HOED AF VOOR JAN
Hoeveel berichten zijn er wel niet gewijd aan een mogelijke overgang van Ramiz Zerrouki van FC Twente naar Feyenoord? Maar hij ging niet. Jan Streuer (foto), de man die er bij FC Twente over gaat, zei NEE. En als Jan nee zegt, zegt hij nee. Zo is hij. (Hoewel er natuurlijk een mega-bod had kunnen komen waarop hij wel JA had moeten zeggen, zo is de voetballerij dan ook weer wel. Zie de verkoop van Sarr bij Heerenveen.)
Technisch-directeur Jan denkt in het belang van de FC, van de fans, van de situatie op de ranglijst van de eredivisie. Kampioen wordt de FC waarschijnlijk niet, maar bovenin eindigen is van cruciaal belang. Logisch dat je dan een van je beste spelers vast houdt. Hij heeft met zijn volle verstand een contract getekend en met het verstand van zijn zaakwaarnemer erbij. Vlak die laatste niet uit. Die is natuurlijk blijven flirten met de Rotterdammers. Balletje opgooien, nog eens een balletje opgooien en weer een balletje opgooien. Belletje met Jan, nog eens een belletje met Jan en weer een belletje met Jan. Je kunt Jan ’s nachts om half vijf wakker maken en hij dreunt binnen een seconde het telefoonnummer van die gretige zaakwaarnemer foutloos op.
Respect ook voor Zerrouki die desondanks prima bleef spelen. Afgelopen zondag ook weer, nota bene tegen Feyenoord zelf. Crosspasses op maat, balletje afpakken, net op tijd rugdekking geven op een plek waar hij eigenlijk niet hoefde te zijn, openingen bedenken in de defensie van de opponent, medespelers moed inpraten en ga maar door. Jan Streuer is een baas, Ramiz is ook een baas. Komende zomer gun je zo’n jongen een prachtige transfer en intussen heeft Streuer een opvolger gevonden. Of heeft hij die nu al in het vizier?
VLAGGEN
TIENTJE (4)

“Ik heb mijn portemonnee vergeten. Heb jij alsjeblieft een tientje voor mij”, vroeg hij, onderwijl een shaggie draaiend. “Krijg je dinsdag voor de training terug. Ik wil na het douchen eerst even wat te drinken halen in de kantine, heb gruwelijke dorst.”
FEYENOORD OF AZ
Het was een steenkoud fietstochtje naar de Veste gisteren, maar het was de moeite waard. FC Utrecht had niks in te brengen. Dat is best vreemd, want er lopen oud-internationals in zoals Dost, Younes en Viergever en andere goeie eredivisiespelers. Viergever was trouwens prima bezig, maar zijn maten niet. FC Twente was niet groots, maar veel beter.
Opnieuw was het opvallend dat de FC moeite heeft met het creëren van kansen en vooral ook met de afronding. De beide doelpunten werden gescoord door de goed presterende buitenspelers Černý (foto) en Misidjan. Van spits Ricky van Wolfswinkel werd weinig vernomen. Hij wint weinig duels en als hij de bal had, deed hij zelden wat spitsen moeten doen. Ik heb het al vaker gezegd, de FC heeft een betere centrumspits nodig of Van W moet snel in topvorm zien te komen.
Maar dan het volgende. Ik sprak in de rust net nadat Václav Černý de 1-0 had gescoord, een paar bekenden die mij toevertrouwden daat de FC kampioen gaat worden. “We zijn op de helft. Het kan alleen maar beter gaan”, aldus de luidste spreker van het drietal. Je hoort en leest het meer. De FC zou meedoen om de titel. Meedoen wel, maar kampioen worden? Nee, dat denk ik niet.
TIENTJES (3)
DAVID CROSBY RIP

