TIENTJE (4)

Even terug naar de jaren tachtig. Ik woonde in Lichtenvoorde en voetbalde in Longa’30 5. Leuk elftal, sympathieke boys. Na een paar trainingen in een nieuw seizoen zei onze leider Bertie dat er nog een nieuwe speler bij zou komen. Ene Joost, 18 jaar, woonde sinds kort in Lichtenvoorde, nadat hij een tijdje in het jeugdinternaat in het naburige Harreveld had gezeten. Hij zou volgens hemzelf goed kunnen voetballen. Bertie had een plekje over. Net voor de eerste wedstrijd trainde Joost een keertje mee. Magere jongen, pokdalig uiterlijk. En inderdaad, hij kon een bal stoppen, kon een pass geven, maar had de conditie van een wijkagent, zoals Willem van Hanegem heel vroeger ooit eens zei toen hij een scheidsrechter kapittelde die niet al te snel was.

Joost ging die zondag meteen mee naar de eerste wedstrijd, uit bij vvVossenveld (Winterswijk). Hij nam plaats bij mij in de auto. Hij stond in de basis. Bertie zei erbij dat hij alleen de eerste helft zou spelen.
In de rust kwam hij hijgend en puffend naast me zitten. De eerste 45 minuten van zijn carrière bij Longa 5 waren zwaar geweest.
“Ik heb mijn portemonnee vergeten. Heb jij alsjeblieft een tientje voor mij”, vroeg hij, onderwijl een shaggie draaiend. “Krijg je dinsdag voor de training terug. Ik wil na het douchen eerst even wat te drinken halen in de kantine, heb gruwelijke dorst.”
Ik voelde in mijn zak, had geen tientje en gaf hem een geeltje. “Geef me na de wedstrijd het wisselgeld maar even terug”, zei ik.
“Oké”, zei Joost, “kun je van op aan.”
Wij speelden de tweede helft, wonnen met 2-0, douchten ons, kleedden ons om en gingen naar de kantine. Ik keek rond. Geen Joost. Ik zocht verder in het Vossenveldse clubhuis. Geen Joost. De vogel was gevlogen. En – nou komt het – we hebben hem nooit meer teruggezien.