42 | WERELDUURRECORD

We hadden het goed voor elkaar, oud-collega Jan Ankoné en ik. We zaten hoog in de Veste tussen de fans van de FC en zagen een soevereine 3-0. FC Groningen kwam goed weg. 6-0 had ook gekund en had dus gemoeten. Zo kritisch moet je zijn. De ploeg uit het noorden met mijn clubgenoot Mike te Wierik heeft en krijgt het lastig om het zogenaamde eerste rijtje nog te bereiken dit seizoen.
Ja natuurlijk let ik op Mike. Naast zijn ‘functie’ als centrumverdediger bij Groningen is hij ook nog assistent-trainer van WVV’34. Terwijl hij in de Veste alle zeilen bij moest zetten, speelden zijn pupillen uit Hengevelde in Rossum gelijk tegen RSC. Hij speelde best goed tegen de Twentse FC, maar wat heb je eraan als de tegenstanders steeds van alle kanten komen en de wedstrijd in handen hebben.
Jan en ik zaten stoïcijns te kijken, hoewel Jan regelmatig liet blijken enthousiast te zijn over de verrichtingen van de thuisclub. We volgden het spel in alle rust. Ikzelf moet er nog aan wennen, zo tussen het supportersvolk. Goa Stoan a’j veur Twente bint en hup dan moet je in de benen komen. Dat soort dingen doe je niet op de perstribune, waar ik jarenlang gezeten heb.
Daarbij komt dat Jans buren – drie jongens van een jaar of 18 – de wedstrijd schreeuwend bekeken met in beide handen een beker van een halve liter die gevuld was met bier. Was het op dan haalde een van hen weer zes verse bekers. Dat bier bedwelmde vooral de jongeman die pal naast Jan zat. Hoe zo’n jonge keel anderhalf uur een overdosis aan decibellen kon produceren met het woord ‘homo’ als leidmotiv, is weergaloos. Hadden we hem tot de orde moeten roepen? Ja, dat hadden we moeten doen. Maar we deden het niet. Spijt van.
Daar kwam nog bij dat achter me een paar mannen zaten van onze leeftijd die zich tussen de 28.000 aanwezige kenners opwierpen als voetbalprofessoren. Voor de rust: “Jans had Vlap niet op moeten stellen, Misidjan moet niet elke keer zijn man willen passeren, Rots is er nog lang niet, Jan had Brenet beter rechtsbuiten kunnen zetten.”
Na de rust: “Jans had Brama moeten brengen”.
Vanaf de 2-0 voorsprong: “Groningen is niks. Jans moet nou de wisselspelers een kans geven. Waarom zet hij Brama er niet in. Het wordt tijd voor Steijn. Ik wil die Van Leeuwen wel weer eens zien. Waarom weer die Ugalde en Cleonise?”
Zo ging dat door. En daar zit je dan tussen. Dat is wennen, maar van de andere kant heeft het ook zijn charmes. Behalve dan die halbstarken met hun homo-geschreeuw.
Die namen. Hoe die paarden heten, die aan de Military van Boekelo meedoen. Harry Belafonte is erbij, Happy Boy, Smokie. Elk jaar is het weer een feestje om op de deelnemerslijst te kijken naar de visitekaartjes van de paarden. Laura Colett zou vandaag de wedstrijd wel eens kunnen gaan winnen. De Engelse staat er met Dacapo (foto) het beste voor. Mooie naam voor een paard. Immers na elke wedstrijd begint het circus weer van voren af aan.
In 2003 was ik als verslaggever van de TCTub ter plekke. De deelnemende paarden hadden ook toen prachtige namen. Daarom dook ik stiekem de stallen in en ging op onderzoek uit. Zat een stukje in voor de maandagkrant, dacht ik. Waarom heet een paard zoals hij | zij | hen heet?
Het was geen straf om in die gigantische, tijdelijke stallen rond te dwalen. De geur van hooi, die soms even verdreven werd door paardenstront, was aangenaam. Ook de beste paarden laten wel eens iets vallen. Of noem je die stront paardenpoep of paardenontlasting, omdat een paard ook geen kop en geen poten heeft, maar een hoofd en benen?
Op iedere box stond de naam. De film- en muziekwereld voerden dat jaar de boventoon. Er zaten opvallende namen tussen. Tom Cruise II, het paard dat Boekelo 2003 zou gaan winnen, was een machtige, zwarte ruin en het was volgens de eigenaresse zelf ook een echte acteur. Ik las de namen Sledgehammer en Lily the Pink, voormalige tophits, nu echte hits. Uit Zweden kwam My Fair Lady, de uiteindelijke nummer 4 van het eindklassement. Crazy Love was er en Pure Genius. Ik moest denken aan AVRO’s Weekendkwis waarin Fred Oster de cavia’s Ria Valk, André van Duin en Willeke Alberti tegen elkaar liet rennen.
