KOFFIE BIJ ZWARTE MARIE

Op zoek naar informatie over de Hengelose wielerclan van de jaren vijftig en zestig, belde ik na een tip aan bij Jan Roesink. Klein huisje op het Wilbert. “Loop maar even mee”, zei een vriendelijke mevrouw die in het voortuintje onkruid aan het wieden was. Hij zit achter. Het bleek zijn vriendin te zijn die me bij Jan introduceerde.

Het duurde nog geen minuut of ik hing aan zijn lippen. Jan Roesink is 89 jaar, hij oogde in de felle zon achter zijn huis, heel breekbaar, maar zat in een mum van tijd op de praatstoel. Ik was na de eerste zinnen al blij dat ik hem gevonden had, zodat hij mij kon bijpraten. Omdat ik op FB een serie maak over de wielercarrière van oud-wereldkampioen Bert Boom, ben ik via via achter Jans huis terechtgekomen. Want hij was wielrenner geweest en was zestig, zeventig jaar geleden een van de vele renners van De Tubanters die al fietsend aan de weg timmerden.
Aangenaam gesprek, ondeugende blik in de wijze ogen. Hij was blij dat hij kon vertellen.
“Of ik Gerrit Lentelink gekend heb? IJzeren Gerrit? Jazeker. Ik ben vaak bij hem thuis geweest in Wiene, want hij had ook een paar zusters. Dan zei Gerrit tegen zijn moeder Marie. Zet ‘ns effn luk koffie veur de kearls. Ze noemden haar Zwarte Marie, ze was een voormalige kroegbazin.” Knipoog, stout glimlachje.
Hij vertelde dat hij de Rondes van Neede, Goor en Lengerich gewonnen had. In de buurt van Zwolle – Jan kon niet op de naam komen van het bewuste dorp – had hij een wilde koers gewonnen onder de naam Jan Tabak. “Ik nam in de laatste bocht van de laatste ronde een olifantenpaadje, wat ik al had zien liggen toen ik het parcours verkende. De concurrentie protesteerde, maar de jury vond het best. En zo won ik. Leverde me 75 gulden op en wat premies in de vorm van een paar sokken en een pot proemn.”
Hij vertelde over Mattie van den Heuvel, de beste van al die Hengelose renners in de jaren vijftig, over Tonnie Bijen die naar Australië emigreerde en Toon Oink. Over Henk Scheuten en Frans Nijmeijer. In de Ronde van de Hengelose vijver was hij derde geworden.
In 1953 kwam aan Jan Roesinks loopbaan een einde toen hij in militaire dienst moest. Hij werd ingedeeld bij de marine. Wielrennen was er niet meer bij. Daarna ging hij bij Stork werken en werd hij uitgezonden naar Ethiopië. Hij bleef er zes jaar om mee te helpen bouwen aan de suikerfabrieken aldaar.
Ik vroeg hem of hij het boek Suikerbastaard kende van Jaap Scholten. “Wat daar in staat, klopt grotendeels niet”, zei Jan.
“Heb je het boek gelezen?”
“Nee, dat niet. Maar dat hebben ze mij verteld”, zei hij om vervolgens uit te weiden over de zes tamelijk primitieve jaren in het Afrikaanse land.
Misschien kom ik daar nog eens op terug, want ik ga zeker nog weer eens langs bij Jan. Nee, niet te lang mee wachten.
Uitslag Ronde van de Vijver in Hengelo1951: