AANKOMSTRECHTER


Op een dag ontdekte ik dat Henk bij mij op school zat. Lyceum De Grundel Hengelo, hij deed HBS-A, nadat hij zijn ULO-diploma gehaald had op de kostschool in Azelo.
Hij zat op de Grundel in de examenklas, ik in de eerste klas. Soms zocht ik hem in de pauze en keek dan van een afstand naar hem, de man die ik een dag eerder had zien winnen. Ik keek hoog tegen hem op en volgde daarna zijn hele loopbaan. Hij won met zijn korte, rappe benen talloze wedstrijden in binnen- en buitenland, zoals ik gisteren al schreef, werd twee keer nationaal kampioen en nam deel aan de Olympisch Spelen.
Henk was de jongste in gezin met tien kinderen. De Bornse familie Nieuwkamp stond en staat bekend als maker van grafstenen. Tussen Henk en zijn oudste broer was twintig jaar verschil. ‘Ik had oude ouders’, vertelde hij 23 jaar geleden in de TCTub. ‘Mijn moeder was 47 toen ik werd geboren, kun je nagaan. Wat mijn vader en moeder niet goed vonden, kreeg ik wel voor elkaar bij mijn broers en zussen.’ Een weliswaar gemakkelijk, maar ook egocentrisch kind, stelt hij eerlijk vast, een einzelgänger. ‘Het zijn kenmerken die in je leven telkens terugkeren.’
Zijn privéleven verliep turbulent. Zo werd Henk enkele maanden voor zijn eindexamen van school gestuurd. Aanleiding: hij moest trouwen. Belachelijk, zegt hij in het interview, maar in die tijd was dat nu eenmaal een reden om je te verwijderen. Thuis waren ze uiteraard hartstikke kwaad dat hij ‘niet goed had opgepast’. Ze wezen hem echter ook op zijn verantwoordelijkheden. ‘Wie A zegt, moet ook B zeggen’, zei zijn moeder. Dus trouwde hij met Marian. En hij zorgde er voor dat hij alsnog zijn HBS-diploma behaalde. Want hij mocht dan weliswaar de lessen niet meer bijwonen, hij mocht van Rector Zonneveld nog wel examen doen.
Hij en Marian kregen een zoon en een dochter en hebben vier kleinkinderen. Maar Henk was Marian lang niet altijd trouw. Hij werd miljonair, maar ging met zijn zakelijke bezigheden ook een aantal malen failliet.
In de eind jaren 50 en in de jaren 60 was hij een van de beste renners van Nederland. Meer dan duizend keer stond hij op het erepodium; 208 keer op de hoogste trede. Won behalve talloze criteria en plaatselijke rondes in binnen- en buitenland, twee etappes in Olympia’s Tour en drie in de Milk-Race, de ronde van Engeland. Hij won ook klassiekers als de Ronde van Limburg, de Ronde van de Achterhoek en de Vierstromenlandronde.
Bij de Olympische Spelen in Mexico maakte hij deel uit van de ploegenachtervolging, maar het optreden op de baan werd geen succes. Ooit zei hij in de TCTub: “We waren erg bezig met de gedachte dat deelnemen belangrijker is dan winnen.” Hij moest er erg om lachen. Hij en enkele ploegmaats hebben er de bloemetjes buiten gezet.
De wielrenner Nieuwkamp stond in die jaren bekend als een bon-vivant.
Waarmee Willem aangaf zijn wedstrijden gereden te hebben zonder paarse pilletjes cq andere stimulerende middelen te slikken. Hij noemt een aantal namen van coureurs die maar al te graag uit de pot met stimulantia snoepten. Ik herhaal ze hier niet. Lijkt me niet goed.
Willem is 78 jaar. Hij is alweer vele jaren gepensioneerd. Liefst 41 jaar heeft hij ’s nachts de Telegraaf weggebracht naar de Nederlandse kazernes in Duitsland. Altijd ’s nachts, 220.000 km per jaar. Hij hield er een slechte rug aan over en heeft intussen ook enkele keren de operatiekamers van binnen gezien ivm andere klachten.
Wat zijn meest memorabele prestatie was, wilde ik nog weten. Dat waren de nationale militaire kampioenschappen in 62 in de buurt van zijn eigen kazerne in ’t Harde waar hij diende in de negentiende afdeling veldartillerie. In het parcours was de Knobbel opgenomen, een steile heuvel die Willem goed kende, want hij moest er een dag voor het NK nog wachtlopen. “Boven op de Knobbel lagen atoomkoppen opgeslagen, vandaar”, legde Willem uit.