Ik zag hoe Amaretto met de bips naar ons toe stond uit te rusten van de zware cross. Prachtig paard. ‘Wat is het,’ vroeg ik de lieftallige Zweedse groom, ‘een he of een she?’ “Hij was ooit hengst”, lachte ze, nu is hij ruin. Maar in zijn gedrag is het een meid. Hij is ijdel, wil er steeds goed uitzien. Ik denk dat hij graag een spiegel in de stal wil hebben. En steeds als er een fotograaf op hem af komt, steekt ie elegant het hoofd omhoog. Hij vindt zelf dat hij er goed uitziet en dat is ook zo’, vertelde me de Zweedse jongedame. Destijds zei je nog ‘hij’ als het een ruin betrof.
FC Twente won met 3-0 van Vitesse. Dat was prima, maar de score mag best wat hoger uitvallen tegen dit soort zwakke tegenstanders. Feit is dat twee van de drie goals door verdedigers werden gemaakt (Brenet en Smal). Feit is ook dat Van Wolfswinkel en Vlap nog steeds niet in vorm zijn. Ik vind dat Van Wolfswinkel, zoals ik op deze plek al eerder verkondigde, zijn beste tijd gehad heeft.
Laat ik nou helemaal vergeten zijn dat Lyceum De Grundel afgelopen zaterdag het 75-jarig jubileum vierde met een enorme reünie. Jammer, maar helaas. Ik zocht en zocht en vond als schrale troost een klassenfoto terug. Derde klas gymnasium. Ik bewaar goede herinneringen aan de school die op 20 kilometer van mijn huis in Markvelde lag. Meestal ging ik met de bus vanuit Hengevelde vanaf café De Witte. Het was de werkbus, waarin ook de plaatsgenoten zaten die bij Stork, Heemaf, Hazemeijer en andere Hengelose bedrijven werkten.
Ik vond de Grundel een interessante school, genoot van de sfeer en de lessen. Rector pater Zonneveld, Piet Bakels (aardrijkskunde), Lenferink (Nederlands), Hoens van geschiedenis en Kuijpers (Duits) die volgens de TCTub afgelopen zaterdag aanwezig was. Hij is inmiddels 93. Pater Gemmeke, juffrouw Knol, Tops, Komen, Ter Braak (bijgenaamd Flap), Wiggers, Wessels, Wienk, Van Dongen, Huizinga et cetera. Karakteristieke mannen en vrouwen. Steeds meer namen komen bovendrijven.
Ook sommige leerlingen spraken tot de verbeelding. Ik smulde als jonge leerling van de krantenartikelen over de heldhaftige Theo Elschot die in de hoogste klas het eindexamen niet afwachtte en ineens verdwenen was. Na zes weken werd hij in Frankrijk teruggevonden. Hij was het schoolleven zat en had een baantje gevonden bij een wijnboer. Later werd hij een befaamd horecaman. Ik keek ook hoog op tegen de kleine schoolgenoot Henk Nieuwkamp, de succesvolle wielrenner uit Borne en herinner me de jongens van Wagenaar en de voetballer Wim Zervaas.
Ik ken van bijna iedereen de namen nog. Van de meesten weet ik waar hun ouderhuis stond. Maar waar ze nu wonen?
Eerste rij vooraan Peter Ham uit Enschede, de hockeyer. Naast hem Willy Brummelhuis uit Haaksbergen. Er zaten veel Enschedeërs en Haaksbergenaren op De Grundel. Later hadden die plaatsen zelf een katholieke middelbare school. Dan weer twee Enschedeërs: Michiel Vergeer, de latere economist en woordvoerder van het CBS met naast hem Guus van ’t Reve. Daarachter Kees de Rooij (als ik het goed heb) en Jon Vismans. Drie Hengelose meiden, Monique Schreijer (?), Yvonne Assink en ?? (sorry) en daarachter Ben Oude Groeniger (Borne), mijn zwager Jan Scholten (Goor) woont in Laren en Peter Scheij (Hengelo) die verkering had met een meisje uit een andere klas. (Hoe curieus dat ik dat onthouden heb.)
De rechter rij. Links Dick Rabelink, mijn Goorse vriend van toen, woont in Oegstgeest. De jongeman naast hem heet Winfried Poelman. Hij kwam oet Eanske. Tweede bank: Johan ten Thije (Isidorushoeve) en Ben Vaanhold (Enschede) die later in Nijmegen woonde. Van hem weet ik dat hij overleden is. Hopelijk is hij de enige die uit de tijd is. Dan Karel Tibbe, zoon van de directeur van Bad Boekelo (gratis entree dus), thans Usselo. Hij is fotograaf geworden. Naast hem zit ikzelf, toen de kleinste van de klas, nu 180 centimeter. Dan Edith de Rijk (Hengelo) en ?? (andermaal sorry). Tot slot daarachter ook twee Hengelose meiden Gerrie Kuipers en Ria Bruggink die later net als ik en overigens net als haar vader journalist geworden is.
De oudste krant van Twente – opgericht (of zeg je gesticht) in 1844 – geliefd bij duizenden Tukkers en ook Sallanders en Achterhoekers. Ik las hem al toen ik acht was. Op de buik liggend op de keukenvloer. Mijn moeder vertelde me later dat ik dan plaatjes uitknipte en in een schrift plakte. Waar is dat schrift gebleven?
