maar nee, het was om mij erop te wijzen dat ik dat criterium niet had mogen rijden. Het was niet professioneel.”
De ploegleider was van mening dat Jos na zo’n lange reis had moeten uitrusten.

GROOT COMPLIMENT

Het Sweet Caroline* klonk nog nooit zo zoet en massaal door de Veste. Dat had twee oorzaken. Een overwinning op Ajax gaat er altijd buitengewoon goed in bij de fans van FC Twente. De tweede reden was het volle stadion. Wout Brama was net gehuldigd en daarvoor was nagenoeg iedereen blijven zitten/staan. Dankzij de 3-1 overwinning werd het feest van zijn afscheid voor hem en zijn familie euforisch.
Iedereen had goeie zin, behalve dan de Ajacieden, maar die waren al naar binnen alwaar ze talloze wonden aan het likken waren. Open wonden. Derde worden, dat is een schande voor de trotse, steenrijke club die in een mum van tijd is veranderd van AFC Ajax in AFC Chaos. Een elftal zonder enige balans, zonder klasse en zonder teamverband. Ik zag Remko Pasveer lopen. Waarom moest hij wijken voor de dure Argentijn Rulli? Pasveers uittrappen bijvoorbeeld – vanaf de grond en uit de hand – zijn vele malen beter. En zo kun je meer aankopen onder de loep leggen, maar ik wilde Pasveer even noemen, omdat het een Tukker is. Zeker is dat veel pionnen bij Ajax voor een wissel in aanmerking komen.

Het elftal van de FC verdient een groot compliment, maar ook de staf olv Ron Jans. Steve McClaren zei ooit (ik heb het hier al vaker verteld) dat je tien wedstrijden voor het eind je sterkste team in topvorm moet hebben. Lukt dat, dan kom je hoog op de ranglijst terecht. Het begon tien duels geleden nog wat aarzelend, Sadilek was er nog niet, Misidjan was even afwezig, Ugalde ook, maar toen de zaak compleet was, was er geen houden meer aan: 0-3, 4-0, 0-5 en tot slot de 3-1 tegen Ajax. Sublieme serie, schitterende apotheose. Vijfde plaats, de minst gepasseerde verdediging. Heel mooi gedaan van de FC, hoewel er nog een toetje in de kast staat. De play-offs voor Europees voetbal. Als dat ook nog lukt, is het afscheid van Brama, Jans, de assistent-trainers en de andere vertrekkers compleet.

Tot slot nog even dit: Wout is recordhouder, zo vertelde technische baas Jan Streuer : landskampioen, bekerwinnaar, Johan Cruyff Schaal (2x), kampioen eerste divisie, precies 400 officiële wedstrijden, hij speelde het hoogste aantal Europacupwedstrijden (64) en nog eens drie interlands. Is dat geen reden voor een benefietwedstrijd?

* Voor wie het niet weet, als de FC wint, wordt na afloop altijd het bekende nummer Sweet Caroline van Neil Diamond gedraaid en meegezongen.
(foto FC Twente)

10 | OMKLEDEN IN DE MIDDENBERM

Ze keken verbaasd naar het podium. Op het hoogste treetje stond een lange Nederlander. Hoe heet hij? Wie is hij? Gelouterde profs als Sean Kelly, Jean-Luc Vandenbroucke, Gilbert Duclos-Lasalle, Fedor den Hertog en Daniel Gisiger waren geklopt door een amateur uit Nederland. Zijn naam? Jos Lammertink. Hij was de snelste geweest tijdens de proloog van de jaarlijkse Ster der Beloften waarvoor als hoge uitzondering ook talentvolle amateurs voor uitgenodigd waren.

Jos was in eigen land bekend. Hij was nationaal kampioen, had Olympia’s Ronde gewonnen en meer mooie overwinningen op zijn erelijst staan. Dat was mooi, maar de profs haalden hun schouders ervoor op. Totdat ze de proloog over ruim vier kilometer achter de rug hadden. Toen zagen ze dat daar in het Franse stadje Bethune niemand sneller was geweest dan ene Lammertink.

Ten huidigen dage kijkt Jos er met een royale glimlach op terug. “Het was een prima vuurdoop”, zegt de man die destijds in 1978 eigenlijk niets liever dan beroepsrenner wilde worden. “Ik ging ervoor, wilde me laten zien. Ik ranselde volle bak de zware versnelling rond en was de snelste. Nee, dat vonden die profs maar niks, zo’n jonge snuiter die won.”

Toch, verschil moest er zijn. Jos merkte daar in Bethune voor het eerst hoe groot het statusverschil was tussen profs en amateurs. “Ik herinner me dat de Brabander Piet Bos meeging als ploegleider. Hij was door de KNWU bereid gevonden om de selectie te begeleiden en reed mee met zijn eigen witte Ford Taunus. Ad Bos, de latere directeur van TVM was zijn broer. We stonden ons in de middenberm van een grote autoweg om te kleden. We hadden niet eens een stoeltje om te kunnen zitten. De profs beschikten over grote touringcars. Wat leuk was, dat was dat we zonder helm mochten fietsen. In Nederland was dat verboden.”

Het belangrijkste was dat de man uit Hoge Hexel zich had laten zien en erachter kwam hoe de profs hem de andere dag flikten tijdens de eerste etappe. “Ze lieten steeds een gaatje vallen”, vertelt Jos. “Dan moest ik elke keer een extra inspanning leveren om terug te komen. Toen wat later de wind gunstig stond, dacht ik de boel wel eens even op de kant te kunnen zetten. In de waaierklassiekers in Nederland was dat altijd een beproefd middel om het kaf van het koren te scheiden. Maar daar pakte dat anders uit. Eén persoon -ikzelf- op de kant en 200 meter daarachter aan de andere kant van de weg het hele peloton. Rustig kop over kop rijdend lieten ze die Hollander uitrazen. En ze kregen mij ‘tam’. Ik werd 45ste met een achterstand van een minuut of zeven. Gelukkig was de slotetappe een tijdrit van 27 kilometer. Toen kon ik me weer laten zien.”
Hij werd op 11 seconden van zijn landgenoot Fedor den Hertog tweede.
In het Noord-Franse land had Jos zijn toch al attractieve visitekaartje weer wat meer opgesierd.

WEEKJE WEG

We waren een weekje weg. Even ontspannen, paar steden bekijken in het immense land van onze oosterburen (Leipzig is een aanrader), genieten van landschappen die we hier niet hebben etc.

Maar dan mis je ook weer wat. ‘t Kampioenschap van Heracles, de club waar ik altijd graag mocht vertoeven toen ik daar beroepshalve regelmatig kwam, het BAM-festival, het schakelprogramma van de eredivisie van afgelopen zondag met – zo las ik intussen – de show van FC Twente, de afgang van PSV en meer interessante gebeurtenissen in de vaderlandse voetbalwereld, zoals het gedoe rond Slot die de lokroep van The Spurs niet kan weerstaan, waardoor dan weer de weg vrij is voor Peter Bosz om hem op te volgen.

En dan komt daar nog het afscheid van Wout Brama bij. Dat was vandaag het grote nieuws. Ja ja, er gebeurde veel meer in de afgelopen dagen, overal ter wereld, Zelenski in Arabië, Rutte bij Genee en Derksen (niet gezien dus), de Jutta Leerdam-soap, een prinses in een badpak of zoiets, Bruce Springsteen en zo voort. Ik moet het allemaal nog lezen in de kranten die hier keurig opgestapeld liggen te wachten.

Nog even terugkomend op de titel van Heracles (foto boven). Ik kijk er niet van op, want na de degradatie van een jaar geleden maakten Nico Hoogma en Hendrie Krüzen hun rentree bij de club en dat zijn mannen die wel weten wat ze willen. Dat zal ook volgend seizoen weer blijken. Hoogma haalt een paar degelijke eredivisiespelers erbij en Krüzen zorgt wel dat ze vlot en vaardig ingepast worden.

Dat Arne Slot weggaat bij Feyenoord, had ik niet verwacht. Vorig seizoen haalde hij vijftien nieuwe spelers, maakte er een team van en werd kampioen. Vervolgens mag hij dezelfde jongens naar een nieuwe titelstrijd en in de Champions League leiden. Dat wil je toch als succesvol hoofdcoach. Maar hij kan blijkbaar de verleiding van de Premier League niet negeren. Hij heeft schoolgaande kinderen, verdient in de Kuip een riant salaris, is daar intussen een idool van al die trouwe fans, maar vertrekt desondanks. Of zijn het de dollartekens in zijn blauwe ogen?

