40 BOOMSTAM – STAMBOOM

Stel je voor. Je gaat naar de wereldkampioenschappen. Iedereen zegt dat je de grote favoriet bent voor de titel. De regenboogtrui heeft jouw maten. En zelf denk je dat ook. En dan word je het niet. Je baalt extra hevig. Je bent ontiegelijk teleurgesteld.

In 1969 ging Cees Stam uit Koog aan de Zaan als glorieuze winnaar van het nationaal kampioenschap stayeren voor amateurs naar Brno voor de strijd om de wereldtitel. Hij was de grote favoriet, maar….. Bert Boom werd wereldkampioen.
“Cees was goed. Nee, hij was soeverein en zo voelde hij zich ook. Hij gaf mij die jaren het gevoel dat hij de baas was”, zegt Bert daar meer dan vijftig jaar later over. “Hij was sterk en hij was zeven jaar jonger. Maar ik was verstandiger, haha.”
En wat zegt de bijna 77-jarige Cees zelf over die titelstrijd in Brno? “Ik was inderdaad de topfavoriet. Bert lootte de koppositie, ik zat er een paar posities achter. Coach Martin Wierstra mikte op goud voor mij en zilver voor Bert. Ik wachtte tot het eind met aanvallen, maar ik kwam er niet langs. Dat was verrassend, maar ik kon en kan niet anders zeggen dat Bert de terechte winnaar was.”
En ja, hij baalde enorm. “Ik was teleurgesteld voor mezelf. Dat is me wel bijgebleven. Het was voor mij belangrijk om wereldkampioen te worden, want dan zou ik beroepsrenner worden. Dat werd hierdoor een jaar uitgesteld. Het deed pijn. Niemand had dit verwacht. Op het NK was het verschil nog duidelijk. Maar ja, elke wedstrijd is anders, elke baan is anders.”
Cees en Bert stonden een jaar later in Leicester weer samen aan de start. Cees reed achter Joop Stakenburg. Bert had andermaal Bruno Walrave als gangmaker. Dit duo probeerde vooral de gevaarlijke opponenten uit Spanje dwars te zitten om Cees aan de wereldtitel te kunnen helpen. “Het was niet mijn beste wedstrijd”, zegt Cees, “maar ik won en werd wereldkampioen. Ik werd prof en heb daarna niet meer tegen Bert gereden.”
Hoe was Bert als concurrent, luidt de vraag. Cees: “Jaah, wat zal ik zeggen. We zijn intussen een paar jaar ouder. Ik heb hem maar kort als tegenstander gehad. Op de weg hebben we nooit tegen elkaar gereden, alleen op de baan. Bert was een heel goeie allround renner. Op de baan van het Olympisch Stadion was hij duidelijk de mindere, op kleine banen reed hij beter. Ik vond hem een leuke vent en een fijn mens. Ben hem later nog wel tegengekomen op beurzen toen hij voor Shimano werkte en ik bij AGU-Sport. Bij dat soort gelegenheden was hij met zijn Twentse humor meestal wel in voor een geintje.”
Bert beaamt het goede contact dat de beide oud-wereldkampioenen in hun werkzame leven hadden.
Ineens schiet hem nog een anekdote te binnen over de huldiging in Enter na de gewonnen wereldtitel. “Onze buurman heette ook Stam. Een groep Enternaren kwam hem feliciteren met de tweede plaats. Gekkigheid. De goede man had nog nooit op een racefiets gezeten.”
NB Cees Stam won oa vier wereldtitels, reed 48 zesdaagsen en was een tijdlang werelduurrecordhouder. Zijn zoon Danny en kleinzoon Yoeri Havik zijn eveneens bekende wielrenners geworden, zowel op de baan als op de weg.

VOOR DE KEU

FC Twente won met 3-0 van Vitesse. Dat was prima, maar de score mag best wat hoger uitvallen tegen dit soort zwakke tegenstanders. Feit is dat twee van de drie goals door verdedigers werden gemaakt (Brenet en Smal). Feit is ook dat Van Wolfswinkel en Vlap nog steeds niet in vorm zijn. Ik vind dat Van Wolfswinkel, zoals ik op deze plek al eerder verkondigde, zijn beste tijd gehad heeft.

Er zit sleet op de spits van de FC. Hij kreeg weinig goeie ballen, dat is waar, maar beetje spits komt toch een paar keer in scoringspositie. Daar zorgt hij wel voor en anders doen zijn medespelers dat. “Hij heeft een doelpunt nodig”, roept de kenner. Dat mag zo zijn en dat helpt ook wel eens, maar Van Wolfswinkel heeft na acht wedstrijden nog steeds geen doelpunt gescoord. Niet goed!
Vlap is onzichtbaar. Als aanvallende middenvelder zou hij een steun voor Van W kunnen zijn, maar hij zoekt en zoekt, maar vindt nog weinig. Als Sadilek weer mee kan doen, gaat Vlap naar de bank. Want de andere twee middenvelders, Zerrouki en Kjølø, zijn zo belangrijk geworden, dat hun plekjes in de elf van Jans verzekerd zijn. Overigens, Wout Brama is er ook nog. Deze ervaren rot kan nog steeds veel voor het elftal betekenen. Coachend, duels winnend, passend (meestal direct), inzicht.
Niettemin, 3-0 winst voor de FC die keurig bij de eerste vijf van de ranglijst staat. De zege op Vitesse was voor één man in het stadion de kers op de taart. Dat was Eddy Achterberg, alias de Keu. Hij werd voor de wedstrijd door Jan Streuer uitgeroepen tot erelid van de FC. Geheel verdiend. De Keu is een clubman pur sang. De FC betekent alles voor hem. En waarachtig zong Vak P nog even de hit van de eind jaren zestig/begin jaren zeventig Heya De Keu….

GRUNDEL

Laat ik nou helemaal vergeten zijn dat Lyceum De Grundel afgelopen zaterdag het 75-jarig jubileum vierde met een enorme reünie. Jammer, maar helaas. Ik zocht en zocht en vond als schrale troost een klassenfoto terug. Derde klas gymnasium. Ik bewaar goede herinneringen aan de school die op 20 kilometer van mijn huis in Markvelde lag. Meestal ging ik met de bus vanuit Hengevelde vanaf café De Witte. Het was de werkbus, waarin ook de plaatsgenoten zaten die bij Stork, Heemaf, Hazemeijer en andere Hengelose bedrijven werkten.

Ik vond de Grundel een interessante school, genoot van de sfeer en de lessen. Rector pater Zonneveld, Piet Bakels (aardrijkskunde), Lenferink (Nederlands), Hoens van geschiedenis en Kuijpers (Duits) die volgens de TCTub afgelopen zaterdag aanwezig was. Hij is inmiddels 93. Pater Gemmeke, juffrouw Knol, Tops, Komen, Ter Braak (bijgenaamd Flap), Wiggers, Wessels, Wienk, Van Dongen, Huizinga et cetera. Karakteristieke mannen en vrouwen. Steeds meer namen komen bovendrijven.

Ook sommige leerlingen spraken tot de verbeelding. Ik smulde als jonge leerling van de krantenartikelen over de heldhaftige Theo Elschot die in de hoogste klas het eindexamen niet afwachtte en ineens verdwenen was. Na zes weken werd hij in Frankrijk teruggevonden. Hij was het schoolleven zat en had een baantje gevonden bij een wijnboer. Later werd hij een befaamd horecaman. Ik keek ook hoog op tegen de kleine schoolgenoot Henk Nieuwkamp, de succesvolle wielrenner uit Borne en herinner me de jongens van Wagenaar en de voetballer Wim Zervaas.

Dan die klassenfoto. De heer Moulijn staat quasi nonchalant achter in het lokaal, onze leraar latijn die erg veel moeite had om ons in bedwang te houden. Maar hier poseren we gedwee en hier en daar schichtig voor de dienstdoende fotograaf.

Ik ken van bijna iedereen de namen nog. Van de meesten weet ik waar hun ouderhuis stond. Maar waar ze nu wonen?