Niettemin was hij bijna kampioen geworden op zijn eigen Knobbel. “Ik ontsnapte uit de grote groep, had een mooie voorsprong, maar werd drie ronden voor het einde teruggepakt. Zodoende werd ik vijfde.”
In de jaren vijftig leefde het wielrennen volop in het zuiden des lands en ook in Noord-Holland. De regio Twente en omstreken bleef daarbij achter tot begin jaren vijftig. Toen Bert Boom met zijn rappe benen wedstrijden begon te winnen bij de amateurs, waren de Hengeloërs Mattie van den Heuvel en Toon Oink al bekende coureurs. Al gauw kwamen daar ook Henk Scheuten, Korrie Niemeijer, Frans Nijmeijer en enkele anderen bij. Ze kwamen voort uit de wielervereniging De Tubanters, wat destijds een zeer actieve club was met relatief veel succesvolle renners.
Bert herinnert zich deze concullega’s maar al te goed. “Mattie was ouder. Hij woonde aan de Deurningerstraat. Het was een vechter met wedstrijd inzicht. Hij was een beetje ingetogen. Voor mij was hij een voorbeeld. Ik adoreerde hem een beetje, dat weet ik nog goed. Hij was waarschijnlijk de eerste renner die in klassiekers en bij het nationaal kampioenschap vooraan meereed. 1955 was zijn topjaar. Ik vond het ook een aparte renner, vooral daarom. Ik keek tegen hem op en dat had ik ook met Toon Oink. Ze reden klassiekers en mochten daardoor met een derailleur fietsen. Ik reed in de begintijd nog met een vast verzet.”
Bert herinnert zich nog een trainingswedstrijd op ’t Stroot in het buitengebied van Hengelo. “Daar trainden De Tubanters. Op ’t Stroot werd vaak al hard gereden. Ik zat daar een keer met Toon mee in een ontsnapping. Hij met verzet, ik zonder. Op 300 meter voor de meet zei Toon: ‘Rij er maar langs m’n jongen. Je hebt het verdiend.’ Mooi toch.”
Bert herinnert zich ook Frans Nijmeijer en Tonnie Bijen goed. “Frans was een echte temporijder, eenzelfde type als ik, hoewel ik een betere sprinter was. Tonnie was een sterke tijdrijder. In het peloton viel hij niet zo op.”
Ik sprak ook nog even met Bennie Doldersum (84) en Jan Roesink (89), Hengeloërs en clubgenoten van het drietal topcoureurs uit de jaren vijftig. Zo krijgen we een nog completer beeld van hen. Bennie karakteriseert Mattie en Toon als fijne kerels. Hij noemt Mattie de beste renner die we destijds hier gehad hebben. “Het was een schiere kearl. Toon en Henk waren ook fijne mannen en erg goeie coureurs. Wat heeft Tex veel wedstrijden gewonnen.”, aldus Bennie die oa de Ronde van Markelo op zijn naam heeft staan. (Tex was de bijnaam van Scheuten.)
Jan Roesink, die als amateur koerste tussen 1948 en 1952, vertelt dat Mattie een jaar ouder was dan hij. “Mattie was een enorme doorzetter. Als hij steil kapot zat, kon hij toch nog demarreren. Mattie was gemakkelijk in de omgang en had altijd goeie zin. We noemden hem de man van prodent. Hij lachte vaak en dan zagen we altijd dat mooie gebit van hem.”
Jan vertelde ook nog een anekdote. Profrenner/plaatsgenoot Jan Spenkelink had hem en Mattie ingeschreven voor een koppelkoers in Neuss bij Düsseldorf. “Daar konden we geld verdienen, zei De Spenk. De wedstrijd vond plaats op een sintelbaan. Het bleek tot onze verbazing een landenwedstrijd te zijn. Er waren olympische renners uit verschillende landen. Niettemin reden we goed. Toen we op enkele meters na een ronde voorsprong hadden, riep De Spenk dat we ons terug moesten laten zakken. Wat bleek: wij mochten niet winnen. Een koppel uit Neuss zelf won. Ja, dat had je toen al. Maar we gingen wel elk met 400 Mark naar huis terug”, glimlacht de krasse Hengeloër, zelf winnaar van oa de rondes van Neede en Goor.
Amateurs en Nieuwelingen: 1. M. vd Heuvel, Hengelo; 2. H. Scheuten, Hengelo; 3. F. Nijmeyer, Hengelo; 4. J. Oude Lenferink, Hengelo; 6. B. Boom, Markelo.
Korrie Niemeijer is 78 jaar geworden. Hij overleed op 27 september 2016. Zijn tien jaar jongere broer Freddie is eerder gestorven. Op diens carrière komen we in deze serie nog terug.