FC Twente is in topvorm en dat is knap. Dat trainers en spelers in de slotfase van de competitie zo lekker voetballen, is een groot compliment waard. Tuulk, ze zijn er nog niet. Zondag Ajax onder de voet lopen, dat zou wat zijn en dan daarna nog de nacompetitie. Vasthouden die vorm, zou ik zeggen, hoe moeilijk dat ook is. En daarna maar afwachten wie naar andere clubs gaan verkassen.

Eén ding is al zeker, Woutje stopt ermee (foto onder). Dat had ik verwacht. Dat hij een fantastisch afscheid moge beleven. Maar dat gaat wel lukken. En hopelijk kan hij zondag nog een half uur meedoen.

(foto’s respectievelijk FC Twente en Heracles)

9 | STIEKEM OP DE BROMMER

De meeste wielrenners hebben broers en zussen, zeker zij die van katholieke komaf zijn. Hennie Kuiper komt uit een gezin van twaalf kinderen, de legendarische coureurs Wim en Piet van Est hadden veertien broers en zussen. Henk en Truus Lammertink uit Hoge Hexel kregen zes kinderen, drie zonen en drie dochters. In de vorige eeuw was een gezin met zes kinderen heel normaal. Tien, twaalf of veertien kwam ook vrij regelmatig voor. Of zestien zoals bij de Van Esten. De moeder van Herman Snoeijink kwam uit een gezin van twintig kinderen, allemaal eenlingen en allemaal van dezelfde vader en moeder. Kom daar tegenwoordig nog eens om. Drie is veel. Eén of twee komt eerst.

Van de zes Lammertinks was Jos de oudste. Hij trouwde met Annette. Maar daar komen we later nog op terug. Ze kregen een zoon en een dochter.
Een jaar later (in ’59) werd Herman geboren die later ook wielrenner werd. Misschien had hij meer talent dan Jos. Althans dat is wel eens geopperd. Maar Herman had wat meer problemen met de motivatie. “Hij vond het nog wel een keer goed”, vertelt Jos. “Herman kreeg al op jonge leeftijd verkering met Ina Kaal uit Almelo. Mijn vader wilde hem graag pushen. Achter mij aan. Maar dat lukte niet. Hij had ook andere interesses. Bij veldritten stond hij bij de nieuwelingen en junioren vaak op het podium en ik herinner me ook nog dat hij in juniorenklassieker de Flevo Tour won. Ik mocht bij toeval mee in de neutrale materiaalauto achter hem en riep met nog anderhalve kilometer te gaan: Erop en erover! Zo geschiedde. Dat was fraai.”

Herman is amateur geworden, werd ingelijfd in een Limburgse ploeg, maar stopte toen hij 20 jaar was. Hij heeft bijna zijn hele werkzame leven als spuiter gewerkt bij Thales. Hij en Ina wonen in Wierden en kregen twee kinderen. Hun zoon Roy was ook wielrenner en werd in de jeugdcategorieën regelmatig nationaal kampioen veldrijden.

Zus Gea (van 1961) trouwde met oud-Amstel-renner Nico Hilberink. Ze zijn alweer jaren gescheiden. Ze kregen twee zoons. Gea woont in Wierden en werkt op de administratie van Nijhof-Wassink en woont samen met Rob.
Trudy (1963) werkt in de zorg en woont eveneens in Wierden. Ze is getrouwd met Alfons Woolderink, gemeenteraadslid van de lokale partij NEW. Ze hebben twee dochters. Aukje is Jos’ petekind.