Eerste rij vooraan Peter Ham uit Enschede, de hockeyer. Naast hem Willy Brummelhuis uit Haaksbergen. Er zaten veel Enschedeërs en Haaksbergenaren op De Grundel. Later hadden die plaatsen zelf een katholieke middelbare school. Dan weer twee Enschedeërs: Michiel Vergeer, de latere economist en woordvoerder van het CBS met naast hem Guus van ’t Reve. Daarachter Kees de Rooij (als ik het goed heb) en Jon Vismans. Drie Hengelose meiden, Monique Schreijer (?), Yvonne Assink en ?? (sorry) en daarachter Ben Oude Groeniger (Borne), mijn zwager Jan Scholten (Goor) woont in Laren en Peter Scheij (Hengelo) die verkering had met een meisje uit een andere klas. (Hoe curieus dat ik dat onthouden heb.)

De rechter rij. Links Dick Rabelink, mijn Goorse vriend van toen, woont in Oegstgeest. De jongeman naast hem heet Winfried Poelman. Hij kwam oet Eanske. Tweede bank: Johan ten Thije (Isidorushoeve) en Ben Vaanhold (Enschede) die later in Nijmegen woonde. Van hem weet ik dat hij overleden is. Hopelijk is hij de enige die uit de tijd is. Dan Karel Tibbe, zoon van de directeur van Bad Boekelo (gratis entree dus), thans Usselo. Hij is fotograaf geworden. Naast hem zit ikzelf, toen de kleinste van de klas, nu 180 centimeter. Dan Edith de Rijk (Hengelo) en ?? (andermaal sorry). Tot slot daarachter ook twee Hengelose meiden Gerrie Kuipers en Ria Bruggink die later net als ik en overigens net als haar vader journalist geworden is.

Ik hou me aanbevolen voor aanvullingen | verbeteringen | foto’s.

TWENTSCHE COURANT

Het speciale speldje zit al op de revers van mijn colbert. Want de dag van vandaag staat in het teken van wijlen de Twentsche Courant. De oud-werknemers komen weer eens bij elkaar in een mooi etablissement nabij het stadhuis in Hengelo. Reünie. Nostalgie. Babbelen over vroeger en nu.

De oudste krant van Twente – opgericht (of zeg je gesticht) in 1844 – geliefd bij duizenden Tukkers en ook Sallanders en Achterhoekers. Ik las hem al toen ik acht was. Op de buik liggend op de keukenvloer. Mijn moeder vertelde me later dat ik dan plaatjes uitknipte en in een schrift plakte. Waar is dat schrift gebleven?

Later ging ik er werken. Eerst een tijdje als correspondent en later in vaste dienst als sportredacteur. Dat was fijn. Eén grote familie, dat zullen we vanmiddag ook weer meemaken. In 1994 vierden we op smaakvolle wijze het 150-jarig bestaan, in ’96 fuseerden we met Dagblad Tubantia en werd het De Twentsche Courant Tubantia. Dat was even wennen, maar het leven ging uiteindelijk gewoon door.

Ik kan er veel meer over vertellen, over die goeie, ouwe TC en het gebouw aan de markt in Hengelo, dat een soort doolhof was. Anekdotes, verhalen, tranentrekkers. Beetje overdrijven mag.

39 | BOOM & KUIPER

Ze verschillen negen jaar, Bert Boom en Hennie Kuiper. Slechts een enkele keer hebben ze tegen elkaar gefietst. Noem hen grootmeesters als het om wielrennen gaat. Per slot van rekening hebben ze een regenboogtrui in de kast hangen en hebben ze andere grote wedstrijden gewonnen, waarbij de erelijst van Hennie vele malen imposanter is dan die van Bert. Hij is altijd amateur gebleven. Hem moet je eigenlijk meer zien als de godfather van het regionale wielrennen.

Toen Bert als zijn koersen reed en vaak naar een plek op het erepodium sprintte of soleerde, kende Twente en omstreken nog weinig nationale toppers. Bert vond dat daar verandering in moest komen. Hij gaf de renners die hij tegenkwam of die hem thuis opzochten, nuttige tips. Ook aan Hennie. “Ik herinner me dat hij hier een keer langs kwam en ik hem trainings- en voedingsadviezen gaf. Hij zat als jonge renner al enorm vol van de sport. Had er alles voor over. Motieven genoeg om erover te praten en ervaringen uit te wisselen. Ik probeerde ook de bescheidenheid bij hem weg te halen. Je moet niet te hoog tegen anderen opkijken. Het zijn allemaal mensen van vlees en bloed. Ikzelf had dat veel minder”, vertelt Bert over zijn beroemde streekgenoot die ook over het materiaal adviezen kreeg van hem.

