KEEPERPROBLEEM BIJ B3

Zaterdagmorgen half 9. Ik ben chauffeur van dienst bij Achilles’12 B3. Mijn zoon speelt in dat illustere elftal en dan ben je zo nu en dan aan de beurt, bijna altijd ‘s middags, maar nu eens vroeg in de overigens prachtige morgen.

We zijn keurig op tijd. Om vijf over half negen begint Henk, de leider van het elftal, te bellen. Hij telt op dat moment negen spelers. De eerste vertelt dat hij moet werken. ‘Maar ik belde je gisteren nog. Toen heb je niets gezegd over werken,’ zegt Henk. ‘Dat kan zo niet Jim. In het vervolg bel je me bijtijds als je niet mee kunt doen. Zo hoort dat.’

De volgende, ene Tim, ligt nog in bed. ‘Ik zag hem gisteravond nog bij de McDonalds’, weet een van de jongens. ‘Hij komt niet’, meldt Henk

Dan Simon, de keeper die sinds kort voetballer is. Die dacht dat hij kwart voor negen aanwezig moest zijn. Hij woont in een buitenwijk, maar springt meteen op de fiets en komt een kwartier later inderdaad aangesjeesd. Dat is broodnodig, want hij moet weer in doel, omdat de eigenlijke keeper, Aron, plotseling gestopt is. Die was de voortdurende kritiek van zijn medespelers over zijn schuld aan tegendoelpunten – door hen ook wel dikke blunders genoemd – zat. Daarom gaf hij er lopende het seizoen de brui aan. Vervelend. Hoort niet te kunnen, maar het gebeurt in dit soort gelederen.

Pim nog, waar is Pim? Geen gehoor.  Dat was het dan. Met tien man  wordt de reis naar Enter Vooruit B2 aanvaard.

Daar wacht het zeer talentvolle B3-elftal van Achilles een verrassing. De wedstrijd wordt gespeeld op het hoofdveld, op het werkelijk prachtige hoofdveld van de club in de plaats met de bijnaam klompendorp. Het is een mooie volle sterke grasmat, perfect gemaaid, zeer waterpas ook. Wat een schone voetbalmorgen. De zon schijnt over Enter, de lucht is blauw, straaljagers trekken rechte witte lijnen langs het hemelgewelf. De jongens voetballen verdienstelijk. Ze moedigen elkaar aan, maar vloeken hoef je ze ook niet te leren en mopperen kunnen ze ook. ‘Hou je bek eens Rutger,’ roept een verdediger. Een mond is tegenwoordig meestentijds een bek.

Het wordt 2-1, had ook 1-2 kunnen zijn. Simon keept zeer goed op zijn witte voetbalschoenen. Fraaie reflexen, een paar showduiken, waar nodig op tijd eruit. Hij demonstreert zijn aanleg voor het vak van doelman volop. Henk eert hem met luide stem.  Maar deze Simon is dus voortaan geen keeper meer. Hij wil voetballen. Hij is kennelijk liever een middelmatige, onopvallende middenvelder, dan de held die zijn ploeg van een nederlaag afhoudt of die op een cruciaal moment een penalty stopt. Het besluit van Simon is niet uitzonderlijk. Puberende keepers willen ineens voetballen, dat is een oud probleem.  Ze zitten in een identiteitscrisis. Wat zit er achter dit besluit.  ‘Wie goed kan keepen is een bevoorrechte voetballer’, zeg ik tegen Simon. ‘Vaak is hij de held van het elftal’.

‘Nee, een mafkees’, antwoordt hij met een serieus gezicht, ‘een sukkel. Je krijgt altijd de schuld. Ik doe het niet meer.’ Hij lijkt overtuigd.

NB. Heeft Achilles’12 de beschikking over een sportpsycholoog? Stuur hem dan eens langs bij Simon. Misschien is hij nog over te halen. Zo ja, dan staat hij over vijf jaar in het eerste.