Laurens was de nummer 5 in de rij. Hij werd schilder en trouwde met Rimke, maar ze zijn intussen gescheiden. Ze hebben twee kinderen, zoon Wout is ook al petekind van Jos. Laurens heeft in Sylvia een nieuwe partner gevonden.
Ook Laurens (’67) heeft een blauwe maandag gewielrend, maar het werd geen succes. Wel heeft Laurens een grote rol gespeeld in de carrière van Jos. “Hij heeft me altijd op en top gestimuleerd. Mijn vader leerde ons allemaal autorijden. Toen we 14 jaar waren, reden we al rond. Toen ik prof werd, ging Laurens vaak mee en dan reed hij gewoon. Veertien, vijftien jaar. Wielrennen had zijn interesse”, vertelt Jos. “Hij was al jong geïnteresseerd en ging graag mee naar de koers. Toen wij nog koersten in de jeugdcategorieën, moesten mijn zussen ook mee, of ze wilden of niet. Want pa en ma konden hen niet alleen thuis laten.”

De jongste van het sextet luistert naar de naam Leontien (1969). Ze is getrouwd geweest met Bart Vedders uit Goor. Ze hebben geen kinderen. “Bart heeft veel gefietst, is door ons besmet geraakt.”
Leontien werkte als productieplanner. Ze leerde in 2002 op het carnaval in Oldenzaal de Amerikaan Michael kennen. Jos: “Ze kochten een zeilboot om de wereld rond te varen, maar ze weten, naar eigen zeggen, niet hoever ze komen. Ze zitten momenteel in Gibraltar. Een huis hebben ze niet meer. Ze leven voortaan op de boot.”

Jos karakteriseert zijn ouders als hardwerkende mensen. “Ze hebben best wel een goed leven gehad. Moeder had een brommer om boodschappen te kunnen doen in Wierden. Op zaterdag ging pa voor de zwaardere spullen mee met de auto. Dat was dan meteen een mooi moment voor ons om stiekem met de brommer rond te scheuren. Dat is een keer goed misgegaan na een frontale botsing bleek de brommer een stuk korter, het voorwiel zat naast de trapper. Gelukkig konden we dit met behulp van een tractor weer wat in het fatsoen trekken. Moeder merkte het nauwelijks. Die brommer was trouwens ook belangrijk voor mijn carrière, want we hebben veel erachter getraind met mijn vader als stuurman. Hij was handig, zo fabriceerde hij zelf voor ons een hometrainer.”

Jos’ moeder Truus is al in 1992 gestorven. Ze is slechts 57 jaar geworden. “Ma had last van galstenen die ze in het ziekenhuis eenvoudig zouden kunnen vergruizen. Maar dat mislukte waarna ze toch geopereerd moest worden. Bij die operatie ontstonden heftige complicaties en anderhalve week later overleed ze.”
Vader Henk bleef alleen achter in Hoge Hexel. “Hij genoot er volop”, zegt Jos, “maar het werd hem langzaam maar zeker te groot met de grote tuin en de vogels die hij hield. Hij verkocht het en verhuisde naar Wierden. Hij leerde er een vrouw kennen, waarmee hij samen op vakantie ging, iets wat vroeger nooit gebeurde. Jammer genoeg kreeg hij leukemie. Hij overleed in 2007 op 78-jarige leeftijd.”

Foto boven. Vlnr staand: Herman, Trudy, Truus, Henk, Gea en Jos. Zittend:  Leontien en Laurens.


Moeder Truus op de brommer met Leontien

8 | HET EERSTE PROFCONTRACT VAN LAMPEKAP

Dan ben je 21 jaar, ben je woonachtig bij je ouders in de buurtschap Hoge Hexel, ben je net een paar weken prof en ga je voor het eerst met je nieuwe profploeg HB-Alarmsystemen op trainingskamp. Niet in Limburg of de Ardennen, maar in een superhotel in Hyères, de stad van de duizenden palmbomen aan de Côte d’Azur. Jos Lammertink glimlacht bij de herinnering: ‘Jan Aling, Johan van de Meer en ik waren er zelfs al een week eerder om extra in de bergen te kunnen trainen. We logeerden op de boot van sponsor Rody Hoogenboom, die er door medewerkers van hem vanuit Nederland daar naar toe gevaren was. We hadden op de boot een eigen kamer met douche. We kwamen niks tekort daar. Heerlijk.”