Hennie was leergierig en eerzuchtig. Hij wilde bij de besten horen. Als Bert trainingen gaf in de winterstop, kwam hij vanuit Noord-Deurningen met nog enkele renners bij hem uit de buurt naar Markelo of Holten om mee te trainen. Hennie zelf zegt daarover: “Bert heeft het wielrennen in deze regio enorm gepromoot. Mede door zijn initiatieven werd hier in de winter een crosscompetitie opgericht. Hij was ervan doordrongen dat renners in de winter veel te lang stil lagen. Ik bewonderde de toewijding van hem en enkele anderen zoals Wim Dieperink. Ze waren gek van fietsen. Hij organiseerde die trainingen en ik reed er via de Twickelse bossen naar toe. Ik was net profwielrenner geworden. Ik herinner me dat het op een dag ontzettend koud was en ik onderweg ook nog mijn muts verloor. Maar ik geloofde erin. We deden hardheid op bij Bert die ook hard voor zichzelf was”, aldus Hennie die Bert typeert als een man waar je naar luisterde en die als extra kwaliteit ook nog veel materiaalkennis had. Daar kon hij eveneens met enorm veel liefde over vertellen.”

Bert koestert de goeie relatie met Hennie. “Ook toen hij Olympisch en wereldkampioen werd en meer grote wedstrijden won, bleven we contact houden. Nu nog steeds. Of we bellen elkaar. Zeker wel een keer of vier, vijf per jaar. Hij nodigt me altijd uit als hij weer betrokken is bij een wielerevenement. Dat waardeer ik zeer.”

Bert zou Bert niet zijn als hij geen anekdote beschikbaar zou hebben. “Toen Hennie Olympisch kampioen was geworden en met zijn toenmalige vrouw van Schiphol naar Oldenzaal reed voor de huldiging, zei hij onderweg: ‘We gaan eerst nog bij Bert Boom langs’.
‘Ja maar, al die mensen die wachten op jouw komst’, was de reactie.
‘Nee, zei Hennie. Bert heeft meer aan die gouden plak bijgedragen dan dat huldigingscomité.’
Ze verschillen negen jaar en inderdaad kun je in de archieven nog uitslagen vinden waarin ze beiden genoemd worden. “Maar ik herinner me niet dat we ooit tegen elkaar gesprint hebben”, zegt Hennie. Waarschijnlijk was Bert hem dan te rap af geweest.

‘OUDE’ DEBUTANTEN

Remko Pasveer debuteerde donderdagavond in Oranje, hij is bijna 39 jaar! De keeper van Ajax is nu tweede op lijst van oudste debutanten in het Nederlands elftal. Het record is in handen van Sander Boschker, die twaalf jaar geleden op 39-jarige leeftijd debuteerde. Hoe toevallig: beide keepers wonen in het Hengelose Tuindorp op enkele honderden meters van elkaar.

Het was mooi dat collega Leon in de TCTub nog even aanstipte dat beide keepers in hun loopbaan jarenlang getraind zijn door Eddie Pasveer, de vader van Remko. Zijn invloed op de hun carrières is groot.

In de biografie van Sander, die ik in 2014 mocht schrijven, vertelt hij uitgebreid over zijn goede relatie met Eddie. Dat Remko een goede band met zijn vader annex trainer had, was logisch. Je zou zeggen dat het niet kan in het profvoetbal, een vader die zijn zoon traint en vooral bij keepers niet, omdat die bijna één op één met elkaar werken. Maar Eddie kon dat.

Ik heb beide keepers regelmatig bezig gezien onder zijn leiding, Sander bij FC Twente en Remko bij Heracles. Wat opviel was dat ze bij vlagen fanatiek en hard aan het trainen waren, maar ook dat ze tussendoor korte periodes met elkaar stonden te discussiëren.
Een citaat uit de biografie van Sander: “Ik kon bij Eddie ook mijn eigen visie kwijt. Dat werden soms behoorlijke discussies. Meestal was ik helemaal kapot. Dat vond ik prettig. Maar soms praatten we wat meer en liet hij me wat lekkere ballen pakken of deden we seriewerk. Dan ging ik ook met een goed gevoel onder de douche. Ik kon met Eddie lezen en schrijven, hij zorgde er altijd voor dat ik met een goed gevoel aan een wedstrijd begon. Ik kon ook met hem over privézaken praten. Ik wist dat het bij hem bleef en niet bij de trainer terecht kwam.”
Eddie Pasveer was zelf in de jaren zeventig ook keeper bij FC Twente. Meestal was hij reserve.

Ik ken hem als een aardige, maar ook zeer bevlogen sportman. Wat moet daar thuis in Enschede veel over voetbal en over sport in het algemeen gedebatteerd zijn. Zijn andere twee zonen konden ook goed voetballen en de enige dochter des huizes volleybalde enkele seizoenen in de eredivisie.

Toen Remko in 2014 van Heracles naar PSV ging, kreeg de toen 57-jarige Eddie bij Heracles prompt zijn congé. De club wilde verjongen in de technische staf. Niets ten nadele van zijn opvolger Brian van Loo, maar Eddie was destijds echt nog niet versleten. Jammer dat deze vakman daarna geen nieuwe profkeepers meer onder zijn hoede kreeg.

Maar wat zullen hij en zijn gezin trots geweest zijn op het debuut van Remko in de interland tegen de Polen. Als ik hen was zou ik alvast eens kijken hoe je aan tickets en hotelkamers komt in Qatar als daar op 20 november het WK begint.

38 | HET ETIKET RK

Beetje wielrenner heeft ook een partner. Ruim 54 jaar geleden, toen Bert nog Bertus heette, trouwde hij met Truus Wolters. Ze hadden elkaar ontmoet in Goor. Daar had je dancings als De Zon, De Ster en Kobes. Bertus kwam daar, Truus kwam daar. En ja, de bliksem sloeg in bij de wielrenner uit Herike en de knappe jongedame uit Enter. Alsof het zo moest zijn.

Eén ding: Truus was katholiek en Bertus een beetje protestant. “Ik ben toen katholiek geworden, anders werd ik niet goedgekeurd door de familie Wolters. Maar ik vond het een acceptabel geloof”, zegt Bert, “en niet eens zozeer vanwege het etiket RK. Het had ook gereformeerd of hervormd kunnen zijn. Mijn eigen ouders waren niet erg gelovig, maar waren ook geen tegenstanders van welke religie dan ook.”

Bertus werd in 1959 gedoopt in de katholieke kerk te Enter. Hij was 21 jaar en om dichterbij Truus te kunnen zijn, trok hij in bij Jo, de zus van Truus, die thans 96 jaar is. “Zo ging dat toen. Van samenwonen was geen sprake destijds. Jo had niks met wielrennen, maar dat kreeg ze sindsdien wel. De familie Wolters (bijgenaamd De Koele en spreek dat op z’n Twents uit aub) had twaalf kinderen. Ze raakten steeds meer betrokken bij de wielrennerij. Je had toen veel plaatselijke ronden met veel publiek. Dat vonden ze mooi, daar gingen ze graag naar toe.”

In 1968 – op 1 april – trouwden Bert en Truus. Ze kregen drie kinderen, Bart, Rik en Judith. Hoewel we haar ook soms op oude krantenfoto’s signaleren, leefde Truus in de schaduw van Bert. “Dat wilde ik liever”, vertelt Truus, “en zo is het ook altijd gegaan. Ik was op de achtergrond, maar soms moest ik met het circus mee. Bert ging zijn eigen gang, was met zijn grappen vaak het middelpunt van de groep. Ik stond er meestal alleen voor, Nee, het was niet altijd gemakkelijk met opgroeiende kinderen. En toen zij allang groot waren, was Bert als mecanicien verbonden was aan het Nederlands rolstoelbasketbalteam. Dan moest hij soms ver weg. Daar moest ik behoorlijk aan wennen toen.”

Dat hij in 1969 wereldkampioen werd, had ik niet verwacht”, zegt Truus. “Dat was heel apart, inclusief al die huldigingen. We hebben er met beide families enorm van genoten. Die wereldtitel bij de veteranen in 1975 vond ik nog leuker. We waren daar in Oostenrijk met een grote groep met oa de Harmelings en Wim Dieperink. Bert was toen 37 jaar. We vermaakten ons daar prima. Met de Harmelings was het gezellig en Wim Dieperink heb ik altijd een aardige man gevonden. Met hem kon ik goed praten.”