Ik kan er veel meer over vertellen, over die goeie, ouwe TC en het gebouw aan de markt in Hengelo, dat een soort doolhof was. Anekdotes, verhalen, tranentrekkers. Beetje overdrijven mag.
Ze verschillen negen jaar, Bert Boom en Hennie Kuiper. Slechts een enkele keer hebben ze tegen elkaar gefietst. Noem hen grootmeesters als het om wielrennen gaat. Per slot van rekening hebben ze een regenboogtrui in de kast hangen en hebben ze andere grote wedstrijden gewonnen, waarbij de erelijst van Hennie vele malen imposanter is dan die van Bert. Hij is altijd amateur gebleven. Hem moet je eigenlijk meer zien als de godfather van het regionale wielrennen.
Toen Bert als zijn koersen reed en vaak naar een plek op het erepodium sprintte of soleerde, kende Twente en omstreken nog weinig nationale toppers. Bert vond dat daar verandering in moest komen. Hij gaf de renners die hij tegenkwam of die hem thuis opzochten, nuttige tips. Ook aan Hennie. “Ik herinner me dat hij hier een keer langs kwam en ik hem trainings- en voedingsadviezen gaf. Hij zat als jonge renner al enorm vol van de sport. Had er alles voor over. Motieven genoeg om erover te praten en ervaringen uit te wisselen. Ik probeerde ook de bescheidenheid bij hem weg te halen. Je moet niet te hoog tegen anderen opkijken. Het zijn allemaal mensen van vlees en bloed. Ikzelf had dat veel minder”, vertelt Bert over zijn beroemde streekgenoot die ook over het materiaal adviezen kreeg van hem.
Hennie was leergierig en eerzuchtig. Hij wilde bij de besten horen. Als Bert trainingen gaf in de winterstop, kwam hij vanuit Noord-Deurningen met nog enkele renners bij hem uit de buurt naar Markelo of Holten om mee te trainen. Hennie zelf zegt daarover: “Bert heeft het wielrennen in deze regio enorm gepromoot. Mede door zijn initiatieven werd hier in de winter een crosscompetitie opgericht. Hij was ervan doordrongen dat renners in de winter veel te lang stil lagen. Ik bewonderde de toewijding van hem en enkele anderen zoals Wim Dieperink. Ze waren gek van fietsen. Hij organiseerde die trainingen en ik reed er via de Twickelse bossen naar toe. Ik was net profwielrenner geworden. Ik herinner me dat het op een dag ontzettend koud was en ik onderweg ook nog mijn muts verloor. Maar ik geloofde erin. We deden hardheid op bij Bert die ook hard voor zichzelf was”, aldus Hennie die Bert typeert als een man waar je naar luisterde en die als extra kwaliteit ook nog veel materiaalkennis had. Daar kon hij eveneens met enorm veel liefde over vertellen.”
Bert koestert de goeie relatie met Hennie. “Ook toen hij Olympisch en wereldkampioen werd en meer grote wedstrijden won, bleven we contact houden. Nu nog steeds. Of we bellen elkaar. Zeker wel een keer of vier, vijf per jaar. Hij nodigt me altijd uit als hij weer betrokken is bij een wielerevenement. Dat waardeer ik zeer.”
Remko Pasveer debuteerde donderdagavond in Oranje, hij is bijna 39 jaar! De keeper van Ajax is nu tweede op lijst van oudste debutanten in het Nederlands elftal. Het record is in handen van Sander Boschker, die twaalf jaar geleden op 39-jarige leeftijd debuteerde. Hoe toevallig: beide keepers wonen in het Hengelose Tuindorp op enkele honderden meters van elkaar.
Het was mooi dat collega Leon in de TCTub nog even aanstipte dat beide keepers in hun loopbaan jarenlang getraind zijn door Eddie Pasveer, de vader van Remko. Zijn invloed op de hun carrières is groot.
In de biografie van Sander, die ik in 2014 mocht schrijven, vertelt hij uitgebreid over zijn goede relatie met Eddie. Dat Remko een goede band met zijn vader annex trainer had, was logisch. Je zou zeggen dat het niet kan in het profvoetbal, een vader die zijn zoon traint en vooral bij keepers niet, omdat die bijna één op één met elkaar werken. Maar Eddie kon dat.
Ik ken hem als een aardige, maar ook zeer bevlogen sportman. Wat moet daar thuis in Enschede veel over voetbal en over sport in het algemeen gedebatteerd zijn. Zijn andere twee zonen konden ook goed voetballen en de enige dochter des huizes volleybalde enkele seizoenen in de eredivisie.
Toen Remko in 2014 van Heracles naar PSV ging, kreeg de toen 57-jarige Eddie bij Heracles prompt zijn congé. De club wilde verjongen in de technische staf. Niets ten nadele van zijn opvolger Brian van Loo, maar Eddie was destijds echt nog niet versleten. Jammer dat deze vakman daarna geen nieuwe profkeepers meer onder zijn hoede kreeg.