HB-Alarmsystemen. Zo luidde dus de naam van de eerste profploeg van Jos. De amateur die vaak op het hoogste treetje stond van het erepodium, trok de aandacht van de professionele wielerwereld. Jos had o.a. Olympia’s Ronde en de nationale titel op zijn erelijst staan en hij reed voor de succesvolle Amstel-ploeg met Herman Krott als baas, die goeie ingangen had in wereld van de beroepsrenners. Het was 1979, Jos leefde toe naar een nieuwe uitdaging. Hij verlangde naar een leven als prof. “Het zou mijn eerste betaalde baan zijn”, vertelt hij. “Krott had contacten met Miko-Mercier, waar Joop Zoetemelk de kopman was en Jean-Pierre Danguillaume de ploegleider. Daar wilde ik graag heen. Frits Pirard reed er al, Leo van Vliet ook. Daar zou ik een gedegen opleiding krijgen als beroepsrenner, daar leerde je koersen. Ik zat regelmatig al met mijn gedachten in Frankrijk.”
Maar het liep anders. Joop vertrok in het najaar naar TI Raleigh, de ploeg van Peter Post, waardoor de weg naar Frankrijk voor Jos een grote stap zou zijn. Bovendien vertrokken de andere Nederlanders er ook. Pirard ging naar Italië, Van Vliet ging ook naar Post. Jos zag Miko-Mercier niet meer zitten en ook Krott was niet overtuigd van mijn kans van slagen. “Dat hoorde ik via via. Maar als Joop er was gebleven, had ik het wel gedaan. Zeker weten.”

Krott regelde een andere ploeg. Het was de kersverse formatie van HB Alarmsystemen van de gebroeders Rody en Bob Hoogenboom. Ze stopten als sponsor van de Formule I. Rody vertelde Jos later dat hij schoon genoeg had van die wereld. “Hij zei: ‘Steeds als een coureur een blok opgeblazen had, moesten wij weer even zeventig rooitjes overmaken. Dat was ik meer dan zat’, zei hij tegen me. Gelukkig bleven de broers in de sport en werden ze sponsor van een wielerploeg. Krott regelde dat ik er ook een plek kreeg. Ik las een tijdje later dat Gis Gelati en IJsboerke ook belangstelling hadden voor mij, maar zelf heb ik dat nooit gehoord. Theo de Rooij ging in die tijd naar IJsboerke voor een basiscontract van 50.000 gulden en ik ging voor de helft naar HB. Daar zit overigens het prijzengeld niet bij. Nee, Krott heeft me in zekere zin niet goed verkocht. Van de andere kant vond ik het best goed dat me dit als 21-jarige jongen overkwam.”

Enkele ploeggenoten van Jos waren streekgenoot Herman Ponsteen, Ad van Peer, Peter Zijerveld, Jos Schipper, Jan Aling en Wim de Ruiter.  “Het zag er goed uit”, herinnert Jos zich, “Gios-fietsen, mooie kleding en met Fons van Heel hadden we een goede, betrouwbare verzorger. Dat was een man die geen grappen uithaalde. We kregen allemaal een Volvo 343. Alleen Wim de Ruiter kreeg een 244. Hij had een grotere auto nodig, omdat hij Jan Raas en Cees Priem mee moest nemen naar de koersen buiten Zeeland. Raas en Priem zaten bij Post, maar dat maakte niet uit. Die hadden op die manier een eigen chauffeur. En wat die Volvo’s betreft. Die hadden heel dikke bumpers waar je gerust met enkele kilometers per uur ergens tegenaan kon botsen, zonder gevolgen. Dat liet de baas zelf regelmatig trots zien. Zich niet realiserend dat je wielrenners niet moet stimuleren dat je met die auto’s ook botsautootje kon spelen. Daar kunnen we ook nog wat verhalen over vertellen. Zo maakten wij er een sport van om ploeggenoten op de autobaan te begroeten door bij elkaar achter op de bumper te knotsen, een beetje testen met hoeveel snelheidsverschil dat kon. Deed je dat te hardhandig dan knalde de nummerbordverlichting er wel eens uit. Maar trof je het dat Wim de R. je achterop kwam dan moest je het stuur wel goed vasthouden. Die auto had een veel hogere topsnelheid en dat moest je dan merken ook!”