Terugkijkend op de jeugdjaren van de drie kinderen waardeert Bert het dat Truus hem bij veel koersen in de regio met de kinderen stond aan te moedigen. “Vaak ook”, zegt hij, “kwamen er wielrenners bij ons over de vloer. Zo groeiden de kinderen mee in de sport. Leuke tijd al met al.”

MOEDER

De twee heren op bijgaande foto worden vandaag 71 jaar. Toen de foto genomen werd, waren ze 63. René en Willy van de Kerkhof speelden vijftig jaar geleden bij FC Twente en dat was heel plezant. René (midden) was enorm snel. Hij werd wel eens teruggefloten voor buitenspel, terwijl hij op zeker net voor de middenlijn was vertrokken voor een ren langs de lijn. Mijn vader zei vaak: “Hij kan de corner voorzetten en vervolgens zelf inkoppen, zo snel is die Kerkhof.”

Zijn broer Willy was ook buitenspeler, maar werd bij de FC al gauw opgeleid tot ‘stofzuiger’.
Kees Rijvers had de tweeling van de Rooms-Katholieke sportvereniging Mulo in Meppen gezien in een wedstrijd van het Nederlands amateurelftal. Allerlei clubs wilden René, maar Rijvers adviseerde het FC-bestuur om ze allebei te nemen. Dat was een goede zet. De heren moesten namelijk niet onderhandelen met een slimme manager, maar met de moeder van de Helmondse jongens. Door ze allebei te willen inlijven, ging hun moeder na drie gesprekken met een overgang naar Twente akkoord.

“De contractbesprekingen met FC Twente vergeet ik nooit”, vertelde René mij ooit. Voor de ondertekening reisde mijn moeder mee naar Enschede. Dat was heel leuk voor haar. Ze was Helmond nog bijna nooit uit geweest. In Enschede viel ze op het station en had de knie gekneusd. Voor de handtekeningen gezet konden worden, moest ze eerst naar het ziekenhuis. De heren Hilbrink en Olijve waren erbij. Mijn moeder had vertrouwen in hen. Ik weet nog dat mijn moeder niet met de trein terug naar huis kon reizen. Hans Busschers, de chauffeur van Hilbrink, bracht ons terug naar Helmond.”
Prachtig, 52 jaar geleden alweer.

37 | BRONZEN KOEKENBAKKER

De derde keer dat Bert werd uitgezonden naar de wereldtitelstrijd op de baan voor stayers, won hij brons. Dat was in 1971 in Varese. Het was een WK met de nodige trammelant eromheen. Want Bert was Nederlands kampioen geworden achter Bruno Walrave, de man die hem twee jaar eerder naar de wereldtitel had geleid, maar hij mocht op het WK niet achter Walrave rijden. Hij kreeg Joop Stakenburg alias De Staak als gangmaker (zie de bijgaande actiefoto). Walrave en Noppie Koch die ook bekend stond als ervaren en slimme gangmaker, reden voor Duitsland en werden prompt wereldkampioen (Gnas-Walrave) en tweede (Podlesch-Koch). Stakenburg noemde Walrave en Koch ‘Het duo Slim&Slecht’.

Anno 2022 zegt Bert: “Ik was wel tevreden met die derde plek, want die twee Duitsers waren in vorm en ze hadden de beste gangmakers. Walrave en Koch beurden van de Duitse bond voor deze prestatie nog wat extra geld. Voor mij was het heel lastig om er meer uit te halen dan de bronzen plak.’

De samenwerking tussen Bert en Stakenburg verliep met ups en downs. “Toen hij nog met Cees Stam reed, noemde hij mij een koekenbakker. Maar toen hij de eerste keer met mij gereden had, zei hij: ‘Hé Boom, dat heb ik nog nooit meegemaakt. Dat iemand geen enkele keer “ho” roept als we een snelheid van boven de tachtig kilometer per uur rijden.’ Want met die snelheid vonden de meeste renners dat het te hard ging. Dan riepen ze naar de gangmaker dat hij langzamer moest rijden.”