52 | EPILOOG

HIJ KOOS HET LUCHTRUIM
Wat moet je nog zeggen over Pelé? Ik lees de eerste necro’s in de kranten. Allemaal goed. Ze geven de legendarische Braziliaan de eer die hem toekomt. De beste voetballer ooit is niet meer. Hij is uit de tijd, zoals wij dat noemen, maar niet echt. “Weggaan kun je beschrijven als een soort van blijven”, zegt de dichter Rutger Kopland.
De beste van de besten. De echte kenners weten dat ik niet overdrijf. Cruijff, Maradona, Messi, C. Ronaldo, Garrincha, allemaal grootmeesters. Ze krijgen een 10- voor hun oeuvre. De enige die een volle 10 verdient, is Edson Arantes do Nascimento. Ik zou nu kunnen beginnen aan het waarom van deze mening. Dan moet ik misschien wel 25 superlatieven uit de kast halen. Je kent ze wel. En moet ik de voornaamste spelonderdelen noemen. Zijn dribbels, zijn snelheid, zijn techniek, zijn atletisch vermogen, zijn kopkracht et cetera.
Ik pakte het boek ‘De Goddelijke Kanarie’ uit de kast. Geschreven door de briljante schrijver en Brazilië-kenner August Willemsen, waarover binnenkort van de hand van mijn oude TwCrt-collega John Heymans een boek verschijnt (hou dat in de gaten, geachte liefhebbers van goede boeken). Ik pakte zijn boek dat bijna uit elkaar valt, er weer eens bij. Hoe hij de wereldkampioenschappen van 1958 t/m 1970 beschrijft met Pelé als hoofdrolspeler, is ongekend.
WK 1958. Pelé (nog een kind) en Garrincha werden pas opgesteld, nadat journalisten erom gesmeekt hadden. Ze kwamen erin en bleven erin en werden kampioen. Pelé scoorde de enige treffer tegen Wales, drie keer tegen Frankrijk en twee tegen Zweden in de finale.
Willemsen: “Zagalo gaf in de laatste seconden hoog voor. Pelé sprong niet, hij koos het luchtruim. Een verdediger reikte nog tot Pelé’s broekband, als wilde hij een langsvliegende engel tegenhouden. De keeper omhelsde de doelpaal.”
WK 1962. De rol van Pelé was niet groot. Hij raakte geblesseerd in de beginfase. Brasil werd kampioen, niet in het minst door de inbreng van Pelé’s vervanger Amarildo en van Garrincha.
Willemsen: “De rouw van de een was de euforie van de ander.”
WK 1966. Pelé scoorde nog tegen de Bulgaren, werd gespaard tegen de Hongaren en werd vervolgens tegen Portugal uit de wedstrijd geschopt door Morais.
Willemsen: “De gevolgen van een en ander waren: 1. het ontstaan van een gevleugeld woord (‘De ergste blinde is hij die een fluitje in zijn mond heeft’); 2. de gelofte van Pelé om nooit meer op een WK te spelen; 3. de invoering van het systeem van rode en gele kaarten.
Pelé kwam gelukkig op zijn belofte terug.”
WK 1970. Weer werden de Goddelijke Kanaries wereldkampioen. Pelé blonk uit. Zoals in de wedstrijd tegen de Tsjechen.
Willemsen: “De voetbalgod bezocht Pelé, in hoogsteigen persoon, bij de aftrap van de tweede helft. Daardoor zag Pelé dat doelman Viktor ver voor zijn doel stond. En hij deed wat niemand ooit had gedaan of zou doen: op 60 meter afstand zond hij de bal hoog door de lucht, naar het Tsjechische doel. Twee seconden lang begreep niemand wat Pelé bezielde (niemand kende immers de voetbalgod). Pas toen de bal naderde, begon Viktor terug te hollen, panisch achteromkijkend, als een van de Drie Biggetjes voor de Boze Wolf. Pelé’s orbitale lob had de juiste lengte: hij viel vlak achter de achterlijn. Vlak naast het doel. Het was ronduit schandalig dat dit doelpunt, het mooiste van de Christelijke jaartelling, geen doelpunt was – anderzijds was het misschien goed gezien van de voetbalgod, want als het had gezeten was de rest van het toernooi overbodig geweest.”
Pelé is niet meer, hoewel hij niet weg is uit de herinneringen van alle voetballiefhebbers ter wereld.
Ik bezocht in 2000 het Maracanᾶ Stadion. Voor de thuisclub heeft elke speler in de kleedkamer een cabine voor zijn kleren e.d. Boven de eerste staat O Rei, de koning. Dat is de cabine van Pelé. Die wordt uit eerbied niet meer gebruikt. Is voor eeuwig van hem. Hoe goed is dat.
SENANG IN TWENTE
De dood van Wouter Muller gistermorgen verraste heel Enschede en ook de regio. Mij ook. Ik kende hem vrij goed, sprak of interviewde hem een aantal keren, zag hem optreden. Zijn persoonlijkheid was vervuld van sympathie.
Ineens is hij weg. Vertrokken naar het hiernamaals. Je gelooft het haast niet, maar het is zo. Zijn liedjes blijven over, zijn verstandige woorden in verzen en columns. Soms serieus, soms ironisch. Over Indië waar hij 75 jaar geleden geboren werd, over Nederland, over de samenleving.
Hij schreef: ‘Maar waardoor komt dat dan? Ik kwam toch uit een heel ander land (Indië), met een ander klimaat, een andere huidskleur, een andere achtergrond en andere cultuur. Ik kwam ook niet uit een arbeidersmilieu, maar hoorde als Indische jongen bij de 350.000 Indische Nederlanders die noodgedwongen uit Indië weg moesten. En die hier in Holland opnieuw moesten beginnen. Een land dat vlak na de oorlog bovendien niet om al die Indo’s zat te springen. Met Nederlanders die ook vaak niet wisten waarom al die ‘bruintjes’ hier kwamen.
Nee, daar ligt het niet aan. Dat ik me hier zo thuis ben gaan voelen ligt niet aan de natuur, maar aan de ménsen. Die heb ik jarenlang leren kennen als mensen die niet oordelen hoe je eruit ziet, maar hoe je bént. En daarom zeg ik: het mooiste van Twente zijn de Twentenaren’, aldus Wouter.