Annette, de echtgenote van Jos, haalde met de Volvo de voorpagina’s van enkele kranten. Jos: “Ze reed ermee als wij in buitenland zaten. We woonden toentertijd in Oldenzaal. Tijdens haar werk als ziekenverzorgster moest ze naar de apotheek. Daar zat vroeger schijnbaar het Molkenboer-complex waarvan ze een aantal tanks in de grond hadden laten zitten. En daaroverheen hadden ze een straat aangelegd. Een van de tanks was intussen verroest en ingestort en als je dan op het verkeerde moment op de verkeerde plaats bent, ontstaat er ineens een gat.”

Annette liet de krant aan Rody zien toen de ploeg van Schiphol werd opgehaald. “Wij hadden weinig gepresteerd, maar Annette had wel de krant gehaald. Rody  vond het goeie reclame.”
Saillant detail, Annette had auto wel op de handrem gezet.

Meer anekdotes uit die tijd? “We waren op trainingskamp. Daags voor de eerste wedstrijd gingen ploegleider Henk Koopmans en Rody op stap en dronken daarbij (te) veel whisky.  De volgende dag lag Koopmans in het ziekenhuis. Rody promoveerde zichzelf tot ploegleider. Had hij nooit eerder gedaan. Hij had er geen verstand van, maar deinsde er niet voor terug om tijdens de wedstrijd de gelouterde ploegleider Cyrille Guimard te laten merken dat er met hem niet te spotten viel. Hij was een vreemdeling in de rij van volgauto’s achter de renners. Met alle gevolgen van dien.”

Ander voorval: “Rody nam ons tijdens de etappekoers Parijs-Nice een keer mee naar een nachtclub. We waren in tafelkleding en mochten niet naar binnen. Mooie, strakke, witte pakken en op slippers. De grote baas moest erbij komen. Rody zei hem dat hij kon kiezen. Of wij naar binnen of hij kocht de hele zaak op waarbij hij hem als eerste zou ontslaan. Toen mochten we naar binnen. Aan tafels, dicht bij de show op het podium, waar vervolgens de grootste flessen champagne uit hun assortiment werden geserveerd.  Dat soort dingen deed Rody. Hij wilde ons laten zien wat er zoal te koop is in de wereld. Dat het niet ten goede kwam aan de prestaties van de coureurs, was voor hem niet belangrijk.”

De twee jaren bij HB (daarna stopte de ploeg alweer) waren om nooit te vergeten. De renners beleefden allerlei avonturen die ze nooit voor mogelijk hadden gehouden. En van de  zes weken geleden overleden Henk Koopmans erfde Jos toch nog iets, de bijnaam Lampekap. Lammertink vond hij zo’n lange naam (?).

Al met al concludeert Jos dat de ploeg van Post voor hem een veel betere ploeg geweest was. “Daar wonnen jongens, die ik bij de amateurs veruit de baas was, in dezelfde periode etappes in de Tour. Maar Krott en Post waren geen vrienden, waardoor die weg afgesloten was voor mij. Ik reed de Tour toen niet, want HB kreeg er geen uitnodiging voor. Niettemin was het een leerzame periode. We hebben veel gelachen, maar je kunt gerust betwijfelen of HB wel de juiste ploeg was om als beginnend prof het vak te leren.”

Dat mag allemaal zo zijn, toch was Jos behoorlijk succesvol in de twee jaren dat hij in het shirt van HB fietste, ondanks dat hij ook nog de ziekte van Pfeiffer kreeg. Zo won hij meteen zijn eerste koers als prof, de Grand Prix de Saint-Raphaël. Hij won in ’80 en ’81 een etappe in de Ronde van Spanje, won in die jaren beide keren het eindklassement van de Zesdaagse van Rijn en Gouwe en in 1981 een etappe in de Ruta del Sol. Diverse keren eindigde hij kort in één- en meerdaagse koersen. In zijn eerste Parijs-Nice werd Jos negentiende.
(Op een aantal van deze prestaties komen we later in deze serie terug.)