Oud-baanrenner Joop Stakenburg was een Amsterdammer. In 1970 werd hij als gangmaker wereldkampioen met Cees Stam. “Joops vrouw was kledingherstelster, hijzelf werkte niet. Bovendien had zijn vrouw een grote som geld geërfd. Joop vertelde me toen dat hij vroeger op maandagochtend vaak dacht hoe hij in vredesnaam de week door moest komen, maar dat hij na die erfenis op maandagochtend dacht: ‘Hoe krijgen we dat geld allemaal op?'”

Joop Stakenburg is op 20 augustus 1989 overleden bij een noodlottig ongeluk op de Duitse Autobahn. De Staak heeft als gangmaker drie wereldtitels, drie Europese en zestien Nederlandse titels achter zijn naam staan.

Op het WK in Varese was ook Hengeloër Freddie Niemeijer van de partij. Hij was op het NK als tweede geëindigd achter Bert Boom en eindigde tenslotte op het WK als zesde.

36 | HET D-WOORD

Bert vertelde me dat hij destijds wel eens tegen zijn eigen medicijnen aan het fietsen was. Hoe dat kon? “Jan Spenkelink, de bekende mecanicien en adviseur van talloze toprenners, vroeg me eens om uit Spanje vier buisjes Benzedrine mee te brengen. Ik was daar op vakantie en dat wist hij. Jan had ze nodig tegen vermoeidheid, zei hij. Zo, ik kan er weer even tegen, zei hij bij thuiskomst. Een paar dagen later belde hij me op met de vraag of ik er nog meer had. In werkelijkheid deelde hij die tabletjes dus uit aan renners die erom vroegen. Het is een soort amfetamine. Je bent niet zo gauw moe, je kunt je beter concentreren. Dat is het nut ervan, zeggen ze.”

Zelfs de grote Wim van Est ging bij Spenkelink (foto) langs om tabletten te halen voor wedstrijden als Bordeaux-Parijs. Dat was bij menigeen bekend, zo vertelde oud-renner Wim Derkink mij. Spenkelink had een handeltje in die drogerende tabletten. Bert wil er verder niet veel over kwijt. Hij heeft na die ene dienst voor de Hengelose mecanicien nooit meer voor hem dienst gedaan als een soort koerier. “Ik reed de dagen erna wedstrijden tegen renners die dankzij de tabletten die ik zelf mee had gebracht, veel beter reden dan anders”, glimlacht hij.
Doping. Dat beladen onderwerp moesten we nog bespreken. Ik vond in Berts doos met knipsels het bericht over Piet Kettenis en vroeg of hij zelf wel eens gebruikt had. Want het is geen geheim dat ook Bert wel eens verdacht werd van dopinggebruik. “Vaak worden zulke opmerkingen uit jaloezie gemaakt”, reageert hij. “Als je goed rijdt zeggen ze: ‘Hij doet het ook’. Bewijs hadden ze niet. Steek de hand in eigen boezem, dacht ik dan.”
Bert zegt er verder het volgende over in de richting van wielrenners en andere topsporters. “Leef voor je sport en weet wat je doet. Als je jezelf goed verzorgt, als je hard traint en slim koerst, drukken ze soms toch het stempel op je, dat je gebruikt. Dat is heel vervelend, als je gewonnen hebt of goede uitslagen gemaakt hebt. Overigens, een renner die weinig traint en pillen neemt, slaapt drie nachten niet. Dus blijf eraf. Dat is mijn boodschap.”
Natuurlijk heeft hij in zijn lange loopbaan als renner, coach of mecanicien veel misstanden gezien. “Maar”, zegt hij gedecideerd, “Ik heb zoveel plezier aan de sport beleefd dat ik liever niet de zwarte pagina’s uit de geschiedenis van het wielrennen wil oprakelen. Waarvoor? Ik heb veel te danken aan de sport. Ik ga dat nu niet meer bezoedelen met verhalen over situaties die ik van dichtbij meegemaakt heb.”
De broers Henk en Hans, zoon Bart en plaatsgenoot Hennie Stamsnijder, renners die hij trainde en coachte, kregen van hem regelmatig de waarschuwing alert te zijn. “Kijk uit voor vreemde soigneurs, zei ik dan.”
Daar wil Bert het bij laten.