ASSISTENTEN

Joseph Oosting heeft kennelijk de wens geuit zijn assistenten Uneken en Duits mee te willen nemen naar Twente. Niets ten nadele van deze twee mannen, misschien zijn het uitstekende assistenten bij RKC, maar heeft de FC hen nodig? Oké, Ivar van Dinteren en Adri Bogers vertrekken. Dan heb je vacatures. “Dan vragen we Uneken en Duits wel”, opperde Joseph. “Ik heb altijd goed met die mannen gewerkt.” Want Joseph zoekt bij het veel grotere FC Twente naar houvast, naar helpers die achter hem staan, die hij kan vertrouwen. Zo schijnt dat te werken.

Ik ga er uiteraard niet over, maar ik betwijfel of je die wens moet vervullen. Zeker niet voor allebei. Bij de FC hebben ze Jeffrey de Visscher al (is ook assistent van de hoofdtrainer) en ook op de voetbalacademie werken trainers die in aanmerking komen. Een technische baas – in dit geval het duo Streuer (foto)/Bruggink – moet altijd eerst naar eigen mensen kijken. Daar ben je cultuurbewaker voor, zoals dat zo deftig heet. Je moet ambitieuze eigen mensen de kans geven door te schuiven en als baas heb je ook de taak om door te selecteren. Kan een jeugdtrainer doorgroeien? Kan hij beter of ook renderen op een andere positie of komt hij wellicht zelfs in aanmerking om bij de A-selectie te werken. Je moet ook scouten binnen eigen gelederen. Zijn er geschikte mensen – en die zijn er, heb ik me laten vertellen – dan hebben die voorrang. Ze verdienen het en kennen de club intussen al.

Dan heb je nog geschikte, potentiële assistenten die al eerder bij de FC hebben gewerkt en in het verleden werden geloosd. Bekendste voorbeeld is Theo ten Caat. Hij zorgde ervoor dat afgeschreven mannen als Zerrouki en Wieffer, die in de periode Van Leeuwen geen kans kregen, aan het voetballen bleven en uiteindelijk toch nog heel goed terecht kwamen.

Als Joseph toch iemand mee had willen nemen, dan had ik liever Seuntjes. Hij mag dan lui zijn bij balverlies, bij balbezit is hij goud waard. Lees zijn statistieken er maar op na. Maar Streuer twijfelde aan hem, zo las ik. Seuntjes gaat naar Utrecht…

OUD-WERELDKAMPIOEN BERT BOOM WORDT VANDAAG 85

Op de dag dat in zijn achtertuin te Enter de Ronde van Overijssel voor de 69ste keer op de rol staat, verjaart Bert Boom. De oud-wereldkampioen achter grote motoren (in ’69) was er veertien keer bij als renner. Hij werd één keer derde (1970). Bert wordt vandaag 85 jaar.
Vorig jaar maakte ik een serie van 52 afleveringen over zijn zeer gevarieerde (wieler)leven. Bert was in 1976 ook nog wereldkampioen op de weg bij de veteranen en dat was ongeveer een maand of zes na een zware operatie waarbij een tumor uit zijn hoofd verwijderd werd die – zoals hij vaak verteld heeft- zo groot was als een mandarijn.
Talloze koersen schreef de man uit Enter op zijn naam. Enkele klassiekers, veel rondjes om de kerk, vooral in Oost- en Noord-Nederland en in Duitsland. Hij won als stayer op het WK baan in 1971 ook nog brons, coachte wereldkampioen veldrijden Hennie Stamsnijder bij het WK veldrijden in 1981 en was bovenal leermeester van talloze jonge coureurs die het vak van wielrenner wilden leren. In de eindjaren vijftig al organiseerde Bert wintertrainingen voor wie maar wilde, want hij vond dat de renners destijds na het seizoen veel te lang pauzeerden. De man die bekend staat om zijn humor was ook prins Carnaval, hij was gemeenteraadslid, hij werkte jarenlang voor Shimano, hield overal in het land lezingen over de geheimen van de fiets en was mecanicien van onder andere de nationale vrouwenrolstoelbasketbalploeg en van gehandicapte baanwielrenners op de paralympics. Hij reisde met deze ploegen de hele wereld over.
Te veel om op te noemen. Op de dag van de Ronde van Overijssel die in 2000 door zijn zoon Bart gewonnen werd, viert de veelzijdige Enternaar zijn 85ste verjaardag.